CDA: Kwaliteit voorop bij taalbeleid hoger onderwijs

Met dank overgenomen van H. (Harry) van der Molen i, gepubliceerd op woensdag 4 april 2018.

Dinsdag 3 april sprak de Tweede Kamer in een Algemeen Overleg met minister Van Engelshoven (OCW) over de verengelsing in het Nederlandse hoger onderwijs. De wet op het hoger onderwijs schrijft voor dat Nederlands de standaard behoort te zijn en Engels de uitzondering. CDA-Kamerlid Harry van der Molen gaf tijdens het debat aan dat de wet op het hoger onderwijs momenteel met voeten wordt getreden, kijkend naar de hoeveelheid uitzonderingen die stelselmatig worden gemaakt door opleidingen.

Ook is het taalbeleid van met name universiteiten onvoldoende doordacht, aldus de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Vijftien jaar geleden trok de KNAW dezelfde conclusies als nu: 1) meer tweetaligheid, 2) bacheloropleidingen in het Nederlands en 3) de positie van Nederlands in de wetenschap is van nationaal belang.

Onderwijskwaliteit leidend

Wat het CDA betreft hoort deze discussie boven alles te gaan over onderwijskwaliteit. Van der Molen: “Volgens de KNAW wordt in de praktijk veel en niet altijd met uitgebreide motivering gebruik gemaakt van uitzonderingsmogelijkheden. Dat moet afgelopen zijn; de minister moet dit niet langer accepteren. Het regeerakkoord geeft aan dat het kabinet scherper zal toezien dat opleidingen alleen Engelstalig zijn wanneer dit een toegevoegde waarde heeft, de kwaliteit van voldoende niveau is en er voldoende Nederlandse opleidingen zijn.”

Internationalisering

Het CDA is benieuwd naar de plannen van de minister over het internationaliseringsbeleid, die voor de zomer naar de Kamer worden gestuurd. Harry van der Molen geeft aan: “De toetsing van de keuze voor Engels begint bij accreditaties. We willen weten hoe de minister dat vorm denkt te kunnen geven. Daarnaast kan van een numerus fixus geen sprake zijn bij een volledig Engelstalige opleiding. Tot slot zijn wij van mening dat de medezeggenschap altijd moet instemmen bij taalkeuzes van opleidingen en dit een plek in het beleid van de minister verdient.”