Inbreng Referendumdebat

Met dank overgenomen van S. (Sybrand) van Haersma Buma i, gepubliceerd op woensdag 13 april 2016.

De vraag die vorige week woensdag aan de Nederlandse kiezers werd voorgelegd was duidelijk.

Het antwoord ook.

Meer dan twee derde van de opgekomen kiezers stemde tegen.

Het gaat hierbij om een raadgevend referendum.

De Kamer kan het terzijde leggen:

Juridisch tenminste.

Maar democratisch kan het natuurlijk niet.

Je kunt niet miljoenen mensen naar de stembus laten gaan voor een referendum, om het dan bij een ‘ja’ wel, maar bij een ‘nee’ niet te volgen.

Vrijdag reageerde premier Rutte op de uitslag.

We hebben inmiddels ook een brief.

Het kabinet gaat ‘niet zonder meer ratificeren’.

Duidelijk is dat het kabinet het nee niet gaat uitvoeren.

Als reden daarvoor geeft de premier de betrokkenheid van de EU partners en het feit dat het hier om onontgonnen terrein gaat.

Maar dat wist de premier ook vóór de refendumdag? Toch heeft hij hier vooraf tegen de kiezers niets over gezegd.

Hij heeft de uitslag afgewacht,

en erkent nu, achteraf,

dat wat hem betreft een echt ‘nee’ gewoon helemaal niet kan.

Premier Rutte gaat nu een soort sociologisch onderzoek doen naar de achtergrond van het nee.

Hoofdzorgen zouden zijn dat het associatieakkoord zou impliceren dat Oekraïne op termijn lid zou worden van de EU, en dat de militaire samenwerking ook een veiligheidsgarantie zou inhouden.

Dit is een handige interpretatie, want hij opent de weg voor ratificatie zonder aanpassing van het verdrag. Immers in het verdrag staat niets over lidmaatschap van de EU en niets over een veiligheidsgarantie.

Maar we weten de argumenten van de tegenstemmers niet, en die hoeven we ook niet te kennen.

Evenmin als we de motieven van de thuisblijvers of de voorstemmers weten.

We weten maar één ding: de uitslag.

En die is dat de opgekomen kiezers in meerderheid tegen de wet tot goedkeuring van de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne zijn.

Het CDA meent dan ook dat de goedkeuringswet moet worden teruggetrokken.

Ik zeg dat met pijn in het hart.

Want het is een goed verdrag.

En niet ratificeren is uiterst pijnlijk.

Ook voor de positie van Nederland.

En daar hebben we allemaal last van.

Maar dit is nu eenmaal de uitslag.

De tegenstanders van het verdrag hier in de Kamer hebben ook een grote verantwoordelijkheid.

We weten waar ze tegen zijn.

Maar waar zijn zij voor?

Als het nee-kamp niet wil dat de premier de tegen-stem gaat interpreteren, zal het zelf met een antwoord moeten komen.

Kiezers hoeven hun nee niet van een uitvoerbaar alternatief te voorzien, politieke partijen in de Kamer wel.

De democratie is geen laboratorium waar je zonder consequenties kunt experimenteren.

4 miljoen echte Nederlanders zijn op 6 april naar echte stembureaus gegaan, waar ze echt hebben gestemd. Kosten 40 miljoen euro.

Resultaat: een groot vraagteken.

Een patstelling zelfs.

En ik voorspel u: aan het eind van de rit, nog minder vertrouwen in de politiek.

De kern is dit:

De Haagse politiek kan een complex vraagstuk, waarbij ja en nee niet gelijkwaardig zijn, niet over de schutting teruggooien naar de kiezer.

Zeker als het gaat over een buitengewoon complexe zaak waar 28 landen iets over te zeggen hebben.

Niet alleen regeren, ook het volk vertegenwoordigen vraagt om het nemen van verantwoordelijkheid.

Dat vergt soms keuzes die niet populair zijn.

Maar die keuzes motiveren we, en daar worden we bij verkiezingen op afgerekend.

Dat is democratie.

Voorzitter,

Wie gaat deze chaos nu evalueren?

De referendumcommissie die de subsidies voor WC papier heeft verstrekt, gaat zichzelf evalueren, en dat geldt ook voor de kiesraad.

Een evaluatie van de wet staat überhaupt niet op het programma.

Dat kan natuurlijk niet.

Gedegen onafhankelijk onderzoek is noodzakelijk om dit referendum te evalueren.

Ik verzoek de regering daartoe stappen te nemen.