Voorstel van wet - Voorstel van wet van het lid Duivesteijn houdende regels ter bevordering van het overleg tussen huurders en verhuurder van woongelegenheden (Wet op het overleg huurders verhuurder)

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 24080 - Initiatiefvoorstel-Duivesteijn Wet op het overleg huurders verhuurder i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Voorstel van wet van het lid Duivesteijn houdende regels ter bevordering van het overleg tussen huurders en verhuurder van woongelegenheden (Wet op het overleg huurders verhuurder); Voorstel van wet  
Document­datum 14-02-1995
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST6574
Kenmerk 24080, nr. 2
Van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1994–1995

24 080

Voorstel van wet van het lid Duivesteijn houdende regels ter bevordering van de medezeggenschap van huurders op het functioneren van verhuurbedrijven van woongelegenheden (Wet op het overleg huurders verhuurder)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is wettelijke regels te stellen ter bevordering van het overleg tussen huurders van een woongelegenheid en de verhuurder daarvan; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1

  • 1. 
    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
  • a. 
    Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
  • b. 
    verhuurbedrijf: een bedrijf dat ten minste 350 woongelegenheden in beheer of in eigendom heeft en voor deze woongelegenheden huurovereenkomsten heeft afgesloten;
  • c. 
    verhuurder: hij die alleen dan wel tezamen met anderen bevoegd is het verhuurbedrijf te vertegenwoordigen;
  • d. 
    huurdersorganisatie: organisatie met volledige rechtsbevoegdheid die tot doel heeft de belangen van de huurders van woningen in beheer of in eigendom van één of meerdere verhuurders te behartigen;
  • f. 
    commissie huurders verhuurder: de commissie huurders verhuurder bedoeld in artikel 30;
  • g. 
    woongelegenheid: woning, standplaats en woonwagen; h. wooncomplex: een verzameling in elkaars nabijheid gelegen woongelegenheden die financieel, administratief, qua bouwwijze of anderszins een eenheid vormen;
  • i. 
    huurder: degene die als huurder in het genot van een woning is en daarin zijn hoofdverblijf heeft.
  • 2. 
    Voor de toepassing van deze wet wordt onder huurder mede verstaan:
  • a. 
    de huurder van niet-zelfstandige woonruimte;
  • b. 
    de medehuurder in de zin van de artikelen 1623g en 1623h van het Burgerlijk Wetboek;
  • c. 
    de persoon bedoeld in artikel 1623i, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, en
  • d. 
    degene die de woongelegenheid met toestemming van de verhuurder huurt van een huurder die haar huurt van de verhuurder.

HOOFDSTUK II. DE INSTELLING VAN HUURDERSRADEN Artikel 2

  • 1. 
    De verhuurder die een verhuurbedrijf in stand houdt waarin in de regel ten minste 350 woongelegenheden in beheer of in eigendom zijn, is in het belang van het goed functioneren van de relatie huurders verhuurder verplicht om ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de in het woningbestand wonende huurders een huurdersraad in te stellen en jegens deze raad de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet na te leven.
  • 2. 
    Indien een verhuurbedrijf na de instelling van een huurdersraad niet langer in de regel ten minste 350 woongelegenheden in beheer of in eigendom heeft, houdt de huurdersraad van rechtswege op te bestaan bij het eindigen van de lopende zittingsperiode van die raad.
  • 3. 
    De verhuurder kan voor een door hem in stand gehouden verhuurbedrijf, ten aanzien waarvan niet of niet langer een verplichting bestaat tot het instellen van een huurdersraad, besluiten vrijwillig een huurdersraad in te stellen of in stand te houden. Het bij of krachtens deze wet bepaalde is van toepassing, zodra de verhuurder dat besluit schriftelijk heeft medegedeeld aan Onze Minister. De verhuurder kan deze huurdersraad op grond van een belangrijke wijziging van de omstandigheden opheffen bij het eindigen van de lopende zittingsperiode van die raad. De verhuurder deelt zijn besluit tot opheffing van de huurdersraad schriftelijk mee aan Onze Minister.

HOOFDSTUK III. SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN DE HUURDERSRADEN

Samenstelling van de huurdersraad

Artikel 3

  • 1. 
    Een huurdersraad bestaat uit leden die door de in woongelegenheden van het verhuurbedrijf woonachtige huurders rechtstreeks uit hun midden worden gekozen. Hun aantal bestaat in een verhuurbedrijf:

– met 350 tot 2000 woongelegenheden uit 5 leden;

– met 2000 tot 5000 woongelegenheden uit 7 leden; en zo vervolgens bij elke volgende 5000 woongelegenheden 2 leden meer, tot ten hoogste 20 leden.

  • 2. 
    De huurdersraad kan met toestemming van de verhuurder in zijn reglement zowel een groter aantal leden vaststellen als bepalen dat voor een of meer leden van de huurdersraad een plaatsvervanger wordt gekozen. Een plaatsvervangend huurdersraadlid heeft dezelfde rechten en verplichtingen als het lid dat hij vervangt.
  • 3. 
    Tijdens een zittingsperiode van de huurdersraad kan geen wijziging worden gebracht in het aantal leden van de raad op grond van vermeer- dering of vermindering van het aantal woongelegenheden van de verhuurder.

Voorzitter huurdersraad

Artikel 4

De huurdersraad kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangend voorzitter, vertegenwoordigt de huurdersraad in rechte.

Reglement leden huurdersraad

Artikel 5

De huurdersraad maakt een reglement waarin de onderwerpen worden geregeld die bij of krachtens deze wet ter regeling van de huurdersraad zijn opgedragen of overgelaten. Het reglement bevat geen bepalingen die in strijd zijn met de wet of die een goede toepassing van deze wet in de weg staan. Alvorens het reglement vast te stellen, stelt de huurdersraad de verhuurder in de gelegenheid zijn standpunt kenbaar te maken. De huurdersraad verstrekt onverwijld een exemplaar van het vastgestelde reglement aan de verhuurder en de betrokken huurdersorganisaties en legt het ter inzage voor de betrokken huurders.

Verkiezing huurdersraad

Artikel 6

  • 1. 
    De verkiezing van leden van de huurdersraad geschiedt bij geheime schriftelijke stemming en aan de hand van een of meer kandidatenlijsten.
  • 2. 
    Huurdersorganisaties en kiesgerechtigde personen kunnen een kandidatenlijst van een of meer personen indienen, met dien verstande dat voor het indienen van een kandidatenlijst 50 handtekeningen van kiesgerechtigde personen noodzakelijk is.
  • 3. 
    De huurdersraad kan in zijn reglement bepalen dat voor bepaalde groepen van huurders van woongelegenheden afzonderlijke kandidatenlijsten worden ingediend, ten einde als grondslag te dienen voor de verkiezing door de betrokken personen of groepen van een tevens in het reglement te bepalen aantal leden van de huurdersraad. Indien de huurdersraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, gelden de in het tweede lid ten aanzien van het indienen van kandidatenlijsten gestelde eisen voor iedere aangewezen groep afzonderlijk.
  • 4. 
    De huurdersraad treft, indien dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van deze wet in het onderhavige woningbestand, voorzieningen in zijn reglement opdat de verschillende groepen van de in het woningbestand aanwezige groepen en personen zoveel mogelijk in de huurdersraad vertegenwoordigd kunnen zijn.

Nadere regelen verkiezingen huurdersraad

Artikel 7

De huurdersraad stelt in zijn reglement nadere regelen betreffende de kandidaatstelling, de inrichting van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag daarvan, alsmede betreffende de vervulling van tussentijdse vacatures in de huurdersraad.

Bekendmaking verkiezingsuitslag huurdersraad Artikel 8

  • 1. 
    De huurdersraad draagt er zorg voor, dat de uitslag van de verkiezingen bekend wordt gemaakt aan de verhuurder, alsmede aan degenen die kandidatenlijsten hebben ingediend.
  • 2. 
    De huurdersraad draagt er zorg voor, dat de namen van de kiesgerechtigde personen in het onderhavige woningbestand blijvend worden vermeld op een plaats die vrij toegankelijk is voor alle in het woningbestand wonende personen, op zodanige wijze dat daarvan gemakkelijk kennis kan worden genomen.

Zittingsduur huurdersraad

Artikel 9

  • 1. 
    De leden van de huurdersraad worden gekozen voor een periode van drie jaar.
  • 2. 
    De leden van de huurdersraad treden om de drie jaren tegelijk af. Zij zijn terstond herkiesbaar.
  • 3. 
    Wanneer een huurdersraadslid ophoudt huurder te zijn van woongelegenheden van de betreffende verhuurder, eindigt van rechtswege zijn lidmaatschap van de huurdersraad.
  • 4. 
    De leden van de huurdersraad kunnen te allen tijde als zodanig ontslag nemen. Zij geven daarvan kennis schriftelijk aan de voorzitter en aan de verhuurder.
  • 5. 
    Hij die optreedt ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij komt had moeten aftreden.

Uitsluiting lid huurdersraad

Artikel 10

  • 1. 
    Op verzoek van de verhuurder of van de huurdersraad kan de kantonrechter voor een door hem te bepalen termijn een lid van de huurdersraad uitsluiten van alle of bepaalde werkzaamheden van de huurdersraad. Het verzoek kan uitsluitend worden gedaan, door de verhuurder op grond van het feit dat het betrokken huurdersraadlid het overleg van de huurdersraad met de verhuurder ernstig belemmert, en door de huurdersraad op grond van het feit dat de betrokkene de werkzaamheden van de huurdersraad ernstig belemmert.
  • 2. 
    Alvorens een verzoek in te dienen stelt de verzoeker de betrokkene in de gelegenheid over het verzoek te worden gehoord. De verhuurder en de huurdersraad stellen elkaar in kennis van een overeenkomstig het eerste lid ingediend verzoek.

Regeling werkwijze van de huurdersraad

Artikel 11

  • 1. 
    De huurdersraad regelt in zijn reglement zijn werkwijze.
  • 2. 
    Het reglement bevat in ieder geval voorschriften omtrent:
  • a. 
    de gevallen waarin de huurdersraad ten behoeve van de uitoefening van zijn taak bijeenkomt;
  • b. 
    de wijze van bijeenroeping van de huurdersraad;
  • c. 
    het aantal leden dat aanwezig moet zijn om een vergadering te kunnen houden;
  • d. 
    de uitoefening van het stemrecht in de vergaderingen;
  • e. 
    de voorziening van het secretariaat;
  • f. 
    het opmaken en het bekend maken aan de verhuurder, de leden van de huurdersraad en aan de huurders in het onderhavige woningbestand van de agenda van de vergadering van de huurdersraad;
  • g. 
    het tijdstip waarop de verhuurder, de leden van de huurdersraad en de andere huurders in het betreffende huurdersbestand uiterlijk in kennis dienen te worden gesteld van de agenda, welk tijdstip niet later kan worden gesteld dan zeven dagen voor de vergadering, behoudens in spoedeisende gevallen;
  • h. 
    het opmaken en het bekend maken aan de verhuurder, de leden van de huurdersraad en aan de andere huurders in het betreffende huurdersbestand van de verslagen van de vergaderingen van de huurdersraad en van het jaarverslag van de huurdersraad.

Instelling commissies

Artikel 12

  • 1. 
    De huurdersraad kan de commissies instellen die hij voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De huurdersraad legt zijn voornemen om een commissie in te stellen schriftelijk voor aan de verhuurder, met vermelding van de taak, samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van de door hem in te stellen commissie. Bij bezwaar van de verhuurder kan de huurdersraad een beslissing van de kantonrechter vragen.
  • 2. 
    De huurdersraad kan met inachtneming van het eerste lid vaste commissies instellen voor de behandeling van door hem aangewezen onderwerpen. De huurdersraad kan in het instellingsbesluit van een vaste commissie zijn rechten en bevoegdheden ten aanzien van deze onderwerpen, met uitzondering van de bevoegdheid tot het voeren van rechtsgedingen, geheel of gedeeltelijk aan de betrokken commissie overdragen. In een vaste commissie kunnen naast een meerderheid van leden van de huurdersraad ook andere in het betreffende woningbestand wonende kiesgerechtigde huurders zitting hebben.
  • 3. 
    De huurdersraad kan met inachtneming van het eerste lid voor het door hem aan te wijzen wooncomplex van het verhuurbedrijf een bewonerscommissie instellen voor de behandeling van de aangelegenheden van het wooncomplex. De huurdersraad kan in een instellingsbesluit van een bewonerscommissie aan deze commissie de bevoegdheid toekennen tot het plegen van overleg met de verhuurder. De huurdersraad kan rechten en bevoegdheden van hem zelf ten aanzien van de aangelegenheden van het complex overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid tot het voeren van rechtsgedingen. In een bewonerscommissie kunnen naast een of meer leden van de huurdersraad uitsluitend in het betrokken wooncomplex woonachtige personen zitting hebben.
  • 4. 
    Ten aanzien van de leden van de huurdersraad ingestelde commissies, die geen lid zijn van de huurdersraad, is artikel 10 van overeenkomstige toepassing.

Uitnodiging deskundigen

Artikel 13

  • 1. 
    De huurdersraad kan een of meer deskundigen uitnodigen tot het bijwonen van een vergadering van die raad, met het oog op de behandeling van een bepaald onderwerp.
  • 2. 
    De leden van de huurdersraad kunnen in de vergadering aan de in het eerste lid bedoelde personen inlichtingen en adviezen vragen.
  • 3. 
    Een deskundige kan eveneens worden uitgenodigd een schriftelijk advies uit te brengen.
  • 4. 
    Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de commissies van de huurdersraad.

Gebruik van voorzieningen

Artikel 14

De verhuurder is verplicht de huurdersraad en de commissies van die raad het gebruik toe te staan van de voorzieningen waarover hij als zodanig kan beschikken en die de huurdersraad en de commissies van die raad voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig hebben.

Scholing en vorming

Artikel 15

  • 1. 
    De verhuurder stelt de leden van de huurdersraad in staat scholing en vorming te ontvangen welke zij voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig oordelen.
  • 2. 
    De verhuurder stelt hiervoor jaarlijks een na overleg met de huurdersraad vast te stellen budget beschikbaar.

Regeling geheimhouding

Artikel 16

  • 1. 
    De leden van de huurdersraad en de leden van de commissies van die raad, alsmede de overeenkomstig artikel 13 geraadpleegde deskundigen zijn verplicht tot geheimhouding van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan de verhuurder dan wel de huurdersraad of de betrokken commissies hun geheimhouding heeft opgelegd. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk voor de behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld. Degene die de geheimhouding oplegt, deelt daarbij tevens mee, welke schriftelijke of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoe lang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen.
  • 2. 
    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van degenen die met het secretariaat van de huurdersraad of van een commissie van die raad zijn belast.
  • 3. 
    De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet tegenover hen die ingevolge een rechterlijke opdracht zijn belast met een onderzoek naar de gang van zaken in het verhuurbedrijf van desbetreffende verhuurder.
  • 4. 
    De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de huurdersraad of van de betrokken commissies.
  • 5. 
    Bij een geschil tussen huurdersraad en verhuurder over de noodzaak tot oplegging van geheimhouding kan de huurdersraad onderscheidenlijk de verhuurder een beslissing van de kantonrechter vragen.

Kosten van de huurdersraad

Artikel 17

  • 1. 
    De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de huurdersraad en de commissies van die raad komen ten laste van de verhuurder.
  • 2. 
    Met inachtneming van het eerste lid komen de kosten van het overeenkomstig artikel 13 raadplegen van deskundigen door de huurdersraad of een commissie van die raad, alsmede de kosten van het voeren van rechtsgedingen door de huurdersraad slechts ten laste van de verhuurder, indien hij van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. De eerste volzin is niet van toepassing wanneer uitvoering is gegeven aan het derde lid.
  • 3. 
    De verhuurder kan in overeenstemming met de huurdersraad de kosten die de huurdersraad en de commissies van die raad in enig jaar zullen maken, voor zover deze geen verband houden met het bepaalde in de artikelen 14 en 15, vaststellen op een bepaald bedrag dat de huurdersraad naar eigen inzicht kan besteden. Kosten waardoor het hier bedoelde bedrag zou worden overschreden, komen slechts ten laste van de verhuurder voor zover hij in het dragen daarvan toestemt.
  • 4. 
    Onze Minister kan richtlijnen opstellen voor een regeling financiële ondersteuning huurdersraden.

Rechtsgedingen

Artikel 18

In rechtsgedingen tussen de verhuurder en de huurdersraad kan de huurdersraad niet in de proceskosten worden veroordeeld.

HOOFDSTUK IV. HET OVERLEG MET DE HUURDERSRAAD

Overlegvergadering

Artikel 19

  • 1. 
    De verhuurder en de huurdersraad komen ten minste viermaal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
  • 2. 
    De verhuurder en de huurdersraad komen eveneens bijeen binnen twee weken nadat hetzij de huurdersraad hetzij de verhuurder daarom onder opgave van redenen heeft verzocht.
  • 3. 
    In de in het eerste en tweede lid bedoelde vergaderingen worden de aangelegenheden, het verhuurbedrijf betreffende, aan de orde gesteld ten aanzien waarvan hetzij de verhuurder, hetzij de huurdersraad overleg wenselijk acht of waarover ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde overleg tussen de verhuurder en de huurdersraad moet plaatsvinden. De huurdersraad is bevoegd omtrent de bedoelde aangelegenheden voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken.
  • 4. 
    De huurdersraad is ook buiten de in het eerste en tweede lid bedoelde vergaderingen bevoegd aan de verhuurder voorstellen te doen omtrent de in het derde lid bedoelde aangelegenheden. Een dergelijk voorstel wordt schriftelijk en voorzien van een toelichting aan de verhuurder voorgelegd. De verhuurder beslist over het voorstel niet dan nadat daarover ten minste eenmaal overleg is gepleegd in een vergadering als bedoeld in het eerste of tweede lid. Na het overleg deelt de verhuurder zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed aan de huurdersraad mee, of en inhoeverre hij overeenkomstig het voorstel zal besluiten. Wanneer de verhuurder of de huurdersraad te kennen geeft daarop prijs te stellen, wordt het besluit in een overlegvergadering kenbaar gemaakt.
  • 5. 
    Het overleg wordt voor de verhuurder gevoerd door de bestuurder van het verhuurbedrijf. Wanneer een verhuurder meer dan één bestuurder heeft, bepalen dezen te zamen wie van hen overleg pleegt met de huurdersraad.
  • 6. 
    De in het vijfde lid bedoelde bestuurder kan zich in geval van verhindering of ten aanzien van een bepaald onderwerp laten vervangen door medebestuurders.

Regels voor het overleg Artikel 20

  • 1. 
    Een vergadering als bedoeld in artikel 19 kan slechts worden gehouden, indien ten aanzien van de huurdersraad wordt voldaan aan de bepalingen die ingevolge het reglement van de huurdersraad gelden voor het houden van een vergadering van die raad. Alle leden van de huurdersraad kunnen in de vergadering het woord voeren.
  • 2. 
    De overlegvergadering wordt, tenzij de verhuurder en de huurdersraad te zamen een andere regeling treffen, beurtelings geleid door de bestuurder of degene, die hem ingevolge artikel 19, zesde lid, vervangt en de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter van de huurdersraad.
  • 3. 
    De secretaris van de huurdersraad treedt op als secretaris van de overlegvergadering, tenzij de verhuurder en de huurdersraad te zamen een andere persoon als secretaris aanwijzen.
  • 4. 
    De agenda van de overlegvergadering bevat de onderwerpen die door de verhuurder of door de huurdersraad bij de secretaris voor het overleg zijn aangemeld. Het verslag van de overlegvergadering behoeft de goedkeuring van de verhuurder en de huurdersraad.
  • 5. 
    De verhuurder en de huurdersraad maken gezamenlijk afspraken over de gang van zaken bij de overlegvergadering en over de wijze en het tijdstip waarop de agenda en het verslag van de overlegvergadering aan de huurders van het betrokken woninbedrijf bekend worden gemaakt.
  • 6. 
    Ten aanzien van de overlegvergadering zijn de artikelen 14 en 17 van overeenkomstige toepassing. Zowel de huurdersraad als de verhuurder kunnen een of meer deskundigen uitnodigen tot het bijwonen van een overlegvergadering, indien dit voor de behandeling van een bepaald onderwerp redelijkerwijze nodig is. Zij stellen elkaar hiervan tijdig vooraf in kennis. Bij bezwaar van de verhuurder, onderscheidenlijk de huurdersraad tegen het uitnodigen van een deskundige kan de huurdersraad onderscheidenlijk de verhuurder een beslissing van de kantonrechter vragen.

Besluiten en schorsing

Artikel 21

  • 1. 
    Tijdens een vergadering als bedoeld in artikel 19 kunnen zowel door de verhuurder als door de huurdersraad besluiten worden genomen.
  • 2. 
    Een overlegvergadering wordt door de voorzitter geschorst, wanneer de verhuurder of de huurdersraad ten aanzien van een bepaald onderwerp afzonderlijk beraad wenselijk acht.

Bespreking algemene gang van zaken verhuurbedrijf

Artikel 22

  • 1. 
    In de in artikel 19 bedoelde vergaderingen wordt ten minste eenmaal per kalenderjaar de algemene gang van zaken in het verhuurbedrijf besproken.
  • 2. 
    De verhuurder is verplicht indien de huurdersraad hierom verzoekt nader toelichting te geven op de in het eerste lid bedoelde algemene gang van zaken in het verhuurbedrijf.

HOOFDSTUK V. BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN VAN DE HUURDERSRAAD

Adviesrecht van de huurdersraad

Artikel 23

  • 1. 
    De huurdersraad wordt door de verhuurder in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit met betrekking tot onderwerpen van beleid of beheer die voor de huurders van wezenlijk belang zijn, tot welke onderwerpen in ieder geval behoren:
  • a. 
    het toewijzings- en verhuurbeleid;
  • b. 
    het beleid inzake de huurprijzen;
  • c. 
    het vervreemden, bezwaren en slopen van woongelegenheden;
  • d. 
    het aangaan van fusies en/of de verkoop van het verhuurbedrijf en deelnemingen in andere rechtspersonen.
  • 2. 
    Het advies moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.
  • 3. 
    Bij het vragen van het advies wordt aan de huurdersraad een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de wooninstelling wonende huurders zal hebben en van de naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen.
  • 4. 
    De huurdersraad brengt met betrekking tot een voorgenomen besluit als bedoeld in het eerste lid geen advies uit dan nadat over de betrokken aangelegenheid ten minste eenmaal overleg is gepleegd in een vergadering als bedoeld in artikel 19. Wanneer de verhuurder of de huurdersraad te kennen geeft daarop prijs te stellen, wordt het advies in een overlegvergadering uitgebracht.
  • 5. 
    Indien na het advies van de huurdersraad een besluit als in het eerste lid bedoeld wordt genomen, wordt de huurdersraad door de verhuurder zo spoedig mogelijk van het besluit schriftelijk in kennis gesteld. Indien het advies van de huurdersraad niet of niet geheel is gevolgd, wordt aan de huurdersraad tevens medegedeeld, waarom van dat advies is afgeweken. Voor zover de huurdersraad daarover nog niet heeft geadviseerd, wordt voorts het advies van de huurdersraad ingewonnen over de uitvoering van het besluit.
  • 6. 
    Tenzij het besluit van de verhuurder overeenstemt met het advies van de huurdersraad, is de verhuurder verplicht de uitvoering van zijn besluit op te schorten tot een maand na de dag waarop de huurdersraad van dat besluit in kennis is gesteld. De verplichting vervalt wanneer de huurdersraad zulks te kennen geeft. Het is de verhuurder verboden een besluit uit te voeren gedurende de periode waarin de uitvoering van het besluit moet worden opgeschort.

Instemmingsrecht van de huurdersraad

Artikel 24

  • 1. 
    De verhuurder behoeft de instemming van de huurdersraad voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van:
  • a. 
    het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan woongelegenheden en de direct daaraan grenzende omgeving;
  • b. 
    de door het verhuurbedrijf in het algemeen te hanteren voorwaarden van de overeenkomst van huur en verhuur;
  • c. 
    het huurreglement;
  • d. 
    de samenstelling, het kwaliteitsniveau en de prijs van het door de verhuurder aan te bieden pakket van diensten die rechtstreeks verband houden met de bewoning, het betrekken van een woning en met het huisvesten van personen; e. het beheer van de centrale voorzieningen en installaties.
  • 2. 
    De verhuurder legt het te nemen besluit schriftelijk aan de huurdersraad voor. Hij verstrekt daarbij een overzicht van de beweegredenen voor het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de huurders van de verhuurder. De huurdersraad beslist niet dan nadat over de betrokken aangelegenheid ten minste eenmaal overleg is gepleegd in een vergadering als bedoeld in artikel 19. Na het overleg deelt de huurderraad zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed zijn beslissing aan de verhuurder mee. Wanneer de verhuurder of de huurdersraad te kennen geeft daarop prijs te stellen, wordt de beslissing in een overlegvergadering kenbaar gemaakt. Na de beslissing van de huurdersraad deelt de verhuurder zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de huurdersraad mee welk besluit hij heeft genomen en met ingang van welke datum hij dat besluit zal uitvoeren.
  • 3. 
    Heeft de verhuurder voor het voorgenomen besluit geen instemming van de huurdersraad verkregen, dan kan hij de kantonrechter toestemming vragen om het besluit te nemen. De kantonrechter geeft slechts toestemming, indien de beslissing van de huurdersraad om geen instemming te geven onredelijk is.
  • 4. 
    Een besluit als bedoeld in het eerste lid, genomen zonder de instemming van de huurdersraad of de toestemming van de kantonrechter, is nietig, indien de huurdersraad tegenover de verhuurder schriftelijk een beroep op nietigheid heeft gedaan. De huurdersraad kan slechts een beroep op de nietigheid doen binnen een maand nadat hetzij de verhuurder hem zijn besluit overeenkomstig de laatste volzin van het tweede lid heeft medegedeeld, hetzij – bij gebreke van deze mededeling – de huurdersraad is gebleken, dat de verhuurder uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit.
  • 5. 
    De huurdersraad kan de kantonrechter verzoeken de verhuurder te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van een nietig besluit als bedoeld in het vierde lid. De verhuurder kan de kantonrechter verzoeken te verklaren dat de huurdersraad ten onrechte een beroep heeft gedaan op nietigheid als bedoeld in het vierde lid.

Bestuurssamenstelling van het verhuurbedrijf

Artikel 25

  • 1. 
    De huurdersraad wordt door de verhuurder, ingeval het hier een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70, eerste lid, van de Woningwet betreft, in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit tot benoeming of ontslag van een bestuurder van het verhuurbedrijf.
  • 2. 
    Het advies moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.
  • 3. 
    De verhuurder stelt de huurdersraad in kennis van de beweegredenen voor het besluit en verstrekt voorts in het geval van een benoeming gegevens waaruit de huurdersraad zich een oordeel kan vormen over de betrokkene, in verband met diens toekomstige functie in het verhuurbedrijf. Artikel 23, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
  • 4. 
    De huurdersraad kan voor de benoeming van één bestuurder of voor één lid van het toezichthoudend orgaan van een in het eerste lid bedoeld verhuurbedrijf, een bindende voordracht doen aan de verhuurder.

Verdergaande bevoegdheden van de huurdersraad Artikel 26

  • 1. 
    De verhuurder kan aan de huurdersraad schriftelijk verdergaande bevoegdheden dan de in deze wet genoemde toekennen. Een zodanig besluit wordt schriftelijk aan de huurdersraad medegedeeld.
  • 2. 
    De verhuurder stelt de huurdersraad in de gelegenheid advies uit te brengen over een voornemen een besluit te nemen als bedoeld in het eerste lid en over het voornemen een zodanig besluit te wijzigen. Artikel 23 is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V. HET VERSTREKKEN VAN GEGEVENS AAN DE HUURDERSRAAD

Artikel 27

  • 1. 
    De verhuurder is verplicht desgevraagd aan de huurdersraad en aan de commissies van die raad tijdig alle inlichtingen en gegevens te verstrekken die deze voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig hebben. De inlichtingen en gegevens worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
  • 2. 
    De verhuurder is verplicht aan de huurdersraad bij het begin van iedere zittingsperiode schriftelijke gegevens te verstrekken omtrent:
  • a. 
    de rechtsvorm van de verhuurder, waarbij indien de verhuurder een rechtspersoon is, mede de statuten van die rechtspersoon moeten worden verstrekt;
  • b. 
    indien de verhuurder een natuurlijk persoon, een maatschap of een niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap is: de naam en woonplaats van onderscheidelijk die persoon, de maten of de beherende vennoten;
  • c. 
    indien de verhuurder een rechtspersoon is: de naam en de woonplaats van de commissarissen of de bestuursleden;
  • d. 
    de organisatie van de onderneming, de naam en de woonplaats van de bestuurders en van de belangrijkste overige leidinggevende personen, alsmede de wijze waarop de bevoegdheden tussen de bedoelde personen zijn verdeeld.
  • 3. 
    De verhuurder is verplicht de huurdersraad zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van wijzigingen die zich in de in het tweede lid bedoelde gegevens hebben voorgedaan.

Financiële informatie

Artikel 28

  • 1. 
    De verhuurder verstrekt, mede ten behoeve van de bespreking van de algemene gang van zaken van het verhuurbedrijf, ten minste twee maal per jaar aan de huurdersraad mondeling of schriftelijk algemene gegevens omtrent de werkzaamheden en de resultaten van het verhuurbedrijf in het verstreken tijdvak, in het bijzonder met betrekking tot aangelegenheden als bedoeld in artikelen 23 en 24.
  • 2. 
    Indien het verhuurbedrijf in stand wordt gehouden door een coö peratieve vereniging, een onderlinge waarborgmaatschappij, een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verstrekt de ondernemer zo spoedig mogelijk na de vaststelling van zijn jaarrekening een exemplaar van de jaarrekening en het jaarverslag in de Nederlandse taal en de daarbij te voegen overige gegevens als bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter bespreking aan de huurdersraad. Wordt het verhuurbedrijf in stand gehouden door een rechtspersoon waarop artikel 163 of artikel 273 van Boek 2 van Burgerlijk Wetboek van toepassing is, dan geschiedt de overlegging gelijktijdig met die aan de algemene vergadering van aandeelhouders. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op de mededeling die een rechtspersoon ingevolge artikel 362, zesde lid, laatste volzin, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, moet verstrekken.
  • 3. 
    Indien de verhuurder met betrekking tot het verhuurbedrijf een meerjarenplan, dan wel een raming of een begroting van inkomsten en uitgaven pleegt op te stellen, worden dat plan, onderscheidenlijk die raming of die begroting, dan wel een samenvatting daarvan, met een toelichting aan de huurdersraad verstrekt en bij de bespreking betrokken.

HOOFDSTUK VI. DE COMMISSIE HUURDERS VERHUURDER Artikel 29

  • 1. 
    Er is een Landelijk Overleg Volkshuisvesting.
  • 2. 
    Het Landelijk Overleg Volkshuisvesting bestaat uit vertegenwoordigers van door Onze Minister erkende representatieve landelijke organisatie of organisaties van huurders en verhuurders.

Artikel 30

  • 1. 
    Ter behandeling van aangelegenheden betreffende de huurdersraden, wordt door het Landelijk Overleg Volkshuisvesting een commissie huurders verhuurder ingesteld.
  • 2. 
    De commissie huurders verhuurder bestaat uit een door het Landelijk Overleg Volkshuisvesting te bepalen even aantal leden, ten minste zes bedragende, en een gelijk aantal plaatsvervangende leden.

Artikel 31

  • 1. 
    De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie huurders verhuurder worden voor de helft benoemd door de in het Landelijk Overleg Volkshuisvesting zittende vertegenwoordigers van representatieve organisatie of organisaties van verhuurders en voor de helft benoemd door de in het Landelijk Overleg Volkshuisvesting zittende vertegenwoordigers van representatieve organisatie of organisaties van huurders.
  • 2. 
    Het Landelijk Overleg Volkshuisvesting bepaalt het aantal leden en plaatsvervangende leden dat elke erkende organisatie kan benoemen.

Artikel 32

  • 1. 
    Het Landelijk Overleg Volkshuisvesting stelt nadere regelen omtrent de samenstelling en de werkwijze van de commissie huurders verhuurder. Daarbij wordt aan deze commissie de bevoegdheid verleend commissies, al dan niet uit haar midden, in te stellen, die indien en voor zover zulks door een commissie huurders verhuurder is bepaald de bevoegdheden van die commissie huurders verhuurder geheel of gedeeltelijk, al dan niet voorwaardelijk, uitoefenen.
  • 2. 
    Het Landelijk Overleg Volkshuisvesting stelt voorts regelen omtrent het voorzitterschap van de commissie huurders verhuurder. Daarbij wordt aan deze commissie de bevoegdheid toegekend, een voorzitter buiten de leden der commissie te kiezen, al dan niet met stemrecht.

Artikel 33

  • 1. 
    De commissie huurders verhuurder brengt aan het Landelijk Overleg Volkshuisvesting en aan Onze Minister een openbaar verslag uit van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar.
  • 2. 
    Onze Minister kan het Landelijk Overleg Volkshuisvesting gehoord, regelen stellen ten aanzien van de verslaggeving.

Artikel 34

De kosten van de commissie huurders verhuurder en van de door deze commissie ingestelde commissies worden, voor zover daarin niet op andere wijze wordt voorzien, door de in het Landelijk Overleg Volkshuisvesting deelnemende landelijke organisaties van huurders en verhuurders gedragen, naar evenredigheid van het aantal leden dat zij benoemen.

Artikel 35

Ten aanzien van de voorzitters, de leden en de plaatsvervangende leden van de commissie huurders verhuurder en van de door deze commissie ingestelde commissies, alsmede ten aanzien van de personen die met het secretariaat van een commissie zijn belast, is artikel 16, eerste en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VII. DE ALGEMENE GESCHILLENREGELING Artikel 36

  • 1. 
    Iedere belanghebbende kan de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de verhuurder of de huurdersraad gevolg dient te geven aan hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald omtrent het instellen of in stand houden van een huurdersraad, het vaststellen van een voorlopig of een definitief reglement van de huurdersraad, de kandidaatstelling voor en de verkiezing van de leden van de huurdersraad, alsmede omtrent het bekend maken van agenda’s en verslagen van vergaderingen, een en ander voor zover dit van de verhuurder of van de huurdersraad afhangt.
  • 2. 
    De huurdersraad en de verhuurder kunnen de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de verhuurder, onderscheidenlijk de huurdersraad gevolg dient te geven aan hetgeen overigens bij of krachtens deze wet is bepaald, een en ander voor zover dit van de verhuurder onderscheidenlijk de huurdersraad afhangt.
  • 3. 
    De kantonrechter kan in zijn uitspraak aan de verhuurder, onderscheidenlijk de huurdersraad de verplichting opleggen om bepaalde handelingen te verrichten of na te laten. Het is de verhuurder verboden een zodanige verplichting niet na te komen. Wanneer de huurdersraad een zodanige verplichting niet nakomt kan de kantonrechter de huurdersraad ontbinden, onder opzegging van de verplichting aan die raad tot het doen van verkiezen van een nieuwe huurdersraad. Blijft de huurdersraad in gebreke, dan kan de kantonrechter de verhuurder machtigen een nieuwe huurdersraad te doen verkiezen.

HOOFDSTUK VIII. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 37

Bij of krachtens algemene maatregelen van bestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter bevordering van een goede uitvoering van deze wet.

Artikel 38

  • 1. 
    De verhuurder op wie de verplichting tot het instellen van een huurdersraad rust, treft bij voorlopig reglement, voor zover nodig, de voorzieningen die tot de bevoegdheid van de huurdersraad behoren, totdat de huurdersraad zelf die bevoegdheid uitoefent. Indien vó ór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de verhuurder met een bestaande huurdersorganisatie reeds een samenwerkingsverband is aangegaan, treft de verhuurder de in de eerste volzin bedoelde voorzieningen in samenwerking met die huurdersorganisatie.
  • 2. 
    Ten aanzien van het voorlopig reglement is artikel 6 eerste lid, eerste en tweede volzin, van overeenkomstige toepassing. De verhuurder zendt onverwijld een exemplaar van het voorlopige reglement aan Onze Minister. Het voorlopig reglement vervalt op het tijdstip waarop de huurdersraad het in artikel 5 bedoelde reglement heeft vastgesteld.

Artikel 39

Aan artikel I, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt toegevoegd: de Wet op het overleg huurders verhuurder, de artikelen 2, eerste lid, 14, 15, 23, zesde lid, 27 en 28.

Artikel 40

  • 1. 
    Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:
  • a. 
    de verhuurder uiterlijk drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding een regeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, vaststelt;
  • b. 
    de verhuurder uiterlijk drie maanden nadat de in onderdeel a bedoelde regeling is vastgesteld, de voorzieningen treft, die op grond van die regeling noodzakelijk zijn voor de benoeming van de leden van de huurdersraad.
  • 2. 
    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet door de verhuurder aan enig orgaan dat in het bijzonder werkzaam is ter behartiging van de gemeenschappelijke belangen van huurders in het verhuurbedrijf, bevoegdheden of materiële middelen zijn toegekend, behoudt dat orgaan die bevoegdheden en materiële middelen tot het tijdstip met ingang waarvan de leden van de huurdersraad met toepassing van deze wet zijn benoemd. Voor zover de bedoelde bevoegdheden verder gaan dan de in deze wet genoemde, worden die bevoegdheden eveneens toegekend aan de huurdersraad.

Artikel 41

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op het overleg huurders verhuurder.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.