Vragen van het lid Van der Linden (Fractie-Nanninga) medegedeeld aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake de effecten van de in februari 2020 aangenomen wijziging van de Jeugdwet in verband met de verduidelijking van het woonplaatsbeginsel (Wet wijziging woonplaatsbeginsel - 35 219) op de uitvoeringspraktijk (ingezonden 31 mei 2023).

Deze vragen is onder nr. 22223010 toegevoegd aan wetsvoorstel 35219 - Wet wijziging woonplaatsbeginsel i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vragen van het lid Van der Linden (Fractie-Nanninga) medegedeeld aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake de effecten van de in februari 2020 aangenomen wijziging van de Jeugdwet in verband met de verduidelijking van het woonplaatsbeginsel (Wet wijziging woonplaatsbeginsel - 35 219) op de uitvoeringspraktijk (ingezonden 31 mei 2023).
Document­datum 26-10-2023
Publicatie­datum 31-10-2023
Nummer AHEK202320247
Kenmerk vraagnr. 22223010
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2023-2024    Aanhangsel van de Handelingen

Vragen door de leden der Kamer gesteld overeenkomstig artikel 140 van het Reglement van Orde, en de daarop door de regering schriftelijk gegeven antwoorden

Vragen van het lid Van der Linden (Fractie-Nanninga) medegedeeld aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake de effecten van de in februari 2020 aangenomen wijziging van de Jeugdwet in verband met de verduidelijking van het woonplaatsbeginsel (Wet wijziging woonplaatsbeginsel - 35 219) op de uitvoeringspraktijk (ingezonden 31 mei 2023).

Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 25 oktober 2023).

Vraag 1

De Wet wijziging woonplaatsbeginsel is inmiddels enige tijd van kracht. Vindt er evaluatie plaats op de daadwerkelijke financieringsgevolgen en compensatieregelingen voor decentrale overheden (gemeenten) als gevolg van het gewijzigde woonplaatsbeginsel? Zo ja, wanneer en door wie? Aan wie wordt de evaluatie gestuurd?

Antwoord 1

De invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel is zorgvuldig voorbereid. Daarbij is afgesproken gedurende het traject van de invoering van het woonplaatsbeginsel continue vinger aan de pols te houden en waar nodig onbedoelde financiële effecten te compenseren. In de afgelopen twee jaar zijn effecten zowel met de VNG, Jeugdzorg Nederland als het Ketenbureau geëvalueerd en zijn signalen gedeeld van zaken waar partijen tegenaan liepen. Uit de gesprekken met deze partijen kwam naar voren dat enkele gemeenten nadelig geraakt worden door de aanwezigheid van bepaalde groepen jeugdigen met verblijf in hun gemeente: Het gaat hier om jeugdigen die bijvoorbeeld uit het buitenland meteen in verblijf in een gemeente worden geplaatst en om jeugdigen die geboren worden in een moeder-kind-verblijfsinstelling. De betreffende gemeente heeft geen geschiedenis met de jeugdige, maar wel een verblijfsinstelling en betaalt om die reden de jeugdhulpkosten. Als uitkomst van deze gesprekken met het veld wordt daarom een SPUK (specifieke uitkering) ingericht om gemeenten te compenseren voor deze onbedoelde financiële effecten. De SPUK zal gemeenten compenseren voor de jaren 2022 en 2023. Deze compensatie kunnen gemeenten in 2024 aanvragen. Daarna zal de SPUK worden geëvalueerd en op basis daarvan wordt een besluit genomen of er voor de jaren 2024 en later nog compensatie noodzakelijk is en op welke wijze dit vorm zal worden gegeven door bijvoorbeeld verlenging van de SPUK. Bovenstaande is

ah-ek-20232024-7 ISSN 0921 - 7398 's-Gravenhage 2023

allemaal onderdeel van het zorgvuldig implementeren en tussentijds evalueren van de invoering van het woonplaatsbeginsel.

Het woonplaatsbeginsel bepaalt welke gemeente verantwoordelijk is voor jeugdzorg. Het nieuwe woonplaatsbeginsel stimuleert gemeenten meer verblijfsaanbod in hun gemeente te organiseren. Het nieuwe woonplaatsbeginsel biedt ook meer continuïteit in de jeugdhulp omdat de verantwoordelijke gemeente langer gelijk blijft. Zowel bij het oude als bij het nieuwe woonplaatsbeginsel zijn er jeugdigen in een andere gemeente ingeschreven dan de verantwoordelijke gemeente. Dit betekent dat sommige pleegouders met meerdere pleegkinderen naar verschillende gemeenten moeten voor ambulante hulp en dit legt vervolgens veel druk en werklast bij pleegouders. Er worden op dit moment verschillende opties met het veld uitgewerkt om dit probleem op te lossen. De planning is om uiterlijk begin 2024 hierin keuzes te maken.

Vraag 2 en 3

Bent u ermee bekend dat er inmiddels - nu zij hun jaarrekeningen afronden -bij diverse gemeenten grote verschillen optreden tussen de voorspelde gevolgen van het woonplaatsbeginsel op de gemeentelijke financiering en de daadwerkelijke gevolgen? Het betreft verschillen die daadwerkelijk financiële impact hebben, omdat de werkelijke ontwikkeling fors afwijkt van de wijze waarop via het gemeentefonds is gecompenseerd.

Wat is uw oordeel over deze grote verschillen?

Antwoord 2 en 3

Het is bekend dat bepaalde groepen jeugdigen met verblijf onevenredig onder verantwoordelijkheid vallen van bepaalde gemeenten. Het gaat bijvoorbeeld om jeugdigen die vanuit het buitenland meteen in jeugdverblijf in Nederland zijn geplaatst. Momenteel wordt een SPUK (specifieke uitkering) ingericht om deze nadelige effecten van de invoering van de nieuwe definitie van het woonplaatsbeginsel te verzachten. Deze SPUK zal worden ingericht voor de jaren 2022 en 2023. Gemeenten kunnen in 2024 een beroep doen op deze SPUK als zij daarvoor in aanmerking komen. De exacte voorwaarden worden begin 2024 bekend gemaakt. Indien nodig zal deze SPUK worden verlengd.

Vraag 4

Bent u het met de leden van de Fractie-Nanninga eens dat het niet zo kan zijn dat deze «administratieve» verschuiving de ene gemeente gigantische voordelen oplevert en andere gemeenten gigantische nadelen? Heeft u er daarbij oog voor dat er voor gemeenten die hierdoor (fors) meer geld overhouden weinig prikkel is tot klagen? Erkent u dat dat ten koste kan gaan van gemeenten die juist fors tekort komen?

Antwoord 4

Voor gemeenten waar onevenredig grote financiële effecten optreden door bepaalde groepen jeugdigen met verblijf komt er voor de jaren 2022 en 2023 een SPUK. Daarnaast is er bij de aanpassing van het woonplaatsbeginsel voor gekozen de hieraan gekoppelde middelen (budget voogdij/18+) via een objectief verdeelmodel over gemeenten te verdelen, net zoals de rest van het jeugdhulpbudget. De uitgaven van gemeenten worden hierdoor niet meer historisch bekostigd. De reden voor deze overgang is dat door de middelen objectief te verdelen de verantwoordelijke gemeenten een prikkel hebben de jeugdhulp dichterbij te organiseren en meer aandacht en financiële middelen te besteden aan preventie om uiteindelijk grotere problemen bij jeugdigen en gezinnen te voorkomen.

Het kan hierdoor inderdaad voorkomen dat gemeenten meer middelen uitgeven dan de bijdrage uit het Gemeentefonds. De uitgaven van gemeenten en de uitkomst van het verdeelmodel hoeven niet aan elkaar gelijk te zijn. Bij de verdeling van de middelen van het Gemeentefonds wordt globaal rekening gehouden met de kosten die gemeenten moeten maken, gegeven de objectieve kostenbepalende kenmerken van elke gemeente. Gemeenten hebben echter beleidsvrijheid om hun eigen keuzes te maken.

Vraag 5

Bent u bereid om centraal de regie te pakken om de daadwerkelijke gevolgen van de wijziging in financiering tussen gemeenten te mitigeren en desnoods zorg te dragen voor een correctie achteraf, waardoor over de gehele linie bezien de wijziging van het woonplaatsbeginsel zoveel mogelijk budgetneu-traal uitpakt per gemeente?

Antwoord 5

Voor bepaalde groepen jeugdigen met verblijf die onevenredig onder verantwoordelijkheid vallen van bepaalde gemeenten zal een SPUK (specifieke uitkering) worden ingericht om deze nadelige effecten van de invoering van de nieuwe definitie van het woonplaatsbeginsel voor de jaren 2022 en 2023 te verzachten. Gemeenten kunnen in 2024 een beroep doen op deze compensatieregeling als zij daarvoor in aanmerking komen. Daarnaast is een ingroeipad van 3 jaar gehanteerd voor de herverdeeleffecten door de herijking van het Gemeentefonds (dus inclusief het invoeren van een objectieve verdeling van de middelen gekoppeld aan de aanpassingen in het woonplaatsbeginsel).

Vraag 6

Beschikt u over een totaal inzicht in c.q. overzicht van de geprognosticeerde gevolgen van het woonplaatsbeginsel voor gemeenten, de daadwerkelijke gevolgen die uit de praktijk blijken en wat het verschil is tussen geprognosticeerde gevolgen, gevolgen gecompenseerd via het gemeentefonds en daadwerkelijk opgetreden gevolgen? Kan dit overzicht gedeeld worden? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Nee, hier is geen overzicht van. Gemeenten die onevenredig geraakt worden door bepaalde groepen jeugdigen met verblijf kunnen een beroep doen op de SPUK voor de jaren 2022 en 2023 (mits zij uiteraard aan de voorwaarden voldoen die hieraan gesteld zijn).

Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, Aanhangsel 3


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.