We doen alsof onze Nederlandse waarden zo duidelijk zijn, maar dat zijn ze vaak niet

Met dank overgenomen van R. (Roel) Kuiper i, gepubliceerd op woensdag 2 november 2016, 0:01.

Toen Barack Obama voor het eerst campagne voerde met het thema ‘hoop’ verbond hij dat met ‘gemeenschappelijke waarden’. Hij vond dat in een gepolariseerd land deze waarden weer moesten worden ‘uitgegraven’, teruggewonnen op krachten van globalisering, individualisering en economisering. Hij noemde er direct al twee: opofferingsgezindheid en plichtsbetrachting. Daarmee bouw je aan een land en een samenleving.

Onze tijd heeft behoefte aan gemeenschappelijke waarden. Mag een visie volgens de minister-president de ‘olifant in de kamer’ zijn, deze gemeenschappelijke waarden zijn dat hopelijk niet. Daarbij is het belangrijk dat wij ‘gemeenschappelijke waarden’ niet alleen benoemen, maar ze daadwerkelijk bespreken, niet alleen in de politiek, maar vooral in de samenleving. Wij spreken over de identiteit van Nederland en hebben het dan over waarden die voor iedereen van betekenis zouden moeten zijn, voor ingezetenen en nieuwkomers. We doen dan alsof die waarden evident zijn, maar dat zijn ze vaak niet. Die waarden kunnen alleen duidelijk zijn als we ze delen, bespreken en zuinig zijn op instituties die ze uitdragen. Dit vraagt om de herkenning van morele inzichten die we allen kunnen delen. Over de waarde van opofferingsgezindheid en plichtsbetrachting bijvoorbeeld. Die inzichten worden verdiept door inroeping van ieders overtuiging. Dat is waardevol en verbindend. Het is noodzakelijk dat we dit type gesprek gaan voeren met elkaar. Onze gemeenschappelijke waarden zijn immers geen rustig bezit. Ze kunnen alleen levend gehouden worden als we erover in gesprek blijven.

betrek de kerken

Bij wijze van voorbeeld noem ik twee gemeenschappelijke waarden; ze komen uit de participatieverklaring die nieuwkomers moeten ondertekenen: solidariteit en vrijheid. Beide waarden roepen om een gesprek over onderliggende morele houdingen. Solidariteit wil zeggen dat we beloven elkaar niet in de steek te zullen laten. De samenleving is niet maar een contract, maar ook een verbond van mensen. We laten mensen er niet alleen voorstaan als ze gebrek hebben aan gezondheid, veiligheid, mogelijkheden en middelen. Soms moet een overheid concreet helpen als ‘schild voor de zwakken’. Maar dit helpen gebeurt eerst en vooral in gezinnen, in buurten, in kerken. De decentralisatie van de zorg veronderstelt deze moraliteit, waarin we het voor elkaar willen opnemen. Tot de instituties die deze waarde van solidariteit ondersteunen behoren de kerken. Daar klinkt de rechtstreekse boodschap dat we ons hebben in te zetten voor het belang van anderen en dat onze naasten ertoe doen. En dat dat geen theorie blijft, bleek afgelopen week weer uit het nieuws dat kerken afgelopen jaar weer meer hadden bijgedragen aan armoedebestrijding, namelijk meer dan 36 miljoen euro aan hulp en meer dan 1,25 miljoen uren aan vrijwilligerswerk.

Als het op hulpverlening aankomt blijkt de scheiding tussen kerk en staat niet zo absoluut, want lokale overheden doen geregeld een beroep op kerken en de kas van kerken. Waarom werkt de landelijke overheid samen met bedrijven, onderwijsinstellingen, maar niet met kerken? Niet alleen voor hulpverlening, maar zeker ook voor de immateriële agenda zijn kerken onmisbaar.

maatschappelijk gesprek

De tweede waarde die gemeenschappelijk herkend wordt, is die van vrijheid. We stellen prijs op onze levenswijze en een samenleving waarin we kunnen gaan en staan waar we willen. Dat is een groot goed. Maar we weten ook dat die waarde positief gekwalificeerd moet zijn. Een vrijheid die de ander niet ziet, is geen vrijheid. Als we de morele dimensie van burgerschap belangrijk vinden, dan moeten we verder komen dan een handtekening onder een participatieverklaring. Als onze waarden ons iets waard zijn, moeten we ze bespreken - bijvoorbeeld in dorps- en stadsgesprekken. Alleen zo kunnen we samen trots worden op onze vrijheid, omdat we het zien als de ruimte om goed te leven en iets goeds tot stand te brengen voor elkaar.

In de Bergrede worden zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid en de vredestichters geprezen. Dat zijn de mensen van de hoop. Daarom zetten zij zich in voor anderen en voor de samenleving. Zij verwachten ook iets van overheden als helper. Houvast bieden, mensen niet in de steek laten, recht doen - daar kunnen overheden voor zorgen. Dat is zelfs hun opdracht. Maar dan moeten die overheden ook zuinig zijn op het morele kapitaal van de samenleving en de waarden die we gemeenschappelijk hebben en als het moet ze opnieuw uitgraven.