Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Derde Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de statistische gegevens over het aantal dieren dat in de lidstaten van de Europese Unie voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden is gebruikt

1.

Tekst

Avis juridique important

|

2.

52003DC0019

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Derde Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de statistische gegevens over het aantal dieren dat in de lidstaten van de Europese Unie voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden is gebruikt /* COM/2003/0019 def. */

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT DERDE VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT INZAKE DE STATISTISCHE GEGEVENS OVER HET AANTAL DIEREN DAT IN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE VOOR EXPERIMENTELE EN ANDERE WETENSCHAPPELIJKE DOELEINDEN IS GEBRUIKT

INHOUD

  • I. 
    INLEIDING

II. STATISTIEKEN

II.1. Algemeen

II.2. Door de lidstaten verstrekte gegevens

II. 3. Structuur van het verslag

DEEL A: COMPILATIE EN INTERPRETATIE VAN DE GEGEVENS OVER 1999

III.1. Resultaten van EU-tabel 1: Soorten en aantallen gebruikte dieren

III.2. Resultaten van EU-tabel 1: Herkomst van de gebruikte dieren

III.3. Resultaten van EU-tabel 2: Doel van de proeven

III.4. Resultaten van EU-tabel 3: Toxicologisch of veiligheidsonderzoek per productcategorie/onderzoeksdoel

III.5. Resultaten van EU-tabel 4: Dieren gebruikt voor onderzoek naar ziekten

III.6. Resultaten van EU-tabel 5: Dieren gebruikt voor productie en kwaliteitscontrole van producten voor medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toepassingen

III.7. Resultaten van geharmoniseerde EU-tabel 6: Herkomst van regelgeving gehanteerd voor dieren gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek

III.8. Resultaten van EU-tabel 7: Dieren gebruikt voor toxiciteitsproeven in toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek

III.9. Resultaten van EU-tabel 8: Aard van toxiciteitsproeven uitgevoerd in het kader van toxicologisch of ander veiligheidsonderzoek van producten

DEEL B: GEGEVENS VAN DE LIDSTATEN EN SAMENVATTING VAN DE DOOR HEN GEMAAKTE OPMERKINGEN

BELGIË

DENEMARKEN

DUITSLAND

GRIEKENLAND

SPANJE

FRANKRIJK

IERLAND

ITALIË

LUXEMBURG

NEDERLAND

OOSTENRIJK

PORTUGAL

FINLAND

ZWEDEN

VERENIGD KONINKRIJK

  • I. 
    INLEIDING

Doel van dit verslag is om, overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 86/609/EEG [1], aan de Raad en het Europees Parlement de statistische gegevens voor te leggen betreffende de aantallen dieren die in de lidstaten van de EU voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden zijn gebruikt.

[1] PB L 358 van 18.12.1986, blz. 1.

Het eerste verslag (COM (94) 195 def), dat in 1994 is gepubliceerd, bevatte de gegevens van de aantallen dieren die in 1991 in de lidstaten van de Gemeenschap voor experimentele doeleinden zijn gebruikt.

Het tweede verslag (COM (1999) 191 def) werd in 1999 gepubliceerd en bevatte de gegevens van de lidstaten over 1996 [2].

[2] Met voor Frankrijk de gegevens van 1997.

Eind 1997 zijn de diensten van de Commissie het er met de autoriteiten van de lidstaten over eens geworden om de gegevens over dieren die voor experimentele doeleinden worden gebruikt, in een gestandaardiseerd formaat aan te bieden, en wel in een uniforme reeks van acht geharmoniseerde tabellen. Omdat de gegevens van 1996 reeds waren verzameld, waren slechts enkele lidstaten in staat hun gegevens voor het tweede verslag in het nieuw overeen gekomen formaat aan te bieden.

Voor het derde verslag hebben de lidstaten ermee ingestemd, de gegevens over 1999 zoveel mogelijk aan te bieden in de vorm van bovengenoemde acht geharmoniseerde tabellen, die in dit verslag als EU-tabellen worden aangeduid. Afgezien van Duitsland, waar een wijziging in de bestaande federale wetgeving noodzakelijk was, hebben veertien lidstaten hun gegevens in de vorm van de EU-tabellen ingediend.

II. STATISTIEKEN

II.1. Algemeen

Elke lidstaat is krachtens de artikelen 13 en 26 van Richtlijn 86/609/EEG verplicht, bij de Commissie de statistische gegevens in te dienen van de dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden zijn gebruikt. Het voorliggende verslag bevat gegevens over het jaar 1999.

Volgens Resolutie 86/C331/02 [3] van de Raad is het gebruik van dieren toegestaan voor proef nemingen ten behoeve van onderwijs en opleiding. Wanneer de doeleinden van dergelijke experimenten echter niet onder de richtlijn vallen, dat wil zeggen, wanneer het niet gaat om experimentele of wetenschappelijke doeleinden in de zin van de richtlijn, moeten de lidstaten volgens de resolutie nationale voorschriften toepassen, die niet minder streng mogen zijn dan die van de richtlijn. Een aantal lidstaten heeft in dit verslag dan ook dieren opgenomen die onder deze resolutie vallen.

[3] PB C 331 van 23.12.1986, blz. 2.

Doel van dit verslag is, een omvattend overzicht te geven van de aantallen dieren die in 1999 in de Gemeenschap voor verschillende experimentele doeleinden zijn gebruikt. Omdat eerdere verslagen waren opgesteld op grond van niet-geharmoniseerde gegevens, kon slechts in beperkte mate een vergelijking met de resultaten van de voorgaande verslagen worden gemaakt.

Het doel van het verslag is niet om conclusies te trekken of om afzonderlijke door de lidstaten verstrekte gegevens te interpreteren, maar om een algemeen overzicht te geven van de situatie ten aanzien van het gebruik van dieren voor experimentele doeleinden in de Gemeenschap. De opmerkingen en de interpretatie van de lidstaten worden in het tweede deel van het verslag weergegeven.

Het belangrijkste verschil met de voorgaande verslagen is dat de door de lidstaten verstrekte gegevens nu een veel grotere reeks procedures en doeleinden omvatten. Dit is te danken aan de invoering van de geharmoniseerde tabellen. Het doel van de proeven wordt uitvoeriger beschreven, inclusief aspecten zoals de betrokken regelgeving en de samenhang tussen de aard van proeven en de productcategorie. Hierdoor kan voor het eerst een veel nauwkeuriger en uitgebreider overzicht op EU-niveau worden opgesteld.

Het gebruik van de geharmoniseerde EU-tabellen is bedoeld om de consistentie te vergroten en de aansluitende statistische analyse te vereenvoudigen. Aangezien het systeem echter voor het eerst wordt toegepast, moet er rekening mee worden gehouden dat veel van de rapporte rende laboratoria enige moeite hebben gehad met de omschakeling naar de nieuwe situatie. De verwachting is echter dat een aantal tekortkomingen de komende jaren zal worden opgelost en er geroutineerder met het systeem zal worden gewerkt.

Het totale aantal dieren dat in 1999 voor experimentele en andere wetenschappelijke doel einden is gebruikt, wordt geschat op 9,8 miljoen. Het totale aantal dieren dat voor 1996 [4] was opgegeven, bedroeg 11,6 miljoen. Hoewel er geen statistisch juiste schatting van de daling van het aantal gebruikte dieren sinds het verslag van 1996 kan worden gegeven, is in 1999 het totale aantal toch onder de grens van 10 miljoen gedaald, hetgeen een aanzienlijke dalende tendens betekent.

[4] Met voor Frankrijk de gegevens van 1997.

Zoals ook met de eerdere resultaten het geval was, vormen knaagdieren en konijnen verreweg de grootste groep. Koudbloedigen vertegenwoordigen 6,6% van de gebruikte dieren. In hoofdstuk III.1.2 kan de lezer zelf de verdeling tussen de verschillende soorten of groepen van soorten bekijken.

II.2. Door de lidstaten verstrekte gegevens

Alvorens de statistische gegevens nader worden bekeken, moet worden gewezen op de moei lijkheden die zich hebben voorgedaan bij het verzamelen van gegevens in het formaat van de acht EU-tabellen.

Na de voorlopige compilatie van de gegevens zijn er enkele tegenstrijdigheden opgevallen. De koppeling tussen enkele tabellen en de totalen daarvan vormde een middel om de kwaliteit te controleren. Het is duidelijk waarneembaar dat men deze koppelingen niet in alle gevallen goed heeft begrepen.

De eerste van deze koppelingen is het totale aantal gebruikte dieren per soort, kolom 1.2 van EU-tabel 1, dat in EU-tabel 2 is ingedeeld naar het doel van de proeven. De totalen van de tabellen 1 en 2 moeten daarom gelijk zijn.

De tweede koppeling betreft kolom 2.6 van EU-tabel 2 "dieren gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek", die is ingedeeld naar productcategorieën in EU-tabel 3, naar de betrokken regelgeving in EU-tabel 6, en naar de aard van de toxicologische proeven in EU-tabel 7.

Een derde koppeling bestaat tussen de som van de kolommen 2.4 en 2.5 van EU-tabel 2 en het totaal van EU-tabel 5.

Ten aanzien van het totale aantal in de EU gebruikte dieren, zie de tabellen 1 en 2, is besloten tot een conservatieve methode, waarbij de berekeningen worden gemaakt op grond van het hoogste aantal dieren dat per soort is gemeld. Hiermee kan op het totale aantal gebruikte dieren in de 15 lidstaten een relatieve fout van maximaal 0,085 % optreden. Dit goede resultaat toont de zeer hoge consistentie aan van de door de lidstaten verstrekte gegevens ten aanzien van de totale aantallen dieren die in 1999 in de EU voor experimentele doeleinden zijn gebruikt.

Vanwege het feit dat kolom 2.6 van EU-tabel 2 (dieren gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek) is opgesplitst in een aantal EU-tabellen met parameters die niet met elkaar kunnen worden vergeleken, kon de hierboven genoemde conservatieve methode niet worden toegepast tussen EU-tabel 2 en de tabellen 3, 6 en 7. Uit de verschillen in de totalen is een relatieve fout berekend, die uitkomt op een aanvaardbaar niveau van 0,39 %. Men dient zich echter te realiseren dat het aantal dieren dat voor toxicologisch en ander veiligheids onderzoek is gebruikt, slechts 10 % uitmaakt van alle dieren die voor experimentele doeleinden zijn gebruikt.

De afwijkende waarden die door sommige lidstaten waren ingediend, hebben ten aanzien van de derde koppeling geleid tot een veel grotere relatieve fout van 3,3 %. Daarom is besloten, de gegevens van EU-tabel 5 niet nader te interpreteren.

Tenslotte wordt geconcludeerd dat, ondanks het feit dat er voor het verzamelen van gegevens voor het eerst een nieuw protocol is toegepast, er een goede consistentie bestaat in de door de lidstaten verstrekte gegevens.

II. 3. Structuur van het verslag

Dit verslag bestaat uit twee delen:

A Een alomvattende compilatie en interpretatie voor de Europese Unie van de door de lidstaten verstrekte statistische gegevens over 1999. Op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens is voor elke EU-tabel een geconsolideerde tabel berekend, die aan het begin van elk hoofdstuk is geplaatst.

B De door de lidstaten verstrekte gegevens, voorafgegaan door een samenvatting van de door de lidstaten verstrekte opmerkingen. De lezer wordt erop gewezen dat de nummering van tabellen en figuren in deel A van het verslag is gekoppeld aan de nummering van de EU-tabellen en niet aan de nummering van de hoofdstukken van het verslag.

DEEL A: COMPILATIE EN INTERPRETATIE VAN DE GEGEVENS OVER 1999

III.1. Resultaten van EU-tabel 1: Soorten en aantallen gebruikte dieren

III.1.1. De gegevens

Veertien lidstaten hebben het totale aantal voor experimentele doeleinden gebruikte dieren per soort ingediend in het formaat van EU-tabel 1. Één lidstaat heeft zijn gegevens verstrekt in het formaat van de statistische tabel van de Raad van Europa.

De verschillende diersoorten gebruikt voor experimentele doeleinden of andere veiligheids onderzoeken die in tabel 1 van de Raad van Europa zijn weergegeven, komen overeen met die in EU-tabel 1. Het verschil ligt in het feit dat de tabel van de Raad van Europa de volgende vier groepen soorten weergeeft:

  • Goudhamsters en andere knaagdieren
  • Breedneusapen en smalneusapen
  • Geiten en schapen
  • Kwartels en andere vogels

Tabel 1.1 van dit verslag bevat de geconsolideerde gegevens van het aantal dieren gebruikt voor experimentele doeleinden, per soort, ingediend door de 15 lidstaten van de Gemeenschap.

In 1999 bedroeg het totale aantal gebruikte dieren naar schatting 9 814 171.

III.1.2. Verwerking en interpretatie van de gegevens

Om de door één lidstaat in het formaat van de Raad van Europa ingediende gegevens in de algehele evaluatie en aansluitende grafische analyse van het aantal in de 14 andere lidstaten gebruikte dieren te kunnen opnemen, moest in de gegevens van deze lidstaten eerst dezelfde groepsindeling als volgens bovenstaande lijst tot stand worden gebracht.

Ten behoeve van een betere grafische weergave van de resultaten van de gegevens zijn in een tweede stap bepaalde soorten verder gegroepeerd.

Tabel 1.2 geeft de indeling in groepen weer van de diersoorten die voor experimentele doeleinden worden gebruikt.

Figuur 1.1 geeft de percentages weer van in groepen ingedeelde dieren.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Muizen en ratten zijn de soorten die veruit het meest worden gebruikt. Knaagdieren plus konijnen vormen met ongeveer 86,9 % de meerderheid van de dieren.

Vergeleken met het vorige verslag is er een aanzienlijke daling in het gebruik van koudbloedigen (12,9 %); dit zijn echter nog steeds 6,6 % van alle gebruikte soorten.

De hoefdieren omvatten paarden, ezels en kruisingen (onevenhoevigen) en varkens, geiten, schapen en runderen (evenhoevigen). Deze groep is goed voor slechts 1,25 % van het totale aantal gebruikte dieren.

Het percentage vleeseters bedraagt 0,36 % van het totale aantal gebruikte dieren, en de primaten vertegenwoordigen minder dan 0,1% van de in 1999 gebruikte dieren.

Tabel 1.3: Vergelijking van de resultaten van 1996 en 1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(*) gegevens van 14 landen over 1996, en van één land over 1997

Tabel 1.1: Totaal aantal dieren gebruikt voor experimentele doeleinden in de EU-lidstaten

Gegevens over 1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • Het hoogste aantal dieren van de kolommen 1.2 en 2.10

Tabel 1.2: Diersoorten gebruikt voor experimentele doeleinden in de EU-lidstaten

Gegroepeerde gegevens over 1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • Het hoogste aantal dieren van de kolommen 1.2 en 2.10 (zie ook tabel 1.1)
  • (1) 
    = Reptielen + amfibieën + vissen
  • (2) 
    = Kwartels + andere vogels
  • (3) 
    = Paarden, ezels en kruisingen + varkens + geiten + schapen + runderen
  • (4) 
    = Katten + honden + fretten + andere vleeseters

III.2. Resultaten van EU-tabel 1: Herkomst van de gebruikte dieren

III.2.1. De gegevens

EU-tabel 1 geeft niet alleen het totale aantal gebruikte dieren in de lidstaten weer. Ook de herkomst van sommige proefdieren moet hier worden opgegeven. In EU-tabel 1 moeten de lidstaten ook de aantallen dieren opgeven die voor experimentele doeleinden zijn hergebruikt.

Tabel 1.4 van het voorliggende verslag bevat de geconsolideerde resultaten van EU-tabel 1 over de herkomst van enkele in de 14 lidstaten voor experimentele doeleinden gebruikte soorten.

III.2.2. Verwerking en interpretatie van de gegevens

De gegevens van de kolommen 1.3 en 1.4 van tabel 1.4 van dit verslag zijn zodanig gegroepeerd dat duidelijk wordt hoeveel dieren afkomstig zijn uit de Gemeenschap.

Figuur 1.2 geeft de herkomst van de dieren in relatieve percentages weer, afgezet tegen de soorten. (Alleen van bepaalde soorten moet de herkomst worden opgegeven).

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

De meeste proefdieren behorend tot gewone soorten blijken uit de Gemeenschap afkomstig te zijn. Voor bepaalde soorten in het rechterdeel van de grafiek is er een duidelijke verschuiving naar een niet-Europese herkomst. Vermeld moet worden dat de kolom voor de mensapen slaat op slechts zes dieren. De aantallen voor alle andere kolommen liggen tussen de 102 en 106 dieren.

Tabel 1.4: Aantal gebruikte dieren opgesplitst naar herkomst

Gegevens over 1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerking 1 // Kolom 1.5 betreft alleen de lidstaten van de Raad van Europa die aan het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Daarom moet bij het invullen van deze kolom een bijgewerkte lijst worden gebruikt.

(Opmerking 2: // Alleen soorten waarvan de herkomst moet worden aangegeven, zijn in deze tabel opgenomen)

Opmerking 3: // Het in kolom 1.7 opgegeven aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

III.3. Resultaten van EU-tabel 2: Doel van de proeven

III.3.1. De gegevens

Veertien lidstaten hebben over het doel van de proeven verslag gedaan in het formaat van EU-tabel 2. Één lidstaat heeft zijn gegevens ingediend volgens het formaat van de statistische tabel van de Raad van Europa.

Tabel 2.1 van dit verslag bevat de geconsolideerde resultaten voor 14 lidstaten.

III.3.2. Verwerking en interpretatie van de gegevens

Tabel 2.2 bevat de resultaten van de geconsolideerde gegevens over het doel van de in 1999 in de 14 lidstaten uitgevoerde proeven. Ten behoeve van een betere presentatie van resul taten zijn sommige soorten gegroepeerd.

Tabel 2.2: Aantal voor specifieke doeleinden gebruikte dieren, afgezet tegen de soorten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het percentage dieren dat voor de onderscheiden doeleinden is gebruikt, is weergegeven in figuur 2.1.

Tabel 2.1: Aantal dieren gebruikt voor proefnemingen voor specifieke doeleinden

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Ruim 60 % van de dieren is gebruikt in onderzoek en ontwikkeling van medische, diergeneeskundige en tandheelkundige toepassingen en in fundamenteel biologisch onderzoek.

Voor productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen voor medisch, diergeneeskundig en tandheelkundig gebruik werd 21 % van het totale voor 1999 opgegeven aantal dieren gebruikt.

Toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek vormt met 10 % van de gebruikte dieren de op twee na belangrijkste groep experimentele doeleinden.

Tabel 2.3: Vergelijking van de resultaten van 1996 met die van 1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 13 lidstaten hebben de doeleinden van hun proefnemingen medegedeeld.

Aangezien met de invoering van de EU-tabellen de resolutie van de gegevens voor de verschillende doeleinden van proefnemingen in de lidstaten is verfijnd, kan worden gemeld dat de doelstelling "andere" is gedaald van 17 % naar 5 %.

De grafiek van figuur 2.2 toont per soort het aantal dieren dat voor specifieke doeleinden is gebruikt. Ten aanzien van de gebruikte soorten kon een meer gedetail leerde grafiek worden getekend dan destijds op grond van de gegevens voor 1996 mogelijk was. Bij knaagdieren en konijnen is het algemene beeld van de gebruiks doelen niet significant gewijzigd (behalve bij de details per soort). Bij de groep koudbloedigen inclusief vissen is echter sinds 1996 het gebruik voor fundamenteel biologisch onderzoek toegenomen.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

III.3.3. Diagnose van ziekten

Kolom 2.7 van EU-tabel 2 bevat een parameter die met het oog op nieuwe epidemieën in de Gemeenschap in de toekomst van belang kan zijn. Tabel 2.4 geeft het aantal gebruikte dieren in de 14 lidstaten per groep van soorten weer.

Tabel 2.4: Diersoorten die voor de diagnose van ziekten zijn gebruikt

Knaagdieren + konijnen // 110781

Vleeseters // 221

Paarden, ezels en kruisingen (Equidae) // 96

Varkens (Sus) // 1500

Geiten (Capra) // 214

Schapen (Ovis) // 1503

Runderen (Bos) // 260

Halfapen + apen // 22

Vogels (Aves) // 4107

Koudbloedigen // 21317

Koudbloedigen maken 15,2 % uit van het totale aantal dieren dat voor de diagnose van ziekten is gebruikt.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

III.4. Resultaten van EU-tabel 3: Toxicologisch of veiligheidsonderzoek per productcategorie/onderzoeksdoel

III.4.1. De gegevens

Veertien lidstaten hebben hun gegevens ingediend over dieren die zijn gebruikt voor toxicologisch of ander veiligheidsonderzoek van producten of andere onderzoeks doelen.

Tabel 3.1 van dit verslag bevat de geconsolideerde resultaten van dieren die in 14 lidstaten zijn gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek (EU-tabel 3).

III.4.2. Verwerking en interpretatie van de gegevens

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Voor het eerst geeft het statistisch verslag een representatief overzicht van de aantallen dieren die in de 14 lidstaten zijn gebruikt voor toxicologisch of ander veiligheids onderzoek, ingedeeld naar de productcategorie waarvoor de proeven moesten worden uitgevoerd.

Er moet op worden gewezen dat de dieren die voor toxicologisch en ander veilig heids onderzoek zijn gebruikt, slechts 10 % uitmaken van het totale aantal dieren dat voor experimentele doeleinden is gebruikt.

Het aantal dieren dat is gebruikt voor toxicologisch onderzoek van producten/stoffen voor diervoeding, voor additieven in voor de menselijke consumptie bestemde levensmiddelen, voor cosmetica en voor het huishouden, is zeer klein (4 %), dit in vergelijking met de andere producten of onderzoeksdoelen.

Producten of toestellen die voor medische, diergeneeskundige en tandheelkundige toepassingen worden gebruikt, beslaan 54 % van het oppervlak van de grafiek.

De groep producten/stoffen die vallen onder het toezicht van autoriteiten belast met de veiligheid van chemische producten voor de gezondheid en het milieu, zoals industriële chemicaliën en bestrijdingsmiddelen, is goed voor het gebruik van 19 % van de dieren.

Een andere belangrijke groep is "ander" toxicologisch onderzoek (16 %).

Tabel 3.1: Aantal dieren gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III.4.3 Diersoort en productcategorie

Omwille van een overzichtelijke presentatie zijn in tabel 3.2 van dit verslag enkele producten van EU-tabel 3 alsmede enkele diersoorten gegroepeerd.

De grafiek van figuur 3.2 toont het aantal gebruikte dieren per diersoort afgezet tegen de productcategorie / het onderzoeksdoel.

Interessant is dat de kolom "stoffen die het milieu in het algemeen (kunnen) verontreinigen" wordt gekenmerkt door een tendens naar het gebruik van uit milieuoogpunt relevante soorten zoals vissen en amfibieën.

Tabel 3.2: Aantal dieren gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek van producten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

III.5. Resultaten van EU-tabel 4: Dieren gebruikt voor onderzoek naar ziekten

III.5.1. De gegevens

Veertien lidstaten hebben hun gegevens ingediend over de dieren die zijn gebruikt voor onderzoek naar ziekten van mens en dier. Over de periode 1996-1997 waren dat negen lidstaten.

Tabel 4.1 van dit verslag bevat de geconsolideerde resultaten van 14 lidstaten (EU-tabel 4).

III.5.2. Verwerking en interpretatie van de gegevens

Figuur 4.1 geeft per groep van ziekten het corresponderende percentage van de voor ziekte onderzoek gebruikte proefdieren aan.

Het aantal dieren gebruikt voor onderzoek naar ziekten bedraagt 50,4 % van het totale aantal voor experimentele doeleinden gebruikte dieren.

Het gebruikspatroon van 1999 komt overeen met dat van 1996, met uitzondering van een daling van het aantal dieren dat is gebruikt voor kankeronderzoek bij de mens.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Tabel 4.1: Aantal dieren gebruikt voor proefnemingen voor onderzoek naar ziekten bij mens en dier

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 4.2: Dieren gebruikt voor onderzoek naar ziekten per diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De soorten van tabel 4.1 zijn in tabel 4.2 verder gegroepeerd. Ook is voor iedere diersoort of -groep berekend welk percentage voor het onderzoek van de diverse groepen ziekten is gebruikt; deze percentages zijn in het onderste deel van tabel 4.2 weergegeven.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Het bovenste deel van de kolom geeft het percentage dieren aan die werden gebruikt bij onderzoek naar dierziekten. Bij twee diergroepen gaat het om significante aantallen: vogels en koudbloedigen. Op de vergadering van nationale deskundigen is gemeld dat deze diergroepen veel worden gebruikt om vaccins te controleren.

III.6. Resultaten van EU-tabel 5: Dieren gebruikt voor productie en kwaliteitscontrole van producten voor medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toepassingen

III.6.1. De gegevens

Veertien lidstaten hebben hun gegevens ingediend van dieren die zijn gebruikt bij de productie en kwaliteitscontrole van producten voor medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toepassingen.

Het aantal dieren dat wordt gebruikt bij de productie en kwaliteitscontrole van producten voor medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toepassingen bedraagt 14 % van het totale aantal dieren dat voor experimentele doeleinden wordt gebruikt.

Tabel 5.1 van dit verslag bevat de geconsolideerde resultaten van de 14 lidstaten die deze gegevens hebben ingediend (EU-tabel 5).

Ten gevolge van afwijkingen in de door enkele lidstaten ingediende gegevens worden de gegevens van tabel 5.1 niet nader geïnterpreteerd.

Tabel 5.1: Aantal dieren gebruikt voor de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen voor medische, diergeneeskundige en tandheelkundige toepassingen

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III.7. Resultaten van geharmoniseerde EU-tabel 6: Herkomst van regelgeving gehanteerd voor dieren gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek

III.7.1. De gegevens

Veertien lidstaten hebben hun gegevens ingediend over de herkomst van wettelijke vereisten voor dieren die worden gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek.

Tabel 6.1 van dit verslag bevat de geconsolideerde resultaten van de 14 lidstaten die hun gegevens hebben ingediend (EU-tabel 6).

III.7.2. Verwerking en interpretatie van de gegevens

Figuur 6.1

Percentage gebruikte dieren afgezet tegen de herkomst van de wettelijke vereisten voor toxicologisch of ander veiligheidsonderzoek

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

De som van de percentages voor de afzonderlijke regelgevingen volgens de kolommen 6.2 t.m. 6.5 komt uit op een veel lager aantal gebruikte dieren (31,3%) dan combinaties van eisen (53,7%).

Tabel 6.1: Aantal dieren gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III.8. Resultaten van EU-tabel 7: Dieren gebruikt voor toxiciteitsproeven in toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek

III.8.1. De gegevens

Veertien lidstaten hebben hun gegevens ingediend over dieren die worden gebruikt voor toxiciteits proeven in toxicologisch of ander veiligheidsonderzoek van producten.

Tabel 7.1 van dit verslag bevat de geconsolideerde resultaten van de 14 lidstaten die gegevens hebben ingediend over dieren gebruikt voor verschillende toxicologisch onderzoekingen (EU-tabel 7).

III.8.2. Verwerking en interpretatie van de gegevens

Om de presentatie van de resultaten overzichtelijker te maken zijn enkele toxiciteitsproeven van tabel 7.1 gegroepeerd in tabel 7.2 van dit verslag. In de grafiek van figuur 7.1 wordt het percentage gebruikte dieren per categorie toxiciteitsproeven weergegeven.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Veruit het meeste onderzoek betreft proeven inzake acute en subacute toxiciteit (38 %). Wanneer de proeven inzake chronische en sub-chronische toxiciteit daarbij worden opgeteld, blijkt dat klassiek toxiciteitsonderzoek op korte en lange termijn in 1999 meer dan de helft (52 %) van het proefdiergebruik voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek uitmaakte.

Systemische effecten, bijzondere effecten (carcinogeniteit, mutageniteit) en reproductietoxiciteit maken ongeveer de helft uit van bovengenoemde percentages voor klassiek toxiciteitsonderzoek.

Het percentage voor milieutoxiciteit is laag.

Tot slot staat 19,5 % aangegeven voor "andere proeven", waarvoor geen nadere indicatie is gegeven.

Tabel 7.1: Aantal dieren gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tabel 7.2: Groepering naar de aard van de dierproeven volgens tabel 7.1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III.9. Resultaten van EU-tabel 8: Aard van toxiciteitsproeven uitgevoerd in het kader van toxicologisch of ander veiligheidsonderzoek van producten

III.9.1. De gegevens

Tabel 8.1 van dit verslag is de geconsolideerde tabel betreffende de aard van de toxiciteits proeven in het kader van toxicologisch of ander veiligheidsonderzoek van producten, voor de 14 lidstaten die hun gegevens hebben ingediend (EU-tabel 8).

III.9.2. Verwerking en interpretatie van de gegevens

Ten gevolge van inconsistenties tussen de ingediende gegevens is besloten, de resultaten niet nader te interpreteren.

Tabel 8.1: Aantal dieren gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL B: GEGEVENS VAN DE LIDSTATEN EN SAMENVATTING VAN DE DOOR HEN GEMAAKTE OPMERKINGEN

BELGIË

Opmerkingen van de Belgische autoriteiten

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door het ministerie van Middenstand en Landbouw.

Algemene opmerkingen

  • 1. 
    De wettelijke grondslag voor het verzamelen van statistische gegevens in België is het Koninklijk Besluit van 14 november 1993 dat voorschrijft dat alle laboratoria jaarlijks hun statistische gegevens over het gebruik van dieren aan de veterinaire diensten toezenden.
  • 2. 
    De statistische gegevens over 1999 zijn voor de eerste maal op de gestandaardiseerde reeks statistische tabellen van de Europese Unie verzameld. Voorafgaand aan het verzamelen waren er richtsnoeren gezonden aan de directeuren van alle laboratoria. Het doel hiervan was, de wijze waarop hergebruikte dieren in de tabellen worden opgenomen alsmede de koppeling tussen de verschillende tabellen, te verduidelijken. Alle laboratoria die in 1999 actief waren, hebben hun statistische gegevens ingeleverd.

Specifieke opmerkingen

  • 1. 
    Het is opmerkelijk dat in 1999 in België het totale aantal dieren dat voor onderzoek of andere wetenschappe lijke doeleinden wordt gebruikt, ten opzichte van de cijfers voor 1996, met 47,87 % is afgenomen.
  • 2. 
    Een nauwkeurigere vergelijking van de gegevens van 1999 met die van 1998 brengt de volgende trends aan het licht:

2.1. Knaagdieren en konijnen zijn de meest gebruikte groep dieren en wel hoofdzakelijk voor "onderzoek, ontwikkeling en kwaliteitscontrole van producten en toestellen voor medisch, diergeneeskundig en tandheelkundig gebruik".

2.2. De tweede groep bestaat uit de koudbloedigen in fundamenteel onderzoek, onderzoek naar milieutoxiciteit en levensmiddelenonderzoek.

2.3. Het totale aantal gebruikte dieren in 1999 (790 089 dieren) was 5,6 % lager in vergelijking met het cijfer voor 1998 (837 560 dieren).

2.4. Het aantal knaagdieren en konijnen is met 2,11 % toegenomen.

2.5. Het gebruik van "vleeseters", waarvan het gebruik bij het brede publiek gevoelig ligt, vertoont een regelmatige daling: het aantal dat bij proefnemingen is gebruikt, is afgenomen met 20,8 % voor honden en met 40,9 % voor katten.

2.6. Het aantal varkens is met 7,1 % toegenomen, maar van andere landbouwhuisdieren is minder gebruik gemaakt (schapen: -15,7 %; geiten: -7,1 %; runderen: -4,9 %; paarden en ezels: -1,1 %).

2.7. Het aantal primaten is verminderd met 41,7 %.

2.8. Het aantal vogels is afgenomen met 64,2 %.

2.9. Het gebruik van koudbloedigen was 28,2 % lager dan in 1999.

Ter afsluiting wordt gesteld dat er in België twee belangrijke trends inzake het gebruik van proefdieren zichtbaar zijn. De eerste is een bevestiging van de daling van het gebruik van honden en katten, en de tweede betreft de vermindering van het gebruik van primaten. Deze laatste vermindering is een gevolg van het feit dat er voor enkele vormen van veiligheids onderzoek van farmacologische producten minder primaten worden gebruikt.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DENEMARKEN

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door de "Dyreforsøgstilsynet" (Inspectie Dierproeven).

Opmerkingen van de Deense autoriteiten

Wanneer een dier voor de eerste maal voor experimentele doeleinden wordt gebruik, wordt het in de statistieken opgenomen. Dieren die al vóór 1 januari 1999 voor experimentele doeleinden werden gebruikt, zijn niet in de statistieken voor het verslagjaar opgenomen.

Zoals blijkt uit de volgende bladzijden, bedroeg in 1999 het totale aantal gebruikte proefdieren 323 444 (waarvan er 29 018 "andere gewervelde dieren" zijn, voornamelijk vissen). Het aantal voor experimentele doeleinden gebruikte dieren is al jaren constant op circa 350 000, waarbij slechts kleine afwijkingen optreden, zoals bijvoorbeeld in 1998, toen het aantal tot 290 590 daalde. Deze plotselinge teruggang kan worden beschouwd als een toevallige afwijking, hetgeen wordt bevestigd door de cijfers voor 1997 en 1999 (380 322 resp. 323 444 dieren).

Anders dan in Denemarken is het aantal gebruikte dieren in verscheidene andere Europese landen de afgelopen twee decennia significant gedaald. Volgens de Inspectie Dierproeven (Dyreforsøgstilsynet) is dit verschil toe te schrijven aan het feit dat de Deense farmaceutische industrie haar activiteiten de afgelopen jaren flink heeft opgeschroefd, deels als gevolg van de stichting van nieuwe bedrijven. Deze stijging van de activiteit is niet gepaard gegaan met een evenredige stijging van het aantal voor experimentele doeleinden gebruikte dieren. Zo heeft een groot Deens farmaceutische bedrijf de Inspectie Dierproeven laten weten dat het er de afgelopen jaren in is geslaagd, een aanzienlijk deel van zijn onderzoek en ontwikkeling te doen plaatsvinden met behulp van nieuw ontwikkelde, verfijnde (alternatieve) methoden, waarmee de behoefte aan proefdieren flink is verminderd. In het jaar 2000 verwacht dit bedrijf voor onderzoek en ontwikkeling circa 70 000 proefdieren te gebruiken. Wanneer het geheel en al afhankelijk zou zijn van de methoden die in 1990 beschikbaar waren, zou dit ene bedrijf in 2000 alleen al zo'n 1 miljoen proefdieren nodig hebben gehad.

Getalsmatig wordt de grootste schommeling gevonden bij het gebruik van muizen en ratten, te weten in 1999 een totaal van 260 544 dieren, dit is 81 %. Cavia's en konijnen zijn goed voor 16 974 dieren (5 %). Het aantal vissen, met een totaal van 28 741 (9 %), is hoger dan in de twee voorgaande jaren.

De aantallen voor diersoorten als katten, honden en apen zijn nooit lager geweest dan in 1999 (44, 143 resp. 0, t.w. tezamen 0,6 %).

Afgezien van het totale aantal, zijn er ten opzichte van voorgaande jaren geen grote verschillen in het gebruikspatroon van proefdieren. Speciaal te vermelden wijzigingen in het gebruikspatroon zijn de volgende. Er is een duidelijke daling in fundamenteel biologisch onderzoek met dieren, van iets minder dan 100 000 naar 66 797 proefdieren. Tegelijkertijd is het gebruik van proefdieren voor onderzoek en ontwikkeling voor medische, tandheelkundige en diergeneeskundige producten en toestellen significant toegenomen van 102 823 in 1998 tot 153 671 in 1999, hoewel dit laatste cijfer overeenkomt met het gebruiksniveau van de voorgaande jaren. Op vergelijkbare wijze is het gebruik van proefdieren voor toxicologische en andere veiligheidsproeven van 14 573 in 1998 toegenomen tot 17 696 in 1999, wat ook weer in overeenstemming is met het gebruikspatroon van de voorgaande jaren.

Vergeleken met voorgaande jaren is het aantal dieren dat voor proefnemingen m.b.t. ziekten van mens en dier wordt gebruikt, significant toegenomen; het gaat in totaal om 195 666 dieren, t.w. 60 %. Terwijl het gebruiksniveau in samenhang met hart- en vaatziekten bij de mens meer dan gehalveerd is, is het gebruik van proefdieren in samenhang met zenuwziekten en psychische aandoeningen bij de mens sterk toegenomen, en dit wordt weerspiegeld bij andere ziekten bij de mens.

Op het gebied van toxicologie blijft het aantal voor "andere letale methoden" gebruikte dieren dalen. Ook de aantallen dieren gebruikt voor proeven voor huidirritatie en huidsensibilisatie dalen voortdurend. In 1999 zijn 21 knaagdieren gebruikt voor proeven inzake acute of subacute toxiciteit bij cosmetica of artikelen voor lichaamsverzorging.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DUITSLAND

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door het "Bundesministerium für Verbraucherschutz, Ernährung und Landwirtschaft" (Ministerie voor Consumenten bescherming, Voedselvoorziening en Landbouw).

Opmerkingen van de Duitse autoriteiten

De officiële cijfers op het moment dat dit verslag wordt opgesteld, hebben betrekking op het jaar 1999. In deze verslagperiode is het aantal proefdieren met 58 822 toe genomen tot 1 591 miljoen ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit betekent een stijging met 3,8 % ten opzichte van 1998. De stijging wordt met name veroorzaakt door fundamenteel onderzoek alsmede door de ontwikkeling van de diagnostiek enz. Hoewel op grond van de statistieken moeilijk uitvoerige conclusies kunnen worden getrokken, zou de ontwikkeling van nieuwe diagnostische middelen en gentechnologische procedures een oorzaak van de stijging kunnen zijn. De stijging van de aantallen dieren zou ook kunnen worden toegeschreven aan de groeiende betekenis van fundamenteel onderzoek. Anderzijds moet worden vastgesteld dat het aantal van de voor de beproeving van producten gebruikte dieren, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling of geneesmiddelen, al jaren daalt.

In de afzonderlijke categorieën lopen de trends voor het gebruik van dieren uiteen; de grootse dalingen in 1999 ten opzichte van het voorgaande jaar betreffen cavia's (-7,8 %) en konijnen (-21,7 %). Daarentegen zijn de aantallen met name bij vissen (29,6 %), vogels (23 %) en muizen (1,8 %) toegenomen. De aantallen apen en halfapen zijn ten opzichte van het jaar daarvoor met 21,8 % gestegen. Ook de aantallen honden en katten zijn in de verslagperiode toegenomen. Hierbij moet echter worden bedacht dat, daar de absolute aantallen klein zijn, één enkel groot project al een aanzienlijke stijging kan teweegbrengen. Mensapen worden sinds 1991 in Duitsland niet meer gebruikt.

Bij dierproeven in 1999 in Duitsland gebruikte dieren (aantal, soort en herkomst)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 1) 
    De Verordening van 1 augustus 1988 betreffende kennisgeving inzake voor proefnemingen gebruikte gewervelde dieren biedt geen rechtsgrondslag voor het verzamelen van informatie over de herkomst van dieren.
  • 2) 
    Dieren van deze soort worden onder "andere knaagdieren" opgevoerd.
  • 3) 
    Breedneusapen en smalneusapen m.u.v. mensapen worden samen onder "andere apen" opgevoerd.
  • 4) 
    Deze dieren worden niet afzonderlijk, maar onder "vogels" opgevoerd.

In 1999 in Duitsland bij proefnemingen voor specifieke doeleinden gebruikt aantal dieren

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 Deze gegevens hebben alleen betrekking op gewervelde dieren die zijn gebruikt voor onderzoek naar of het testen van methoden voor diagnose en preventieve of curatieve behandeling.

2 Deze gegevens omvatten ook een relatief klein aantal dieren die niet voor eigenlijke veiligheidsonderzoeken maar bijvoorbeeld voor effectiviteitsproeven zijn gebruikt.

3 De Dierenbeschermingswet van 1986 biedt geen rechtsgrondslag voor het verzamelen van statistische informatie op dit gebied.

Aantal dieren dat in 1999 in Duitsland is gebruikt bij proefnemingen voor specifieke doeleinden betreffende de bescherming van mens, dier en milieu door toxicologisch of veiligheidsonderzoek (m.i.v. veiligheidsonderzoek van producten of toestellen voor medische en diergeneeskundige toepassingen)1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1 Over dit aspect is geen afzonderlijk informatie verzameld.

Aantal dieren dat in (jaar) in de Bondsrepubliek Duitsland voor proefnemingen inzake ziekten en aandoeningen1

is gebruikt

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerking: Wanneer een proefneming onder één van de posten 2 t/m 4 betrekking heeft op kanker, dient deze onder kanker te worden opgevoerd.

1 Wanneer de aard van ziekte of aandoening bij de mens niet nauwkeurig bekend is, moeten de gegevens onder post 4 worden opgevoerd.

In 1999 voor wettelijk vereiste proeven in Duitsland gebruikte aantallen dieren

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Opmerking: Deze gegevens betreffen wettelijk opgelegde proeven in het kader van de kennisgeving of toelating van stoffen of producten.

GRIEKENLAND

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door de Ypoyrgeio Gevrgiaw, Gen. Diey/Nsh Kthniatrikhw (Ministerie van Landbouw, Diergeneeskundige Dienst).

Opmerkingen van de Griekse autoriteiten

Proefnemingen met gewervelde dieren in Griekenland zijn onderworpen aan de volgende voorschriften:

(a) Wet nr. 2015/92 (Staatscourant I 30) ter goedkeuring van het Europees Verdrag inzake de bescherming van gewervelde dieren gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden;

(b) Presidentieel besluit nr. 160/91 (Staatscourant I 64) inzake de bescherming van dieren gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden, in overeenstemming met Richtlijn 86/609/EEG van de Raad.

In overeenstemming met bovenstaande voorschriften:

  • zijn vergunningen verleend aan wetenschappers om proefnemingen met dieren uit te voeren (artikelen 7 en 14 van Richtlijn 86/609/EEG)
  • zijn fok- en toeleveringsinstellingen voor proefnemingen geregistreerd (artikelen 15, 16, 19 en 21 van Richtlijn 86/609/EEG).
  • 1. 
    INSTELLINGEN

Proefnemingen worden uitgevoerd in daartoe geregistreerde instellingen, waarvan er in totaal 21 zijn.

Deze kunnen als volgt worden opgesplitst:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

  • 2. 
    PROEFNEMINGEN

Het totale aantal uitgevoerde proefnemingen kan als volgt worden opgesplitst:

68,1 % voor ziekten bij mens en dier

2,1 % ter controle op de kwaliteit van geneesmiddelen, en van tandheelkundige en diergeneeskundige producten en toestellen

1,72 % voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek.

Er worden geen dieren gebruikt voor proeven met cosmetica en reinigingsmiddelen.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

SPANJE

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn verstrekt door het Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación, Subdirección General de Sanidad Animal" (Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, directoraat-generaal Levende Have, Dienst Gezondheid van Dieren).

Opmerkingen van de Spaanse autoriteiten

Geen opmerkingen

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

FRANKRIJK

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door het "Ministère de la Recherche" (Ministerie van Onderzoek).

Opmerkingen van de Franse autoriteiten

Overeenkomstig de artikelen 13 en 26 van Richtlijn 86/609/EEG van 24 november 1986 inzake de bescherming van dieren die voor experimentele en andere weten schappelijke doeleinden worden gebruikt, is een statistisch overzicht opgesteld van het gebruik van dieren voor experimentele doeleinden in 1999. Het ministerie van Onderzoek, dat voor dit onderzoek verantwoordelijk is, heeft de Europese Commissie de in standaardformaat gepresenteerde Franse statistische gegevens toegestuurd.

Hiervoor is gebruik gemaakt van de reeks van acht tabellen die door de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn opgesteld en waarin de gevraagde informatie aan de hand van categorieën staat aangegeven. Er wordt aan herinnerd dat deze tabellen al eerder zijn gebruikt bij het opstellen van het overzicht voor 1997, aangezien de Franse autoriteiten toen bij de beproeving van de nieuwe geharmoniseerde structuur waren betrokken.

Methodologisch was er een vernieuwing ten opzichte van het voorgaande overzicht doordat de instellingen werd verzocht hun antwoorden op de vragenlijst desgewenst hetzij op diskette in PC- of Mac-formaat (inclusief de tabellen met de resultaten geformatteerd in Excel), hetzij per elektronische post in te dienen, waarbij de bus voor binnenkomende e-post met een wachtwoord was beveiligd. Het laatste systeem werd zeer naar waarde geschat, aangezien deze mogelijkheid voor bijna 20 % van de correspondentie (en van de reacties) is gebruikt.

Bij de analyse van deze resultaten passen enkele opmerkingen.

  • Tussen 1990 en 1999, t.w. in bijna 10 jaar, is het totale aantal bij proefnemingen gebruikte gewervelde dieren gedaald met 37 %, wat overeenkomt met een gemiddelde daling van 5 % per jaar.
  • De daling van het totale aantal gebruikte dieren is aanzienlijker bij particuliere instellingen dan in de publieke sector; deze bedroeg 75,6 % in 1997 maar was in 1999 afgenomen tot 61 %.
  • Knaagdieren vormen nog steeds de grootste groep proefdieren. Hoewel er tussen 1990 en 1999 een daling van 36 % in het gebruikte aantal was, is hun relatieve belang in het totale aantal duidelijk toegenomen. Dit bedroeg 90,8 % in 1990 en liep op tot 91,6 % in 1999, waarbij er tussen 1997 en 1999 een opmerkelijke netto stijging was in het aantal gebruikte knaagdieren in laboratoria in de publieke sector.
  • Het aantal konijnen is tussen 1990 en 1999 met 56 % afgenomen, maar tussen 1997 en 1999 was er een significante stijging in het gebruik ervan door laboratoria in de publieke sector.
  • In 1999 bleek dat het aantal gebruikte honden, dat sinds 1990 met 33 % was gedaald, tussen 1997 en 1999 was toegenomen. Zij worden het meest gebruikt door particuliere instellingen, maar ook de vraag van laboratoria in de publieke sector is significant toegenomen.
  • Het gebruik van katten, dat tussen 1990 en 1999 een daling van 34 % te zien gaf, is in laboratoria in de publieke sector hetzelfde gebleven.
  • Het aantal gebruikte primaten is tussen 1990 en 1999 met 26 % gedaald. Na een daling in het gebruik ervan met slechts 2 % tussen 1993 en 1997, is er tussen 1997 en 1999 een verdere daling met 11 % gerapporteerd. Net als in 1997 werden er geen mensapen gebruikt.
  • Sinds 1993 is het gebruik van varkens gestaag afgenomen, en wel met gemiddeld 11 % per jaar. In 1999 maakten varkens 0,4 % van de gebruikte gewervelde dieren uit, terwijl dat in 1993 nog 0,6 % was.
  • Het aantal geiten en schapen is van 1997 tot 1999 met 46 % gestegen. Van 1990 tot 1999 bedroeg de jaarlijkse stijging gemiddeld 4 %.
  • De schommelingen in het gebruik van koeien komen overeen met die bij geiten en schapen. De stijging tussen 1997 en 1999 is echter groter, en wel 90 %. Tussen 1990 en 1999 bedroeg de stijging gemiddeld 3 %, waarbij de laboratoria in de publieke sector de grootste gebruikers zijn.

Tenslotte acht het ministerie van Onderzoek het noodzakelijk dat, zoals in eerdere overzichten, ten behoeve van de transparantie een niet-EU-tabel wordt opgesteld voor een diercategorie waarvan het gebruik valt buiten de omschrijving van proefnemingen volgens artikel 2 van Richtlijn 86/609/EEG. Volgens dit artikel valt het doden van een dier op een "humane" wijze (de minst pijnlijke manier zoals door de huidige inzichten wordt geaccepteerd) om cellen, weefsels of organen te kunnen verwijderen, niet onder proefnemingen. Uit deze tabel blijkt dat het aantal dieren dat volgens "humane" methoden ten behoeve van in vitro onderzoek wordt gedood, nog steeds significant is: 255 089. Er bestaan duidelijke verschillen tussen de twee samenhangende vormen van gebruik. Tussen 1997 en 1999 is het gebruik van gewervelde dieren in "alternatieve methoden ter vervanging van dierproeven" toegenomen met 66 %, terwijl hun gebruik voor "fundamenteel onderzoek" met 51 % is afgenomen.

In een memorandum van 20 april 2001 is onze aandacht gevestigd op het feit dat enkele statistische overzichtstabellen over het gebruik van laboratoriumdieren in Frankrijk in 1999 onderlinge verschillen vertoonden. Met name de totalen van de tabellen 3, 6, 7 en 8 zouden gelijk moeten zijn aan het totaal in kolom 2.6 van tabel 2.

Dit probleem was bekend, maar desondanks is besloten, de verstrekte gegevens omwille van de transparantie te handhaven en omdat deze gegevens informatief kunnen zijn voor de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Er zijn twee hoofdoorzaken van deze verschillen:

  • 1. 
    De geënquêteerde instellingen moeten in elke tabel afzonderlijke gegevens (ingedeeld naar gebruikstype en soort) en de bijbehorende totalen inleveren. In een aantal gevallen is vastgesteld dat de som van de afzonderlijke gegevens verschilde - meestal lager was - van de aangegeven totalen. De belangrijkste oorzaak hiervan schijnt te zijn het feit dat de persoon die de dieren aanschaft, niet altijd dezelfde is die de proefnemingen uitvoert.
  • 2. 
    Het systeem om de coherentie binnen het overzicht te controleren, was gebaseerd op het detecteren van inconsistenties. Met andere woorden, bij het registreren van de resultaten werden alle tabellen die niet aan de coherentie criteria voldeden, door de desbetreffende instellingen aan een nadere verificatie onderworpen.

2.1 Wanneer bij controle door deze instellingen bleek dat men de gegevens niet binnen een aanvaardbare termijn kon corrigeren, werd ervoor gekozen, de aangegeven totalen ongemoeid te laten. Bijgevolg is het werkelijke aantal gebruikte dieren waarschijnlijk een stuk lager (circa 0,25 %). Dit verklaart grotendeels dat de cijfers iets hoger zijn dan de totalen die eigenlijk in de tabellen 3, 6, 7 en 8 hadden moeten worden opgevoerd.

2.2 Bovendien was, bij antwoorden die afkomstig waren van een centrale proef dierenfaciliteit, de controleprocedure gecompliceerder omdat eerst moest worden vastgesteld bij welke laboratoria die van deze gezamenlijke voorziening gebruik maken, het verschil zich voordeed, en in enkele gevallen omdat moeilijk kon worden onderscheiden tussen het aantal dieren dat werd aangeschaft en het aantal dieren dat werkelijk werd gebruikt.

Tot slot dient te worden opgemerkt dat de grootste foutenmarge die tussen de samenhangende tabellen is vastgesteld, 0,4 % bedraagt. Natuurlijk zou een marge van nul beter zijn geweest, maar de procedure om de gegevens op juistheid te controleren en de heterogeniteit van de instellingen maken dit soort weliswaar kleine verschillen onvermijdelijk.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

IERLAND

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens van Ierland over 1999 zijn verstrekt door het Department of Health and Children (Ministerie voor Volksgezondheid en Kinderen).

Opmerkingen van de Ierse autoriteiten

Algemeen

  • In totaal zijn er 73 929 dieren gebruikt; dit betekent een stijging van 7 % ten opzichte van 1998.
  • In de verslagperiode waren er 456 geldige vergunningen afgegeven.
  • In 1999 zijn er 182 nieuwe vergunningen afgegeven, dat betekent een daling van 27 % in het aantal vergunningen ten opzichte van het voorgaande jaar.
  • Knaagdieren maakten 63 % uit van alle gebruikte dieren.
  • Er zijn geen primaten gebruikt. Dit was in overeenstemming met het Ierse beleid om geen vergunningen af te geven voor het gebruik van primaten.
  • Van de gebruikte dieren was 66 % (48 913) gefokt in geregistreerde fokbedrijven in Ierland.
  • Commerciële concerns namen 26 % (19 165) van de gebruikte dieren voor hun rekening. Dit betekent een vermindering van 5 % in het commerciële gebruik van dieren ten opzichte van 1998.
  • Universiteiten en andere onderwijsinstellingen namen 37 % (27 507) van alle voor wetenschappelijke proeven gebruikte dieren voor hun rekening.
  • In 58 % van alle procedures (49 922) is geen verdoving gebruikt, gewoonlijk omdat de zwaarte van de proef dermate gering was dat er geen verdoving nodig was.
  • 6 % van de dieren (4 524) is gebruikt in procedures waarbij verdoving is toegepast en het dier weer is kunnen bijkomen (certificaat B).
  • Er zijn 691 genetisch gemodificeerde dieren voor experimentele activiteiten gebruikt. Dit is 1 % van de totale gebruikte aantallen.

Dieren gebruikt voor bijzondere doeleinden

  • 32% van de dieren (23 463) was betrokken bij specifiek op dierziekten gericht onderzoek.
  • 20 000 vissen (ruim 99 % van alle gebruikte vissen) zijn gebruikt voor de verplichte bewaking van infecties in gekweekte bestanden.
  • 78 % van de in 1999 gebruikte 844 varkens was betrokken bij op dierziekten gericht onderzoek.
  • In totaal zijn er 129 katten gebruikt, waarvan 87 % (112) voor onderzoek naar ziekten bij katten.
  • In 1999 zijn er 312 honden gebruikt, waarvan 132 voor onderzoek naar ziekten bij de mens.
  • Circa 10 % van de dieren is gebruikt voor onderzoek naar zenuwziekten en psychische aandoeningen bij de mens.
  • Onderwijs en opleiding waren verantwoordelijk voor 2,5 % van de gebruikte dieren.

Toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek

  • Er zijn geen dieren gebruikt voor de beproeving van cosmetische producten.
  • Toxicologische en andere veiligheidsonderzoeken waren goed voor 17 % (12 347) van de gebruikte dieren. Van deze proeven is 97 % uitgevoerd om aan wetgeving te voldoen.
  • 90% van de voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek gebruikte dieren waren muizen.
  • Er zijn geen dieren gebruikt voor het uitvoeren van LD50- of LC50-proeven.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ITALIË

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door het Ministero della Sanità, Dipartimento Alimenti, Nutrizione e della Sanità Pubblica Veterinaria (Ministerie van Volksgezondheid, DG Veterinaire Volksgezondheid, Voedsel en Voeding).

Opmerkingen van de Italiaanse autoriteiten

De verzamelde gegevens zijn ingevoerd in de statistische standaardtabellen die in 1997 door de nationale bevoegde autoriteiten in de EU zijn overeengekomen.

In het algemeen weerspiegelen de resultaten de neerwaartse trend in het totale aantal dieren dat voor proefnemingen wordt gebruikt en dat in 1999 onder één miljoen kwam.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Gedetailleerde gegevens over de verschillende diersoorten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De tabellen bevatten ook de gegevens over dieren die zijn gebruikt voor in vitro onderzoek (d.w.z. die gedood zijn om cellen, weefsel of organen te verwijderen), voor onderwijsdoeleinden en voor de diagnose van ziekten bij mens en dier.

Muizen en ratten maken 92,4 % uit van de gebruikte diersoorten.

Honden, katten en apen maken 0,13 % uit van alle gebruikte dieren; dit betekent een daling met 26,9 % sinds 1997. Zie bijlage 1 voor nadere informatie over de verschillende soorten.

88,58 % van de dieren is gebruikt voor fundamenteel biologisch onderzoek, onderzoek en ontwikkeling van producten en toestellen voor medische, tandheelkundige en diergenees kundige toepassingen en de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen voor medische en tandheelkundige toepassingen.

Bijlage I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

LUXEMBURG

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door het Ministère de l'Agriculture, Administration des Services Vétérinaires (Ministerie van Landbouw, Veterinaire Dienst)

Opmerkingen van de Luxemburgse autoriteiten

Geen opmerkingen

Commentaar:

Dit verslag bevat alleen de relevante EU-tabellen met gegevens. Er werden geen proefdieren opgevoerd in de tabellen 3 t/m 8.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

NEDERLAND

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door de Keuringsdienst van Waren bij het Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Opmerkingen van de Nederlandse autoriteiten

Op 5 februari 1997 is de herziene versie van de Wet op dierproeven (1977) in werking getreden. Deze wet vormt een samenhangend systeem voor de regulering van dierproeven en geldt alleen voor gewervelde dieren. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen echter ook ongewervelde soorten worden aangewezen om onder de werking van deze wet te worden gebracht.

De bepalingen van de Europese richtlijn inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuurs rechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (86/609/EEG), zijn uitgevoerd.

Daarenboven zijn onder andere de volgende bepalingen uitgevaardigd:

  • dierproeven met LD50/LC50-methoden zijn verboden. Door het ontbreken van gevalideerde alternatieve methoden wordt voor toxicologisch onderzoek op het gebied van acute huidproblemen en acute ademhalingsproblemen een algemene ontheffing toegestaan;
  • dierproeven in samenhang met nieuwe of bestaande cosmetica zijn verboden;
  • over elke uit te voeren dierproef moet advies zijn uitgebracht door een erkende commissie voor de ethische toetsing van dierexperimenten. Een dergelijke commissie bestaat uit ten minste zeven leden, waaronder de voorzitter. Voorts bestaat de commissie in een evenredige getalsverhouding uit deskundigen op het gebied van dierproeven, van alternatieven voor dierproeven, van dierenwelzijn en -bescherming en van ethische toetsing. Ten minste twee van deze deskundigen zijn niet betrokken bij het verrichten van dierproeven. De voorzitter en ten minste twee leden staan niet in arbeidsverhouding tot enige vergunninghouder die bij de commissie een aanvraag heeft ingediend. De functionaris voor dierenwelzijn wordt reeds in een vroeg stadium betrokken bij de toetsing van proefnemingen en treedt op als permanent adviseur voor de ethische-toetsingscommissie. In 2001, na een periode van drie jaar, wordt het functioneren van deze commissies beoordeeld.

Vergunningen voor het uitvoeren van dierproeven worden door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verleend aan een natuurlijke of rechtspersoon die is gemachtigd als vertegenwoordiger van een instelling die dieren gebruikt op te treden. Met deze vergunning zijn deze personen ervoor verantwoordelijk dat aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Op het welzijn van de proefdieren wordt toegezien door een gekwalificeerde dierenarts of een andere bevoegde persoon die hiermee door de vergunninghouder is belast.

Een permanent comité adviseert de minister over de uitvoering van de wet en over andere zaken die hiermee samenhangen. Het comité is samengesteld uit deskundigen op de gebieden dierproeven, proefdierkunde en dierenwelzijn.

De uitvoering van de wet is opgedragen aan de Veterinaire Inspectie van Volksgezondheid.

Het produceren van transgene dieren

In het kader van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (CWWD, 1992) is een vergunningsstelsel van kracht geworden ten aanzien van proeven die zijn gericht op wijziging van het genetische materiaal van dieren. Een nationaal comité voor de ethische toetsing van genetische modificatie van dieren, genaamd de Commissie biotechnologie bij dieren, adviseert de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de ethische aspecten van de productie en het gebruik van transgene dieren in het algemeen en over de toelaatbaarheid van voorgestelde projecten.

Zulke projecten moeten bovendien worden getoetst binnen het kader van de Wet op dier proeven en de Wet milieubeheer. Aan de onderlinge afstemming van deze drie toetsingen dient de nodige aandacht te worden besteed.

In 1999 zijn voor de productie van transgene dieren 39 275 dieren gebruikt.

Het verzamelen van gegevens

83 instellingen (met 330 onderafdelingen) hebben het registratieformulier voor 1999 ingevuld.

Deze instellingen kunnen als volgt worden opgesplitst:

  • a) 
    Universiteiten en academische ziekenhuizen // 16
  • b) 
    Andere ziekenhuizen, regionale laboratoria voor de volksgezondheid // 5
  • c) 
    Onderzoeksinstellingen op het gebied van de volksgezondheid // 9
  • d) 
    Landbouwkundige en diergeneeskundige onderzoeksinstellingen // 10
  • e) 
    Andere onderzoeksinstellingen // 4
  • f) 
    Bedrijven // 27
  • g) 
    Scholen voor beroepsonderwijs // 10
  • h) 
    Diverse // 2

Tot 1999 moesten de gegevens over dierproeven vooraf worden geregistreerd. Om die reden moest de mate van het lijden worden geschat. Vanaf 1999 is er echter een nieuw systeem in gebruik dat vergunninghouders ertoe verplicht, de formulieren in de vullen nadat de proef is uitgevoerd.

Het systeem voor het verzamelen van gegevens is gebaseerd op

  • het oude systeem;
  • aanvullende nationale eisen, zoals een opsplitsing naar de aard van de gebruikte dieren: genetisch gemodificeerd, uit het wild, andere dieren;
  • de EU-tabellen die door EU-lidstaten moeten worden gebruikt om de gegevens aan te leveren die worden opgenomen in het verslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement inzake dierproeven.

Het doden van een dier zonder dat eerst een ingreep heeft plaatsgehad

In Nederland wordt, wanneer een dier wordt gedood zonder dat eerst een ingreep voor onderzoek of proeven heeft plaatsgehad, bijvoorbeeld voor het winnen van organen en/of bloed, het doden beschouwd als proef. De gedachte hierachter is dat de Inspectie de bevoegdheid moet hebben om toezicht te houden op het doden van laboratoriumdieren. In 1999 zijn er 63 920 dieren gedood zonder dat eerst een ingreep had plaatsgehad.

Dit is in tegenstelling tot Overeenkomst ETS 123 van de Raad van Europa en Richtlijn 86/609/EEG, waarin het gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden niet wordt beschouwd als proef wanneer de methode wordt gebruikt die in de moderne praktijk als de minst pijnlijke methode van doden ('humane' methode) wordt geaccepteerd.

Totaal aantal gebruikte dieren

In 1999 zijn er volgens de EU-tabellen in totaal 621 466 dieren gebruikt.

Voorkomen van lijden en pijn

Algemeen

Zoals hiervoor al is gesteld, moeten de gegevens worden geregistreerd nadat een proef is uitgevoerd. Hiertoe behoren ook de gegevens over de mate van het lijden; t.w. het lijden dat de dieren ervaren.

Lijden wordt gedefinieerd als een toestand waarin afbreuk wordt gedaan aan de gezondheid van het dier, of als voelbare pijn, verwonding of ander ernstig leed dat aan het dier wordt toegebracht. Er bestaan er geen objectieve criteria om de mate van het lijden te beoordelen. Geënquêteerden wordt echter geadviseerd, aandacht te schenken aan het effect van ingrepen op het gedrag en/of op de lichaamsfuncties van het dier.

Op bijeenkomsten van functionarissen dierenwelzijn wordt informatie uitgewisseld en besproken om tot een betere consensus te komen.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

OOSTENRIJK

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door de Bundesministerien Land und Forst wirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft, Soziale Sicherheit und Generationen, Bildung, Wissenschaft und Kultur (de ministeries van Landbouw en Bosbouw, Milieu en Waterstaat; Sociale Zekerheid en de Generaties; Economische Zaken en Arbeid; Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur).

Opmerkingen van de Oostenrijkse autoriteiten

Er bestaat in Oostenrijk een zich duidelijk doorzettende neerwaartse trend in het aantal dierproeven en dieren die voor experimentele doeleinden worden gebruikt. Uit de statistieken over dierproeven voor 1999 (krachtens de Wet op dierproeven worden elk jaar de statistieken van het voorgaande jaar gepubliceerd) blijkt dat er in 1999 in totaal 130 295 dieren voor experimentele doeleinden zijn gebruikt, t.w. 26 953 of circa 17 % minder dan in 1998 (157 248). Ter vergelijking: 1997 (168 696); 1993 (272 371) en 1992 (308 308). Ten opzichte van 1991 (het eerste jaar dat er statistieken zijn bijgehouden) is het aantal gebruikte dieren met bijna drie kwart verminderd: in dat jaar werden er nog 482 166 dieren voor experimentele doeleinden gebruikt.

Nadat de Wet op dierproeven, BGBl (Oostenrijks Staatsblad nr. 169/1999) werd gewijzigd, zijn de statistieken over dierproeven voor het eerst in het standaard EU-formaat opgesteld. De volledige statistieken voor dierproeven worden, samen met de tabellen van de ministeries die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wet op dierproeven (de ministeries van Landbouw en Bosbouw, Milieu en Waterstaat; Sociale Zekerheid en de Generaties; Economische Zaken en Arbeid; Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur) weergegeven op de homepage van het ministerie van Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur: hap://www.bt_nbwk.gy.at/4fte/tierversuch/sta.99.htm

De juiste trend bij dierproeven

Volgens de minister van Wetenschappen, Elisabeth Gehrer, is deze duidelijke daling in het aantal voor proefnemingen gebruikte dieren (een vermindering met 73 % sinds 1991) toe te schrijven aan ten minste twee onderling samenhangende ontwikkelingen op het gebied van de dierproeven:

De drie V's

Ten eerste zijn er de drie V's: vermindering, verfijning (van wetenschappelijke methoden) en vervanging (van proefdiergebruik door andere wetenschappelijke methoden), uit te voeren door de wetenschappers, onderzoekers en wetenschappelijke medewerkers zelf en via de inspanningen om zoveel mogelijk alternatieve methoden ter vervanging van dierproeven te gebruiken, zoals is bepaald bij de Oostenrijkse Wet op dierproeven.

Opmerking:

Daarnaast heeft het ministerie van Wetenschappen in november 1998, tijdens het Oostenrijkse EU-voorzitterschap (tweede helft van 1998), een bijeenkomst georganiseerd over de tenuitvoerlegging van de drie V's, en dan met name over de doelstellingen in de EU, in wetenschap en industrie. Deze bijeenkomst heeft veel publiciteit heeft gekregen en was opgezet in samenwerking met de Commissie en met deelnemers uit alle EU-lidstaten en, voor de eerste maal, de kandidaat-lidstaten uit Oost-Europa teneinde de doelstellingen van de drie V's ook in EU-verband te ondersteunen en te bevorderen. Eén van de op deze bijeenkomst aangenomen resoluties werd voor nader behandeling ingediend bij de Raad en de Europese Commissie. Onlangs is op een vervolgbijeenkomst, die het afgelopen jaar (tijdens het Duitse EU-voorzitterschap) in Berlijn is gehouden, bijzondere aandacht besteed aan Oostenrijkse initiatieven om op Gemeenschapsniveau methoden ter vervanging van dierproeven te erkennen en ten uitvoer te leggen, en sindsdien staan deze initiatieven op de agenda bij alle EU-discussies over dierproeven.

Een op beperking gerichte aanpak en de bevordering van alternatieve methoden

Ten tweede hebben, onder de strenge Oostenrijkse Wet op dierproeven, alle bevoegde autoriteiten een op beperking gerichte aanpak gekozen ten aanzien van de verlening van vergunningen voor dierproeven. Deze wet is het afgelopen jaar nog verder aangescherpt en staat alleen onder zeer beperkende voorwaarden dierproeven toe, en alleen dan wanneer de doelstellingen van de proeven niet met andere methoden of werkwijzen (vervangende methoden) kunnen worden bereikt.

Tenslotte heeft de proactieve aanpak van de regering, waarbij onder andere prijsvragen met nationale prijzen voor onderzoeksprojecten worden uitgeschreven om alternatieve methoden te vinden, en waarbij pogingen worden ondernomen om zowel in Oostenrijk als in het buitenland procedures ter vervanging van dierproeven te stimuleren, ook de wetenschappers en onderzoekers bewuster gemaakt van hun verantwoordelijkheid op dit gebied. Het ministerie van Wetenschappen heeft de afgelopen twee jaar al ruim 20 miljoen Oostenrijkse schilling uitgegeven aan onderzoekscontracten om alternatieven voor dierproeven te vinden.

Proefdieren: hoofdzakelijk ratten en muizen

Het totale aantal dieren dat in 1999 in Oostenrijk voor experimentele doeleinden is gebruikt, bedroeg 130 295. Dit waren 103 893 ratten en muizen; 15 056 konijnen; 670 landbouwhuisdieren (schapen, geiten, varkens, runderen enz.); 3 367 vogels; 738 vissen; 709 amfibieën; 68 honden en 24 katten.

Publicatie van

het Oostenrijkse ministerie van Economische Zaken en Arbeid

(30.581/5-III/A/9/2000);

het Oostenrijkse ministerie van Sociale Zekerheid en de Generaties

(20.903/8-VIII/A/8/2000);

het Oostenrijkse ministerie van Landbouw en Bosbouw, Milieu en Waterstaat

(12 4650/1-I/2U/200) en

het Oostenrijkse ministerie van Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur

(5436/7-Pr/S/2000).

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PORTUGAL

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door het Ministério da Agricultura, Desenvolviementos Rural e das Pescas, Direcção Geral Veterinária (ministerie van Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Visserij, DG Veterinaire Zaken, Dienst Gezondheidsbescherming, Welzijn en Voeding van Dieren)

Opmerkingen van de Portugese autoriteiten

  • 1. 
    Om het invullen van de statistische tabellen te vergemakkelijken en zodoende de kwaliteit van de statistieken in de toekomst te verbeteren, gaan wij de richtsnoeren in andere bewoordingen stellen, overeenkomstig een eerder verzoek van de instellingen die dierproeven uitvoeren.
  • 2. 
    Er worden momenteel voorbereidingen getroffen voor een verdere herziening van de Portugese nationale wetgeving inzake de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. In principe worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  • verplicht stellen van een ethische code voor alle instellingen die dieren gebruiken voor de hier bedoelde doelstellingen;
  • wijzigen van de samenstelling van het nationale adviescomité, en wel zodanig dat nieuwe ministeries hierin zijn vertegenwoordigd en de afgetreden leden worden vervangen;
  • toevoegen van een classificatie van het niveau van het lijden dat een dier wordt aangedaan.
  • 3. 
    Wij achten het noodzakelijk, uniforme criteria op lidstaatniveau vast te stellen voor de beroepsopleiding van onderzoekers en technisch laboratoriumpersoneel dat met dieren omgaat, teneinde de status van dit technisch personeel te verhogen en de gelijkwaardigheid binnen de Europese Unie te bevorderen.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

FINLAND

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door het Maa - ja metsätalousministeriö Elintarvike- ja terveysosasto (ministerie van Landbouw en Bosbouw, Dienst Diergeneeskunde en Voeding).

Opmerkingen van de Finse autoriteiten

Sinds het afgelopen jaar is de hoeveelheid gebruikte dieren enigszins toegenomen. Volgens de informatie van de provinciale overheidskantoren is de ontwikkeling en de toegenomen toepassing van de gentechnologie één verklaring hiervoor. In één enkel onderzoek waarin een nieuwe stam met gewijzigde genen wordt geproduceerd, kan het aantal dieren, vaak muizen, aanzienlijk zijn. De stijging van het aantal dieren is zeker het gevolg van de stijging van het aantal muizen.

  • Tabel 1: Muizen vormen de grootste groep. Het aandeel van muizen bedraagt circa 39 % van alle dieren. Vissen vormen de op één na grootste groep (circa 38 % van alle dieren); de op twee na grootste groep zijn ratten (circa 14 % van alle dieren). In 1999 zijn er negen primaten gebruikt (smalneusapen). Er zijn in het geheel geen katten, halfapen, breedneusapen en mensapen gebruikt.
  • Tabel 2: Fundamenteel biologisch onderzoek (2.2) is het belangrijkste doel van de proeven. Het aandeel van de dieren die voor fundamenteel biologisch onderzoek worden gebruikt, bedraagt circa 86% van alle gebruikte dieren.
  • Tabel 3: Het aantal dieren dat wordt gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheids onderzoek bedraagt slechts < 2 % van alle gebruikte dieren. Er zijn geen proeven uitgevoerd in samenhang met cosmetica of producten voor lichaamsverzorging (3.6) of producten die voornamelijk als additieven in voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen (zullen) worden gebruikt (3.7).
  • Tabel 4: Circa 90 % van de gebruikte dieren wordt gebruikt voor onderzoek naar ziekten of aandoeningen bij de mens. De meest gebruikte dieren in de kolom 'specifiek op ziekten bij dieren gericht onderzoek' zijn vissen.
  • Tabel 5: Het aandeel van de dieren die worden gebruikt op grond van EG-wetgeving of de eisen van de Europese Farmacopee (5.3.) bedraagt 83 % van alle dieren die voor de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen voor medische, diergeneeskundige en tandheelkundige toepassingen worden gebruikt.
  • Tabel 6: Het aandeel van de dieren die worden gebruikt in de kolom 'niet vereist krachtens enige regelgeving' (6.7), bedraagt 49 % van alle dieren die voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek worden gebruikt.
  • Tabel 7: Het aandeel van de dieren die worden gebruikt voor de beproeving van acute en subacute toxiciteit met behulp van letale methoden (7.2.1 en 7.2.2), bedraagt circa 6 % van alle dieren die voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek worden gebruikt.
  • Tabel 8: Stoffen die het milieu in het algemeen (kunnen) verontreinigen (8.h, 38 %) en producten/stoffen of toestellen voor medisch, tandheelkundig en diergeneeskundig gebruik (8.a, 46 %) zijn de grootste groepen waarbinnen de meeste dieren worden gebruikt voor toxicologisch en ander veiligheidsonderzoek.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 5: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PRODUCTIE EN KWALITEITSCONTROLE VAN PRODUCTEN EN TOESTELLEN VOOR MEDISCH, TANDHEELKUNDIG EN DIERGENEESKUNDIG GEBRUIK

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ZWEDEN

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door de Nationale Raad voor laboratorium dieren.

Opmerkingen van de Zweedse autoriteiten

In juni 2000 moesten de statistische gegevens over het gebruik van laboratorium dieren bij de EU-Commissie zijn ingeleverd. Dit was veel vroeger dan voorgaande jaren. Dit heeft bij het verzamelen en verwerken van onze gegevens tot enkele problemen geleid. De meeste onderzoekers op universiteiten waren op tijd en hadden hun verslag in maart ingediend, maar enkelen kwamen hiermee pas in mei, ondanks een aantal herinneringen van de Nationale Raad voor laboratorium dieren (CFN). Helaas moest bij drie onderzoekers die voor het indienen van de gegevens verantwoordelijk waren, met de rechter worden gedreigd omdat zij de vereiste gegevens over hun dierproeven maar niet inleverden. Het is te hopen dat het verzamelen van de statistische gegevens van de universiteiten volgend jaar soepeler zal verlopen.

EU-richtlijn

Volgens de EU-definitie (Richtlijn 86/609/EEG) waren er in 1999 in Zweden circa 324 000 laboratoriumdieren. Ten opzichte van 1998 is dit een stijging met 7,6 % (circa 23 000 dieren). Het is moeilijk te verklaren wat deze stijging heeft veroorzaakt; enkele factoren waaraan deze mogelijk zou kunnen worden toegeschreven zijn onder andere een grotere behoefte bij biomedisch onderzoek, een betere verslaglegging over de aantallen dieren of alleen maar een natuurlijke schommeling. Uit de Zweedse statistische gegevens blijkt dat er in de jaren 1990 drie soorten het meest voor dierproeven zijn gebruikt: muizen, ratten en vissen. In 1999 namen deze drie groepen dan ook 90 % van alle gebruikte laboratoriumdieren voor hun rekening. De meest opmerkelijke verandering die in 1999 is waargenomen, was een stijging van het aantal muizen, waarvan er 27 000 meer waren dan in het voorgaande jaar. Dit weerspiegelt waarschijnlijk het toegenomen gebruik van transgene muizen voor biomedisch onderzoek. Tegelijkertijd is het aantal in dierproeven gebruikte ratten afgenomen. Het aantal gebruikte vissen is in 1999 ten opzichte van het voorgaande jaar ook toegenomen.

Uit de Zweedse statistische gegevens blijkt ook dat, terwijl het aantal door biomedische bedrijven gebruikte laboratoriumdieren hetzelfde is gebleven als in 1998, de in onderzoek op universiteiten gebruikte aantallen in dezelfde periode zijn toegenomen.

Specifiek gebruik van dieren

Evenals in voorgaande jaren zijn de meeste laboratoriumdieren gebruikt voor fundamenteel biologisch onderzoek (51 %), of voor de ontwikkeling van producten en/of toestellen voor medische of diergeneeskundige toepassingen (41%). In 1999 is 5 % van de dieren gebruikt in toxicologisch onderzoek, en is minder dan 3 % van het totale aantal laboratoriumdieren gebruikt voor het diagnosticeren van dierziekten. Muizen, ratten en vissen zijn het meest gebruikt voor toxicologisch onderzoek, en in mindere mate honden en konijnen. In proefnemingen met producten/stoffen of toestellen voor medisch, tandheelkundig en diergeneeskundig gebruik zijn vooral zoogdieren gebruikt, terwijl in proeven met stoffen die het milieu kunnen verontreinigen, voornamelijk vissen zijn gebruikt.

Zweedse definitie

Behalve de informatie die volgens de EU-richtlijn is vereist, verzamelt Zweden ook statistische gegevens over andere gebruiksvormen van laboratoriumdieren. De Zweedse wetgeving schrijft voor dat elk gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden wordt gemeld. Om die reden zijn in deze statistische gegevens ook alle dieren opgenomen die voor gedragsonderzoek en voederproeven zijn gebruikt, en ook de dieren die zijn gedood om hun weefsels en organen te kunnen gebruiken. Volgens deze definitie zijn er over 1999 circa 228 000 dieren gemeld. De belangrijkste soorten waren vissen en vogels, de laatste voornamelijk hanen waarvan de kam voor de extractie van hyaluronzuur wordt gebruikt.

Transgene dieren

De Zweedse statistieken maken geen onderscheid tussen het gebruik van transgene dieren en dat van andere laboratoriumdieren. In overeenstemming met de EU-richtlijn beschouwt Zweden het fokken met transgene stammen niet als een proef op zich. Het wordt echter wel als een proef gezien wanneer transgene dieren in proeven worden gebruikt of wanneer er nieuwe transgene stammen worden geproduceerd.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze

kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABLE 5: NUMBER OF ANIMALS USED IN PRODUCTION AND QUALITY CONTROL OF PRODUCTS AND DEVICES FOR HUMAN MEDICINE AND DENTISTRY AND FOR VETERINARY MEDICINE

Regulatory requirements versus species

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

VERENIGD KONINKRIJK

Ingediende statistische gegevens

De statistische gegevens zijn ingediend door het Home Office (ministerie van Binnenlandse Zaken).

Opmerkingen van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk

Circa 1,9 miljoen dieren zijn voor de eerste maal gebruikt in proeven die in 1999 zijn begonnen. Dit cijfer kan niet zonder meer met dat van voorgaande jaren worden vergeleken; zie hierover de opmerking aan het slot.

De statistische gegevens van het Verenigd Koninkrijk zijn in twee afzonderlijke verslagen gepubliceerd, waarvan één voor Groot-Brittannië en één voor Noord-Ierland. Over de gehele linie was er in vergelijking met het gebruik in 1998 een daling van het aantal dieren dat voor de eerste maal in onder wetgeving vallende proeven in het UK is gebruikt.

Ongeveer een derde van de dieren heeft een vorm van verdoving ontvangen om de zwaarte van de ingreep te verlichten. Voor de meeste overige dieren zou het gebruik van verdoving de zwaarte van de proef hebben doen toenemen.

Van de soorten die afkomstig dienen te zijn van geregistreerde fok- of toeleverings bedrijven in het UK was 99 % van de dieren daar inderdaad van afkomstig, terwijl de herkomst van minder dan 0,5 % lag buiten de EU of de lidstaten van de Raad van Europa.

Vier van elke vijf proeven (80% van het totaal) werden op muizen of ratten uitgevoerd.

Honden, katten, paarden en primaten genieten in het VK speciale bescherming en maakten met elkaar 0,5 % van de gebruikte dieren uit.

Koudbloedigen (vissen en amfibieën) zijn goed voor 7 % van het totale gebruik van dieren.

Fundamenteel biologisch onderzoek en toegepast onderzoek voor medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toepassingen waren goed voor het gebruik van 1,3 miljoen dieren, dat is 68 % van het totale gebruik van dieren.

Iets minder dan 30 % van de dieren is gebruikt voor toxicologisch of ander veiligheidsonderzoek of voor de productie en kwaliteitscontrole van producten en toestellen voor medische, tandheelkundige of diergeneeskundige toepassingen. Het meeste van dit gebruik (ruim 80 %) is uitgevoerd om te voldoen aan Europese of andere wettelijke vereisten.

Er zijn in 1999 geen dieren gebruikt voor onderzoek naar de veiligheid van cosmetische producten of bestanddelen daarvan.

Door de wijdverbreide toepassing van alternatief in vitro onderzoek ter vervanging van het gebruik van levende dieren is het gebruik van dieren voor de productie van monoklonale antilichamen teruggelopen.

Opmerking: Ten gevolge van wijzigingen in de voor het verzamelen van gegevens gebruikte methode omvat het diergebruik in 1999 NIET die dieren die zijn gebruikt voor het fokken van genetisch gemodificeerde (transgene/gemuteerde) dieren, maar wel zijn de dieren opgenomen, die zijn gebruikt voor het produceren van zulke stammen.

TABEL 1: AANTAL GEBRUIKTE DIEREN, OPGESPLITST NAAR HERKOMST

Indeling naar herkomst en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noot 1: Kolom 1.5 betreft uitsluitend de lidstaten van de Raad van Europa die bij het begin van de verslagperiode partij zijn bij Overeenkomst ETS 123. Derhalve moet bij het invullen van deze kolom gebruik worden gemaakt van een geactualiseerde lijst van die landen.

Noot 2: Alleen de niet-gearceerde vakken invullen.

Noot 3: Het in kolom 1.7 opgevoerde aantal hergebruikte dieren is niet begrepen in het in kolom 1.2 opgevoerde totaal.

TABEL 2: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN VOOR BIJZONDERE DOELEINDEN

Indeling naar doel en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 3: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar productcategorie en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 4: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR PROEFNEMINGEN TEN BEHOEVE VAN HET ONDERZOEK VAN ZIEKTEN VAN MENS EN DIER

Indeling naar groep van ziekten en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABLE 5: NUMBER OF ANIMALS USED IN PRODUCTION AND QUALITY CONTROL OF PRODUCTS AND DEVICES FOR HUMAN MEDICINE AND DENTISTRY AND FOR VETERINARY MEDICINE

Regulatory requirements versus species

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 6: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar betrokken regelgeving en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 7: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en diersoort

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL 8: AANTAL DIEREN GEBRUIKT VOOR TOXICOLOGISCHE EN ANDERE VEILIGHEIDSONDERZOEKEN

Indeling naar aard van de proef en productcategorie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.