Dieselgate had voorkomen kunnen en moeten worden

Met dank overgenomen van G.J.M. (Gerben-Jan) Gerbrandy i, gepubliceerd op maandag 19 december 2016.

D66-Europarlementariër Gerben-Jan Gerbrandy stelt vast dat het gesjoemel met uitstoottesten van dieselauto's al jaren eerder aan het licht had kunnen en moeten komen. Gerbrandy baseert dit op de uitkomsten van het onderzoek van de parlementaire enquêtecommissie van het Europees Parlement naar Dieselgate. De D66'er schreef het afgelopen jaar namens het Parlement aan het onderzoeksrapport.

"Zowel de Europese Commissie als de lidstaten hebben weggekeken van de opmerkelijke verschillen in uitkomst van de testen en de daadwerkelijke uitstoot van dieselauto's en aanwijzingen voor mogelijke fraude laten liggen. Het is ontluisterend vast te stellen dat dit grootschalig consumentenbedrog zo lang heeft kunnen doorgaan. Onnodige vertraging in de besluitvorming, wanbeleid en het negeren van wettelijke verplichtingen hebben deze situatie mogelijk gemaakt", aldus Gerbrandy.

Nalatig optreden Commissie

De enquêtecommissie concludeert dat de Europese Commissie nalatig optreden is te verwijten en eist aanvullend intern onderzoek binnen de Commissie waarom bewijs van gesjoemel niet bij de verantwoordelijke personen terecht zou zijn gekomen. Daarnaast moet er een Eurocommissaris verantwoordelijk worden voor zowel luchtkwaliteit als luchtvervuiling, zodat de Commissie zichzelf intern niet kan tegenwerken.

Gerbrandy: "In 2012 waren er ook in de Europese Commissie al duidelijke signalen dat er iets niet in de haak was met de uitstoottesten maar dat is niet opgepakt. Sterker nog, de Commissie heeft bewust de economische belangen van de auto-industrie laten prevaleren boven die van de volksgezondheid. Tel daarbij op dat landen als Italië, Frankrijk en Spanje ongestoord hun gang konden gaan in het tegenhouden van de ontwikkeling van nieuwe testen. De Commissie heeft duidelijk steken laten vallen."

Falend nationaal toezicht op autofabrikanten


De enquêtecommissie concludeert ook dat de lidstaten zich hebben laten misleiden door de auto-industrie en onvoldoende toezicht hebben gehouden op de sector. "Het nationaal toezicht op de autofabrikanten heeft overduidelijk gefaald. De tekortkomingen gaan zo ver dat het echt gaat om het schenden van Europese wetgeving. Toezichthouders vertrouwen blind op de goede bedoelingen van de autofabrikanten, vooral als die auto's worden geproduceerd in eigen land. Doordat daarnaast veel nationale autoriteiten nauwelijks investeren in eigen technische expertise en onderzoekscapaciteit konden sjoemelende autofabrikanten jarenlang hun gang gaan", aldus Gerbrandy.



Daadkrachtig optreden blijft uit

De enquêtecommissie heeft niet alleen gekeken naar hoe het schandaal heeft kunnen ontstaan maar ook naar de periode daaropvolgend. Gerbrandy: "Ook na het schandaal hebben zowel de lidstaten als de Commissie onvoldoende ingegrepen. De lidstaten weigeren boetes te geven aan de sjoemelende autofabrikanten en het terugroepen van sjoemeldiesels is bijna nergens verplicht gesteld. Daarnaast had de Commissie meer dan een half jaar nodig om juridische procedures te starten tegen de landen die bewust Europese wetten geschonden door het gesjoemel oogluikend toe te laten."