Voorlopig verslag - Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het toevoegen van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs

Dit voorlopig verslag is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 35765 - Toevoegen van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het toevoegen van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs; Voorlopig verslag
Document­datum 23-03-2023
Publicatie­datum 23-03-2023
Nummer KST35765B
Kenmerk 35765, nr. B
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2023

Vergaderjaar 2022-

35 765

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het toevoegen van decentrale loting als selectiemethode voor opleidingen met capaciteitsfixus in het hoger onderwijs

VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 22 maart 2023

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

  • 1. 
    Inleiding

De VVD-fractieleden hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

De fractieleden van GroenLinks en de PvdA hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben gezamenlijk nog een aantal vragen.

De D66-fractieleden hebben het wetsvoorstel nauwgezet bestudeerd en begrijpen de noodzaak van aanpassing van de huidige selectiemethoden. Desalniettemin hebben zij nog twijfels over het wetsvoorstel in de huidige vorm en daarom stellen zij een aantal vragen.

  • 2. 
    Hoofdlijnen van het voorstel

Door introductie van het zogenaamde Klaas Visser-model worden kort gezegd de aspirant-studenten met hoge cijfers toegelaten en de aspirant-studenten met lage cijfers niet. In de middengroep wordt geloot. De VVD-fractieleden vragen de regering of dit geen privébijles in de hand werkt en of dat niet leidt tot ongelijke kansen op toelating.

1 Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Krijnen (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD) en Fiers (PvdA).

kst-35765-B ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023

Verder vragen de VVD-fractieleden de regering te reflecteren op het verschil tussen leerprestaties van jongens en meisjes. Is het zo dat meer jongens zogenaamde laatbloeiers zijn, waardoor dit wetsvoorstel voor hen slecht uit kan pakken en, zo ja, is dat dan wel wenselijk?

Voorts vragen de VVD-fractieleden de regering te reflecteren op de capaciteitsfixus an sich. De vraag is of in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld bij huisartsen, de numerus fixusselectie niet achterwege moet blijven en vervangen moet worden door een vergrote toegankelijkheid in combinatie met een verzwaard eerste jaar.

In zijn brief van 13 februari 2023 gaat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister) in op de nadere vragen gesteld in de Tweede Kamer naar aanleiding van het amendement-Van der Woude (VVD) c.s.2 In deze brief geeft hij, zo merken de fractieleden van GroenLinks en de PvdA op, aan dat het amendement een extra instrument biedt om een van de doelen van het wetsvoorstel te bereiken, te weten instellingen meer mogelijkheden te geven om hun selectieproces vorm te geven. Hij stelt daarbij de voorwaarde - in lijn met het coalitieakkoord -dat opleidingen dienen te onderbouwen hoe hun selectieprocedure bij de inhoud van de opleiding past, effectief is en kansengelijkheid borgt.

Voorts stelt hij dat instellingen daarbij oog dienen te houden voor het bredere belang van de waarde van het middelbareschooldiploma.3 De instellingen, verenigd in de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en Universiteiten van Nederland, hebben laten weten het amendement op die wijze te interpreteren en dus niet de facto een nieuwe minimumopleidingseis te willen stellen.

In dezelfde brief geeft de Minister aan dat hij:

«gelijktijdig met de behandeling in de Eerste Kamer met instellingen in gesprek [wil] gaan over hoe zij precies van plan zijn met de wettelijke ruimte om te gaan. Ik zal daarbij aandringen op zorgvuldig gebruik van de wettelijke ruimte met oog voor kansengelijkheid en houd daarbij de invulling zoals Klaas Visser die zelf beoogd heeft, voor ogen. Indien de praktijk en de doorlichting van het stelsel van decentrale selectie daarom vragen, ben ik bereid om via aanvullende wetgeving, de wettelijke tekst op dit punt te verduidelijken. Ik vraag van de instellingen dat zij hun verantwoordelijkheid op dit punt zullen nemen en zal dit ook monitorenIn het debat in de Tweede Kamer gaf de Minister hierover aan dat hij oplossingen zoekt in «meer sturing, meer afspraken en heldere adviezen».5 Kan de regering een eerste update geven van deze gesprekken met de instellingen tot nu toe en aangeven of dit al geleid heeft tot concrete afspraken? Op welke termijn verwacht zij hierover afspraken te maken? En kan de regering aangeven of zij, op basis van deze gesprekken, het vertrouwen heeft dat de uitvoering door de instellingen volgens de hierboven genoemde principes en voorwaarden zal plaatsvinden, ook los van nog te maken afspraken?

De Inspectie van het Onderwijs kwam op 20 januari 2023 met het rapport «Selectie in het hoger onderwijs; criteria, instrumenten en de borging van kansengelijkheid»6. De Minister is bezig met het voorbereiden van een inhoudelijke reactie op dit voor het voorliggende wetsvoorstel relevante rapport. Deze reactie wordt voor de zomer verwacht. De Minister gaf in het debat in de Tweede Kamer aan daar niet op te willen wachten en de wet nu wel in te willen voeren, omdat het nu voorliggende wetsvoorstel (ook met amendement) een stap vooruit is in het bestrijden van kansenon-

2    Kamerstukken II 2022/23, 35 765, nr. 17 (amendement) en nr. 19 (brief).

3    Kamerstukken II 2022/23, 35 765, nr. 19, p. 5.

4    Kamerstukken II 2022/23, 35 765, nr. 19, p. 6.

5    Handelingen II 2022/23, nr. 43, item 26, p. 21.

6    https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2023/01/20/selectie-in-het-hoger-onderwijs-criteria-instrumenten-en-de-borging-van-kansengelijkheid.

gelijkheid.1 De kans bestaat echter ook dat na inwerkingtreding van de wet de redenering zal zijn om nu maar eerst even de effecten ervan af te wachten en vooralsnog geen nieuwe wetswijziging meer voor te stellen. Graag ontvangen de fractieleden van GroenLinks en de PvdA een reflectie op deze redenering. Hoe schat de regering de kans in dat dit rapport alsnog leidt tot een wetswijziging? Indien de regering deze kans reëel acht, ziet zij dan ook nadelen in het nu invoeren van deze wetswijziging? Kan de regering ook aangeven hoe zij van plan is de monitoring vorm te geven en op welke momenten het parlement daarover regulier zal worden geïnformeerd? Wat zijn de criteria en de tijdlijn waarop de regering zal besluiten of aanvullende wetgeving al dan niet nodig is?

Door het voornoemde amendement wordt de facto de mogelijkheid van gestratificeerde loting geïntroduceerd, waarbij excellentie op basis van hoge cijfers bij het middelbareschooldiploma beloond kan worden via een direct plaatsingsbewijs. Kan de regering aangeven hoe deze aanpak zich verhoudt tot het streven naar verdere emancipatie binnen het hoger onderwijs, bijvoorbeeld voor minder geprivilegieerde groepen, zoals mbo-studenten die doorstromen of studenten met een migratieachtergrond?

Uit recent onderzoek en berichtgeving2 weten de fractieleden van GroenLinks en de PvdA dat de effecten van de coronalockdowns voor veel scholieren en studenten serieus zijn, ook in de vorm van leer- en sociale achterstanden. Sommige scholieren en studenten hebben deze achterstanden mogelijk kunnen aanpakken door bijvoorbeeld het volgen van extra bijlessen. Dat geldt echter minder voor scholieren en studenten uit minder geprivilegieerde groepen. Kan de regering reflecteren op de vraag of een gestratificeerde loting waarbij excellentie kan worden beloond, niet onbedoeld negatieve effecten kan hebben op de kansen voor minder geprivilegieerde groepen? Is de regering van plan om in haar gesprekken met de instellingen dit mogelijke effect onder de aandacht te brengen en de instellingen op te roepen daar in hun selectiesystematiek rekening mee te houden?

De D66-fractieleden verbazen zich over de naamgeving van het wetsvoorstel, waarbij de term «hoger onderwijs» nog gebezigd wordt. In toenemende mate is er overeenstemming dat de kwalificaties «hoger» en «lager» geen recht doen aan de opleidingen zoals ze zijn. Vanuit de gelijkwaardigheid van «hoger» en «lager» met betrekking tot maatschappelijke relevantie, verkiezen voornoemde fractieleden de term «theoretisch onderwijs» voor de opleidingen die in dit voorliggend wetsvoorstel worden bedoeld. Graag ontvangen zij een reactie van de regering waarom deze terminologie nog gebezigd wordt. Is de regering bereid om ook in wetgeving de termen «hoger» en «lager» te vervangen door andere terminologie, die meer recht doet aan de maatschappelijke relevantie van beide typen onderwijs, en hoe gaat zij dat bewerkstelligen?

In relatie tot het amendement-Van der Woude (VVD) c.s.3 wordt zowel in de Handelingen4 als in de brief van 13 februari 20235 van de Minister de term «Klaas Visser-model» gebruikt. Het is gevoeglijk bekend dat het oorspronkelijke Klaas Visser-model een andere inhoud had dan het voorstel in het amendement. Wil de regering in correspondentie over deze variant de term «Klaas Visser-model» voortaan vermijden, zo verzoeken de D66-fractieleden.

Een doel van de wetsaanpassing is om meer diversiteit mogelijk te maken in de toelating van studenten tot een bepaalde opleiding met capaciteits-fixus. De voorgestelde wijziging, na amendering, leidt tot keuzevrijheid voor de instelling om de toelatingsprocedure vorm te geven. Daarbij bestaat de mogelijkheid nog steeds om volledig op kwalitatieve gronden te blijven selecteren. Gaat de wetswijziging de genoemde doelstelling dan wel bereiken? Hoe schat de regering de toekomstige praktijk in met betrekking tot het aantal instellingen dat loting gaat toepassen en het aantal dat dat niet gaat doen, zo vragen de D66-fractieleden.

Hebben de D66-fractieleden het goed begrepen dat het instellingen vrijstaat om te bepalen welk deel van de toelatingen op basis van kwalitatieve criteria plaatsvindt, welk deel via loting en welk deel van de aanmeldingen op kwalitatieve criteria wordt afgewezen en geen gebruik van de loting kan maken? Graag ontvangen zij een uiteenzetting van de regering waarom er geen bandbreedte is afgesproken waarbinnen instellingen de keuzes kunnen maken. Wat is de verwachting van de regering als het gaat om de verhouding tussen studenten die via selectie of loting worden toegelaten? Gaat zij deze ontwikkelingen monitoren en zijn er situaties denkbaar waarop zij gaat interveniëren? Zo ja, welke?

Kan de regering voorbeelden geven van kwalitatieve criteria die instellingen kunnen gebruiken in de selectie van studenten voor een opleiding? Specifiek in de geneeskundeopleiding is het aandeel vrouwelijke studenten veel groter dan het aandeel mannelijke studenten. Het valt te beargumenteren dat in de praktijk van de beroepsuitoefening van artsen een weerspiegeling van de samenleving wenselijk is, niet alleen op het gebied van geslacht maar ook ten aanzien van bijvoorbeeld afkomst of culturele achtergrond. Geeft de voorgestelde wetswijziging ruimte voor instellingen om te streven naar een studentenpopulatie die een goede afspiegeling is van de bevolkingssamenstelling? Of is dit expliciet niet de bedoeling?

In de memorie van toelichting lezen de fractieleden van D66 dat «[v]an instellingen zelf wordt verwacht dat zij ook monitoren wat de effecten van de gekozen selectieprocedure zijn voor de toegankelijkheid, de samenstelling van de studentenpopulatie en de kansengelijkheid12 Op welke manier verwacht de regering de effecten van de invoering van de decentrale loting te kunnen monitoren? Verwacht zij dat instellingen ingrijpen wanneer er negatieve effecten uit de gekozen selectieprocedure voortvloeien?

Uit het onderzoek van juni 2022 van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat aspirant-studenten soms doen aan zelfselectie13, die als volgt gedefinieerd wordt: «het mechanisme dat (bepaalde groepen) leerlingen of studenten met de benodigde kwalificaties en vaardigheden bedoeld of onbedoeld afzien van een vervolg in het hoger onderwijs in het algemeen, of van een specifieke opleiding in het bijzonder, vanwege kenmerken van (opleidingen in) het hoger onderwijs.»'14 Heeft de regering inzicht in het effect van dit wetsvoorstel op zelfselectie?

  • 3. 
    Gevolgen voor Caribisch Nederland

De volgende vraag ziet op het effect van decentrale loting in Caribisch Nederland. Op welke manier kunnen onderwijsinstellingen rekening houden met instroom vanuit Caribisch Nederland, zo vragen de D66-fractieleden.

12    Kamerstukken II 2020/21,35 765, nr. 3, p. 5.

13    Onbedoelde zelfselectie: drempels die gekwalificeerde jongeren ervan weerhouden om een specifieke opleiding in het hoger onderwijs te kiezen. Meerjarig onderzoek selectie en toegankelijkheid (rapport van de Inspectie van het Onderwijs van juni 2022), p. 74.

14    Onbedoelde zelfselectie: drempels die gekwalificeerde jongeren ervan weerhouden om een specifieke opleiding in het hoger onderwijs te kiezen. Meerjarig onderzoek selectie en toegankelijkheid (rapport van de Inspectie van het Onderwijs van juni 2022), p. 9.

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet de memorie van antwoord - bij voorkeur binnen vier weken - met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Verkerk

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Dragstra

Eerste Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 35 765, B 5

1

   Handelingen II 2022/23, nr. 43, item 26, p. 21.

2

   Zie bijvoorbeeld: https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2022/11/17/blijvende-inzet-nodig-vanwege-de-gevolgen-van-corona-voor-leerlingen-en-studenten.

3

   Kamerstukken II 2022/23, 35 765, nr. 17.

4

   Zie bijvoorbeeld: Handelingen II 2022/23, nr. 43, item 26, p. 17.

5

   Zie bijvoorbeeld: Kamerstukken II 2022/23, 35 765, nr. 19, p. 4.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.