Beleid cultuur en onderwijs

Met dank overgenomen van Europa Nu.

Inhoudsopgave

  1. Audiovisueel en mediabeleid
  2. Cultuur
  3. Informatiemaatschappij
  4. Onderwijs- en jeugdbeleid
  5. Onderzoeks- en innovatiebeleid

1.

Audiovisueel en mediabeleid

Het audiovisueel- en mediabeleid van de EU heeft verschillende doelstellingen. De belangrijkste zijn het vergroten van het vrije verkeer van media, het beschermen van minderjarigen tegen schokkende inhoud, het beschermen van het auteursrecht, voorschriften over de maximumhoeveelheid aan reclame en het bevorderen van diversiteit aan uitzendingen. De lidstaten bepalen ieder zelf hun eigen audiovisueel beleid. De EU1 stelt voorschriften en richtsnoeren op voor zaken van gemeenschappelijk belang en vervult zodoende een ondersteunende rol.

2.

Cultuur

Het cultuurbeleid van de Europese Unie moet bijdragen aan de culturele verscheidenheid, interculturele dialoog, creativiteit en het stimuleren van internationale betrekkingen. Culturele sectoren in de Europese Unie1 zijn belangrijke bronnen van inkomsten en werkgelegenheid. In de EU werken ongeveer acht en een half miljoen mensen in deze sectoren. Hiermee draagt cultuur ook bij aan strategische doelstellingen van de EU, zoals welvaart, solidariteit en zekerheid.

3.

Informatiemaatschappij

Het gebruik van Informatie en Communicatietechnologie (ICT) breidt zich steeds verder uit. Het beleid moest er in eerste instantie voor zorgen dat Europese landen klaar waren voor het digitale tijdperk. Inmiddels gaat het vooral om hoe landen en burgers met ICT en data om gaan, kansen te benutten en excessen in te dammen. Centraal staat de digitale interne markt, waaraan zoveel mogelijk EU-inwoners op een verantwoorde manier deel moeten kunnen nemen. Daarnaast werkt de Europese Commissie2 aan een digitale overheid, zet de EU zich in voor internetveiligheid en worden informatietechnologieën ingezet bij het bestrijden van terrorisme en criminaliteit.

De bevoegdheid van de Europese Unie op het gebied van informatietechnologie komt voort uit het Verdrag over de werking van de Europese Unie3 (VwEU). In artikel 1794 en 1805 van dat verdrag staat dat de EU ernaar streeft de ontwikkeling en de verspreiding van deze technologieën te bevorderen. De lidstaten hebben de bevoegdheid ook zelf hun digitale beleid te ontwikkelen, maar vooral op uitvoerend vlak en op gebieden waar de EU nog geen maatregelen heeft genomen of voorgesteld. Waar de digitale markt raakt aan 'regulier' Europees beleid, zoals bijvoorbeeld het misbruik van de marktpositie van grote techbedrijven geldt het daarvoor geldende beleid, zoals in dit geval het mededingingsbeleid.

4.

Onderwijs- en jeugdbeleid

Het Europese onderwijs- en jeugdbeleid heeft als doel dat alle Europese burgers de mogelijkheid hebben om een opleiding te volgen en de kennis tijdens het beroepsleven te vergroten. Sinds 2005 is ook het jeugdbeleid bij het onderwijsbeleid opgenomen. De doelstelling hiervan is onder andere het creëren van banen voor jongeren nadat zij hun studie hebben afgerond.

5.

Onderzoeks- en innovatiebeleid

De Europese Unie1 voert een gemeenschappelijk beleid voor onderzoek en innovatie. Dit beleid moet Europa tot een dynamische en concurrerende kenniseconomie maken. Om het beleid te ondersteunen verstrekt de EU via verschillende programma's jaarlijks voor miljarden aan subsidies.


  • 1. 
    De Europese Unie (EU) is het belangrijkste samenwerkingsverband in Europa. De deelnemende landen hebben voor deze Unie een aantal organisaties opgericht waaraan zij een deel van hun eigen bevoegdheden hebben overgedragen. Dit zijn onder meer het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Raad en het Europese Hof van Justitie.
     
  • 2. 
    Deze instelling van de Europese Unie kan worden beschouwd als het 'dagelijks bestuur' van de EU. De leden van de Europese Commissie worden 'Eurocommissarissen' genoemd. Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor één of meerdere beleidsgebieden.
     
  • 3. 
    Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) is een gewijzigde versie van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG). De gewijzigde versie is in 2009 van kracht geworden. In het VwEU staat wat de bevoegdheden zijn van de Europese Unie, en op welke manier de Europese Unie die bevoegdheden kan uitoefenen. Dit verdrag vormt samen met het Verdrag betreffende de Europese Unie de basis van de Europese Unie.
     
  • 4. 
    1. De Unie heeft tot doel haar wetenschappelijke en technologische grondslagen te versterken door de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte waarbinnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologieën vrij circuleren, tot de ontwikkeling van het concurrentievermogen van de Unie en van haar industrie bij te dragen en de onderzoeksactiviteiten te bevorderen die uit hoofde van andere hoofdstukken van de Verdragen nodig worden geacht.
     
  • 5. 
    Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen onderneemt de Unie de volgende activiteiten, die de activiteiten van de lidstaten aanvullen: