Brief minister over smokkel in uranium en plutonium - Europese Raad

Deze brief is onder nr. 37 toegevoegd aan dossier 21501-20 - Europese Raad i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Europese Raad; Brief minister over smokkel in uranium en plutonium 
Document­datum 05-01-1995
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST6640
Kenmerk 21501-20, nr. 37
Van Buitenlandse Zaken
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1994–1995

21 501-20

Europese Raad

Nr. 37

BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 5 januari 1995

Bij brief van 8 december 1994 heb ik de voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (zie bijlage), naar aanleiding van zijn verzoek, namens de vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken, Justitie en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op 17 oktober 1994, geïnformeerd over de kwestie van illegale handel in uranium en plutonium. Mede namens mijn ambtgenoten van Justitie en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, alsmede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, kan ik U ter aanvulling het volgende berichten.

De verschillende EU-werkgroepen die deelgebieden van de problematiek inzake nucleaire smokkel behandelen hebben inmiddels gerapporteerd en aanbevelingen gedaan. Deze zijn samengevat in een verslag dat op 28 november 1994 door de Raad Algemene Zaken werd goedgekeurd en vervolgens is voorgelegd aan de Europese Raad te Essen van 9 en 10 december 1994. Dit verslag gaat U hierbij als bijlage toe.1

In de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad te Essen is ten aanzien van de smokkel van nucleair materiaal de volgende passage opgenomen:

«De Europese Raad heeft zijn bezorgdheid uitgesproken over de smokkel van nucleair materiaal en zijn goedkeuring gehecht aan maatregelen en richtsnoeren ter bestrijding van deze smokkel. Hij doet een beroep op de Commissie en de Lid-Staten om hun samenwerking op dit gebied op te voeren en de landen van herkomst en doorvoer bij de bestrijding ter plaatse effectief te steunen. Voorts doet hij op alle staten die zulks nog niet gedaan hebben, een beroep om hun civiel gevoelig materiaal (plutonium en hoogverrijkt uranium) aan internationale beveiligingsmaatregelen te onderwerpen.»

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Voorts heeft de Europese Raad ter ondersteuning van de bedoelde samenwerking tussen politie en douane van de Lidstaten het mandaat van de Europese Drugs Unit te ’s-Gravenhage uitgebreid met de bestrijding van de handel in radio-actief en nucleair materiaal.

De regering zal zich ten volle inzetten om op zowel nationaal als op Europees niveau de door de Europese Raad goedgekeurde maatregelen ten uitvoer te leggen.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i., W. Kok

BIJLAGE

Aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 8 december 1994

In antwoord op Uw verzoek, namens de vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken, Justitie en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op 17 oktober jl., te worden geïnformeerd over de illegale handel in uranium en plutonium, moge ik u, mede namens mijn ambtgenoten van Justitie, Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Economische Zaken, als volgt informeren.

De Regering is bezorgd over de berichten over illegale handel in uranium en plutonium. Dergelijke nucleaire smokkel kan het in internationaal verband overeengekomen regime inzake de niet-verspreiding van kernwapens aantasten. Met name de vondst in het Duitse Tengen in mei jl. fan 6 gram plutonium van een samenstelling geschikt voor gebruik in een kernwapen is verontrustend. Hetzelfde geldt in nog sterkere mate voor de vondst en inbeslagname van 350 gram plutonium op het vliegveld van Mü nchen in augustus jl.

Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat bepaalde staten trachten nucleair materiaal te verkrijgen door middel van smokkel. Evenmin bestaan er indicaties dat terroristische groepen op deze wijze nucleair materiaal trachten te verwerven. Grote voorzichtigheid blijft evenwel geboden. Wanneer namelijk zou blijken dat smokkel een reële en renderende mogelijkheid is om nucleair materiaal geschikt voor de vervaardiging van kernwapens te verkrijgen, zouden potentiële «prolife-ratoren» hun verwervingsactiviteiten hierop kunnen richten.

Nederland heeft zich verplicht bij de ratificatie in 1987 van het in 1980 gesloten Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal (Tractatenblad 1981 nr. 7) het zonder vergunning voorhanden hebben van nucleair materiaal strafbaar te stellen. Ook dienen risicovolle gedragingen met betrekking tot dit materiaal strafbaar te worden gesteld. Voorzover deze gedragingen niet reeds in de bestaande wetgeving waren afgedekt, zijn er aanvullende bepalingen opgenomen in de relevante wetten, waaronder artikel 284a van het Wetboek van Strafrecht en artikel 80 van de Kernenergiewet.

In het kader van de uitvoering van genoemd verdrag is de divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps Landelijke Politiediensten belast met de coö rdinatie van maatregelen voor het terugverkrijgen van ontvreemde kernmaterialen of ander ingrijpen in geval van ongeoorloofd verwijderen van dit materiaal. Op grond van de In- en uitvoerwet en de Kernenergiewet is de Economische Controle Dienst van het Ministerie van Economische Zaken belast met toezichthoudende taken inzake nucleaire materialen. Daarom is bij de ECD het «Landelijk meldpunt voor de handel in bijzondere metalen» ondergebracht, waarin ook de Binnenlandse Veiligheidsdienst participeert. Tussen beide diensten vindt een uitwisseling van informatie plaats, welke via een vaste data-lijn zal worden geoptimaliseerd.

Met betrekking tot illegale handel in Nederland zijn tot op heden geen feiten bekend die wijzen op de aanwezigheid van «wapenkwaliteit» uranium en plutonium. Wel zijn in Nederland meldingen ontvangen over illegale activiteiten met betrekking tot andere radioactieve elementen, waarbij monsters worden aangeboden. Vanaf 1993 tot november 1994 is 133 maal geattendeerd op de mogelijke handel in bijzondere metalen.

Zestien meldingen hadden betrekking op uranium, 15 keer had een melding betrekking op aanbod van plutonium. De meldingen die tot nu toe zijn binnengekomen hebben geen aanleiding gegeven tot aanhoudingen en/of inbeslagneming van nucleair materiaal. Tot vervolging is het dan ook niet gekomen.

Op Europees niveau wordt thans niet voorzien in gestructureerde coö rdinatie van taken met betrekking tot de bestrijding van de illegale handel in radioactieve stoffen. Bij de besprekingen over de ontwerp-conventie voor Europol is aan de orde of de bevoegdheden van Europol uitgebreid moeten worden met een coö rdinerende functie t.a.v. de informatie-uitwisseling over de illegale handel in radioactieve stoffen of nucleair materiaal.

De Regering is reeds lang voorstander van totstandkoming van een stelsel voor internationaal toezicht op civiel plutonium en op plutonium afkomstig uit ontmantelde kernwapens. Tevens streeft de Regering naar verbetering van het waarnborgenstelsel van het Internationaal Atoomenergie-agentschap (IAEA) te Wenen en naar bredere toepassing van de IAEA waarborgen. In samenhang met een nog af te sluiten verdrag tot stopzetting van de produktie van splijtstoffen voor nucleaire explosiedoeleinden, kunnen dergelijke maatregelen leiden tot beter toezicht op splijtstofvoorraden. De kans dat deze stoffen in het illegale circuit terecht komen zou aldus worden verkleind. Het betreft hier doelstellingen voor de langere termijn.

Voorshands zijn maatregelen noodzakelijk om met name de landen in Oost-Europa en het GOS te assisteren bij de beveiliging en het beheer van hun nucleaire installaties en splijtstofvoorraden. Indien daartoe een verzoek zou worden gedaan, zal Nederland overwegen de nodige expertise ter beschikking te stellen. De Regering hecht tevens aan intensievere en meer gestructureerde Europese informatie-uitwisseling op dit terrein. In de EU is de aandacht gevestigd op het voornoemde «Landelijk meldpunt voor de handel in bijzondere metalen» bij de Economische Controle Dienst. Indien andere Europese landen – en daarbij dient naar Nederlands inzicht ook gedacht te worden aan de Oosteuropese landen – vergelijkbare meldpunten opzetten, kan het probleem beter worden geanalyseerd en zou een betere coördinatie van tegenmaatregelen mogelijk worden. In dit verband zou het IAEA een rol kunnen spelen.

Een eerste stap is reeds gezet met de Verklaring van Berlijn van 8 september jl., waarin de Ministers van Justitie van de Europese Unie, de toetredende landen en de landen van Midden- en Oost-Europa, zich hebben uitgesproken voor o.m. samenwerking en informatie-uitwisseling op dit terrein. Deze verklaring is als bijlage I bijgevoegd (doc. 8990/3/94).1

Binnen de Europese Unie wordt gestreefd naar nadere besluitvorming over dit onderwerp tijdens de Europese Raad te Essen op 9 en 10 december a.s. Aan de verschillende EU-werkgroepen die deelgebieden van de problematiek inzake nucleaire smokkel behandelen, is gevraagd om terzake te rapporteren en aanbevelingen te doen. De Nederlandse inbreng in de werkgroepen volgt de lijnen die hierboven zijn aangegeven. De beschrijving van de procedure door het EU-Voorzitterschap moge u als bijlage II hierbij aantreffen (doc. 9637/94).1

De Regering stelt zich voor u na de besluitvorming door de Europese Raad in Essen nader te informeren over te nemen maatregelen.

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlemen-           In dit stadium moge verder nog worden verwezen naar de «Mededeling taire Documentatie.                                         van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement»,

betreffende de «Illegale Handel in Radioactieve stoffen en Nucleaire Materialen» (COM (94)383 i/9584/94), die u als bijlage III toegaat.1 Deze notitie geeft een gedegen overzicht van de verschillende aspecten van de problematiek rond de nucleaire smokkel. Bovendien wordt ingegaan op het bestaande instrumentarium voor een gezamenlijke Europese aanpak.1 De in deze notitie geformuleerde aanbevelingen blijven vooralsnog voor de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. A. F. M. O. van Mierlo

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.