De politiek heeft te vaak een blinde vlek voor vrijwilligers

Met dank overgenomen van H.G.J. (Hanke) Bruins Slot i, gepubliceerd op maandag 28 november 2016.

Hoogleraar Filantropische Studies Theo Spruyt geeft in een opinie in de NRC van dinsdag 22 november aan dat politieke partijen er geen blijk van geven het maatschappelijk initiatief en vrijwilligerswerk te kennen, en soms zelfs te miskennen. De maatschappelijke betrokkenheid van Nederlanders is enorm, maar lijkt politici te ontgaan. Ondanks de miljoenen vrijwilligers die Nederland rijk is wordt in het beleid geen of nauwelijks rekening te houden met de maatschappelijke kracht die zij vertegenwoordigen. Al te vaak wordt door politici alleen rekenschap gegeven aan overheidsbemoeienis en individuele rechten. Dat vertaalt zich nu in verkiezingsprogramma’s waarin vrijwilligerswerk en maatschappelijk initiatief vrijwel ontbreken.

Helaas moet ik de heer Spruyt hierin grotendeels gelijk geven. Dit kabinet heeft doorgaans een blinde vlek voor maatschappelijk initiatief. Zo wordt bij het maken van wetgeving vrijwel nooit rekening gehouden met de gevolgen die regels kunnen hebben voor vrijwilligers en organisaties die met vrijwilligers werken. Daardoor moeten bijvoorbeeld verenigingen met een ANBI-status sinds kort jaarverslagen publiceren, waardoor vrijwillige bestuurders onnodig belast worden met administratieve regels die eigenlijk voor grote bedrijven bedoeld zijn. Als dit kabinet het al over vrijwilligers heeft, dan gaat het vaak om het afwentelen van overheidstaken, met als doel om te bezuinigen. Daarmee wordt de vrijwilliger als instrument van overheidsbeleid neergezet. De participatiesamenleving die premier Rutte introduceerde is daar een stuitend voorbeeld van. Hij degradeerde daarmee maatschappelijk initiatief tot een financieel gedreven instrument, terwijl meedoen in de samenleving vooral gaat om hoe mensen met elkaar willen omgaan.

Een blik in de verkiezingsprogramma’s stemt niet optimistisch. De meeste partijen lijken het maatschappelijk initiatief ofwel niet te zien, ofwel volstrekt vanzelfsprekend te vinden. Namens het CDA wil ik me vol inzetten om de belangrijke rol die het maatschappelijk initiatief van oudsher in Nederland heeft, tussen de oren van politici en beleidsmakers te krijgen. Vrijwilligers verdienen namelijk meer waardering en minder onnodige regels. Daarom heb ik vorig jaar de initiatiefnota “Vrijwilligers zijn kampioenen” ingediend met daarin voorstellen waarmee de landelijke overheid (organisaties van) vrijwilligers meer ruimte en waardering kan geven. In januari bespreken we deze voorstellen in de Tweede Kamer met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De voorstellen die ik in deze nota heb gedaan, zijn wat mij betreft echter nog lang niet uitputtend. Vrijwilligerswerk is met deze initiatiefnota nu op de politieke agenda gezet. Met alle initiatieven die overal in de samenleving ontstaan, moeten we er samen aan werken om het maatschappelijk initiatief zijn positie in de samenleving te laten heroveren. Nederland is meer dan overheidsbemoeienis en individuele rechten. Het Nederland dat wij willen doorgeven aan de volgende generatie erkent juist ook de kracht van vrijwilligers en maatschappelijk initiatief.