Ideologische veren
Onlangs vertoonde de VPRO een tweedelige documentaire over 'De strijd van Wim Kok', die overigens in hoofdzaak ging over zijn minister-presidentschap. Zijn niet geringe verleden als voorzitter van het NVV, later de gefuseerde FNV1, en als PvdA-Kamerlid en minister van Financiën werd in een paar minuten afgedaan. Wat jammer was, zeker voor wat betreft het werk van Kok2 als vakbondsvoorzitter, maar ook vanwege zijn bijdrage als minister aan de totstandkoming van de euro.
Tot op zekere hoogte werd de dubbele documentaire een rehabilitatie van Koks politieke leiderschap na alle weinig vleiende publiciteit van de laatste jaren. Het schijnt zo te horen: eerst veel hulde bij het afscheid en kort daarna. Dan volgt, net als ooit bij Drees3, bij Den Uyl4 en bij Lubbers5, een periode van hoofdzakelijk kritiek en dédain, totdat een nieuwe ommekeer zichtbaar wordt. Daaraan heeft de documentaire ontegenzeglijk een bijdrage geleverd.
Als steeds komt bij Wim Kok de roemruchte Den Uyllezing uit 1995 ter sprake waarin de altijd weer verkeerd geciteerde zin over de ideologische veren. Maar waarbij bovendien wordt vergeten in welke context die zin is uitgesproken en met welke bedoeling.
Hoe luidde het citaat immers letterlijk: "Het afschudden van ideologische veren is voor een politieke partij als de onze niet alleen een probleem, het is in bepaalde opzichten ook een bevrijdende ervaring". 1)
Er staat dus, om te beginnen, niet dat het afstoten van de ideologische veren een bevrijding kan zijn, zoals in citaten altijd en eeuwig gebeurt. Het lidwoord ontbreekt nu juist en dat is niet 'per ongeluk' zo: een partij die zichzelf vernieuwt, zal regelmatig van een aantal vastgeroeste ideeën afstand moeten doen.
De gewraakte zin staat dan ook aan het einde van een betoog, dat wil duidelijk maken dat veranderende tijden veranderende opvattingen en idealen vergen. Daarbij beroept Kok zich volledig terecht op Joop den Uyl, die in zijn eigen tijd gold als een anti-ideoloog bij uitstek. Vanaf de jaren vijftig bepleitte hij al een afscheid van 'de socialistische ideologie' (meer dan eens wél met het lidwoord) en richting kiezen met behulp van een meer pragmatisch hervormingsprogramma. Op zijn oude dag zou hij er nog de draak mee steken door van zichzelf te spreken als behorend tot het 'zondige ras van reformisten'; die tevreden was met een 'doodgewone hervormingspartij'. Heel vreemd dus dat Den Uyl tegenwoordig geldt als een ideologisch denkend politicus.
Illustratief is dat Den Uyl aan het einde van de jaren vijftig, bij de formulering van het Beginselprogramma van 1959, een heel hoofdstuk had geschreven waarin hij een beeld gaf van de maatschappelijke veranderingen sedert de opkomst van de sociaaldemocratie. Veranderingen die tegelijk verbeteringen waren, maar die ook maatstaven boden voor verdere hervormingen. Dat stuk wekte de ontsteltenis van de meer orthodoxe partijleden. Zoals Maarten van Rossum schreef 2), was er een Amsterdamse afdeling die vertoornd liet weten 'dat de PvdA aansluiting zocht bij de VVD met deze neoliberale praatjes'. Het is kennelijk het noodlot van elke leidinggevende sociaaldemocraat die voorzichtig pleit voor vernieuwing en voor minder ideologische verkramptheid altijd weer hetzelfde verwijt naar het hoofd geslingerd te krijgen. Dat is niet het prerogatief van Kok, maar het heeft hem wel lang achtervolgd, langer dan eertijds Den Uyl.
Dit laatste zal iets te maken hebben met Koks vaak zichtbare ongemak als hij wordt geconfronteerd met sterk ideologische of ingewikkelde intellectuele redeneringen. Alsof die nodig zijn om idealisme om te zetten in praktische maatregelen. Mij doet Kok dan altijd denken aan de Belgische Eerste Minister Achille van Acker (tijdgenoot van Drees) die zijn intellectuele jonge vrienden, toen die weer eens klaagden over gebrek aan ideologische lading, geïrriteerd toevoegde: "J’ agis d’abord; je réfléchis après" (Ik ga eerst aan het werk en daarna denk ik nog wel eens na.).
Wat niet betekent dat Wim Kok zonder nadenken handelde. Integendeel, wie met hem heeft opgetrokken weet dat je over alle mogelijke consequenties moest hebben nagedacht, voordat je van hem gelijk kreeg. Daar kon hij knap vermoeiend in zijn, vooral omdat hij daarover vaak beter had nagedacht dan iedereen om hem heen. Dat gaf hem het odium van de technocraat.
Ten onrechte: Wim Kok was geen ideoloog, maar hij had wel ideeën en vooral idealen.
-
1)De volledige tekst van Wim Koks Den Uyllezing is te vinden in: In het spoor van Den Uyl. Den Uyllezingen 1988 – 2008, Amsterdam: Stichting Dr. J.M. den Uyllezing, 2009, 187 – 213.
-
2)
-
M.van Rossum, Inleiding, in: J.M. den Uyl, Uitzicht en inzicht. Opstellen over economie en politiek, (1978) Amsterdam: Bert Bakker/Wiardi Beckman Stichting, 1988 (tweede druk), 16.
-
- 1.De Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) is de grootste werknemersorganisatie van Nederland.
- 2.Minister-president die acht jaar lang een coalitie leidde met daarin de politieke tegenvoeters PvdA en VVD (de paarse kabinetten). Was van betrekkelijk eenvoudige komaf en klom via de vakbond op tot minister. Volgde in 1986 Den Uyl op als partijleider en was minister van Financiën in het derde kabinet-Lubbers. Voerde een stringent ombuigingsbeleid. Dat beleid werd onder zijn premierschap (Paars I) voortgezet en leidde tot groei van de werkgelegenheid. Kreeg als minister-president te maken met het debacle in Srebrenica en de bijna-crisis rond het huwelijk van de kroonprins. Zijn tweede kabinet was vooral in de laatste periode minder succesvol door problemen in de zorg en het onderwijs en dat leidde mede tot een verkiezingsnederlaag van de PvdA. Werd in 2003 minister van staat. Integere, resultaatgerichte en meer op samenbinden dan op bezielen ingestelde rasbestuurder. Internationaal gerespecteerd. Kon soms wat nors zijn als er in zijn ogen onterechte kritiek was.
- 3.'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
- 4.Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
- 5.Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.