Zittingsduur Tweede Kamer

Met dank overgenomen van Parlement.com.

De zittingsduur van de Tweede Kamer1 is vier jaar, gerekend vanaf de zitting van de Kiesraad waarin de verkiezingsuitslag is bekendgemaakt. De regeerperiode van een kabinet2 valt samen met de vierjarige zittingsduur. Met de zittingsduur van vier jaar hebben de kiezers enerzijds regelmatig de kans om hun mening te geven door het uitbrengen van hun stem. Anderzijds zou een (veel) kortere periode kunnen leiden tot regelmatige koerswijzigingen en daardoor een gebrek aan continuïteit.

Een val van het kabinet leidt echter wel als regel tot een kortere zittingsduur. Bij een tussentijdse crisis wordt namelijk besloten tot Kamerontbinding3 en vervroegde verkiezingen, zodat de kiezers zich over het conflict kunnen uitspreken. Die praktijk bestaat sinds 1972. Als vervroegde verkiezingen in bijvoorbeeld september plaatsvinden, is de zittingsduur iets langer dan vier jaar. De volgende verkiezingen zullen dan pas in maart of mei van het vijfde zittingsjaar plaatsvinden.

Inhoudsopgave

  1. Historische ontwikkeling
  2. Praktijk
  3. Grondwetsherziening

1.

Historische ontwikkeling

Tussen 1815 en 1848 was de zittingsduur drie jaar. Elk jaar trad een derde van de leden af en werden er voor dat deel verkiezingen gehouden. Tussen 1848 en 1888 trad elke twee jaar de helft van de voor vier jaar gekozen leden af, waarvoor dan verkiezingen plaatsvonden. Aftredende leden konden zich herkiesbaar stellen. De periode van vier jaar kon korter zijn in geval van Kamerontbinding.

Sinds 1888 worden alle Tweede Kamerleden4 iedere vier jaar tegelijkertijd gekozen. Ook nu zijn vervroegde verkiezingen mogelijk vanwege Kamerontbinding. Tot 1923 moesten verkiezingen worden gehouden in het derde jaar na een Kamerontbinding. Zo werden de verkiezingen na de Kamerontbindingen van 1888, 1894 en 1922 al gehouden in respectievelijk 1891, 1897 en 1925. In 1923 werd dat vier jaar. Tegenwoordig moeten er uiterlijk binnen vijf jaar verkiezingen zijn.

2.

Praktijk

Door geregelde kabinetscrises zijn vervroegde verkiezingen tegenwoordig eerder regel dan uitzondering en is dus ook de zittingsduur lang niet altijd vier jaar. Staatsrechtelijk is er overigens geen verplichting tot zo'n Kamerontbinding.

Omdat reguliere verkiezingen op grond van de Kieswet moeten worden georganiseerd in maart (of in mei als er bijvoorbeeld Statenverkiezingen5 zijn), is er soms juist een langere zittingsperiode dan vier jaar als een kabinet niet tussentijds valt. Dat was bijvoorbeeld het geval na de vervroegde verkiezingen van september 1989. Er waren toen pas weer verkiezingen in mei 1994. Na de verkiezingen van september 2012 waren er pas weer verkiezingen in maart 2017.

3.

Grondwetsherziening

Tot 1917 werd na aanvaarding van een voorstel tot Grondwetsherziening6 in eerste lezing (een zogenoemde overwegingswet6) de Tweede Kamer direct ontbonden. Nadien, vanaf 1922, gebeurde dat, met uitzondering van 1948, 'op termijn'. Verkiezingen vanwege Grondwetsherziening vallen daardoor samen met 'reguliere' verkiezingen.

 

Meer over

  • Functie en positie Tweede Kamer7
  • Tweede Kamerverkiezingen8

  • 1. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 2. 
    Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
     
  • 3. 
    Als een kabinet gevallen is, wordt als regel de Tweede Kamer ontbonden. De regering heeft daar Grondwettelijk het recht toe. Door Kamerontbinding kan de regering bij een conflict een uitspraak van de kiezers vragen. Die 'regel' bestaat sinds 1972. Na een besluit tot Kamerontbinding moeten altijd binnen 40 dagen nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven.
     
  • 4. 
    De Tweede Kamer bestaat uit 150 parlementariërs: volksvertegenwoordigers die op basis van evenredige vertegenwoordiging voor een periode van in principe vier jaar worden gekozen via de kandidatenlijst van een politieke partij. Zij controleren de regering en treden op als medewetgevers.
     
  • 5. 
    Om de vier jaar worden de leden van de Provinciale Staten gekozen op basis van evenredige vertegenwoordiging. Aan deze verkiezingen kunnen, naast de landelijke politieke partijen, ook provinciale partijen meedoen. De leden van Provinciale Staten kiezen eens in de vier jaar de Eerste Kamer. Dat doen ze kort nadat ze zijn aangetreden. De laatste Provinciale Statenverkiezingen waren op 15 maart 2023.
     
  • 6. 
    Om de Nederlandse Grondwet te wijzigen, moet een voorstel tot wijziging worden ingediend. De wijziging moet twee keer in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Zo’n behandeling van een wetsvoorstel in het parlement wordt een lezing genoemd. Er zijn dus twee lezingen nodig voor de Grondwet kan worden gewijzigd. Vóórdat de tweede lezing plaatsvindt, moeten Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. In theorie moeten kiezers zich zo over de wijziging(en) kunnen uitspreken. Bij de tweede lezing is er in beide Kamers een tweederdemeerderheid vereist.
     
  • 7. 
    Nederland heeft een parlementair stelsel met twee Kamers, die echter in hoge mate een zelfde positie hebben. Zo stemmen ze over alle wetsvoorstellen en begrotingen. Wel heeft de Tweede Kamer meer rechten dan de Eerste Kamer. Zij beschikt over het recht van initiatief en het recht van amendement.
     
  • 8. 
    De leden van de Tweede Kamer worden in principe eens in de vier jaar gekozen op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Ook na de val van een kabinet worden bijna altijd verkiezingen gehouden. Kiesgerechtigd zijn alle Nederlanders die op de dag van de kandidaatstelling 18 jaar of ouder zijn, mits niet het kiesrecht vanwege een veroordeling is ontnomen.