Grondwet van Nederland

Met dank overgenomen van Parlement.com.

De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument en hoogste nationale wet van Nederland. Zij bevat de regels voor onze staatsinstellingen en de grondrechten van de burgers. Daarnaast bevat de Grondwet regels over bestuur, wetgeving en rechtspraak. De Grondwet telt acht hoofdstukken. Artikel 5.2 van het Statuut van het Koninkrijk i bepaalt dat de Grondwet de bepalingen daarvan in acht neemt.

De tekst en de indeling van de huidige Grondwet is grotendeels in 1983 tot stand gekomen. Sindsdien zijn nog enkele wijzigingen aangebracht, zoals de vastlegging van het recht op inlichtingen voor Kamerleden en het opschorten van de dienstplicht. U treft bij dit item de actuele tekst aan.

Er zijn momenteel diverse voorstellen aanhangig i om de Grondwet te wijzigen. Op de website van de Nederlandse Grondwet staat een overzicht van de te behandelen wetsvoorstellen.

Naast het begrip Grondwet kennen we ook het begrip constitutie. Het verschil is dat de constitutie ook ongeschreven regels over de staatsinrichting van Nederland bevat.

1.

Indeling grondwet

Grondrechten

In hoofdstuk I van de Nederlandse Grondwet zijn de rechten van iedere ingezetene vastgelegd. Het gaat daarbij met name om mensenrechten en democratische rechten. Zo zijn het discriminatieverbod (art. 1), de vrijheden van godsdienst en meningsuiting, de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, het recht op privacy, rechtsbescherming en het recht op betoging opgenomen.

Regering

In hoofdstuk II van de Nederlandse Grondwet is de positie van de Koning en het kabinet (ministers en staatssecretarissen) vastgelegd. Samen vormen zij de regering. De Grondwet bepaalt dat de ministers verantwoordelijk zijn en dat de Koning onschendbaar is. Dit noemen we de ministeriële verantwoordelijkheid i. Verder worden onder andere zaken geregeld met betrekking tot de troonopvolging i, het regentschap, het huwelijk van een troonopvolger en over ministeries en de ministerraad i.

Staten-Generaal

In hoofdstuk III van de Nederlandse Grondwet zijn de taken, bevoegdheden, zittingsduur en werkwijze van Eerste en Tweede Kamer vastgelegd. Tevens zijn regels opgenomen over de Verenigde vergadering i, de toelating van de leden, het voorzitterschap en de verkiezingen. Ten slotte zijn bepalingen opgenomen over de openbaarheid van de vergaderingen, over de rechtspositie van de leden en over onverenigbare functies.

Raad van state, Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman en vaste colleges van advies

Hoofdstuk IV van de Nederlandse Grondwet bevat bepalingen over de Raad van State i, de Algemene Rekenkamer en vaste colleges van advies. De Raad van State is het hoogste adviescollege van de regering. De Rekenkamer controleert de uitgaven van het Rijk. Vaste colleges zijn bijvoorbeeld de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de Onderwijsraad. De bepalingen in dit hoofdstuk hebben betrekking op de samenstelling, bevoegdheden, rechtspositie van de leden en verder op de openbaarheid van de adviezen.

Wetgeving en bestuur

In hoofdstuk V van de Nederlandse Grondwet wordt geregeld hoe wetten tot stand moeten komen, hoe de bekrachtiging van wetten moet geschieden, hoe een nieuwe wet bekend moet worden gemaakt en op welke wijze een wet inwerking kan treden. In dit hoofdstuk zijn ook de rechten van amendement en initiatief vastgelegd en wordt bepaald wanneer en door wie een wetsvoorstel kan worden ingetrokken. Hoofdstuk V bevat tevens regels over Algemene Maatregelen van Bestuur, over de handhaving van wetten, over verdragen, over de begroting en het geldstelsel en over wetboeken

Rechtspraak

In hoofdstuk VI van de Nederlandse Grondwet staat wie geschillen over burgerlijke rechten en schuldvorderingen en wie strafbare feiten mogen berechten. Ook wordt bepaald aan wie de Tuchtrechtspraak wordt opgedragen. Verder worden de hoofdlijnen van de rechtspraak geregeld, zoals op welke wijze rechtbanken moeten worden ingesteld, hoe de leden van de Hoge Raad worden benoemd en hoe berechting van ambtsmisdrijven van ministers en Kamerleden dient te geschieden.

Provincies, Gemeenten, Waterschappen, andere openbare lichamen

In hoofdstuk VII van de Nederlandse Grondwet staan bepalingen met betrekking tot gemeenten, provincies en waterschappen, zoals hoe worden die opgeheven en ingesteld, hoe worden hun grenzen vastgesteld en welke bevoegdheden hebben ze. Verder zijn bepalingen opgenomen over de gemeenteraad, over provinciale en gedeputeerde staten, over het college van burgemeester en wethouders en over de commissaris van de Koning(in). Daarbij kan worden gedacht aan de wijze van verkiezing of benoeming.

Herziening van de Grondwet

De wijze waarop de Grondwet kan worden gewijzigd, wordt geregeld in hoofdstuk VIII van de Nederlandse Grondwet. De voornaamste bepalingen daarbij zijn dat dit in twee stappen moet gebeuren en dat bij de tweede stap een versterkte meerderheid nodig is. Eerst moet een overwegingswet worden aangenomen door Tweede en Eerste Kamer. Daarna wordt de Tweede Kamer ontbonden en vinden daarvoor verkiezingen plaats. Hierna besluiten Tweede en Eerste Kamer over de eigenlijke wijziging. De Grondwet wordt alleen gewijzigd als dit voorstel met twee derden van de stemmen is aangenomen.

2.

Procedure grondwetsherziening

Om de Nederlandse Grondwet te wijzigen, moet een voorstel tot wijziging worden ingediend. De wijziging moet twee keer in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Zo’n behandeling van een wetsvoorstel in het parlement wordt een lezing genoemd. Er zijn dus twee lezingen nodig voor de Grondwet kan worden gewijzigd. Vóórdat de tweede lezing plaatsvindt, moeten Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. In theorie moeten kiezers zich zo over de wijziging(en) kunnen uitspreken. Bij de tweede lezing is er in beide Kamers een tweederdemeerderheid vereist.

3.

Historische ontwikkeling

De Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1 mei 1798 is te beschouwen als de eerste Grondwet i van Nederland. De Nationale Vergadering i begon in 1796 met het ontwerpen van de Staatsregeling. Na afwijzing in een referendum van het eerste ontwerp en een staatsgreep in januari 1798 werd de (Tweede) Nationale Vergadering omgevormd tot Constitutionerende Vergadering i, die op 17 maart het ontwerp aanvaardde. Op 23 april stemden de burgers via een referendum eveneens in met de Staatsregeling. In deze periode werd Nederland ook ingelijfd bij het Franse keizerrijk.

Door de Staatsregeling was er voor het eerst sprake van een eenheidsstaat, van burgerrechten en -plichten en van een gekozen volksvertegenwoordiging. Uitgangspunt was de gelijkheid van alle burgers, ongeacht geboorte, bezitting of rang.

De Staatsregeling bevatte bepalingen over burgerrechten, staatsinstellingen en verdeling van de staatsmachten, het bestuur in provincies (departementen) en gemeenten, financiën, buitenlandse betrekkingen, rechterlijke macht en verandering van de Staatsregeling.

In september 1801 werd na een staatsgreep de Staatsregeling afgeschaft en in oktober dat jaar vervangen door een nieuwe.

Toen in november 1813 een einde kwam aan de inlijving van Nederland bij het Franse keizerrijk, werd er besloten dat er een Grondwet moest komen. Er werd een commissie in leven geroepen en op 29 maart 1814 i keurde een 'Grote Vergadering representerende de Verenigde Nederlanden' een door een commissie ontworpen Grondwet i goed.

Na de vereniging van Noord- en Zuid Nederland in 1815 i werd de Grondwet herzien. Een van de belangrijkste inhoudelijke aanpassingen was dat de Staten-Generaal werd gesplitst in twee Kamers. Na 1815 is de grondwet nog meerdere malen herzien.

In 1844 mislukte een poging van negen Tweede Kamerleden om de Grondwet te democratiseren. Vanwege onrust in omringende landen stemde koning Willem II in 1848 alsnog in met herziening. Veel van de ideeën uit 1844 werden toen onder leiding van Thorbecke alsnog gerealiseerd. Zo kwamen er rechtstreekse verkiezingen, ministeriële verantwoordelijkheid en meer rechten voor het parlement.

Versies Nederlandse Grondwet

Grondwetsherzieningen 1815 - heden

De eerste Grondwet i na herstel van de onafhankelijkheid kwam op 29 maart 1814 tot stand, op basis van een door een commissie onder leiding van Van Hogendorp i op 2 maart 1814 aangeboden ontwerp. Sindsdien is de Grondwet regelmatig en soms zeer ingrijpend veranderd.

4.

Grondwetten in andere landen

In sommige landen worden ook zaken als de vlag, het volkslied en nationale feestdagen vastgelegd. De omvang van Grondwetten verschilt sterk per land. Er zijn landen met gedetailleerde regelingen voor bijvoorbeeld kiesrecht en regering, en er zijn landen met een Grondwet waarin alleen algemene uitgangspunten staan.

Het Verenigd Koninkrijk kent geen formele Grondwet. Er wordt daar wel gesproken van een constitutie, maar daarmee wordt dan bedoeld het gehele systeem van staatkundige regelingen. Tot een constitioneel stelsel kunnen ook ongeschreven regels behoren, die gebaseerd zijn op een in de loop der jaren gegroeide praktijk.

In sommige landen wordt de Grondwet voorafgegaan door een preambule, waarin algemene uitgangspunten staan. Zo is in de Preambule van de Duitse Grondwet de rol die Duitsland als lid van een Verenigd Europa wil spelen bij het bevorderen van de wereldvrede vastgelegd. In de Preambule van de Franse Grondwet staan de burgerlijke vrijheden (rechten van de mens), zoals die oorspronkelijk werden vastgelegd na de Franse revolutie van 1798.

 

Meer over

externe links