Voorstel van wet - Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase in het sociaal leenstelsel en het aanbrengen van enkele vereenvoudigingen in het studiefinancieringsstelsel

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 33145 - Inkorten van het studentenreisrecht en vervallen van de bijverdiengrens voor ondernemers in hun laatste studiejaar i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase in het sociaal leenstelsel en het aanbrengen van enkele vereenvoudigingen in het studiefinancieringsstelsel; Voorstel van wet; Voorstel van wet
Document­datum 23-01-2012
Publicatie­datum 23-01-2012
Nummer KST331452
Kenmerk 33145, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2011–2012

33 145

Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase in het sociaal leenstelsel en het aanbrengen van enkele vereenvoudigingen in het studiefinancieringsstelsel

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het sociaal leenstelsel in te voeren voor studenten in de masterfase, de terugbetalingsperiode te verlengen, het studentenreisrecht in te korten en het stelsel van studiefinanciering efficiënter te maken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Na de begripsomschrijving van prestatiebeurs wordt een nieuwe begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

reisproduct: elektronisch product dat studerenden kunnen laden op een OV-chipkaart wanneer zij beschikken over reisrecht,.

  • 2. 
    De begripsomschrijving van RSR wordt vervangen door: Regisseur Studenten Reisrecht, de rechtspersoon die in opdracht van de vervoersbedrijven tot taak heeft de digitale administratie van het reisproduct voor studerenden op de OV-chipkaart te voeren,.
  • 3. 
    De begripsomschrijving van toetsingsinkomen wordt vervangen door: inkomen als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat,

behoudens bij de toepassing van artikel 3.17, voor berekeningsjaar wordt gelezen: peiljaar,.

B

In artikel 2.8, tweede lid, wordt «bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vierde en vijfde lid,» vervangen door: bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vijfde en zesde lid,.

C

In artikel 2.9, tweede lid, wordt «bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vierde en vijfde lid,» vervangen door: bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vijfde en zesde lid,.

D

Artikel 2.14, derde lid, komt te luiden:

  • 3. 
    Onze Minister stelt vast of een opleiding buiten Nederland voldoet aan de criteria, bedoeld in het tweede lid. Onze Minister stelt voor de opleiding buiten Nederland de duur en de vorm van de studiefinanciering vast overeenkomstig een vergelijkbare opleiding in Nederland.

E

In artikel 3.2, tweede lid, vervallen de dubbele punt, onderdeel a, alsmede de aanduiding van onderdeel b.

F

In artikel 3.3, tweede lid, vervallen de dubbele punt, onderdeel a, alsmede de aanduiding van onderdeel b.

G

Artikel 3.4 vervalt. H

Het derde lid van artikel 3.6 vervalt. I

Na artikel 3.6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.6a Vorm toeslag één-oudergezin

  • 1. 
    Voor de toepassing van hoofdstuk 4 kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.5 onderdeel uitmaken van de basisbeurs.
  • 2. 
    Voor de toepassing van hoofdstuk 5 kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.5 worden verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs gedurende de periodes bedoeld in artikelen 5.2 eerste tot en met vierde lid, 5.2a, 5.2b en 5.2c.

J

In artikel 3.7, eerste lid, wordt «het vervoerbedrijf» vervangen door «de vervoersbedrijven».

Artikel 3.9 komt te luiden:

Artikel 3.9. Berekeningsgrondslag veronderstelde ouderlijke bijdrage

  • 1. 
    Maatstaf voor de bepaling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage is het toetsingsinkomen van de afzonderlijke ouders van de studerende in het peiljaar.
  • 2. 
    Op het toetsingsinkomen in het peiljaar wordt in mindering gebracht de vrije voet. Deze voet is naar de maatstaf van 2011 gelijk aan € 17 257,51. Indien één van de ouders is overleden, geldt voor de andere ouder een dubbele vrije voet. Indien een studerende die niet geadopteerd is en die als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven, blijkens die basisadministratie slechts één ouder heeft, is de vorige volzin van overeenkomstige toepassing. Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing is, en voor hem geen dubbele vrije voet geldt, geldt voor hem in afwijking van de tweede volzin een vrije voet die naar de maatstaf van 2011 gelijk is aan € 21 885,25.
  • 3. 
    De berekeningsgrondslag van de veronderstelde ouderlijke bijdrage voor een ouder op jaarbasis is 26% van het verschil tussen het toetsings-inkomen in het peiljaar en de vrije voet in het toekenningsjaar.
  • 4. 
    De berekeningsgrondslag voor een ouder van de veronderstelde ouderlijke bijdrage op maandbasis is de bijdrage, bedoeld in het derde lid, gedeeld door 12.

L

In artikel 3.10, tweede lid, wordt na «peiljaar» een punt geplaatst en vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat:» evenals de onderdelen a en b.

M

Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «artikel 3.9, negende lid» vervangen door: artikel 3.9, vierde lid.
  • 2. 
    In het derde lid vervalt », met uitzondering van het kind dat tevens valt onder artikel 3.9, vijfde lid, onder b,».

N

Artikel 3.14 komt te luiden:

Artikel 3.14. Verhouding ouder en studerende

De verhouding tussen ouder en studerende of onvindbaarheid van de ouder is geen grond voor toekenning van de aanvullende beurs.

O

Artikel 3.17 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Aan het einde van het derde lid, onderdeel a, vervalt «en». Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «, en» wordt

K

een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. 
    de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001, die in het kalenderjaar waarin de studerende zijn afsluitend examen behaalt, is verworven. Met dien verstande dat een studerende hier slechts eenmaal voor in aanmerking komt.
  • 2. 
    In het vierde lid wordt «het bedrag voor een thuiswonende deelnemer, bedoeld in artikel 3.8» vervangen door: de maximale aanvullende beurs voor een thuiswonende deelnemer, bedoeld in artikel 3.18.

P

Artikel 3.18 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
  • 2. 
    In overzicht 2 vervalt «Toeslag partner» en de bijbehorende bedragen.
  • 3. 
    Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende: 2. Indien er geen aanspraak meer bestaat op basisbeurs in de vorm van prestatiebeurs, bedraagt de basislening ten hoogste het totale bedrag van levensonderhoud voor een uitwonende student, verminderd met het bedrag dat als aanvullende beurs voor deze periode wordt toegekend.

Q

Artikel 3.21 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het tweede lid komt te luiden:
  • 2. 
    Een aanvraag voor studiefinanciering wordt jaarlijks voor het einde van het desbetreffende studiejaar ingediend.
  • 2. 
    Het derde lid komt te luiden:
  • 3. 
    Aan de studerende die reeds studiefinanciering ontvangt en een aanvraag heeft ingediend om in aanmerking te komen voor:
  • a. 
    het normbedrag voor een uitwonende studerende, of
  • b. 
    een toeslag voor een één-oudergezin, wordt de verhoging van de studiefinanciering niet toegekend voor een periode gelegen voorafgaand aan het lopende studiejaar waarin de aanvraag is ingediend.

R

In artikel 3.23, tweede lid, onderdeel a, wordt «het vervoerbedrijf» vervangen door: de vervoersbedrijven.

S

Artikel 3.26, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. 
    Het reisrecht vangt aan op het moment dat de studerende het reisproduct heeft geladen op een daarvoor bestemde OV-chipkaart.

T

Artikel 3.27 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «het reisrecht te beëindigen door het deacti-veren van het reisrecht,» vervangen door: het reisproduct te verwijderen.
  • 2. 
    In het eerste lid, onderdeel a, wordt «aanspraak op studiefinanciering» vervangen door: aanspraak op reisrecht.
  • 3. 
    In het eerste lid, onderdeel b, wordt «zijn reisvoorziening» vervangen door: zijn reisproduct.
  • 4. 
    In het tweede lid wordt «geactiveerd reisrecht» vervangen door «geladen reisproduct» en wordt «€ 68,-» vervangen door «€ 97,00».

U

Artikel 3.29, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    «te activeren reisrecht» wordt vervangen door: een geladen reisproduct.
  • 2. 
    «Indien het betreft een reisrecht als bedoeld in artikel 3.7, tweede lid» wordt vervangen door: Indien het betreft een reisvoorziening als bedoeld in artikel 3.7, tweede lid.
  • 3. 
    «een aanvraag om dit reisrecht heeft ingediend» wordt vervangen door: een aanvraag om deze reisvoorziening heeft ingediend.

V

In artikel 4.7 vervalt het vijfde lid en wordt het zesde lid vernummerd tot het vijfde lid.

W

In het derde lid van artikel 4.8 wordt «reisrecht» vervangen door «reisproduct» wordt «geactiveerd» vervangen door «geladen» en wordt «is geladen» vervangen door: is verwijderd.

X

Artikel 5.2 wordt vervangen door vier nieuwe artikelen, luidende:

Artikel 5.2. Vorm en duur studiefinanciering

  • 1. 
    Basisbeurs en aanvullende beurs worden aan een student in de vorm van een prestatiebeurs verstrekt:
  • a. 
    voor een opleiding in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, van de WHW gedurende de periode waarop de studielast van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel a, van de WHW, is gebaseerd, danwel
  • b. 
    voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, van de WHW gedurende de periode waarop de studielast van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, van de WHW is gebaseerd.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvullende beurs in de eerste 5 maanden waarvoor aanspraak op studiefinanciering bestaat, verstrekt in de vorm van een gift.
  • 3. 
    Aanvullende beurs wordt na de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gedurende 1 jaar verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs aan studenten die een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.4b, tweede tot en met zevende lid, van de WHW volgen.
  • 4. 
    Aanvullende beurs wordt na de periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, gedurende de periode waarop de studielast van een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, van de WHW is gebaseerd, verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs aan studenten die een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, van de WHW volgen.
  • 5. 
    Indien aan de voorwaarden, bedoeld in dit hoofdstuk, wordt voldaan wordt de prestatiebeurs omgezet in een gift.
  • 6. 
    Studiefinanciering, met uitzondering van het collegegeldkrediet, wordt gedurende 36 maanden na de periodes, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, verstrekt in de vorm van een lening. Het bedrag dat per maand kan worden geleend, bedraagt in afwijking van de artikelen 3.1, derde lid, 3.2, 3.3, 3.13 en 3.18, naar de maatstaf van 1 januari 2011 € 853,16. Tevens kan een reisvoorziening worden verstrekt.
  • 7. 
    De basislening en aanvullende lening kunnen gedurende de periode waarin aanspraak gemaakt kan worden op aanvullende beurs worden verstrekt. Het collegegeldkrediet kan worden verstrekt gedurende de periode, bedoeld in de eerste volzin van dit lid en gedurende de periode, bedoeld in het zesde lid.
  • 8. 
    Op aanvraag kan een student als bedoeld in artikel 3.5, gedurende de in het zesde lid bedoelde periode tevens in aanmerking komen voor een lening ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid.

Artikel 5.2a. Verlenging duur basisbeurs en aanvullende beurs vanwege het volgen van een lerarenkopopleiding

De basisbeurs en de aanvullende beurs worden op aanvraag met 1 jaar verlengd en verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs indien:

  • a. 
    het een student betreft die de graad bachelor of een daarmee gelijkgesteld diploma heeft behaald van een bij ministeriële regeling aangewezen opleiding, en
  • b. 
    deze student is ingeschreven voor de hbo-lerarenopleiding, voor een daarbinnen te volgen eenjarig programma, waarvan in bedoelde ministeriële regeling is aangegeven dat die opleiding verwant is aan de onder a bedoelde opleiding.

Artikel 5.2b. Verlenging duur basisbeurs en aanvullende beurs vanwege handicap of chronische ziekte

De basisbeurs en de aanvullende beurs worden op aanvraag eenmalig met 1 jaar verlengd en verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs, indien de student blijkens gedagtekende verklaringen van een arts en van het bestuur van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven, als gevolg van een handicap of chronische ziekte niet in staat is het afsluitend examen met goed gevolg af te ronden binnen het aantal jaren waarop de studielast van de opleiding, bedoeld in artikel 7.3a, gebaseerd is.

Artikel 5.2c. Verlenging duur aanvullende beurs

In aanvulling op artikel 5.2, vierde lid, wordt de aanvullende beurs in de vorm van een prestatiebeurs:

  • a. 
    met 2 jaar verlengd na de periode, bedoeld in artikel 5.2, vierde lid, indien het onderwijs betreft tot leraar of ambtsdrager van een kerkgenootschap volgend op een masteropleiding gericht op levensbeschouwelijk ambt of beroep, bedoeld in artikel 7.4a, vijfde lid WHW;
  • b. 
    op aanvraag met 1 jaar verlengd, indien het een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.30c van de WHW betreft. Dit onderdeel is niet van toepassing, indien reeds eerder op grond van onderdeel c van dit artikel aanvullende beurs is toegekend;
  • c. 
    op aanvraag met 1 jaar verlengd indien met goed gevolg het afsluitende examen van een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, met uitzondering van het derde lid, van de WHW is behaald en daarna een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, van de WHW wordt gevolgd. Dit onderdeel is niet van toepassing, indien reeds eerder op grond van artikel 5.2a of onderdeel b van dit artikel prestatiebeurs is toegekend. Dit onderdeel is eveneens niet van toepassing, indien reeds eerder op grond van artikel 5.2, derde lid prestatiebeurs is toegekend, voor zover dat betrekking had op een opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in algemene vakken; of
  • d. 
    op aanvraag met 1 jaar verlengd, indien reeds eerder prestatiebeurs is toegekend op grond van artikel 5.2a en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, van de WHW wordt gevolgd.

Y

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het eerste lid komt te luiden:
  • 1. 
    Studiefinanciering in de vorm van een reisvoorziening wordt in de vorm van een prestatiebeurs verstrekt gedurende de periode bedoeld in artikel 5.2, eerste, derde of vierde lid, en in het geval de artikelen 5.2a, 5.2b of 5.2c van toepassing zijn, gedurende de in die artikelen bedoelde periode, vermeerderd met 1 jaar.
  • 2. 
    In het derde lid wordt «reisrecht» vervangen door «reisproduct», wordt «geactiveerd» vervangen door «geladen» en wordt «is beëindigd» vervangen door: is verwijderd.

Z

Artikel 5.6 vervalt. Aa

Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «de aan hem toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift» vervangen door: de aan hem toegekende prestatiebeurs voor die opleiding waarvan hij het afsluitend examen met goed gevolg heeft afgelegd, omgezet in een gift.
  • 2. 
    In het tweede lid wordt »als bedoeld in artikel 7.3b van de WHW» vervangen door: als bedoeld in artikel 7.3b van de WHW of een opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b of artikel 7.3a, tweede lid, onderdeel b.

Ab

Artikel 5.8 vervalt.

Ac

In artikel 5.9, tweede lid, wordt «in de artikelen 5.7 of 5.8» vervangen door: in artikel 5.7.

Ad

In artikel 6.7 wordt «15 kalenderjaren» vervangen door: 20 kalenderjaren.

Ae

In artikel 6.12, tweede lid, wordt na «vastgesteld» een punt geplaatst en vervalt de zinsnede «, met dien verstande dat:» evenals de onderdelen a en b.

Af

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid, onderdeel i, wordt «reisrecht» vervangen door: reisvoorziening.
  • 2. 
    In het eerste lid, onderdeel j, wordt «reisrecht» vervangen door: reisvoorziening.
  • 3. 
    In het tweede lid, onderdeel c, wordt «reisrecht» vervangen door: reisvoorziening.

Ag

In artikel 11.1, eerste lid, wordt «3.4, tweede lid, 3.9, derde lid» vervangen door: 3.9, tweede lid.

Ah

In artikel 11.5, tweede lid, komt onderdeel e te luiden: e. artikel 3.14.

Ai

Na artikel 12.1ca worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12.1cb. Partnertoeslag in de maanden september t/m december 2012

  • 1. 
    Voor de toepassing van hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel 4.7, vijfde lid, kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.4 onderdeel uitmaken van de basisbeurs.
  • 2. 
    Voor de toepassing van hoofdstuk 5, met uitzondering van artikel 5.2, achtste lid, kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.4 worden verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs gedurende de periodes bedoeld in artikelen 5.2 eerste tot en met vierde lid, 5.2a, 5.2b en 5.2c.
  • 3. 
    Voor de toepassing van artikel 4.7, vijfde lid, kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.4 onderdeel uitmaken van de lening bedoeld in artikel 4.7, vierde lid.
  • 4. 
    Voor de toepassing van artikel 5.2, achtste lid, kan de toeslag, bedoeld in artikel 3.4 onderdeel uitmaken van de lening bedoeld in artikel 5.2, zesde lid.

Artikel 12.1cc. Reeds toegekende partnertoeslag

Op de student die een toeslag als bedoeld in artikel 3.4, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel G, van de Wijzigingswet (...) toegekend heeft gekregen, blijft artikel 3.4 zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel G, van de Wijzigingswet (...) van toepassing.

Artikel 12.1cd. Reeds toegekende aanvullende beurs bij weigerachtige of onvindbare ouders

Op een student die aanvullende beurs als bedoeld in artikel 3.14, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van de Wijzigingswet (...) toegekend heeft gekregen, blijft ten aanzien van deze toegekende aanvullende beurs artikel 3.14 zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, van de Wijzigingswet (...) van toepassing.

Aj

Artikel 12.1d vervalt. Ak

Na artikel 12.9 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12.9a. Reeds toegekende reisvoorziening

Op een student die een reisvoorziening als bedoeld in artikel 5.3, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y, van de Wijzigingswet (...) toegekend heeft gekregen, blijft artikel 5.3 zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y, van de Wijzigingswet (...) van toepassing.

Artikel 12.9b. Uitgestelde werking sociaal leenstelsel voor studenten aan een meerjarige masteropleiding of ongedeelde opleiding

Op een student die vóór 1 september 2011 ingeschreven stond voor een masteropleiding of ongedeelde opleiding en die studiefinanciering toegekend heeft gekregen, blijven de artikelen 5.2, 5.6 en 5.7, zoals die artikelen luidden voor inwerkingtreding van artikel I, onderdelen X, Z en Aa, van de Wijzigingswet (...) van toepassing.

Artikel 12.9c. Uitgestelde werking sociaal leenstelsel voor studenten duplex ordo

Op een student die op of vóór 1 september 2012 onderwijs volgt volgend op een opleiding gericht op een levensbeschouwelijk ambt of beroep, bedoeld in 7.4a, vijfde lid, WHW, en die daarvoor studiefinanciering toegekend heeft gekregen, blijven de artikelen 5.2, 5.6 en 5.7, zoals die artikelen luidden voor inwerkingtreding van artikel I, onderdelen X, Z en Aa, van de Wijzigingswet (...) van toepassing.

Al

Artikel 12.10 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het opschrift en in het eerste, tweede en derde lid, wordt telkens na «artikel 5.6» ingevoegd: , zoals dat artikel luidde tot inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Z, van de Wijzigingswet (...),.
  • 2. 
    In het vierde lid wordt «In afwijking van artikel 6.5» vervangen door: In afwijking van artikel 5.6, zoals dat artikel luidde tot inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Z, van de Wijzigingswet (...),.

Am

Na artikel 12.10a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.10ab. Afwijking van artikel 6.7 in verband met keuzemogelijkheid terugbetaalregime

  • 1. 
    Op de debiteur die voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ad, van de Wijzigingswet (...) zich in de aflosfase bevindt, blijft artikel 6.7 van toepassing zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ad, van de Wijzigingswet (...).
  • 2. 
    Voor de debiteur die voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ad, van de Wijzigingswet (...) studiefinanciering toegekend heeft gekregen, maar zich nog niet in de aflosfase bevindt, geldt artikel 6.7, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ad, van de Wijzigingswet (...), tenzij de debiteur voor aanvang van de aflosfase aangeeft te willen vallen onder het terugbetaalregime van artikel 6.7, zoals dat artikel luidt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ad, van de Wijzigingswet (...). Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met het oog op een goede uitvoering van dit artikel.

An

Artikel 12.10b komt als volgt te luiden:

  • 1. 
    Artikel 11.1, eerste lid, is niet van toepassing in het kalenderjaar 2011, met uitzondering van hetgeen in dit artikellid is bepaald ten aanzien van de artikelen 3.4, tweede lid en 3.9, derde lid.
  • 2. 
    Artikel 11.1, eerste lid, is niet van toepassing in het kalenderjaar 2012, met uitzondering van hetgeen in dit artikellid is bepaald ten aanzien van de artikelen 3.4, tweede lid, 3.9, derde lid en artikel 3.17, eerste lid.

ARTIKEL II

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7.45a wordt gewijzigd als volgt:

  • 1. 
    In het eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «voor een inschrijving aan een bacheloropleiding niet eerder een bachelor- of een mastergraad heeft behaald» vervangen door: voor een inschrijving aan een bacheloropleiding niet eerder een bachelorgraad heeft behaald.
  • 2. 
    In het achtste lid wordt de zinsnede «wordt met een student die een mastergraad heeft behaald, gelijkgesteld» vervangen door: wordt met een student die een bachelor- en mastergraad heeft behaald, gelijkgesteld.

B

Artikel 7.45b wordt gewijzigd als volgt:

  • 1. 
    Het vijfde lid komt te luiden:
  • 5. 
    Onze minister vermeerdert op aanvraag van de student het aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, voor een opleiding als bedoeld in de onderdelen a, b of c van dat lid, indien de student blijkens gedagtekende verklaringen van een arts en van het bestuur van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven, als gevolg van een handicap of chronische ziekte niet in staat is het afsluitend examen met goed gevolg af te ronden binnen het genoemde aantal jaren.
  • 2. 
    Na het vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende: 5a. Indien aan een student op grond van artikel 5.16, vierde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 een nieuwe aanspraak op studiefinanciering wordt toegekend, worden de inschrijvingen van deze student in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs voorafgaand aan die toekenning niet meegeteld bij het bepalen van het aantal inschrijvingen voor een opleiding als bedoeld in de onderdelen a, b, of c van het eerste lid.

ARTIKEL III

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 6.27 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het eerste lid komt te luiden:
  • 1. 
    Scholingsuitgaven zijn de uitgaven die wegens het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning zijn gedaan voor:
  • a. 
    lesgeld, cursusgeld, collegegeld, met uitzondering van de opslag, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, examengeld als bedoeld in artikel 7.44 van die wet of promotiekosten;
  • b. 
    door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leermiddelen en beschermingsmiddelen.
  • 2. 
    Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
  • a. 
    leermiddel: een gebruiksvoorwerp gericht op het bijbrengen van studiegerelateerde kennis en vaardigheden met uitzondering van computerapparatuur en bijbehorende randapparatuur.
  • b. 
    beschermingsmiddel: een studiegerelateerd gebruiksvoorwerp dat dient ter voorkoming van verwonding van een persoon of schade aan kleding;
  • c. 
    promotiekosten: de kosten van publicatie van het proefschrift alsmede de kosten van de voorgeschreven kleding voor de promovendus en de paranimfen voor de promotieplechtigheid.

B

Artikel 6.28wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede lid tot eerste lid.
  • 2. 
    In het eerste lid (nieuw) wordt «voorzover» vervangen door »voor zover». Voorts wordt «artikel 3104, onderdelen d, e en h, onder 3°» vervangen door: artikel 3104, onderdelen d, e, h, onder 3°, m en q.
  • 3. 
    Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
  • 2. 
    Scholingsuitgaven komen niet voor aftrek in aanmerking voor zover voor de desbetreffende opleiding of studie aan de belastingplichtige een prestatiebeurs als bedoeld in artikel 4.7, eerste en tweede lid, of artikel 5.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 is toegekend.
  • 3. 
    Indien de prestatiebeurs, bedoeld in het tweede lid, op grond van de bepalingen in hoofdstuk 4, onderscheidenlijk hoofdstuk 5, van de Wet studiefinanciering 2000 definitief niet wordt omgezet in een gift, komen de scholingsuitgaven die op grond van het tweede lid niet voor aftrek in aanmerking zijn gekomen, alsnog voor aftrek in aanmerking in het jaar waarin die prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift.
  • 4. 
    De ingevolge het derde lid in aanmerking te nemen scholingsuitgaven worden gesteld op een bedrag van € 2368 per studiejaar voor het hoger onderwijs en op een bedrag van € 1643 per studiejaar voor het beroepsonderwijs waarop de prestatiebeurs, bedoeld in het tweede lid, die definitief niet wordt omgezet in een gift betrekking heeft dan wel, indien dit lager is, op het bedrag van die prestatiebeurs. Indien de omzetting van de prestatiebeurs niet het gehele studiejaar betreft worden de in de eerste volzin opgenomen bedragen naar tijdsgelang herrekend.

C

Artikel 6.29vervalt. D

Artikel 6.30 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «voorzover» vervangen door: voor zover.
  • 2. 
    Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
  • 3. 
    In het tweede lid (nieuw) wordt «is de door de belastingplichtige aan te geven periode van niet meer dan zestien kalenderkwartalen waarin hij na het bereiken van de leeftijd van achttien jaren maar» vervangen door: is een aaneengesloten periode van niet meer dan vijf kalenderjaren waarin de belastingplichtige.

E

In artikel 10.1 wordt «6.20, 6.29, 8.11» vervangen door: 6.20, 6.28, 8.11.

ARTIKEL IV

  • 1. 
    Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad treedt artikel I, onderdeel O, met uitzondering van subonderdeel 2 en onderdeel An, in werking en werkt terug tot en met 1 januari 2011.
  • 2. 
    Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad treedt artikel II, onderdeel B, met uitzondering van subonderdeel 2 in werking en werkt terug tot en met 1 september 2011.
  • 3. 
    Met ingang van 1 augustus 2012 treedt in werking:
  • a. 
    artikel I, onderdeel Q, met uitzondering voor studenten in het hoger onderwijs, en
  • b. 
    artikel III, met dien verstande dat dit artikel voor scholingsuitgaven voor een opleiding of studie waarvoor de belastingplichtige aanspraak heeft op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000 voor het eerst toepassing vindt ter zake van het studiejaar 2012–2013.
  • 4. 
    Met ingang van 1 september 2012 treden in werking:
  • a. 
    van artikel I, de onderdelen A, met uitzondering van subonderdeel 3, B, C, D, H, I, J, subonderdeel 2 van onderdeel O, onderdeel P met uitzondering van subonderdeel 2, onderdeel Q voor zover nog niet in werking getreden, de onderdelen R, S, T, U, W, X, Y, Z, Aa, Ab, Ac, Af, Ak en Al,
  • b. 
    en werkt tot 1 januari 2013 van artikel I, onderdeel Ai, artikel 12.1cb, en
  • c. 
    artikel II, voor zover nog niet in werking getreden.
  • 5. 
    Met ingang van 1 januari 2013 treden van artikel I in werking: de onderdelen A, voor zover nog niet in werking getreden, E, F, G, K, L,

M, N, subonderdeel 2 van onderdeel P, onderdelen V, Ad, Ae, Ag, Ah, de artikelen 12.1cc en 12.1cd van onderdeel Ai, onderdeel Aj, onderdeel Am.

  • 6. 
    Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 2012 doch voor 1 januari 2013, treden in afwijking van het derde en vierde lid de in die leden genoemde onderdelen in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel III voor scholingsuitgaven voor een opleiding of studie waarvoor de belastingplichtige aanspraak heeft op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000 voor het eerst toepassing vindt ter zake van het studiejaar 2013–2014.
  • 7. 
    Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2012, treden in afwijking van het derde, vierde en vijfde lid de in die leden genoemde onderdelen in werking de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel III voor scholingsuitgaven voor een opleiding of studie waarvoor de belastingplichtige aanspraak heeft op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000 voor het eerst toepassing vindt ter zake van het eerstvolgende studiejaar.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Financiën,


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.