Tweede Kamerverkiezingen 1917: laat zitten wat zit
Op 15 juni 1917 waren er verkiezingen voor de Tweede Kamer1 in verband met het in eerste lezing aannemen van voorstellen tot Grondwetsherziening2. De verkiezingen waren in 50 districten, in de overige 50 districten was slechts één kandidaat.
In alle 50 districten werd het zittende lid gekozen (onder wie overigens ook enkele tegenstanders van de herziening) en slechts in één district was daarbij een tweede ronde nodig geweest. In het district Amsterdam II was er op 22 juni een herstemming tussen A.H. Gerhard3 (SDAP) en dr. Z. Kamerling (anti-grondwetscomité). Gerhard werd met 1292 tegen 898 stemmen gekozen.
De elf Provinciale Staten4 kozen op 15 juni de nieuwe Eerste Kamer5, maar ook daarbij ging het om een formaliteit waarbij alle zittende leden werden herkozen.
Inhoudsopgave
In 1917 slaagde het liberale kabinet-Cort van der Linden6 er in twee belangrijke kwesties, invoering van het algemeen mannenkiesrecht en financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, grondwettelijk te regelen. Tegelijk met het mannenkiesrecht werd ook verkiesbaarheid van de vrouw ingevoerd en kwam er evenredige vertegenwoordiging7. De grondwetsherziening werd als 'package deal' aan de kiezers voorgelegd.
Alle gevestigde partijen waren vóór het bereikte compromis. Zij spraken af dat, onder het motto 'laat zitten wat zit', in 1917 zou worden afgezien van (onderlinge) verkiezingsstrijd. In de vijftig districten waar verkiezingen waren, was de keuze duidelijk: was je 'vóór' de grondwetsherziening dan stemde je in je district op het zittende Kamerlid, was je tegen dan stemde je op diens tegenstander.
Tegenstanders waren vooral kandidaten van een anti-Grondwetcomité, waarvan de oude liberale staatsman Sam van Houten8 en de schrijver Frederik van Eeden de voormannen waren. In grote steden traden ook communisten in het strijdperk en verder waren er enkele kandidaten van de Plattelandersbond9 en van de protestantse Christelijk-Sociale Partij.
partij |
zetels |
partij |
zetels |
---|---|---|---|
25 |
10 |
||
21 |
9 |
||
15 |
8 |
||
11 |
onafhankelijk CH |
1 |
Na de verkiezingen nam de Tweede Kamer de drie wetsvoorstellen over wijziging van de Grondwet op 25 september 1917 aan. Tegen de wijziging van de bepalingen over het kiesrecht stemden twee leden, Van Idsinga17 en Bichon van IJsselmonde18. Het voorstel over de onderwijsbepaling werd met algemene stemmen aanvaard en tegen verandering in de additionele artikelen stemde alleen Van Idsinga.
De Eerste Kamer nam de drie wetsvoorstellen op 29 november 1917 aan. Alleen het lid 't Hooft19 stemde tegen alledrie de voorstellen. De liberaal Stork20 stemde tegen de wijziging van de additionele artikelen (voorlopige regeling van het nieuwe kiesrecht).
Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van de gekozenen.
Meer over
- 1.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 2.Om de Nederlandse Grondwet te wijzigen, moet een voorstel tot wijziging worden ingediend. De wijziging moet twee keer in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Zo’n behandeling van een wetsvoorstel in het parlement wordt een lezing genoemd. Er zijn dus twee lezingen nodig voor de Grondwet kan worden gewijzigd. Vóórdat de tweede lezing plaatsvindt, moeten Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. In theorie moeten kiezers zich zo over de wijziging(en) kunnen uitspreken. Bij de tweede lezing is er in beide Kamers een tweederdemeerderheid vereist.
- 3.'De rode bovenmeester'. Vrijdenker en onderwijsspecialist van de SDAP. Zoon van een kleermaker die tot de eerste vakbondsleiders behoorde. Werd al op zijn 24ste hoofd van een school in Amsterdam. Was in 1894 medeoprichter van de SDAP, maar sloot zich pas drie jaar later bij die partij aan. Kwam in 1913 voor een Amsterdams district in de Tweede Kamer en werd een alom gewaardeerde onderwijswoordvoerder, naar wie graag geluisterd werd. Sprak met een onvervalst Amsterdams accent. Vanaf 1916 tevens gedeputeerde van Noord-Holland. Speelde een belangrijke rol in de vrijdenkersvereniging 'De Dageraad'. Keerde zich tegen materialisme en vond religie een belangrijke waarde voor de mensheid.
- 4.De gekozen volksvertegenwoordiging van een provincie wordt Provinciale Staten genoemd. De Provinciale Staten stellen het beleid van de provincie vast en controleren de uitvoering daarvan door de Gedeputeerde Staten. Het aantal leden van Provinciale Staten hangt af van het aantal inwoners van de provincie. Dit is geregeld in artikel 8 van de Provinciewet.
- 5.De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
- 6.Het liberale extraparlementaire kabinet-Cort van der Linden loodste Nederland door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en bracht de belangrijke Grondwetsherziening van 1917 tot stand. Hierdoor werden de kiesrecht- en schoolstrijd beëindigd. Het meerderheidsstelsel (districtenstelsel) werd vervangen door de evenredige vertegenwoordiging. Onder de negen ministers waren slechts twee oud-Kamerleden.
- 7.Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling.
- 8.Onafhankelijk en individualistisch liberaal, die bijna veertig jaar een belangrijke rol in de Nederlandse politiek speelde. Advocaat in en afgevaardigde van Groningen. Gold bij binnenkomst in het parlement als uiterst progressief. Zette zich af tegen de leer van staatsonthouding van Thorbecke. Bracht in 1874 via een initiatiefvoorstel het bekende Kinderwetje tot stand. Kwam geleidelijk in conservatiever vaarwater en keerde zich tegen de plannen van Tak voor algemeen mannenkiesrecht. Bracht als bekwaam minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Röell in 1896 wel zeer krachtdadig een belangrijke kiesrechtuitbreiding tot stand. Zijn rol was daarna grotendeels uitgespeeld, al bleef hij begin twintigste eeuw actief als tegenstander van de evenredige vertegenwoordiging. Beminnelijk man in de omgang met een brede belangstelling; cultuurminnend en erudiet.
- 9.De in 1917 opgerichte Plattelandersbond was een politieke partij die opkwam voor de belangen van boeren en tuinders en die zich tegen de volgens haar bestaande achterstelling van het platteland keerde.
- 10.De Rooms-Katholieken hadden van 15 maart 1892 tot 17 september 1929 een Tweede Kamerfractie (Kamerclub). De katholieke fractie was vanaf 1901 de grootste in de Tweede Kamer. Eerder was er al een zogenoemde Centrumclub. Vanaf 1929 was er sprake van een RKSP-fractie, nadat in 1926 de Roomsch-Katholieke Staatspartij was opgericht.
- 11.Op 23 juni 1906 werd de Bond van Vrije Liberalen opgericht, hoewel er al sinds het einde van de jaren 1870 sprake was van oud-liberalen, later aangeduid als vrije liberalen. De conservatieve oud- of vrije liberalen stonden tegenover de gematigd vooruitstrevende Liberale Unie. Zij hielden grotendeels vast aan het negentiende-eeuwse economische liberalisme (laissez faire).
- 12.De Liberale Unie werd in 1885 opgericht. In de unie werden de liberale kiesverenigingen verenigd. Zij gold als gematigd vooruitstrevend, zeker nadat de conservatieve vleugel zich rond 1894 had afgescheiden. Tussen 1891 en 1901 domineerde zij de Nederlands politiek. Vooral het Unie-liberale kabinet-Pierson wist belangrijke (sociale) wetgeving tot stand te brengen, zoals de Ongevallenwet en de Woningwet.
- 13.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 14.De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
- 15.De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
- 16.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 17.Uiterst conservatief, maar ook onafhankelijk christelijk-historisch Tweede Kamerlid voor het district Bodegraven. Was op Binnenlandse Zaken dertien jaar chef van de afdeling binnenlands bestuur. Tegenstander van de sociale politiek van minister Talma. Keerde zich verder als één van de weinigen tegen de Grondwetsherziening van 1917, omdat hij zich verzette tegen een te grote invloed van het partijwezen op de politiek en de evenredige vertegenwoordiging afwees. Matig spreker, die zich niet bekommerde om zijn populariteit.
- 18.Onafhankelijke afgevaardigde voor het district Ommen uit een Rotterdams regentengeslacht. Kwam in 1912 na het vertrek van Kuyper in de Tweede Kamer. Verzette zich als conservatief christelijk-historische eenling tegen de samenwerking van protestanten en katholieken, tegen de sociale wetgeving van het kabinet-Heemskerk en tegen de kiesrechtuitbreiding. Stichtte in 1913 samen met de predikant C.E. van Koetsveld een verband van onafhankelijke christelijk-historischen.
- 19.Uit de Haarlemmermeer afkomstige antirevolutionaire rechter, die op diverse niveaus en in verschillende plaatsen bestuurlijk actief was. Tweede Kamerlid voor het district Middelburg en later een vooraanstaand Eerste Kamerlid. Stemde in 1917 als enige tegen het in 1915 bereikte compromis dat een einde maakte aan de kiesrecht- en schoolstrijd.
- 20.Vooruitstrevende Twentse ondernemer, die geloofde in samenwerking tussen arbeiders en ondernemer. Politiek actief als liberaal Statenlid en Eerste Kamerlid. Trad daarmee in de voetsporen van zijn vader. Richtte diverse instellingen op ten behoeve van zijn werknemers, zoals een zieken- en pensioenfonds en een school. Initiatiefnemer van een vereniging van Nederlandse werkgevers. Bestreed de opvattingen van de SDAP ten aanzien van de klassenstrijd.
- 21.Van alle verkiezingen in de Tweede Kamer sinds 1917 is op deze website een beschrijving te vinden. Daarin zijn de uitslagen, kerngegevens en informatie over lijsttrekkers en kandidaten opgenomen. Om enige structuur aan te brengen in de veelheid van verkiezingen is een onderverdeling gemaakt naar periode.