Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (Voor de EER relevante tekst)

1.

Tekst

6.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/28

 

RICHTLIJN 2008/99/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 november 2008

inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig artikel 174, lid 2, van het Verdrag dient de Gemeenschap in haar milieubeleid te streven naar een hoog niveau van bescherming.

 

(2)

De Gemeenschap is verontrust over het toenemende aantal milieudelicten en de gevolgen ervan, die steeds vaker de grenzen overschrijden van de staten waar de delicten worden gepleegd. Zulke delicten vormen een bedreiging voor het milieu en derhalve moet er op passende wijze tegen worden opgetreden.

 

(3)

De ervaring heeft aangetoond dat de bestaande sanctiesystemen ontoereikend zijn om een volledige naleving van de milieubeschermingswetgeving te garanderen. Deze naleving kan en moet worden aangescherpt door de beschikbaarheid van strafrechtelijke sancties die een sociale afkeuring uitdrukken die kwalitatief verschilt van het effect van administratieve sancties of van een compensatieregeling naar burgerlijk recht.

 

(4)

Gemeenschappelijke regels inzake strafrechtelijke delicten maken de toepassing van doeltreffende onderzoekmethoden en ondersteuning binnen en tussen lidstaten mogelijk.

 

(5)

Om te komen tot een doeltreffende bescherming van het milieu is er met name behoefte aan meer afschrikkende sancties voor activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu, die veelal aanzienlijke schade veroorzaken of kunnen veroorzaken aan de lucht, met inbegrip van de stratosfeer, de grond, het water en dieren of planten, met inbegrip van de instandhouding van soorten.

 

(6)

Niet-naleving van een wettelijke verplichting om handelend op te treden kan hetzelfde effect hebben als een actieve handeling en derhalve dienen daarop ook dezelfde sancties van toepassing te zijn.

 

(7)

Bedoelde gedragingen dienen bijgevolg in heel de Gemeenschap als strafrechtelijke delicten te worden aangemerkt als zij opzettelijk dan wel uit grove nalatigheid worden begaan.

 

(8)

De in de bijlagen bij deze richtlijn genoemde wetgeving bevat bepalingen die gekoppeld moeten zijn aan strafrechtelijke maatregelen om te bewerkstelligen dat de regels inzake milieubescherming ten volle doeltreffend zijn.

 

(9)

De verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn hebben alleen betrekking op de wetgevingsbepalingen in de bijlagen bij deze richtlijn die inhouden dat de lidstaten bij de uitvoering van die wetgeving in verbodsmaatregelen voorzien.

 

(10)

Deze richtlijn verplicht de lidstaten in hun nationale wetgeving strafrechtelijke sancties voor ernstige overtredingen van bepalingen in het Gemeenschapsrecht inzake milieubescherming op te nemen. Zij schept geen verplichtingen met betrekking tot de toepassing van deze sancties, of enig ander beschikbaar rechtshandhavingsinstrument in individuele gevallen.

 

(11)

Deze richtlijn laat andere aansprakelijkheidssystemen voor milieuschade krachtens het Gemeenschapsrecht of het nationale recht onverlet.

 

(12)

Aangezien deze richtlijn voorziet in minimumregels, staat het de lidstaten vrij strengere maatregelen vast te stellen of te handhaven met het oog op de doeltreffende strafrechtelijke bescherming van het milieu. Deze maatregelen moeten verenigbaar zijn met het Verdrag.

 

(13)

De lidstaten moeten de Commissie informatie verstrekken over de uitvoering van deze richtlijn, teneinde haar in staat te stellen het effect van deze richtlijn te beoordelen.

 

(14)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het garanderen van een doeltreffender bescherming van het milieu, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van deze richtlijn beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(15)

Wanneer toekomstige wetgeving inzake milieukwesties wordt aangenomen, moet daarin, waar passend, worden gespecificeerd dat deze richtlijn van toepassing is. Indien nodig dient artikel 3 te worden gewijzigd.

 

(16)

Deze richtlijn is opgesteld met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn stelt maatregelen vast op strafrechtelijk gebied teneinde het milieu doeltreffender te beschermen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

 

a)

„wederrechtelijk”:

 

i)

in strijd met de wetgeving, aangenomen overeenkomstig het EG-Verdrag, en opgesomd in bijlage A, of

 

ii)

met betrekking tot activiteiten die onder het Euratom-Verdrag vallen, in strijd met de wetgeving, aangenomen overeenkomstig het Euratom-Verdrag, en opgesomd in bijlage B, of

 

iii)

in strijd met een wettelijke bepaling, een bestuursrechtelijk voorschrift van een lidstaat of een besluit van een ter zake bevoegd orgaan van een lidstaat ter uitvoering van het onder i) of ii) bedoelde Gemeenschapsrecht;

 

b)

„beschermde in het wild bedoelde dier- en plantensoorten”:

 

i)

met betrekking tot artikel 3, letter f), de soorten die vermeld worden in:

 

bijlage IV bij Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (3)

 

bijlage I bij Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (4), waarnaar ook in artikel 4, lid 2, van deze richtlijn wordt verwezen;

 

ii)

met betrekking tot artikel 3, letter g), de soorten die vermeld worden in de bijlagen A of B bij Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (5);

 

c)

„beschermde habitat”: een habitat van een soort waarvoor een gebied als speciale beschermingszone is ingedeeld overeenkomstig artikel 4, lid 1 of lid 2, van Richtlijn 79/409/EEG, en elke natuurlijke habitat of habitat van een soort waarvoor een gebied als speciale beschermingszone is aangemerkt overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG;

 

d)

„rechtspersoon”: iedere juridische entiteit die deze hoedanigheid krachtens het toepasselijke nationale recht bezit, met uitzondering van staten of overheidslichamen in de uitoefening van het overheidsgezag en van publiekrechtelijke internationale organisaties.

Artikel 3

Delicten

De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende handelingen strafbaar worden gesteld als zij wederrechtelijk en opzettelijk of ten minste uit grove nalatigheid worden begaan:

 

a)

het lozen, uitstoten of anderszins brengen van een hoeveelheid materie of ioniserende straling in de lucht, de grond of het water, waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt;

 

b)

het inzamelen, vervoeren, hergebruiken of verwijderen van afvalstoffen, waaronder het bedrijfstoezicht op deze procedures en de nazorg voor verwijderingslocaties, met inbegrip van de handelingen die door handelaren of makelaars worden verricht (afvalbeheer), waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt;

 

c)

het overbrengen van afvalstoffen, wanneer dit valt binnen het toepassingsgebied van artikel 2, punt 35, van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (6), en wordt uitgevoerd in niet verwaarloosbare hoeveelheden, ongeacht of de overbrenging tot stand komt door één enkele dan wel door meerdere, kennelijk met elkaar in verband staande transporten;

 

d)

het exploiteren van een bedrijf waar een gevaarlijke activiteit wordt verricht of waar gevaarlijke stoffen of preparaten worden opgeslagen of gebruikt, waardoor buiten die inrichting de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt;

 

e)

het produceren, bewerken, hanteren, gebruiken, voorhanden hebben, opslaan, vervoeren, in- en uitvoeren en verwijderen van kernmateriaal of andere gevaarlijke radioactieve stoffen, waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, grond of water of aan dieren of planten wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt;

 

f)

het doden, vernietigen, bezitten of vangen van specimens van beschermde in het wild levende dier- of plantensoorten, tenzij in gevallen waar de handeling een verwaarloosbare hoeveelheid van deze specimens betreft, en een te verwaarlozen invloed heeft op de instandhouding van de soort;

 

g)

het verhandelen van specimens van beschermde in het wild levende dier- of plantensoorten of delen of afgeleide producten daarvan, tenzij in gevallen waar de handeling betrekking heeft op een verwaarloosbare hoeveelheid van deze specimens en een te verwaarlozen invloed heeft op de instandhouding van de soort;

 

h)

elke gedraging die aanzienlijke schade toebrengt aan een beschermde habitat;

 

i)

het produceren, invoeren, uitvoeren, afzetten op de markt of gebruiken van ozonafbrekende stoffen.

Artikel 4

Uitlokking en medeplichtigheid

De lidstaten zorgen ervoor dat uitlokking van en medeplichtigheid aan de in artikel 3 bedoelde opzettelijke handelingen strafbaar worden gesteld als een strafrechtelijk delict.

Artikel 5

Sancties

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 3 en 4 bedoelde delicten strafbaar worden gesteld met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties.

Artikel 6

Aansprakelijkheid van rechtspersonen

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de in artikelen 3 en 4 bedoelde delicten die in hun belang worden gepleegd door individueel of als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelende personen die in de rechtspersoon een leidende positie bekleden op grond van:
 

a)

de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of

 

b)

de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of

 

c)

de bevoegdheid om bij de rechtspersoon toezicht uit te oefenen.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen er eveneens voor dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld wanneer, als gevolg van gebrekkig toezicht of gebrekkige controle door een in lid 1 bedoelde persoon, een in artikelen 3 en 4 bedoeld delict in het belang van de rechtspersoon kon worden gepleegd door een persoon die onder diens gezag staat.
  • 3. 
    De aansprakelijkheid van een rechtspersoon krachtens de leden 1 en 2 sluit niet de strafrechtelijke vervolging uit van natuurlijke personen die als dader, uitlokker of medeplichtige bij de in artikelen 3 en 4 bedoelde handelingen betrokken zijn.

Artikel 7

Sancties tegen rechtspersonen

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen die aansprakelijk zijn gesteld voor een delict als bedoeld in artikel 6, kunnen worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

Artikel 8

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om voor 26 december 2010 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, alsmede een tabel waarin het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn wordt weergegeven.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 10

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 19 november 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J.-P. JOUYET

 

  • (2) 
    Advies van het Europees Parlement van 21 mei 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 oktober 2008.
 

BIJLAGE A

Lijst van communautaire wetgeving vastgesteld overeenkomstig het EG-Verdrag waarvan schending een wederrechtelijk handelen in de zin van artikel 2, onder a, punt i), van deze richtlijn is

 

Richtlijn 70/220/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (1);

 

Richtlijn 72/306/EEG van de Raad van 2 augustus 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de verontreiniging door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen (2);

 

Richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie (3);

 

Richtlijn 76/160/EEG van de Raad van 8 december 1975 betreffende de kwaliteit van het zwemwater (4);

 

Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (5);

 

Richtlijn 77/537/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de maatregelen die moeten worden genomen tegen de verontreiniging door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (6);

 

Richtlijn 78/176/EEG van de Raad van 20 februari 1978 betreffende de afvalstoffen afkomstig van de titaandioxide-industrie (7);

 

Richtlijn 79/117/EEG van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen (8);

 

Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (9);

 

Richtlijn 82/176/EEG van de Raad van 22 maart 1982 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van de sector elektrolyse van alkalichloriden (10);

 

Richtlijn 83/513/EEG van de Raad van 26 september 1983 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van cadmium (11);

 

Richtlijn 84/156/EEG van de Raad van 8 maart 1984 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van andere sectoren dan de elektrolyse van alkalichloride (12);

 

Richtlijn 84/360/EEG van de Raad van 28 juni 1984 betreffende de bestrijding van door industriële inrichtingen veroorzaakte luchtverontreiniging (13);

 

Richtlijn 84/491/EEG van de Raad van 9 oktober 1984 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van cadmium (14);

 

Richtlijn 85/203/EEG van de Raad van 7 maart 1985 inzake luchtkwaliteitsnormen voor stikstofdioxide (15);

 

Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (16);

 

Richtlijn 86/280/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van bepaalde onder lijst I van de bijlage bij Richtlijn 76/464/EEG vallende gevaarlijke stoffen (17);

 

Richtlijn 87/217/EEG van de Raad van 19 maart 1987 inzake voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest (18);

 

Richtlijn 90/219/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (19);

 

Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (20);

 

Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (21);

 

Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (22);

 

Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (23);

 

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (24);

 

Richtlijn 92/112/EEG van de Raad van 15 december 1992 tot vaststelling van de procedure voor de harmonisatie van de programma’s tot vermindering en uiteindelijke algehele opheffing van de verontreiniging door afval van de titaandioxide-industrie (25);

 

Richtlijn 94/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen: de bij Richtlijn 2003/44/EG gewijzigde bepalingen (26);

 

Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (27);

 

Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (28);

 

Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (29);

 

Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB’s/PCT’s) (30);

 

Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (31);

 

Richtlijn 96/82/EG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (32);

 

Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (33);

 

Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (34);

 

Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (35);

 

Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (36);

 

Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (37);

 

Richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties (38);

 

Richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht, Beschikking van de Commissie van 17 oktober 2001 tot wijziging van bijlage V van deze richtlijn (39);

 

Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (40);

 

Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (41);

 

Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (42);

 

Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (43);

 

Richtlijn 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 betreffende grenswaarden voor benzeen en koolmonoxide in de lucht (44);

 

Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval (45);

 

Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (46);

 

Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (47);

 

Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (48);

 

Richtlijn 2002/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2002 betreffende ozon in de lucht (49);

 

Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (50);

 

Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (51);

 

Richtlijn 2004/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht (52);

 

Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia (53);

 

Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (54);

 

Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (55);

 

Richtlijn 2005/78/EG van de Commissie van 14 november 2005 tot uitvoering van Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking, en tot wijziging van de bijlagen I, II, III, IV en VI daarbij (56);

 

Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit (57);

 

Richtlijn 2006/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (58);

 

Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen (59);

 

Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (60);

 

Richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende emissies van klimaatregelingsapparatuur in motorvoertuigen (61);

 

Richtlijn 2006/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft teneinde geschikt te zijn voor het leven van vissen (62);

 

Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s (63);

 

Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (64);

 

Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (65);

 

Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (66);

 

Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (67);

 

Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is (68);

 

Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (69).

 

 

BIJLAGE B

Lijst van communautaire wetgeving vastgesteld overeenkomstig het Euratom-Verdrag waarvan een wederrechtelijk handelen in de zin van artikel 2, onder a, punt ii), van deze richtlijn is:

 

Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (1);

 

Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen (2);

 

Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof (3).

 

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.