Ir. A.A.H.W. König

foto Ir. A.A.H.W. König
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
bron: Beeldbank Nationaal Archief
Met dank overgenomen van Parlement.com.

Katholieke waterstaatkundige ingenieur, die in het eerste kabinet-Ruijs de Beerenbrouck i minister van Waterstaat was. Gold als één van de zwakkere ministers en zag zijn poging om een Electriciteitswet tot stand te brengen, mislukken. Als ingenieur werkzaam bij onder meer de waterstaat in westelijk Brabant en Limburg. Werd na zijn ministerschap directeur-generaal van de Posterijen, waar hij echter spoedig vertrok na ernstige administratieve problemen. Werd daarna belast met het beheer van de waterstaat in Limburg.

AB van R.K.-kiesvereenigingen
functie(s) in de periode 1918-1922: minister

1.

Personalia

voornamen (roepnaam)
Adrianus Antonie Henri Willem

geboorteplaats en -datum
Maastricht, 13 februari 1867

overlijdensplaats en -datum
's-Gravenhage, 6 februari 1944

2.

Partij/stroming

stroming(en)
R.K. (Rooms-Katholieken)

3.

Hoofdfuncties/beroepen

  • buitengewoon opzichter normaliseringswerken van de Waal onder Valburg, van juni 1889 tot juli 1889 (tijdens opleiding)
  • adspirant-ingenieur Rijkswaterstaat te 's-Gravenhage, van 1 juni 1890 tot 1 december 1891 (toegevoegd aan de inspecteur van het eerste district)
  • ingenieur derde klasse, Rijkswaterstaat te Zutphen, van 1 december 1891 tot 1 februari 1901
  • ingenieur tweede klasse, Rijkswaterstaat te Roermond, van 1 februari 1901 tot 1 oktober 1906
  • ingenieur eerste klasse, Rijkswaterstaat te Gorinchem, van 1 oktober 1906 tot 1 maart 1911
  • arrondissements-ingenieur, zevende directie van Rijkswaterstaat te Breda, van 1 maart 1911 tot 1 mei 1915
  • hoofdingenieur-directeur tweede klasse, achtste directie (Limburg) van Rijkswaterstaat te Maastricht, van 1 mei 1915 tot 9 september 1918
  • minister van Waterstaat, van 9 september 1918 tot 18 september 1922
  • directeur-generaal Staatsbedrijf der PTT (Posterijen, Telefonie en Telegrafie), van 1 mei 1923 tot 1 april 1924
  • hoofdingenieur-directeur Grote Rivieren, directie Zuid-Holland en Utrecht, Rijkswaterstaat te 's-Gravenhage, van 1 april 1924 tot 1 juni 1928
  • hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat in Limburg, van 1 juni 1928 tot 1 september 1933

4.

Nevenfuncties

  • lid Staatscommissie inzake de toegang van Nederland door het Noordzee-kanaal (Staatscommissie-Kraus), van 13 augustus 1909 tot september 1911
  • lid bestuur Vereeniging van Ingenieurs in Zuid-Limburg, vanaf maart 1916
  • lid Commissie van Toezicht Gemeentelijke Hoogere Burgerschool te Maastricht, van 1916 tot 1918
  • lid Centrale Commissie voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken, tot 1 april 1924
  • lid Zuiderzeeraad, vanaf augustus 1924 (nog in 1938)
  • lid Raad van Commissarissen LTM (Limburgsche Tramweg-Maatschappij), vanaf juni 1928
  • lid Staatscommissie voor de Waterstaatswetgeving, van 1 januari 1929 tot 1938
  • lid College van Regenten Gevangenis te Maastricht, vanaf 31 januari 1929

afgeleide functies, presidia etc.
secretaris van de ministerraad (kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I), van 9 september 1918 tot 18 september 1922

5.

Opleiding

voortgezet onderwijs
  • h.b.s.

academische studie
  • civiele techniek, Polytechnische School te Delft, van september 1885 tot juli 1889

6.

Activiteiten

als bewindspersoon (beleidsmatig)
  • Stelde in 1920 een commissie (de commissie-Van Swaay) in, die moest adviseren over de wijze waarop het spoorwegnet moest worden geëlektrificeerd
  • In 1920 verwierp de Tweede Kamer met 37 tegen 19 stemmen het door hem en minister De Vries verdedigde wetsvoorstel tot inrichting van de postcheque- en girodienst tot staatsbedrijf
  • Zijn wetsvoorstel inzake de elektriciteitsvoorziening bracht het niet tot de artikelgewijze behandeling. Dit voorstel beoogde te komen tot een landelijke elektriciteitsnet, waardoor gemeentelijke elektriciteitsbedrijven zouden verdwijnen. In maart 1921 nam de Tweede Kamer met 47 tegen 38 stemmen een motie-Van Beresteyn/Marchant aan, waarin om heroverweging van het wetsvoorstel werd gevraagd. Hij trok het voorstel daarop in. Stelde daarop een staatscommissie in om het vraagstuk te bestuderen.
  • In 1922 verwierp de Eerste Kamer een door hem voorgestelde begrotingswijziging om verbetering van de buitenhaven in Scheveningen mogelijk te maken

als bewindspersoon (wetgeving)
  • Bracht in 1918 samen met minister De Vries een wet in het Staatsblad inzake instelling van een fonds ten behoeve van de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee. Het wetsvoorstel was ingediend door de ministers Lely en Treub.
  • Bracht in 1919 een wet tot stand inzake aanleg van een scheepvaartkanaal van Twente naar de Boven-Rijn. Uiteindelijk werd in de jaren'30 alleen een kanaal aangelegd van Enschede naar Zutphen (het Twentekanaal).
  • Bracht in 1921 de Verenwet tot stand, die voorschriften bevatte over overzetveren en veerrechten. De bevoegdheid om hierover verordeningen vast te stellen, werd verleend aan Provinciale Staten.
  • Bracht in 1921 samen met minister De Vries de Postcheque- en Girodienstwet tot stand. Deze wet bepaalde dat op postkantoren storting en opneming van spaargelden mocht plaatsvinden en dat over dat spaargeld rente werd verstrekt.
  • Bracht in 1921 wetten tot stand over aanleg van een overslaghaven voor kolen en van een kanaal naar de Maas vanuit het mijngebied, alsmede tot aanleg van een scheepvaartverbinding (Julianakanaal) van Born naar de Maas te Maastricht en vandaar naar het kanaal Maastricht-Luik
  • Bracht in 1921 een wet tot stand waarbij een overeenkomst tussen de Staat en de twee samenwerkende spoorwegmaatschappijen werd goedgekeurd. Hierdoor kreeg de Staat een meerderheidsaandeel in de particuliere spoorwegmaatschappij.
  • Bracht in 1922 een wet tot wijziging van de Spoorwegwet tot stand, waardoor de verplichte bewaking van iedere spoorwegovergang werd afgeschaft. Bij minder drukke overgangen met voldoende uitzicht kon daarvan worden afgezien.

7.

Wetenswaardigheden

algemeen
  • Aan zijn directeur-generaalschap van de PTT kwam al spoedig een einde vanwege ernstige administratieve problemen bij de Postcheque- en Girodienst, die tot tijdelijke sluiting van de dienst hadden geleid

verkiezingen
  • Was in 1922 achtste op de R.K.-kandidatenlijst in de kieskring Maastricht, maar werd niet gekozen

8.

Publicaties van/over

literatuur/documentatie
Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld (1938)

9.

Familie/gezin

In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.

10.

Uitgebreide versie

Speciaal voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn de biografieën van alle kansrijke (volgens de peilingen) kandidaten in uitgebreide vorm raadpleegbaar op parlement.com.

Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:

In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.

Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.

De biografieën betreffen vooral de periode waarin iemand politiek en bestuurlijk actief is of was. PDC ontvangt graag gemotiveerde aanvullingen of correcties.