Niet alleen beton maar ook consumentenbescherming is verrot

Met dank overgenomen van R.J.L. (Remi) Poppe i, gepubliceerd op zaterdag 22 juli 2000.

Staatssecretaris Remkes wil niets doen voor huiseigenaren, van wie de begane grondvloer is aangetast door illegaal toegepaste betonversnellers. Dat liet hij de Kamer weten, op de dag af drie jaar nadat de SP zijn voorganger Tommel voor de eerste keer aan de tand voelde over deze bouwschade. Aanleiding was de oprichting van een actiegroep in Nieuwegein, waar maar liefst 6000 huizen met verdachte vloeren staan. Het eerste jaar ging voorbij met het bagatelliseren van het probleem. De laatste twee jaar zijn door het ministerie van VROM nuttiger gebruikt voor twee onderzoeken, die de omvang van de schade en de reparatiekosten in beeld hebben gebracht. Die bedragen tussen 500 en 800 miljoen gulden voor in totaal 57.000 woningen met constructieve schade, waarvan 34.000 eigen woningen. Gezien de omvang van deze schade is er alle reden om een verplichte verzekerde garantie in te voeren om kopers van nieuwbouwwoningen te beschermen tegen het risico van verborgen gebreken.

Door Remi Poppe, Tweede-Kamerlid voor de SP

De schade treedt voornamelijk op bij laagbouwwoningen, gebouwd in de jaren zeventig. Een periode met een enorme woningbouwproductie, de tijd ook dat vele groeikernen als Purmerend, Hoorn, Spijkenisse, Zoetermeer en Nieuwegein uit de grond gestampt werden. De vloerfabrikanten Kwaaitaal en Manta voegden in die jaren in tijden van grote drukte het middel calciumchloride toe aan het beton, dat hierdoor sneller verhardde. Op die manier kon er per dag drie keer, in plaats van twee keer, ontkist worden. Financieel voordelig voor de fabrikant, kwalitatief een ramp voor de toekomst. Want calciumchloride is een zout dat op termijn de wapening van de vloer aantast, waardoor na verloop van jaren scheuren in het beton ontstaan en de vloer uiteindelijk zelfs kan inzakken.

Opmerkelijk is dat dit schandelijk gedrag kon plaatsvinden in de periode nadat de schadelijke gevolgen van het gebruik van calciumchloride algemeen bekend waren geworden. Aan het begin van de jaren zeventig moesten al 100.000 m2 Monolith vloeren vervangen worden wegens dezelfde oorzaak. De overheid verbood daarom vanaf 1974 het gebruik van het middel. Bovendien kwam er een kwaliteitssysteem voor vloeren, het KOMO-certificaat.

Wat de waarde is van dit certificaat ontdekten bewoners van de groeikern Nieuwegein in 1997. Bij toeval werd in een aantal kruipruimten betonrot ontdekt. De aannemer, normaal de eerst verantwoordelijke bij schadeclaims, gaf niet thuis. De standaard aansprakelijkheid is beperkt tot 5 jaar voor grove gebreken en 10 jaar voor instorting. De fabrikanten waren door faillissement evenmin op de schade aan te spreken. En het fraaie certificaat dat garant stond voor de goede kwaliteit bleek louter papier. Tenslotte trof ook de overheid geen blaam, althans volgens de Utrechtse rechtbank in een rechtszaak aangespannen door de Stichting Betonschadevloeren Nederland.

Naar aanleiding van de betonrotaffaire heb ik in 1997 staatssecretaris Tommel gevraagd om onderzoek te doen naar een algemene, verzekerde garantie voor nieuwbouwwoningen. Zo'n garantie, die overdraagbaar zou moeten zijn bij verkoop, biedt de koper de zekerheid dat toekomstige schade ten gevolge van een verborgen gebrek gedekt is, ook al zijn de aansprakelijke partijen failliet. De staatssecretaris zag weinig in dit plan, omdat de kwaliteit van de nieuwbouw geweldig gestegen zou zijn. Dat is slechts deels het geval. Het gaat eraan voorbij dat de stroom van nieuwe producten en constructies hun waarde nog niet bewezen hebben. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het kruipruimteloos bouwen, geluidswalwoningen en geavanceerde installaties voor energiebesparing, zoals warmtepompen. De levensduur van een woning is zó lang, dat pas een jaar of vijfentwintig na de introductie van een nieuw product met redelijke zekerheid de levensduur kan worden vastgesteld. En een kortere levensduur dan gedacht van een onderdeel kan tot grote gevolgschade aan de woning als geheel leiden.

Daar komt nog bij dat het kabinetsbeleid gericht is op het bevorderen van het eigen woningbezit voor de lagere inkomens. De woningcorporaties zullen met zachte of harde hand gedwongen worden de komende tien jaar een half miljoen huurwoningen te verkopen aan de huurders. Uit berekeningen van het NIBUD blijkt dat deze groep kopers zonder financiële tegenwind al tegen de maximale financieringslast aanloopt.

Even een tweede hypotheek van f 25.000 afsluiten bij een bouwschade is er dan niet bij. Los van de vraag of het wel zo verstandig is om het woningbezit onder benedenmodale inkomens te stimuleren zou de consument juist bij die beleidskeuze extra zekerheid moeten krijgen dat hij geen kat in de zak koopt.

Daarom zou het Remkes sieren als hij, nu hij weigert om de portemonnee te trekken, tenminste onderzoekt of de consumentenbescherming van kopers kan worden verbeterd. Daar schieten de gedupeerden van de betonrotaffaire helaas niets meer mee op. Wat mij betreft doet de Tweede Kamer na het reces nog een poging om de staatssecretaris de knip te laten trekken.

Dit artikel verscheen in het Rotterdams Dagblad van 22 juli 2000