Veel eerlijker: een nationaal pensioenfonds

Met dank overgenomen van P. (Paul) Ulenbelt i, gepubliceerd op donderdag 31 maart 2016.

Nederland heeft het op één na beste pensioenstelsel ter wereld, blijkt keer op keer uit vergelijkend onderzoek. Maar als je de nieuwsberichten leest, doemt een heel ander beeld op. Het pensioenstelsel is in crisis. Misschien wel ten dode opgeschreven. Zeventig procent van de jongeren denkt dat de pensioenpot leeg is als zij met pensioen gaan. Veel fondsen compenseren al jaren niet meer voor prijsstijgingen, of hebben gekort op de pensioenen. Steeds vaker worden dekkingsgraden op of onder de kritieke grens van 90 procent gepubliceerd.

De berekening van die dekkingsgraden is gebaseerd op een door De Nederlandse Bank vastgestelde rekenrente, niet op werkelijk behaalde rendementen. Pensioenfondsen moeten doen alsof hun vermogen met 1 procent per jaar groeit, terwijl het in werkelijkheid rond de 6 procent is. Ze moeten zich arm rekenen, terwijl de pensioenpotten nog nooit zo vol hebben gezeten.

Paniek over de pensioenen is dus totaal onnodig. Het vermogen van de fondsen is nu twee keer zo groot als voor de crisis. Alleen al van het rendement op dat vermogen zijn de toekomstige pensioenen te betalen.

Het echte probleem is een politiek probleem. Het Nederlandse pensioenstelsel is een pronkjuweel van het Rijnlandse model: samen sparen in een collectief en solidair stelsel. Solidair. Collectief. Het zijn rode lappen voor neoliberalen. Die zien hun kans nu schoon om ons stelsel onderuit te halen.

Daar roepen ze tegenstellingen voor in het leven die er niet hoeven te zijn. Jongeren betalen nu te veel voor hun pensioen, zeggen ze, en hun geld komt terecht bij ouderen. Maar zo lang jong en oud in hetzelfde stelsel zitten, is er niks aan de hand. Gemeten over hun hele werkende leven betalen ze dan allemaal hetzelfde. Dat wordt anders wanneer mensen halverwege uit het stelsel stappen. Bijvoorbeeld door zelfstandige te worden.

In de Sociaal-Economische Raad wordt nu gesproken over dit 'probleem'. Een van de oplossingen die op tafel liggen, is iedereen evenveel premie te laten betalen, maar jongeren meer pensioenopbouw te geven en ouderen minder.

Dit 'probleem' is veel simpeler op te lossen: werk toe naar één Nationaal Pensioenfonds, waarin iedere werkende wordt opgenomen, ongeacht het soort contract.

Het aantal pensioenfondsen loopt nu al snel terug. Kleine fondsen moeten aan dezelfde eisen voldoen als grote, waardoor de kosten per deelnemer voor kleine fondsen hoger zijn. Er is daardoor een samensmeltingsproces gaande dat leidt tot minder, maar grotere fondsen.

Een pensioenfonds dat langs nationale lijnen opereert en het risico eerlijk verdeelt over de generaties is geen utopie. In landen als Canada, Finland, Noorwegen en Denemarken bestaan al zulke fondsen.

Ook de Ser heeft de voordelen van een nationale pensioenregeling onderschreven. Het enige bezwaar dat zij ziet, is dat het voor de politiek makkelijker zou worden om het geld te gebruiken om begrotingsgaten te dichten, of het te beleggen in zaken die de politiek wenselijk vindt, maar die niet goed zijn voor deelnemers en gepensioneerden.

Als dat het enige bezwaar is, kunnen we dat verwerpen. Juist de huidige problemen zijn het gevolg van kortzichtige politiek. Laat het Nationaal Pensioenfonds bestuurd worden door werkgevers, werknemers en gepensioneerden. Geef hen de verantwoordelijkheid voor de pensioenopbouw, zonder politieke inmenging. En zonder last van kunstmatig lage rentes.

Dit artikel verscheen op 31 maart 2016 in Trouw