Hoofdstuk III: Organisatie van het escb

Artikel 7

Onafhankelijkheid

Overeenkomstig artikel 130 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is het aan de ECB noch aan een nationale centrale bank, noch aan enig lid van hun besluitvormende organen toegestaan bij de uitoefening van de bevoegdheden en het vervullen van de taken en plichten die bij het Verdrag en deze statuten aan hen zijn opgedragen, instructies te vragen aan dan wel te aanvaarden van instellingen, organen of instanties van de Unie, van regeringen van lidstaten of van enig ander orgaan. De instellingen, organen of instanties van de Unie alsmede de regeringen van de lidstaten verplichten zich ertoe dit beginsel te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de besluitvormende organen van de ECB of van de nationale centrale banken bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden.

Artikel 8

Algemene grondslag

Het ESCB wordt bestuurd door de besluitvormende organen van de ECB.

Artikel 9

De Europese Centrale Bank

9.1. De ECB, die overeenkomstig artikel 282, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie rechtspersoonlijkheid bezit, heeft in elk van de lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt toegekend; zij kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

9.2. De ECB heeft tot taak erop toe te zien dat de bij artikel 127, leden 2, 3 en 5, van dat Verdrag aan het ESCB opgedragen taken worden uitgevoerd, hetzij door eigen werkzaamheden overeenkomstig deze statuten hetzij via de nationale centrale banken overeenkomstig artikel 12.1 en artikel 14.

9.3. Overeenkomstig artikel 129, lid 3, van dat Verdrag zijn de besluitvormende organen van de ECB de Raad van bestuur en de directie.

Artikel 10

De Raad van bestuur

10.1. Overeenkomstig artikel 283, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bestaat de Raad van bestuur uit de leden van de directie en de presidenten van de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben.

10.2. Ieder lid van de Raad van bestuur heeft één stem. Met ingang van de datum waarop het aantal leden van de Raad van bestuur meer dan 21 bedraagt, heeft ieder lid van de directie één stem. Het aantal presidenten met stemrecht bedraagt dan 15. De toewijzing en roulatie van deze stemrechten geschiedt als volgt:

  • Met ingang van de datum waarop het aantal presidenten meer dan 15 en minder dan 22 bedraagt, worden de presidenten bij twee groepen ingedeeld volgens de rangorde van de omvang van het aandeel van de lidstaat van de NCB in kwestie in het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen marktprijzen en in de totale geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen van de lidstaten die de euro als munt hebben. Het aandeel in het bruto binnenlands product tegen marktprijzen en in de totale geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen krijgt een gewicht van respectievelijk 5/6 en 1/6. De eerste groep bestaat uit vijf presidenten en de tweede groep uit de overige presidenten. De frequentie van de stemrechten van de bij de eerste groep ingedeelde presidenten zal niet lager zijn dan voor de presidenten van de tweede groep. Onder voorbehoud van het in de vorige zin bepaalde, krijgt de eerste groep vier stemrechten toegewezen en de tweede groep elf stemrechten.
  • Met ingang van de datum waarop het aantal presidenten 22 bedraagt, worden de presidenten volgens een op basis van de voornoemde criteria vastgestelde rangorde bij drie groepen ingedeeld. De eerste groep bestaat uit vijf presidenten en krijgt vier stemrechten toegewezen. De tweede groep bestaat uit de helft van het totale aantal presidenten, waarbij iedere fractie naar boven wordt afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal, en krijgt acht stemrechten toegewezen. De derde groep bestaat uit de overige presidenten en krijgt drie stemrechten toegewezen.
  • Binnen elke groep hebben de presidenten even lang stemrechten.
  • Op de berekening van het aandeel in het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen marktprijzen is artikel 29.2 van toepassing. De totale geaggregeerde balans van de monetaire financiële instellingen wordt overeenkomstig het ten tijde van de berekening in de Unie toepasselijke statistische kader, berekend.
  • Telkens wanneer het geaggregeerde bruto binnenlands product tegen markprijzen overeenkomstig artikel 29.3 wordt aangepast, dan wel telkens wanneer het aantal presidenten toeneemt, wordt overeenkomstig de voornoemde beginselen de omvang en/of de samenstelling van de groepen aangepast.
  • Met tweederde meerderheid van de leden, die al dan niet stemrecht hebben, neemt de Raad van bestuur alle voor de toepassing van voornoemde beginselen noodzakelijke maatregelen en kan besluiten de invoering van het roulatiesysteem uit te stellen tot het aantal presidenten meer dan 18 bedraagt.

Slechts persoonlijk aanwezige leden hebben stemrecht. In afwijking van deze regel kan in het in artikel 12.3 bedoelde reglement van orde worden bepaald dat leden van de Raad van bestuur hun stem via een teleconferentie kunnen uitbrengen. Dat reglement van orde bepaalt tevens, dat een lid van de Raad van bestuur dat langdurig verhinderd is de vergaderingen van de Raad van bestuur bij te wonen, een plaatsvervanger kan aanwijzen als lid van de Raad van bestuur.

De bepalingen in de voorgaande paragrafen laten de stemrechten van alle leden van de Raad van bestuur, al dan niet met stemrecht, krachtens de artikelen 10.3, 40.2 en 40.3 onverlet.

Tenzij in deze statuten anders is bepaald, besluit de Raad van bestuur met gewone meerderheid van de leden met stemrecht. Bij staking van stemmen brengt de president de beslissende stem uit.

De Raad van bestuur kan alleen tot stemming overgaan, indien een quorum van tweederde van de leden met stemrecht aanwezig is. Indien het quorum niet aanwezig is, kan de president een buitengewone vergadering bijeenroepen waar besluiten kunnen worden genomen zonder inachtneming van het bovenbedoelde quorum.

10.3. Voor alle besluiten die op grond van de artikelen 28, 29, 30, 32 en 33 dienen te worden genomen, worden de stemmen van de leden van de Raad van bestuur gewogen overeenkomstig de verdeling van het geplaatste kapitaal van de ECB onder de nationale centrale banken. Aan de stemmen van de directieleden wordt een gewicht van nul toegekend. Een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt geacht te zijn aangenomen wanneer de stemmen voor het besluit ten minste twee derde van het geplaatste kapitaal van de ECB en ten minste de helft van de aandeelhouders vertegenwoordigen. Indien een president verhinderd is, mag hij een plaatsvervanger aanwijzen om zijn gewogen stem uit te brengen.

10.4. De besprekingen van de vergaderingen zijn vertrouwelijk. De Raad van bestuur kan besluiten het resultaat van zijn beraadslagingen openbaar te maken.

10.5. De Raad van bestuur vergadert ten minste tienmaal per jaar.

Artikel 11

De directie

11.1. Overeenkomstig artikel 283, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bestaat de directie uit de president, de vice-president en vier andere leden.

De leden vervullen hun taken voltijds. Geen lid mag een beroepswerkzaamheid al dan niet tegen beloning verrichten, tenzij van deze bepaling door de Raad van bestuur bij uitzondering afwijking is toegestaan.

11.2. Overeenkomstig artikel 283, lid 2, onder b), van dat Verdrag worden de president, de vice-president en de overige leden van de directie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen door de Europese Raad benoemd op aanbeveling van de Raad, die het Europees Parlement en de Raad van bestuur van de ECB vooraf heeft geraadpleegd; zij worden gekozen uit personen met een erkende reputatie en beroepservaring op monetair of bancair gebied.

Zij worden voor een periode van acht jaar benoemd en zijn niet herbenoembaar.

Alleen zij die de nationaliteit van één van de lidstaten bezitten, kunnen lid van de directie zijn.

11.3. De arbeidsvoorwaarden van de leden van de directie, in het bijzonder hun salarissen, pensioenen en overige socialezekerheidsvoorzieningen, worden geregeld in overeenkomsten met de ECB en worden vastgesteld door de Raad van bestuur op voorstel van een commissie bestaande uit drie door de Raad van bestuur benoemde leden en drie door de Raad benoemde leden. De leden van de directie hebben geen stemrecht ten aanzien van de in dit lid bedoelde aangelegenheden.

11.4. Op verzoek van de Raad van bestuur of van de directie kan een lid van de directie dat niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten, door het Hof van Justitie van zijn ambt ontheven worden verklaard.

11.5. Ieder lid van de directie dat persoonlijk aanwezig is, heeft stemrecht en bezit daartoe één stem. Tenzij anders is bepaald, besluit de directie met gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen brengt de president de beslissende stem uit. De stemprocedures worden vastgelegd in het in artikel 12.3 bedoelde reglement van orde.

11.6. De directie draagt verantwoordelijkheid voor de lopende zaken van de ECB.

11.7. In elke vacature bij de directie wordt voorzien door de benoeming van een nieuw lid overeenkomstig artikel 11.2.

Artikel 12

Verantwoordelijkheden van de besluitvormende organen

12.1. De Raad van bestuur stelt de richtsnoeren vast en neemt de besluiten die nodig zijn voor het vervullen van de bij de Verdragen en deze statuten aan het ESCB opgedragen taken. De Raad van bestuur formuleert het monetair beleid van de Unie, in voorkomend geval met inbegrip van besluiten met betrekking tot intermediaire monetaire doelstellingen, de belangrijkste rentetarieven en de liquiditeitsvoorziening in het ESCB, en stelt de nodige richtsnoeren op voor de uitvoering ervan.

De directie voert het monetair beleid uit overeenkomstig de richtsnoeren en besluiten van de Raad van bestuur en geeft daartoe de nodige instructies aan de nationale centrale banken. Tevens kunnen aan de directie bij besluit van de Raad van bestuur bepaalde bevoegdheden worden gedelegeerd.

De ECB doet, voor zover zulks mogelijk en passend wordt geacht en onverminderd het bepaalde in dit artikel, een beroep op de nationale centrale banken voor de uitvoering van tot de taken van het ESCB behorende operaties.

12.2. De directie is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van de Raad van bestuur.

12.3. De Raad van bestuur neemt een reglement van orde aan waarin de interne organisatie van de ECB en haar besluitvormende organen wordt geregeld.

12.4. De Raad van bestuur oefent de in artikel 4 bedoelde adviesfuncties uit.

12.5. De Raad van bestuur neemt de in artikel 6 bedoelde besluiten.

Artikel 13

De president

13.1. De president of, bij diens afwezigheid, de vice-president zit de vergaderingen van de Raad van bestuur en van de directie van de ECB voor.

13.2. Onverminderd artikel 38 vertegenwoordigt de president of de door hem aangewezen persoon de ECB naar buiten toe.

Artikel 14

Nationale centrale banken

14.1. Overeenkomstig artikel 131 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie waarborgt iedere lidstaat dat zijn nationale wetgeving, met inbegrip van de statuten van zijn nationale centrale bank verenigbaar is met de Verdragen en deze statuten.

14.2. De statuten van de nationale centrale banken bepalen in het bijzonder dat de ambtstermijn van een president van een nationale centrale bank minimaal vijf jaar is.

Een president kan slechts van zijn ambt worden ontheven indien hij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten. Tegen een besluit daartoe kan de betrokken president of de Raad van bestuur beroep instellen bij het Hof van Justitie wegens schending van de Verdragen of van bepalingen ter uitvoering daarvan. Het beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden te rekenen, al naar het geval, vanaf de dag van bekendmaking van het besluit, vanaf de dag van kennisgeving ervan aan de verzoeker of, bij gebreke daarvan, vanaf de dag waarop de verzoeker er kennis van heeft gekregen.

14.3. De nationale centrale banken maken een integrerend deel uit van het ESCB en handelen in overeenstemming met de richtsnoeren en instructies van de ECB. De Raad van bestuur neemt de nodige maatregelen teneinde te verzekeren dat aan de richtsnoeren en instructies van de ECB wordt voldaan, en eist dat hem alle benodigde informatie wordt verstrekt.

14.4. De nationale centrale banken mogen andere functies vervullen dan die omschreven in deze statuten, tenzij de Raad van bestuur met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen vaststelt dat deze functies de doelstellingen en taken van het ESCB doorkruisen. Bedoelde functies worden onder verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de nationale centrale banken vervuld en worden niet geacht deel uit te maken van de functies van het ESCB.

Artikel 15

Rapportageverplichtingen

15.1. De ECB stelt, ten minste elk kwartaal, verslagen op over de werkzaamheden van het ESCB en maakt deze openbaar.

15.2. Wekelijks wordt een geconsolideerd financieel overzicht van het ESCB openbaar gemaakt.

15.3. Overeenkomstig artikel 284, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie stelt de ECB een jaarverslag over de werkzaamheden van het ESCB en over het monetair beleid in het afgelopen jaar en het lopende jaar op voor het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, alsmede voor de Europese Raad.

15.4. De in dit artikel bedoelde verslagen en overzichten worden aan belangstellenden gratis ter beschikking gesteld.

Artikel 16

Bankbiljetten

Overeenkomstig artikel 128, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de Raad van bestuur het alleenrecht machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Unie. De ECB en de nationale centrale banken mogen bankbiljetten uitgeven. De door de ECB en de nationale centrale banken uitgegeven bankbiljetten zijn de enige bankbiljetten die binnen de Unie de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben.

De ECB eerbiedigt zoveel mogelijk de bestaande gebruiken inzake de uitgifte en het ontwerp van bankbiljetten.