Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s over de Green Deal in partnerschap met de lokale en regionale overheden

1.

Tekst

10.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 79/1

 

Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s over de Green Deal in partnerschap met de lokale en regionale overheden

(2020/C 79/01)

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR)

gelet op:

 

de aankondiging van de nieuwgekozen voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, inzake een Europese Green Deal in Een Unie die de lat hoger legt - Mijn agenda voor Europa;

 

het feit dat lokale en regionale overheden 70 % van alle EU-wetgeving, 70 % van de maatregelen om de klimaatverandering te matigen, 90 % van het beleid inzake klimaataanpassing en 65 % van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen uitvoeren en een derde van de overheidsuitgaven en twee derde van de overheidsinvesteringen vertegenwoordigen: zij moeten de Europese Green Deal op het terrein waarmaken;

Naar een ambitieuze Green Deal die op lokaal niveau resultaten boekt en tegelijkertijd streeft naar actie op mondiaal niveau

 
 

1.

beklemtoont dat een ambitieuze Green Deal noodzakelijk is om tegen 2050 van Europa het eerste klimaatneutrale werelddeel te maken en is ermee ingenomen dat duurzaamheid daarmee een centrale plaats krijgt in de EU-beleidsvorming. De Green Deal zou een agendabepalend instrument moeten zijn dat ertoe leidt dat duurzaamheidscriteria worden opgenomen in alle EU-beleidsmaatregelen, macro-economische prioriteiten en financiële instrumenten, het Europees Semester en het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2021-2027;

 
 

2.

onderstreept dat de Green Deal een instrument zou moeten zijn om de doelstellingen van de biodiversiteitsstrategie en de Overeenkomst van Parijs te verwezenlijken en de Agenda 2030 van de VN en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) ten volle uit te voeren, en om de EU een ambitieuze bijdrage te laten leveren aan het beleidskader voor de internationale bescherming van de biodiversiteit na 2020, dat door de COP 15 van het Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD) wordt vastgesteld;

 
 

3.

vraagt de Commissie om waar nodig de EU-doelstellingen in het pakket schone energie te herzien om uiterlijk in 2050 te zorgen voor een klimaatneutraal Europa dat het concurrentievermogen van en de sociale rechtvaardigheid in Europa stimuleert, en die doelstellingen vast te leggen in een Europese klimaatwet. In dit verband dringt het erop aan dat de doelstelling voor de vermindering van de broeikasgasemissies tegen 2030 wordt opgetrokken tot ten minste 55 %, de doelstelling voor energie-efficiëntie tot 40 % en die voor hernieuwbare energie tot 40 %;

Een Green Deal waarbij een plaatsgebonden benadering wordt toegepast en beleidscoherentie wordt gewaarborgd

 
 

4.

verlangt dat bij de Green Deal een alomvattende plaatsgebonden benadering wordt gehanteerd die concrete oplossingen voorstelt, dat rekening wordt gehouden met de economische, sociale, geografische en milieugerelateerde uitdagingen en kansen van de regio’s en steden en dat de plaatselijke bevolking deelneemt aan en betrokken wordt bij het ontwerp en de uitvoering van toekomstige voorstellen;

 
 

5.

verwacht dat de Green Deal duurzaamheid mainstreamt en van beleidsintegratie een benadering en niet alleen een prioriteit maakt, en zorgt voor beleidscoherentie, ook bij de evaluatie en geschiktheidscontroles, teneinde de prioriteiten, ambities en tijdschema’s van verschillende EU-beleidsmaatregelen op elkaar af te stemmen en overlapping of tegenstrijdige procedures en resultaten te voorkomen. Het CvdR roept de Commissie op om de richtsnoeren en het instrumentarium voor betere regelgeving te gebruiken om toekomstbestendige wetgeving te helpen ontwerpen en waarschuwt in dit verband voor een formalistische aanpak van betere regelgeving, zoals het “één erbij, één eraf”-principe voor EU-wetgeving, waarmee geen recht wordt gedaan aan de complexe aspecten van de uitdagingen op politiek en regelgevingsgebied waaraan het hoofd geboden moet worden;

 
 

6.

verzoekt de Commissie om op EU-niveau maatregelen voor te stellen met het oog op de internalisering van de externe kosten en de coherente tenuitvoerlegging van het beginsel dat “de vervuiler betaalt”;

 
 

7.

herhaalt dat in de externe betrekkingen van de EU meer rekening moet worden gehouden met overwegingen inzake milieu en klimaatverandering; benadrukt ook het belang van het delen van ervaringen onder gelijken op platformen voor territoriale samenwerking zoals de Arlem en de Corleap en via partnerschappen tussen steden onderling. Klimaatverandering moet een strategische diplomatieke prioriteit van de EU blijven om ervoor te zorgen dat derde landen ambitieuze beleidsmaatregelen aannemen en uitvoeren om tot klimaatneutraliteit te komen;

 
 

8.

beklemtoont in het licht hiervan het belang van een ambitieus geïntegreerd maritiem beleid dat een overkoepelende en coherente benadering mogelijk maakt, zodat de oceanen een rol kunnen blijven spelen in de strijd tegen de opwarming van het klimaat, hun biodiversiteit — waarvan we afhankelijk zijn voor onze voeding — kan worden beschermd en zij nog sterker kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hernieuwbare energie;

Op het terrein tastbare resultaten behalen door gebruik te maken van multilevel governance en actieve subsidiariteit

 
 

9.

roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat de Green Deal gebaseerd is op een kader voor multilevel governance; is ingenomen met de resoluties van het Europees Parlement over de VN-klimaatconferentie van 2019 in Madrid en over de klimaatnoodtoestand met de roep om onmiddellijke en ambitieuze actie om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C, waarin wordt erkend dat een langdurige transitie naar een duurzame en koolstofarme samenleving niet kan worden bereikt zonder bottom-up- en top-downbetrokkenheid; onderstreept dat lokale en regionale overheden klaarstaan om het Europees klimaatpact in samenspraak met burgers, bedrijven, universiteiten en onderzoekscentra vorm te geven;

 
 

10.

dringt erop aan om EU-financiering en -steun altijd te onderwerpen aan een beoordeling van de klimaat- en duurzaamheidsgevolgen. Directe en indirecte subsidies, steunmaatregelen en -programma's die belastend zijn voor het milieu, moeten worden getoetst op hun coherentie met de klimaat- en duurzaamheidsdoelen en worden afgeschaft;

 
 

11.

roept de Commissie op om Green Deal-actieagenda’s voor te stellen met meetbare doelstellingen, gerichte acties en passende middelen die in samenwerking met lokale en regionale overheden worden voorbereid in overeenstemming met hun wettelijke bevoegdheden in de lidstaten. De Green Deal kan alleen succesvol zijn als hij wordt vertaald in strategieën en plannen en wordt uitgevoerd op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau;

 
 

12.

verzoekt de Commissie om de voortgang van nationale regeringen en lokale en regionale overheden bij het aanpakken van de aanjagers en belemmeringen in het kader van de stand van de energie-unie te volgen, en de lokale en regionale overheden daar nauw en rechtstreeks bij te betrekken;

 
 

13.

vraagt de lidstaten om meerlagige klimaat- en energiedialogen in het leven te roepen en lokale en regionale overheden actief te betrekken bij het ontwerp en de herziening van de nationale energie- en klimaatplannen, waarbij hun ambities wordt afgestemd op de weg naar klimaatneutraliteit en lokaal en regionaal bepaalde bijdragen worden ontwikkeld ter aanvulling van de nationale energie- en klimaatplannen (1);

 
 

14.

verbindt zich er in dit verband toe om met het oog op samenwerking met de Commissie en de lidstaten een Forum van lokale en regionale overheden en belanghebbende partijen op te richten, dat alle relevante actoren regelmatig bijeenbrengt om feedback te geven over de uitvoering van acties en initiatieven die verband houden met de Green Deal, suggesties voor wetgevingsvoorstellen aan te dragen en best practices uit te wisselen tussen alle bestuursniveaus;

 
 

15.

roept de Commissie op om van de Green Deal een van de onderwerpen te maken van de komende conferentie over de toekomst van Europa, aangezien de klimaatverandering en de duurzame ontwikkeling in het kader van de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s) een directe impact hebben op het welzijn van de EU-burgers;

 
 

16.

verwacht dat de Commissie initiatieven zoals het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie zowel binnen de grenzen van de EU als daarbuiten zal blijven ondersteunen en uitbreiden;

 
 

17.

vraagt de Commissie om terdege rekening te houden met de conclusies van de uitvoeringsverslagen over het beleid inzake schone lucht en over openbare aanbestedingen van het proefproject regionale hubs (2) van het CvdR (RegHubs). Het RegHubs-project moet ook worden gebruikt voor de Green Deal-initiatieven;

Het hoofd bieden aan transities die regio’s en steden duurzamer maken

 
 

18.

verlangt van de Green Deal dat die het hoofd biedt aan verschillende transitie-uitdagingen, ook die op het vlak van energie, oceanen, circulaire economie, voedselproductie en -consumptie, mobiliteit, digitalisering en milieu;

 
 

19.

roept het Europees Parlement op om een officiële studie te laten verrichten naar de milieu-impact van het feit dat het Europees Parlement twaalf keer per jaar van Brussel naar Straatsburg verhuist;

 
 

20.

roept de Europese Commissie op om ervoor te zorgen dat de transities rechtvaardig en participatief zijn en dat alle actoren bij het partnerschap worden betrokken zonder dat er iemand wordt achtergelaten;

 
 

21.

roept de Europese Commissie op om de economische, sociale en territoriale cohesie van de transities te waarborgen, waarbij extra aandacht moet uitgaan naar de minst begunstigde regio’s, gebieden die een industriële transitie doormaken, dunbevolkte gebieden en gebieden met een kwetsbaar milieu, zoals eilanden en berggebieden;

 
 

22.

benadrukt dat overheidsopdrachten een sterke hefboom kunnen zijn voor een duurzamere voedselvoorziening (lokaal en biologisch) via openbare contracten voor de catering in school- en ziekenhuiskantines, alsook voor de ontwikkeling van duurzame mobiliteit. Deze voorbeelden kunnen de verwevenheid tussen stad en platteland versterken, zoals in de nieuwe stedelijke agenda Habitat III (UPA) staat te lezen. Het Comité roept de Commissie in het bijzonder nogmaals op om de bestaande beperkingen in haar aanbestedingsregels te verduidelijken teneinde duurzaamheidscriteria toe te passen, bijv. door het publiceren van handboeken;

 
 

23.

onderstreept de noodzaak van de ontwikkeling van een alomvattende opleiding en van vaardigheden, die broodnodig zijn in de groene transitie; pleit nogmaals voor een waarnemingspost van een dergelijke transitie, die op regionaal niveau gegevens verzamelt ter ondersteuning van de beleidsvorming op alle bestuursniveaus;

Energie- en klimaattransitie

 
 

24.

roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat de Europese klimaatwet gebaseerd is op een grondige analyse van de impact en de voordelen ervan en gekoppeld is aan concrete financieringsplannen alsook inzet op zowel de matiging van als de aanpassing aan de klimaatverandering en de grondslag vormt voor een alomvattend en ambitieus pakket klimaatneutraliteit;

 
 

25.

wijst op het belang van onderzoek naar en het verzamelen van gegevens over voorziene klimaatverschillen en op de noodzaak om de interregionale samenwerking op te voeren om de uit het oogpunt van klimaatverandering meest kwetsbare punten aan te pakken;

 
 

26.

roept de EU-instellingen opnieuw op om ervoor te zorgen dat aanpassing aan klimaatverandering en rampenbestendigheid in aanmerking worden genomen in toekomstige EU-fondsen en -projecten, en die ook te linken aan het beleid op het gebied van cohesie, plattelandsontwikkeling, gezondheid, onderzoek en milieu (3);

 
 

27.

roept de EU op de lokale en regionale overheden te helpen bij het behoud en herstel van voor klimaatneutraliteit belangrijke natuurlijke koolstofputten, met name door de manier waarop de organische bodem wordt bewerkt, aan te passen en veen- en waterrijke gebieden in oude staat te herstellen;

 
 

28.

verzoekt de Commissie duidelijke definities en regels voor te stellen voor lokale energiegemeenschappen en andere soorten van “prosumenten”om hun zekerheid te verschaffen en toegang tot de markt, financiële instrumenten en knowhow te bieden en om collectieve consumptie van zelfgeproduceerde hernieuwbare energie (zelfconsumptie) in particuliere gebouwen te bevorderen;

 
 

29.

dringt er wat openbare gebouwen betreft op aan om door te gaan met energie-efficiëntiemaatregelen en om meer werk te maken van zelfconsumptie; het verzamelen van gegevens over elektriciteits- en warmteverbruik zou moeten worden gestimuleerd en er zouden strategieën inzake kunstmatige intelligentie moeten worden gelanceerd die bijdragen aan energiebesparing;

 
 

30.

zou graag zien dat de Europese Commissie de ontwikkeling en invoering van maatregelen inzake duurzame en hernieuwbare energie verder ondersteunt door te voorzien in een duidelijk beleids- en regelgevingskader en door passende steun te verlenen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie, met inbegrip van een stappenplan voor schone waterstof;

 
 

31.

verwacht dat de Green Deal tevens een EU-actieplan inzake betaalbare huisvesting zal omvatten dat ook zou moeten aansluiten bij grotere inspanningen om een einde te maken aan energie-armoede. Om een rechtvaardige transitie te waarborgen moeten er maatregelen worden genomen die ervoor zorgen dat kwetsbare personen het genot kunnen hebben van warmere, energie-efficiëntere huizen die gebruikmaken van hernieuwbare energie, zoals zonne-energie;

 
 

32.

wijst erop dat het energieverbruik van gebouwen meer dan 40 % van het totale energieverbruik in de EU uitmaakt en is dan ook van mening dat de modernisering van woningen aanzienlijk zou kunnen helpen om de uitstoot van broeikasgassen in Europa te verminderen en een einde te maken aan energiearmoede. In dit verband verzoekt het CvdR de Commissie om als onderdeel van het Green Dealpakket een ambitieus financieringsplan voor woningrenovatie voor te stellen;

Transitie naar een circulaire economie

 
 

33.

is van mening dat een alomvattende, langetermijnstrategie voor de Europese industrie een essentieel element is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Green Deal, waardoor innovatie wordt gestimuleerd, concurrentievoordelen ontstaan en — vooral voor jongeren — arbeidsplaatsen kunnen worden geschapen; om concurrentieverstoringen te beperken en koolstoflekkage te voorkomen is het in dit verband cruciaal dat energie-intensieve industrieën bij de omschakeling op koolstofarme productiemethoden worden gesteund, met name door EU-financiering beschikbaar te stellen voor het onderzoeken en ontwikkelen van praktische oplossingen ter zake;

 
 

34.

roept op tot een nieuw ambitieus, tijdgebonden en wetenschappelijk onderbouwd EU-Actieplan voor de circulaire economie na 2020 en kijkt ernaar uit om nauw samen te werken met de Europese Commissie bij de uitwerking van deze voorstellen;

 
 

35.

wijst erop dat preventie de eerste prioriteit moet zijn, in overeenstemming met de afvalhiërarchie van de EU; roept op tot ambitieuze maatregelen waaronder het milieuvriendelijk ontwerp van producten en diensten, afvalvermijding, recycling, terugwinning en hergebruik van materialen en componenten, alsook de vermindering van gevaarlijke en de recycling van belemmerende componenten zodat de herstelbaarheid, recyclingsmogelijkheden, modernisering en duurzaamheid worden bevorderd. In dit verband moedigt het CvdR lokale en regionale overheden aan om velerlei instrumenten te gebruiken, waaronder de lokalisatie van bindende streefcijfers op EU-niveau, fiscale maatregelen op alle niveaus, uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en groene overheidsopdrachten met verplichte doelstellingen als onderdeel van elke EU-financieringsmogelijkheid;

 
 

36.

roept de Europese Commissie op om een ambitieuze doelstelling voor te stellen voor de vermindering van stadsafval tegen 2030, om de hergebruik- en recyclingdoelstellingen voor stadsafval tegen 2030 vast te leggen op 70 % van het gewicht, om voedselverspilling tegen 2030 terug te brengen tot 50 % en om te bepalen dat tegen 2030 maximaal 5 % van het restafval gestort wordt;

 
 

37.

ondersteunt in dit verband ook de nieuwe inspanningen op het gebied van microplastics en voor de uitvoering van de wetgeving inzake kunststoffen (4), en onderstreept daarbij dat plasticvervuiling bij de bron moet worden aangepakt;

 
 

38.

vraagt de Commissie om alle Europese regio’s en steden aan te moedigen om actieplannen voor de bio-economie goed te keuren of een apart hoofdstuk inzake de bio-economie op te nemen in hun algemene ontwikkelingsstrategie;

Voedseltransitie

 
 

39.

dringt er tegen de achtergrond van het feit dat de EU de grootste importeur en exporteur van voedsel ter wereld is geworden op aan dat handelsovereenkomsten worden beoordeeld op de doelstelling van vermindering van de broeikasgassenuitstoot, ook in de agrofoodsector, en dat handelsovereenkomsten gebaseerd worden op duurzame ontwikkeling;

 
 

40.

aangezien de landbouw verantwoordelijk is voor 10 % van de broeikasgasemissies en rechtstreeks getroffen wordt door klimaatverandering, vraagt het Comité de Commissie om duurzame landbouw te bevorderen door de financiële steun voor milieu- en klimaatvriendelijke praktijken in beide pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) te versterken;

 
 

41.

suggereert een lokaal en regionaal hoofdstuk inzake de “van boer tot bord”-strategie, vooral belangrijk in gebieden met kleinschalige economische structuren, om de effecten van de internationale en mondiale voedselproductiepatronen op lokale en regionale productieschema’s te beoordelen;

 
 

42.

benadrukt de cruciale rol die de bossen en het veenland in de EU spelen bij het bereiken van klimaatneutraliteit; roept op tot een solide EU-strategie voor bossen en veenland en steunt de ambitieuze etiketteerplannen voor voedsel dat zonder ontbossing geproduceerd is (5); wijst in dit opzicht op de verbintenissen van de lidstaten in het kader van de LULUCF-Verordening en erkent de inspanningen om tot meer CO2-verwijderingen te komen;

 
 

43.

herinnert eraan dat oceanen een belangrijke rol spelen in onze voeding; het Comité pleit voor de uitwerking van een nieuwe strategie ter ondersteuning van maricultuur en blauwe biotechnologie, met aandacht voor de bescherming van het (natuurlijke) milieu. Ook wijst het op het belang van duurzame visserij voor het evenwicht van de kustgebieden;

 
 

44.

beklemtoont dat lokale en regionale overheden behoefte hebben aan gestandaardiseerde methoden voor het verzamelen en rapporteren van gegevens over de milieueffecten van levensmiddelen, met inbegrip van voedselafval, om de vergelijkbaarheid van gegevens uit verschillende lidstaten te waarborgen en ervoor te zorgen dat milieu- en sociale kosten in verband met levensmiddelen of voedingspatronen worden gemeten in economische termen;

Mobiliteitstransitie

 
 

45.

herinnert eraan dat lokale en regionale overheden van doorslaggevend belang zijn voor schone mobiliteit en voor de vergroening van het vervoer en spoort daarom aan tot dringende maatregelen op EU-niveau voor de internalisering van de externe kosten per vervoerswijze om een gelijk speelveld te waarborgen, met inbegrip van de herziening van de fiscale regelingen voor bepaalde brandstoffen in het vervoer in het bijzonder;

 
 

46.

wijst erop dat stroomnetten, elektriciteitsopslag en -handel en het beheer van de openbare infrastructuur moeten worden gemoderniseerd, net als de vervoersregels en -belasting, als adequate voorbereiding op nieuwe en innovatieve vervoerswijzen, waaronder voertuigen op batterij en op waterstof met brandstofcellen;

 
 

47.

beklemtoont dat door het potentieel van digitale technologieën te benutten het vervoer geoptimaliseerd en een multimodaal trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-V) opgezet zal kunnen worden. Noodzakelijke voorwaarden zijn intelligente vervoerssystemen (IVS) en infrastructuur;

Milieutransitie

 
 

48.

dringt nogmaals aan op een 8e milieuactieprogramma (6) en benadrukt dat dit programma in overeenstemming moet worden gebracht met de doelstellingen die in het kader van de Green Deal zijn bepaald en kordaat zou moeten helpen de werkelijke uitvoering op het terrein te begeleiden. roept op tot meer participatie van de subnationale overheden in de cyclus voor de evaluatie van de tenuitvoerlegging van het milieubeleid;

 
 

49.

dringt erop aan dat het biodiversiteitskader voor de periode na 2020 wordt ontwikkeld door alle relevante VN-milieuovereenkomsten in overeenstemming te brengen met en te integreren in de biodiversiteitsdoelstellingen voor 2030. Met het oog op de COP15 in 2020 moeten de partijen bij het Biodiversiteitsverdrag formeel erkennen dat er een onmisbare rol is weggelegd voor de lokale en regionale overheden bij de verwezenlijking van een succesvolle tenuitvoerlegging en coherente monitoring, rapportage en verificatie van de mondiale en EU-beleidsmaatregelen inzake biodiversiteit;

 
 

50.

herhaalt dat om de EU-ambitie om milieuverontreiniging tot nul terug te dringen waar te maken, een brede aanpak vereist is waarbij gekeken moet worden naar de kwaliteit van lucht en water, gevaarlijke chemische stoffen, emissies, bestrijdingsmiddelen en hormoonontregelende stoffen; roept de Commissie op om de ontwikkeling en goedkeuring van de nieuwe strategie inzake hormoonontregelende stoffen en strengere regels voor chemische stoffen niet langer uit te stellen;

 
 

51.

verzoekt de Commissie om het potentieel van op de natuur gebaseerde oplossingen en groene en blauwe infrastructuur meer onder de aandacht te brengen als nuttige aanvulling op en niet ter vervanging van krachtdadige acties op het gebied van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in voorstedelijke en plattelandsgebieden;

 
 

52.

benadrukt de voordelen van regionale milieukaderprogramma’s die zijn afgestemd op de verschillende nationale, Europese en internationale strategieën; deze programma’s kunnen bijdragen tot het vaststellen van doelstellingen en het uitzetten van de belangrijkste actielijnen, duidelijkheid verschaffen over de regionale milieukeuzes en een routekaart voor de lange termijn opstellen waarbij de betrokkenheid van de samenleving centraal staat; ten slotte kunnen zij het opzetten van allianties met andere Europese regio’s vergemakkelijken;

Digitale transitie

 
 

53.

herinnert aan de belangrijke rol die slimme regio’s, steden en gemeenschappen spelen bij het waarborgen van een rechtvaardige en eerlijke transitie naar klimaatneutraliteit; verzoekt de Commissie om te blijven inzetten op digitale cohesie, zodat geen enkel individu en geen enkele regio bij de digitale transitie uit de boot valt, om gerichte maatregelen te begunstigen teneinde lokale en regionale overheden te ondersteunen bij het uitrollen van slimme oplossingen en om de hefboomwerking te vergroten van slimme specialisatieprogramma’s ter bevordering van digitale vaardigheden;

 
 

54.

pleit voor de ontwikkeling van algemene kaders waarbinnen gegevens worden geïntegreerd en gebruikt met het oog op slimme governance en tegelijkertijd de vereiste bescherming wordt gewaarborgd;

 
 

55.

vestigt de aandacht op de aanzienlijke koolstofvoetafdruk van het internet en digitale gegevensverwerking en verzoekt daarom de EU om meer te doen aan de gevolgen die digitalisering heeft op het vlak van energie en CO2 en om de duurzaamheid ervan te bevorderen. Overheden moeten de mensen meer van deze problematiek bewust maken;

Adequate financiële middelen op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau om aan de behoeften van de burgers tegemoet te komen

 
 

56.

is ingenomen met het voorstel voor een investeringsplan voor een duurzaam Europa met investeringen ter waarde van 1 biljoen euro tussen 2021 en 2030, wat overeenstemt met de behoeften die door de Europese Rekenkamer zijn vastgesteld (7); ondersteunt ook het besluit van de Europese Investeringsbank om de financiering van het merendeel van de projecten op het gebied van fossiele brandstoffen vanaf eind 2021 stop te zetten en het aandeel van op klimaatactie en milieuduurzaamheid gerichte financiering geleidelijk te verhogen; herhaalt zijn oproep om de administratieve rompslomp te verminderen en de procedures voor de voorbereiding van projecten te vereenvoudigen en te zorgen voor extra op maat gesneden technische bijstand om toegang te krijgen tot de JASPERS- en ELENA-programma’s van de Europese Investeringsbank, voor de ontwikkeling van financierbare projecten, met inbegrip van kleinschalige projecten;

 
 

57.

houdt ook vol dat aanvullende middelen, zoals de voorgestelde uitbreiding van het emissiehandelssysteem en de invoering van een koolstofbelasting aan de grens conform de WTO-regels noodzakelijk zijn, evenals een passende belasting op vliegtuigbrandstof;

 
 

58.

vraagt de Commissie om een nieuw fonds voor een rechtvaardige transitie in het leven te roepen dat gericht is op steenkool- en koolstofintensieve regio’s en bestaat uit aanvullende middelen bovenop de middelen die aan het cohesiebeleid zijn toegewezen, maar ter aanvulling van de operationele programma’s van het cohesiebeleid voor de periode 2021-2027 op NUTS 2-niveau werkt;

 
 

59.

dringt erop aan dat minstens 30 % van de volledige EU-begroting 2021-2027 wordt uitgetrokken voor maatregelen op het gebied van klimaat en biodiversiteit, terwijl subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk worden afgeschaft;

 
 

60.

benadrukt de cruciale rol van het cohesiebeleid als het belangrijkste financiële instrument voor de uitvoering van de doelstellingen van de transities; dringt erop aan dat het cohesiebeleid over voldoende financiële middelen moet kunnen beschikken — daarom moet het deel van de begroting dat in het volgende MFK voor het cohesiebeleid wordt uitgetrokken, gelijk blijven;

 
 

61.

is bezorgd dat de Green Deal niet haalbaar is zonder het juiste financiële kader. Het CvdR dringt aan op de volledige uitvoering van het actieplan van de Commissie voor de financiering van duurzame groei en op de snelle goedkeuring van het regelgevend kader inzake taxonomie om duurzame investeringen te vergemakkelijken, inzake de openbaarmaking van duurzame investeringen en duurzaamheidsrisico’s en inzake koolstofarme benchmarks en benchmarks met een positieve koolstofbalans (8). Dit kader moet ook investeringen in de nucleaire industrie, de luchtvaart en de spoorwegsector omvatten. Het actieplan moet ook snel worden uitgebreid tot sociale criteria;

 
 

62.

pleit voor een ambitieuze aanpak van de investeringen van de EU in natuur en biodiversiteit, waarbij eraan wordt herinnerd dat de kosten worden overtroffen door de voordelen van ecosysteemdiensten, bijvoorbeeld in de vorm van gezondheidsdiensten, CO2-opslag, hoogwaterbescherming, zuivering van watervoorraden, bestrijding van luchtverontreiniging en preventie van bodemerosie;

 
 

63.

herhaalt zijn standpunt dat er aan de uitgavenzijde van de EU-begroting alleen overeenstemming kan worden bereikt als er aan de ontvangstenzijde overeenkomstige vooruitgang wordt geboekt, omdat de omvang van de EU-begroting in overeenstemming moet zijn met de huidige en toekomstige prioriteiten van de EU (9), en dringt er bij de Commissie op aan om noodmaatregelen voor te stellen ter ondersteuning van de Green Deal als de volgende EU-begroting niet voor eind 2020 kan worden uitgevoerd;

 
 

64.

benadrukt het belang van medefinancieringspercentages voor EU-fondsen om de toegang tot deze fondsen voor kleine gemeenschappen, plattelandsgebieden en eilanden te vergemakkelijken. Hun capaciteit als “proeftuinen”voor energietransitie moet worden versterkt door innovatieve oplossingen en gecoördineerde beleidsmaatregelen te ontwikkelen;

 
 

65.

pleit, met het oog op de staatssteunregels na 2020, voor een verhoging van het toegestane niveau van staatssteun en ook voor een aanpassing van de energiebelastingrichtlijn om het gebruik van emissiearme brandstoffen te bevorderen. Voor regelgeving en projecten in verband met de energietransitie moet voldoende flexibiliteit worden betracht en worden gekozen voor een technologieneutrale aanpak met betrekking tot duurzaamheid en verminderde uitstoot;

Rechtstreekse communicatie met de burgers over de voordelen van de Green Deal

 
 

66.

stelt voor om de voorlichtingscampagnes en rechtstreekse dialogen met de burgers te intensiveren om hen bewust te maken van het belang van een transitie naar duurzamere samenlevingen, gezondere lokale gemeenschappen en meer concurrerende lokale economieën; verzoekt de Commissie om samen met het CvdR een reeks burgerdialogen te organiseren om de meerwaarde van de Green Deal te presenteren en concrete resultaten voor het dagelijkse leven van de burgers te illustreren;

 
 

67.

draagt zijn voorzitter op om deze resolutie aan de Europese Commissie, het Europees Parlement, het Finse, Kroatische en Duitse voorzitterschap van de Raad en de voorzitter van de Europese Raad toe te sturen.

Brussel, 5 december 2019.

De voorzitter

van het Europees Comité van de Regio’s

Karl-Heinz LAMBERTZ

 

  • (1) 
    CvdR 2018/923.
  • (2) 
    https://cor.europa.eu/en/our-work/Pages/network-of-regional-hubs.aspx
  • (3) 
    CvdR 2018/6135.
  • (4) 
    CvdR 2018/925 en CvdR 2018/3652.
  • (5) 
    CvdR 2019/973.
  • (6) 
    CvdR 2019/1672.
  • (7) 
    Europese Rekenkamer: Overzicht van de EU-maatregelen op het gebied van energie en klimaatverandering, 20 september 2017 https://op.europa.eu/webpub/eca/lr-energy-and-climate/nl/
  • (8) 
    Zie het CvdR-advies van 6 december 2018 van Tilo Gundlack (PSE/DE).
  • (9) 
    CvdR 2019/3887.
 

 
 

2.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.