Tweede Kamerfractie Vrij-Antirevolutionaire Partij (VAR)
Van 20 mei 1894 tot 16 september 1905 was er een fractie (Kamerclub) van vrij-antirevolutionairen1 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Aanvankelijk werden zij aangeduid als Lohmannianen of fractie-Lohman, naar hun voorman jhr. A.F. de Savornin Lohman2. Na de verkiezingen van 1894 vormden zij een afzonderlijke fractie, naast de door Kuyper3 geleide ARP-fractie4. De fractie had een losse organisatiestructuur.
In 1903 ontstond een christelijk-historische fractie toen VAR en de Christelijk-Historische Kiezersbond5 van J.Th. de Visser6 samengingen in de Christelijk-Historische Partij.
Tot de vooraanstaande leden van de fractie van de VAR behoorden onder anderen Th.P. baron Mackay7, A. baron van Dedem8 en Graaf Van Bylandt9.
Meer over
- 1.De Vrij-Antirevolutioniare Partij (VAR) werd in september 1898 opgericht. De VAR streefde naar handhaving en uitvoering van de antirevolutionaire of christelijk-historische beginselen. Zij had een overwegend conservatief en anti-Rooms karakter. Kiesrechtuitbreiding en verregaande bemoeienis van de overheid op sociaal-economisch gebied werden afgewezen.
- 2.Protestants politicus; voorman van de christelijk-historischen. Aristocratische, maar ook temperamentvolle Groninger die driftig kon reageren en zich soms zeer scherp uitliet tegen politieke tegenstanders. Stond echter wel open voor argumenten van anderen. Had een sterk juridische inslag bij de benadering van vraagstukken. Werd in 1879 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen en bleef dat tot 1921 (onderbroken door een kort ministerschap in het kabinet-Mackay en enige jaren in de Eerste Kamer). Brak samen met Kuyper met de Hervormde Kerk, maar keerde zich later af van de antirevolutionaire voorman. Van 1884 tot een conflict in 1896 hoogleraar aan de VU. Voor- en nadien rechter. Als vooraanstaand, invloedrijk staatsman was hij tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina.
- 3.'Abraham de geweldige'. De grote voorman en stichter van de Anti-Revolutionaire Partij, de partij van de 'kleine luyden'. Krachtig organisator en goed spreker. Stichtte ook het dagblad De Standaard, de Vrije Universiteit en de Gereformeerde Kerk, nadat hij een afscheidingsbeweging (Doleantie) had geleid. Was predikant en werd in 1874 Tweede Kamerlid, maar verliet de Kamer al na drie jaar. Keerde in 1894 echter terug en werd voorzitter van de meer democratische antirevolutionairen. Leidde in 1901-1905 een coalitiekabinet, dat vooral in de herinnering bleef voortleven door het de kop in drukken van de Spoorwegstaking in 1903 en door de ontbinding van de Eerste Kamer in 1904. Kwam in 1908 in conflict met Heemskerk en in 1909 in opspraak door de zgn. lintjesaffaire, maar werd desondanks tot zijn dood door zijn achterban als de door God gegeven leider beschouwd.
- 4.De fractie van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) was een christendemocratische, protestantse fractie. De fractie was van 16 mei 1894 tot 25 mei 1977 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. De fractie ontstond na een conflict in de ARP over het kiesrecht, waarbij aanhangers van Kuyper en van De Savornin Lohman tegenover elkaar stonden. Daarvoor was er sinds 1879 al een antirevolutionaire fractie.
- 5.De Christelijk-Historische Kiezersbond werd in november 1896 in Utrecht opgericht. Zij gold min of meer als voortzetting van de conservatieve Nationale Partij, die sinds 1888 bestond, maar die nooit vertegenwoordigers in het parlement had. De Bond zette zich, net als de Nationale Partij, af tegen de ARP, vanwege het gereformeerde karakter van die partij en vanwege het politieke verbond van de ARP met de Katholieken. De Christelijk-Historische Kiezersbond had een sterk Nederlands Hervormd karakter en was anti-Rooms.
- 6.Hervormd predikant en vooraanstaand CHU-politicus. Tegenstander van de doleantie en wars van scherpslijperij. Kwam in 1897 voor de kleine Christelijk-Historische Kiezersbond in de Tweede Kamer. In 1918 de eerste minister van Onderwijs in de twintigste eeuw. Voltooide met zijn Lager-Onderwijswet de onderwijspacificatie. Bracht ook andere belangrijke wetgeving tot stand, zoals de Nijverheids-onderwijswet. Keerde na zijn ministerschap in 1925 terug in de Kamer als fractievoorzitter van de CHU. Raakte in onmin met zijn partijgenoten nadat hij in 1926 (tevergeefs) een compromis had gezocht voor het gezantschap bij de Paus, en in 1929 omdat hij niet accepteerde dat niet hij maar zijn opvolger advies uitbracht bij de kabinetsformatie. Sociaal voelend en algemeen geacht staatsman. Begenadigd en veelgevraagd feest- en kanselredenaar.
- 7.Kamerlid en Rekenkamer-lid van antirevolutionairen huize. Broer van Aeneas Mackay, de eerste antirevolutionaire minister-president. Was vijftien jaar Tweede Kamerlid na op 27-jarige leeftijd burgemeester van de Utrechtse plattelandsgemeenten Amerongen en Leersum te zijn geworden. Behoorde tot de conservatieve vleugel van de AR en sloot zich aan bij de fractie-Lohman. Specialist op het gebied van Surinaamse aangelegenheden. Werd in 1897 lid van de Rekenkamer, en in in 1911 voorzitter van dat college.
- 8.Eén van de leidende figuren van de ongesplitste ARP van vóór 1894. Aanvankelijk officier en daarna landeigenaar in Overijssel en Gelderland. In 1879 gekozen als Tweede Kamerlid voor het district Zwolle in plaats van de liberaal Van Naamen van Eemnes. Enkele keren voorzitter van de antirevolutionaire Kamerclub in de Tweede Kamer. Koos in 1894 de zijde van Lohman. Werd in 1913 verslagen door een vrij-liberaal en werd toen gedeputeerde van Overijssel. Eenvoudige landedelman, die op het fraai gelegen Huize Voorstonden, eigendom van zijn tweede echtgenote barones De Vos van Steenwijk, woonde en die in aanzien stond bij zijn pachters.
- 9.Sympathieke, minzame diplomaat uit een Duitse militaire en adellijke familie, die in 1882 Tweede Kamerlid werd voor de antirevolutionairen. Koos in 1894 de zijde van Lohman. Sprak in de Tweede Kamer vooral over buitenlandse en koloniale zaken. Werd in 1909 naar voren geschoven als Tweede Kamervoorzitter, omdat bij protestanten de vrees bestond dat de benoeming van de predikant De Visser de weg zou openen voor een toekomstig voorzitterschap van de priester Nolens. Was als Kamervoorzitter niet opgewassen tegen de lastige socialisten. Raakte mede daardoor in ongenade bij de koningin en werd in 1912 vervangen. Hij was onmiskenbaar pro-Duits; zijn zoons vochten in de Eerste Wereldoorlog mee aan Duitse zijde.