Brief staatssecretaris over vluchtelingen uit Iran - Vluchtelingenbeleid

Deze brief is onder nr. 184 toegevoegd aan dossier 19637 - Vreemdelingenbeleid i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vluchtelingenbeleid; Brief staatssecretaris over vluchtelingen uit Iran 
Document­datum 24-05-1996
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST14663
Kenmerk 19637, nr. 184
Van Justitie (JUS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1995–1996

19 637

Vluchtelingenbeleid

Nr. 184

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 24 mei 1996

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft op 1 mei jongstleden een ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Iran, gebaseerd op onderzoek door de Nederlandse vertegenwoordiging in Teheran en op diverse andere bronnen.

In deze brief informeer ik u over de consequenties die ik aan de inhoud van het ambtsbericht verbind. Het ambtsbericht zend ik als bijlage mee1.

Het beleid in 1995

Op 25 januari 1995 heb ik de Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie in uw Kamer op de hoogte gebracht van mijn voornemen om in individuele gevallen de verwijdering van afgewezen Iraanse asielzoekers weer ter hand te nemen. Dit beleid, mede gebaseerd op het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 29 november 1994, is op 2 november 1995 getoetst door de Rechtseenheidskamer van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank heeft beslist dat ik in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat de algehele situatie in Iran niet zodanig is dat gedwongen verwijdering van afgewezen Iraanse asielzoekers naar Iran van bijzondere hardheid zou zijn in verband met de algehele situatie aldaar.

Het laatst bekende standpunt van de UNHCR komt erop neer dat de UNHCR niet tegen terugzending van afgewezen Iraanse asielzoekers is, mits aan de voorwaarde is voldaan dat de asielaanvraag zorgvuldig is beoordeeld.

Statistiek

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

In 1995 hebben 2.698 Iraniërs in Nederland asiel aangevraagd. Dit was 9,2% van de totale instroom. In 1994 was de instroom 6.075; 11,6% van het totaal.

In de eerste drie maanden van 1996 hebben 371 Iraniërs asiel aangevraagd (7,1% van het totaal).

In 1995 zijn in totaal 3.827 beslissingen genomen op asielaanvragen van Iranië rs: waarvan 7% A-statussen en 35% verblijfsvergunningen.

Conclusies van het ambtsbericht

De Minister van Buitenlandse Zaken komt in het ambtsbericht tot de conclusie dat, hoewel Iran geen rechtsstaat naar Westerse maatstaven is, de situatie in Iran verbeterd is ten opzichte van de beginjaren van de islamitische revolutie.

Enerzijds wordt hard opgetreden tijdens demonstraties en wordt de doodstraf, met name wanneer er sprake is van drugsdelicten of andere zware misdrijven, regelmatig voltrokken. Anderzijds leidt een kritische houding jegens het Iraanse regime op zichzelf niet tot problemen en is er sprake van een gematigd tolerante houding ten aanzien van religieuze minderheden, mits zij zich onthouden van religieuze activiteiten buiten de eigen gebouwen.

De algemene situatie in Iran is niet dusdanig dat het onverantwoord zou zijn om een Iraanse staatsburger, wiens verzoek om toelating als vluchteling danwel verlening van een vergunning tot verblijf is afgewezen, terug te zenden naar Iran. Het enkele feit dat men asiel heeft aangevraagd in het buitenland is in Iran niet strafbaar. De Iraanse autoriteiten bevorderen de terugkeer van uitgeweken Iraniërs. Vele Iraniërs zijn vanuit het buitenland teruggekeerd naar Iran. Van problemen van de kant van de Iraanse autoriteiten is hierbij niet gebleken.

Ondermeer ook Duitsland, Zweden en Denemarken zenden Iraniërs wiens asielverzoek is afgewezen terug naar het land van herkomst.

Beleid

Op basis van het ambtsbericht kom ik tot de conclusie dat het beleid zoals neergelegd in mijn brief van 25 januari 1995 op hoofdlijnen kan worden voortgezet.

Was er voor dit ambtsbericht nog aanleiding om dienstweigeraars en deserteurs niet gedwongen terug te zenden, het onderhavige ambtsbericht geeft aan dat voor dienstweigeraars en deserteurs (ook uit de oorlog Iran-Irak, 1980–1988) een algemene amnestieregeling van kracht is, inhoudende dat de bestraffing bestaat uit een geldboete, die niet zodanig ernstig is dat terugzending van Iraanse asielzoekers alleen op grond hiervan onverantwoord zou zijn. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen dat dienstweigeraars en deserteurs in de praktijk problemen ondervinden van de zijde van de Iraanse autoriteiten.

In Iraanse asielzaken (incl. die van dienstweigeraars en deserteurs) zal dientengevolge voortaan het algemene beleid van toepassing zijn, ook ten aanzien van de vraag of een Iraanse asielzoeker van wie de aanvraag is afgewezen de uitkomst van zijn bezwaarprocedure in Nederland mag afwachten. Uiteraard komen bij de individuele afweging die in deze zaken plaatsvindt alle politieke, maatschappelijke en religieuze aspecten nadrukkelijk aan de orde.

Tenslotte deel ik u mede dat ik met het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal bespreken dat ambtsberichten voortaan gelijk met mijn oordeel over de gevolgen voor het te voeren asielbeleid openbaar gemaakt zullen worden. De gang van zaken rond het ambtsbericht over Iran acht ik minder gelukkig.

De Staatssecretaris van Justitie, E. M. A. Schmitz

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.