AO Politieacademie

Met dank overgenomen van K.H.D.M. (Klaas) Dijkhoff i, gepubliceerd op dinsdag 18 juni 2013.

De Politieacademie is de afgelopen tijd veelvuldig negatief in het nieuws geweest. De komst van de Nationale Politie biedt een goede mogelijkheid om orde op zaken te stellen. Wat de VVD betreft moet de academie terug naar de kerntaak: een goede opleiding voor nieuwe agenten zijn.

Mijn inbreng in eerste en tweede termijn is hieronder terug te lezen:

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Terugkijkend naar de ontwikkelingen in de afgelopen twee jaar bij de Politieacademie, moet je constateren dat het behoorlijk uit de hand is gelopen. Ik citeer een aantal zware woorden uit de rapporten die wij nu hebben: “vertrouwensbreuk”, “een ernstige en urgente situatie” en “crisis”. Het is dus niet gek dat een stevig ingrijpen nodig was en dat dit stevige personele consequenties heeft gehad. Het beeld doemt op dat de Politieacademie de afgelopen jaren tussen wal en schip zat, tussen enerzijds eigen ambities en prestige en anderzijds de korpsen, waar zij een beetje een stiefkindje van was. Er was te veel beleid en te weinig oog voor de vloer. Er was ook te veel aandacht voor de positie en status van de organisatie en te weinig voor de docenten en de aspiranten. Er waren te veel managers. Er was een cirkel van rapporten, evaluaties, weer rapporten en weer evaluaties. Vogelzang gebruikte een mooie typering: “een spiraal van klassieke bureaucratische mechanismen die fout gaat”. Een rapport dat begint met het aankondigen van de eigen overbodigheid, zie je ook niet vaak. Er was dus alle reden om in te grijpen. De VVD is blij dat de minister dat heeft gedaan.

Ik denk dat het tijd is om nu vanuit onze politieke rol uit die cyclus te stappen: er gaat iets fout, dat valt op, steeds meer mensen bemoeien zich ermee en er wordt steeds meer over gepraat en geschreven, maar het wordt niet per se beter. Het is tijd voor een nieuwe start, die je ook rust moet gunnen. De Politieacademie moet wat de VVD betreft ook terug naar de kern. Wij als Kamer hijgen de Politieacademie de komende tijd, waarin dat proces bezig is, hopelijk niet te veel in de nek en gooien daar niet steeds weer extra meningen en wensen bovenop. Hoe ziet de minister dit? Onderkent hij de noodzaak van die rust? Wij willen natuurlijk wel op de hoogte blijven; dat geldt voor de minister, maar ook voor de Kamer. Hoe kleden wij dat in? Op de weg naar verbetering zal men immers vast nog wel een hobbel tegenkomen, maar dan moeten we niet meteen weer allemaal in de stress schieten, over elkaar heen vallen en nieuwe druk leggen op een organisatie die zichzelf aan het herpakken is.

De adviezen van Vogelzang en Wallage zijn duidelijk: haal de vrijblijvendheid uit de relatie tussen de Politieacademie en de Nationale Politie. Dat onderstrepen wij van harte. In de praktijk en materieel zouden wij zeggen: trek de Politieacademie zo veel mogelijk de Nationale Politie in. De kern is gewoon een goede opleiding voor politiepersoneel. Mijn fractie is een beetje terughoudend met het meteen poneren van een zeer stellige mening over de vraag hoe je dit formeel vormgeeft. Een van de dingen die volgens ons fout zijn gegaan, is immers juist dat er zo veel focus zat op de status en de formele positie. Daar ging te veel energie in zitten en dat leidde af van waar het eigenlijk om draait. Als ik het pleidooi van de heer Bontes beluister, snap ik de neiging om flink te kappen, maar aan de andere kant wil mijn fractie niet zomaar de maatschappelijke waardering weggooien die in de burgermaatschappij bestaat voor de opleiding die de agenten hebben gevolgd. Wij zoeken naar een vorm waarin dit behouden wordt, zodat er geen opleiding ontstaat die heel waardevol is maar die alleen binnen de politie wordt erkend. Als dit eisen stelt aan het onderwijs, moeten die worden meegewogen.

In de praktijk kun je dit flink naar elkaar toe trekken door bijvoorbeeld het uitwisselen van personeel. Die mogelijkheid wordt ook genoemd. Ik onderstreep van harte dat die uitwisseling twee kanten moet opgaan en dat die een verrijking moet zijn. De praktijk moet zaken kunnen terugbrengen naar de academie en de kennis die een docent van de academie opdoet, moet weer kunnen worden toegepast in de praktijk.

Voor de onafhankelijkheid van het onderzoek is ook weer een mengvorm gezocht die volgens mijn fractie goed kan werken. Het onderzoek blijft onafhankelijk, maar de onderzoekagenda wordt wel gezamenlijk besproken. Het onderzoek moet praktisch nut hebben. Het wordt voor een betere politie uitgevoerd en niet voor de boekenkast. Steeds moet het doel voor ogen worden gehouden dat een academie zo goed mogelijk wil opleiden, een aspirant zo goed mogelijk wil zijn opgeleid en Nederlanders zo goed mogelijk opgeleide politieagenten willen. Volgens mij moeten wij het niet moeilijker maken dan dit.

De formele structuur is niet de hoofdzaak voor de VVD-fractie. Die erkenning willen wij graag behouden en de waardering moet blijven. De minister schrijft dat dit alleen mogelijk is met een lichte zbo. Na het regeerakkoord hebben wij deze variant vaker gezien. Het is een zbo sui generis, maar zonder raad van toezicht en sneller onder de minister. De heer Wallage zegt dat een stichting wetstechnisch ook mogelijk is voor de erkenning van de opleidingen, maar dan zou de afstand te groot zijn. Kan de minister toelichten waarom zo’n model niet te verkiezen is of echt niet kan? Ik heb de indruk dat een stichting de afstand juist kleiner maakt. Ik kan dit niet helemaal plaatsen.

Ik verwijs ter vergelijking naar Defensie, waar de bulk van de opleidingen intern is, terwijl een deel van de opleidingen is ondergebracht in een stichting voor de accreditatie-eisen van het Nederlands-Vlaams Accreditatieorgaan, waar bijvoorbeeld de masters in zitten. Wat is er zo anders bij de politie dat dit model daar niet kan worden toegepast?

Ik onderstreep namens mijn fractie dat het geld voor de Politieacademie ook voor die academie bestemd moet blijven. De minister heeft dit ook duidelijk gemaakt, maar dit kan niet vaak genoeg worden bevestigd. Er mag geen verwatering van de budgetten optreden doordat de organisaties naar elkaar worden toe getrokken.

Ik zie graag dat de Politieacademie zo snel mogelijk terug kan naar de kern: zo goed mogelijk opgeleide agenten voor de veiligheid van Nederland.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik begrijp de behoefte die ik bij de heer Bontes voel. Er is veel gebeurd, en dat is niet zomaar gerepareerd. Aan de andere kant denk ik: als Kamerlid kan ik het niet allemaal vanuit hier gaan managen. Ik denk wel dat het signaal vanuit de Kamer en vanuit mijn fractie duidelijk is dat het niet iets is in de trant van: wij laten even een paar mensen in een andere functie plaatsen en dan gaan wij gewoon weer verder. Volgens mij is de minister zich daarvan ook terdege bewust. Ik waardeer ook de mate waarin hij de geluiden uit de Kamer serieus neemt, waar het gaat om de structuur. Daar komen wij zeker nog op terug. Als je eenmaal een goed voorbereid besluit hebt genomen dat breed wordt gedragen, kan voor de nieuwe bestuurders de rust ontstaan om de boel weer op orde te brengen en ervoor te zorgen dat de mensen die bij de Politieacademie werken zich kunnen concentreren op datgene waar het om gaat, namelijk het opleiden van goede agenten.