Brief staatssecretaris over de situatie in Algerije - Vluchtelingenbeleid

Deze brief is onder nr. 207 toegevoegd aan dossier 19637 - Vreemdelingenbeleid i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vluchtelingenbeleid; Brief staatssecretaris over de situatie in Algerije 
Document­datum 28-08-1996
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST16086
Kenmerk 19637, nr. 207
Van Justitie (JUS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1995–1996

19 637

Vluchtelingenbeleid

Nr. 207

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 28 augustus 1996

Inleiding

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 11 juli 1996 een ambtsbericht vastgesteld over de situatie in Algerije. Aangezien de Nederlandse vertegenwoordiging in Algiers sinds augustus 1994 tijdelijk is gesloten, en het vooralsnog niet verantwoord is om ter plekke door het uitzenden van een onderzoeksmissie zelfstandig informatie in te winnen, is het ambtsbericht gebaseerd op informatie uit gezaghebbende openbare bronnen als Amnesty internationaal, de Country Reports van het U.S. State Department, UNHCR, Human Rights Watch en de Canadese Immigration and Refugee Board en onder meer gegevens verkregen van andere EU-staten.

In deze brief informeer ik u over de consequenties die ik aan de inhoud van het ambtsbericht verbind. Het ambtsbericht zend ik als bijlage mee.

Het beleid sinds 1994

Tijdens de behandeling van de Justitiebegroting op 20 oktober 1994 heb ik uw Kamer medegedeeld dat, in afwachting van een nieuw ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Algerije, de vreemdelingrechtelijke procedures bij de rechtbank (voorlopige voorzieningen) in bepaalde Algerijnse asielzaken om procestechnische redenen worden aangehouden. Daarbij heb ik tevens aangegeven dat er wel wordt doorgezet in zaken van Algerijnse asielzoekers die:

– criminele antecedenten in Nederland of elders hebben;

– niet-aannemelijk hebben gemaakt daadwerkelijk van Algerijnse nationaliteit te zijn; of

– Nederland ingereisd zijn via een derde EU-land (Europese Unie).

In de zomer van 1995 is gebleken dat de rechter regelmatig verzoeken om een voorlopige voorziening toewees van Algerijnse asielzoekers die via een derde EU-land Nederland zijn ingereisd. Deze zaken worden sindsdien in de praktijk aangehouden.

Statistiek

In 1995 hebben 651 Algerijnen in Nederland asiel aangevraagd. Dit was 2,2% van de totale instroom. In 1994 was de instroom 3121; 2,5% van het totaal.

In de eerste zes maanden van 1996 hebben 233 Algerijnen asiel aangevraagd (2,3% van de totale instroom).

In 1995 zijn in totaal 846 beslissingen genomen op asielaanvragen van Algerijnen, waarvan vier A-statussen en tien verblijfsvergunningen.

Voorts zijn er in 1995 in totaal 88 Algerijnse asielzoekers teruggezonden en 63 Algerijnse asielzoekers onder toezicht vertrokken. Van de Algerijnen die een reguliere toelatingsaanvraag hadden ingediend zijn in dat jaar 186 personen teruggezonden en 327 personen onder toezicht vertrokken.

Conclusies van het ambtsbericht

Uit het ambtsbericht komt naar voren dat de situatie in Algerije nog altijd ernstig is. Zowel van de kant van de regering als van de kant van de gewapende moslimgroeperingen is sprake van ernstige mensenrechtenschendingen.

Verschillende groepen in de Algerijnse bevolking lopen een verhoogd risico op aanslagen door gewapende moslimgroeperingen. Dit geldt met name voor personen die deel uitmaken van het landelijk, provinciaal of locaal bestuur, de rechterlijke macht en van de orde- en veiligheidsdiensten, ongeacht hun religieuze of etnische afkomst. Tevens geldt dit voor personen van specifieke beroepscategorieën die zich kritisch opstellen ten aanzien van militante islamieten of die de verdenking op zich geladen hebben tegen een islamitisering en arabisering van de Algerijnse samenleving te zijn, zoals prominente kunstenaars, intellectuelen, journalisten, docenten, leraren en studenten.

Vrouwen worden slachtoffer van geweld omdat zij door hun kleding, opleiding of werkzaamheden beschouwd worden als personen die zich niet voegen naar gedragsregels die als islamitisch worden beschouwd.

Personen die worden verdacht van activiteiten voor het FIS of voor de gewapende islamitische oppositie lopen het risico ernstige problemen te ondervinden van de zijde van de autoriteiten. Er zijn berichten van willekeurige arrestaties en detenties, marteling en afgedwongen bekentenissen. Rechtbankprocedures voldeden vaak niet aan internationaal-rechtelijke normen voor een eerlijk proces. Er zijn doodstraffen uitgesproken zonder dat de verdachte gelegenheid kreeg zich te verdedigen.

Bij terugkeer kan een Algerijn, die wordt verdacht van politieke activiteiten, worden ondervraagd en eventueel vastgehouden.

Er is geen aanleiding te veronderstellen dat een afgewezen asielzoeker bij terugkeer enkel en alleen vanwege een elders ingediend asielverzoek vervolging van de zijde van de Algerijnse autoriteiten heeft te vrezen.

De conclusie in het ambtsbericht luidt dat de algehele situatie in Algerije, hoe ernstig ook, niet dusdanig is dat terugzending van uitgeprocedeerde asielzoekers in het algemeen onverantwoord is.

Standpunt van de UNHCR

De UNHCR ziet in de algehele situatie in Algerije geen aanleiding om Algerijnen niet terug te zenden, ervan uitgaande dat rekening is gehouden met alle voor het individuele geval relevante aspecten die kunnen duiden op vluchtelingschap (of uitsluiting daarvan) en/of andere ernstige problemen bij terugkeer.

Beleid in de ons omringende landen

Groot-Brittannie¨, Frankrijk, Duitsland, Belgie¨, Denemarken en Zweden zetten niet-toegelaten Algerijnen ook daadwerkelijk uit naar Algerije. Het ambtsbericht geeft een overzicht van de aantallen door deze landen teruggezonden Algerijnen.

Conclusie

De ernstige situatie in Algerije geeft aanleiding om zeer zorgvuldig om te gaan met asielaanvragen van Algerijnen, met name van hen die behoren tot de genoemde risicogroepen. In Algerije is geen sprake van groepsvervolging, maar in de huidige situatie kunnen in het individuele geval gronden gelegen zijn op basis waarvan sprake zou kunnen zijn van gegronde vrees voor vervolging of voor foltering of een onmenselijke behandeling in de zin van art. 3 EVRM bij terugkeer naar Algerije. Dit betekent dat indien in het individuele geval de vrees voor vervolging of voor ernstige problemen gegrond is, een Algerijnse asielzoeker voor bescherming door de Nederlandse autoriteiten in aanmerking komt.

Ik concludeer uit het ambtsbericht dat enerzijds grote zorgvuldigheid is geboden – zie hierboven – doch dat het anderzijds, indien geen bijzondere indicaties aanwezig zijn, het niet in alle gevallen uitgesloten is dat terugzending mogelijk is. Ik deel derhalve het standpunt van de UNHCR. Daarom heb ik besloten dat, met inachtneming van het voorgaande, in individuele gevallen terugzending zal geschieden indien na zorgvuldige weging vastgesteld is dat de vreemdeling niet voor toelating in Nederland in aanmerking komt en er geen belemmeringen voor terugkeer zijn.

Om de leden van Uw Kamer de gelegenheid te geven hiervan vooraf kennis te nemen, zal ik de hierboven aangegeven beleidsuitvoering eerst met ingang van 10 september 1996, dat is twee weken na het einde van het zomerreces, toepassen.

De Staatssecretaris van Justitie, E. M. A. Schmitz

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.