Europa probeert nepnieuws tegen te gaan

Met dank overgenomen van Europa Nu.
Afbeelding van nepnieuws

Toegang tot op feiten gebaseerde en kritisch gecontroleerde informatie is essentieel voor een democratie. Nepnieuws, ofwel opzettelijk misleidende informatie, speelt ook in de Europese Unie een steeds grotere rol. Zo lijkt het erop dat nepnieuws een aantal verkiezingen, binnen en buiten de Europese Unie i, heeft beïnvloed. Als reactie hierop besloot de Europese Raad i in 2015 om actie te ondernemen. De EU heeft inmiddels een aantal initiatieven genomen die moeten helpen nepnieuws tegen te gaan, maar het grootste deel van de initiatieven in Europa is afkomstig van burgers, bedrijven en media zelf.

Een eerste stap van de kant van de EU was de in 2015 opgerichte East StratCom Task Force, dat als doel had om desinformatie in Oost-Europese landen over Europees beleid tegen te gaan. In het voorjaar van 2018 is een EU-strategie tegen de verspreiding van nepnieuws in de EU uitgebracht. Zo wil de EU dat online nieuws een duidelijke afzender heeft, dat burgers getraind worden om informatie en nieuws beter te kunnen beoordelen en pleit de Commissie voor methodes waarmee journalisten en gebruikers nepnieuws kunnen aanvechten. Concreet pleitte de Commissie voor een gedragscode voor sociale media en internetplatforms.

In 2018 heeft de EU een praktijkcode opgesteld en onlineplatforms, adverteerders en andere belangrijke spelers aangespoord om nepnieuws en desinformatie actief te bestrijden en hun onlinebeleid te verbeteren. De coronacrisis heeft treffend duidelijk gemaakt welke bedreigingen en uitdagingen er voor onze samenlevingen uitgaan van desinformatie. De ‘infodemie’ heeft aanzienlijke risico's met zich meegebracht voor de persoonlijke en openbare gezondheidsstelsels, het crisisbeheer, de economie en de samenleving. In reactie hierop heeft de EU een strengere gedragsode tegen desinformatie ingevoerd.

1.

Nepnieuws in Europa

Het doel van nepnieuws is om de lezer te misleiden en op die manier de publieke opinie te beïnvloeden. Nepnieuws kan onder andere bestaan uit gemanipuleerde berichten over bepaalde maatschappelijke onderwerpen of het kan bestaan uit propaganda van andere staten om verkiezingen te manipuleren of om het vertrouwen in de democratie te verminderen.

Een groep deskundigen heeft nepnieuws gedefinieerd als "valse, onjuiste of misleidende informatie die is opgesteld, weergegeven en verspreid om winst te maken of opzettelijk schade in het publieke domein te veroorzaken." Informatie met illegale inhoud (bijvoorbeeld een oproep tot haat of geweld) wordt niet als nepnieuws bestempeld, omdat dit al verboden is op grond van nationale en Europese wet- en regelgeving. Andersoortige foutieve informatie, zoals fouten van journalisten, het achterwege laten van bepaalde feiten, eenzijdige berichtgeving, of satirische berichten worden niet beschouwd als nepnieuws, omdat deze fouten niet als doel zouden hebben om de lezer te misleiden.

2.

Europese maatregelen

De Europese Commissie heeft door de jaren heen verschillende maatregelen tegen desinformatie gepresenteerd. Ook kent de EU een groot actieplan tegen desinformatie. Het initiatief om iets aan nepnieuws te doen ligt bij de Europese instituties, maar ook bij de media en de burgers zelf.

EU Code of Practice on Disinformation

Eind september 2018 maakten de online platforms, sociale mediaplatforms en online adverteerders samen met de Commissie een nieuwe gedragscode bekend: de 'EU Code of Practice on Disinformation'. Bedrijven zullen zich inspannen om de publicatie en verspreiding van nepnieuws op een aantal manieren tegen te gaan. Het is een vrijwillige gedragscode; sancties wanneer het niet lukt nepnieuws te onderscheppen en offline te halen zijn er niet. De Commissie ontvangt maandelijks rapporten van platforms als Google, Facebook en Twitter.

Op 10 september publiceerde de Commissie een beoordeling van de uitvoering van de doeltreffendheid van de Praktijkcode betreffende desinformatie. Uit de beoordeling bleek dat de code een zeer waardevol instrument is, het eerste instrument in zijn soort wereldwijd, dat een kader biedt voor een gestructureerde dialoog tussen relevante belanghebbenden om te zorgen voor meer transparantie van het beleid dat platforms voeren tegen desinformatie in de EU. Tegelijkertijd worden in de beoordeling bepaalde tekortkomingen aan het licht gebracht die voornamelijk het gevolg zijn van het zelfregulerende karakter van de code.

De coronacrisis heeft treffend duidelijk gemaakt welke bedreigingen en uitdagingen er voor onze samenlevingen uitgaan van desinformatie. De ‘infodemie’ heeft aanzienlijke risico's met zich meegebracht voor de persoonlijke en openbare gezondheidsstelsels, het crisisbeheer, de economie en de samenleving. Ondanks de belangrijke inspanningen met de opgestelde gedragscode uit 2018 is het duidelijk geworden dat desinformatie dringend intensiever moet worden bestreden. In mei 2021 presenteerde de Commissie plannen om deze gedragscode daarom aan te scherpen. De Commissie wil dat sociale mediabedrijven voortaan laten zien hoe ze bepalen wat hun gebruikers te zien krijgen en meer samenwerken met factcheckers. Ook moeten techbedrijven en online-adverteerders het moeilijker maken voor verspreiders van desinformatie om geld te verdienen met hun berichten.

Actieplan tegen desinformatie

De Europese Commissie presenteerde op 5 december 2018 het 'actieplan tegen desinformatie'. Dit actieplan is bedoeld om de capaciteiten van de Europese instituties omtrent desinformatie te versterken en actief het probleem van desinformatie aan te pakken. Het actieplan bevat onder andere het Rapid Alert System, dat het mogelijk maakt voor de verschillende Europese instituties, maar ook voor hun internationale partners, visies over en oplossingen voor desinformatie te delen. Ook het European Digital Media Observatory (EDMO) valt hieronder. Dit project ondersteunt het werk van fact-checkers en mensen die onderzoek doen naar desinformatie en digitale media. Het EDMO trad op 1 juni 2020 in werking.

Europese Dienst voor Extern Optreden (EEAS)

Het orgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Europese plannen om nepnieuws te bestrijden is de Europese Dienst voor Extern Optreden (EEAS i). Binnen de organisatie is er een speciale eenheid opgericht voor 'strategische communicatie' die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het beleid.

3.

Voorbeelden

Europese Verkiezingen

Ondanks verschillende actieplannen, heeft er tijdens de Europese verkiezingen van 2019 een flinke stroom aan nepnieuws plaatsgevonden. Vanuit Rusland is geprobeerd de verkiezingsuitslag te beïnvloeden en de opkomst te beperken. In de maanden voor de verkiezingen registreerde de EU-taskforce 998 gevallen van desinformatie vanuit Russische bronnen.

Coronavirus

Het uitbreken van het coronavirus bracht een flinke stoom aan nepnieuws op gang. Deze desinformatie was voornamelijk afkomstig uit China en Rusland en gericht aan Zuid-Europese landen. East Stratcom meldde in maart 2020 dat er sinds eind januari 2020 meer dan 150 meldingen van desinformatie afkomstig van pro-Kremlin-groeperingen waren. China en Rusland probeerden vooral om het Europese antwoord op het virus te verstoren. In juni 2020 presenteerde de Europese Commissie plannen om deze stroom aan desinformatie tegen te gaan. Zo willen zij in lijn met het 'actieplan tegen desinformatie' samenwerken met de verschillende Europese instituties om risico-analyses op te maken over desinformatie. Daarnaast moeten de maandelijkse rapporten die de sociale platformen als Twitter uit de Code of Practice on Disinformation opbouwen verder worden gespecificeerd op het tegengaan van de desinformatie rondom het coronavirus. Tevens wil de Commissie meer investeren in de European Digital Media Observatory, een project dat fact-checkers en onderzoekers ondersteunt.

Nederland en nepnieuws

Het kabinet heeft aangegeven dat er ook in Nederland voorbeelden zijn van nepnieuws, bijvoorbeeld omtrent de MH-17 en het Oekraïne-referendum i. De regering noemt hierbij expliciet de rol van Rusland. Buitenlandse beïnvloeding als gevolg van nepnieuws is ook door de AIVD (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) en het NCSC (Nationaal Cyber Security Centrum) als probleem geïdentificeerd.

4.

Meer informatie