Titel II: Bepalingen inzake de gekwalificeerde meerderheid

Artikel 3

  • 1. 
    Overeenkomstig artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden de bepalingen van dat lid en van artikel 238, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake de bepaling van de gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de Europese Raad en de Raad van kracht op 1 november 2014.
  • 2. 
    Wanneer, tussen 1 november 2014 en 31 maart 2017, een besluit moet worden genomen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, kan een lid van de Raad verzoeken dat het besluit wordt genomen met de in lid 3 omschreven gekwalificeerde meerderheid. In dat geval zijn de leden 3 en 4 van toepassing.
  • 3. 
    Tot en met 31 oktober 2014 zijn de volgende bepalingen van kracht, onverminderd artikel 235, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie:

Voor de besluiten van de Europese Raad en de Raad waarvoor een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist is, worden de stemmen van de leden als volgt gewogen:

België | 12 |

Bulgarije | 10 |

Tsjechië | 12 |

Denemarken | 7 |

Duitsland | 29 |

Estland | 4 |

Griekenland | 12 |

Spanje | 27 |

Frankrijk | 29 |

Ierland | 7 |

Italië | 29 |

Cyprus | 4 |

Letland | 4 |

Litouwen | 7 |

Luxemburg | 4 |

Hongarije | 12 |

Malta | 3 |

Nederland | 13 |

Oostenrijk | 10 |

Polen | 27 |

Portugal | 12 |

Roemenië | 14 |

Slovenië | 4 |

Slowakije | 7 |

Finland | 7 |

Zweden | 10 |

Verenigd Koninkrijk | 29 |

De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen en de meerderheid van de leden voorstemt, indien zij krachtens de Verdragen op voorstel van de Commissie moeten worden genomen. In de overige gevallen komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen en ten minste twee derde van de leden voorstemmen.

Een lid van de Europese Raad of van de Raad kan verlangen dat, in de gevallen waarin de Europese Raad of de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een handeling vaststelt, wordt nagegaan of de lidstaten welke die gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is de handeling niet vastgesteld.

  • 4. 
    Tot en met 31 oktober 2014 geldt, in gevallen waarin overeenkomstig de Verdragen niet alle leden van de Raad aan de stemming deelnemen, namelijk in de gevallen waarin verwezen wordt naar de gekwalificeerde meerderheid omschreven in artikel 238, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de gekwalificeerde meerderheid van stemmen als hetzelfde aantal gewogen stemmen en hetzelfde aantal leden van de Raad alsmede, in voorkomend geval, hetzelfde percentage van de bevolking van de betrokken lidstaten, als vastgesteld in lid 3 van het huidige artikel.