Handelsbelangen staan voedselveiligheid in de weg

Met dank overgenomen van R.J.L. (Remi) Poppe i, gepubliceerd op woensdag 24 januari 2001.

'BSE verdraagt geen doofpotten,' zegt Europees Commissaris David Byrne in het Rotterdams Dagblad van afgelopen zaterdag. Maar alles wijst erop dat overheden willens en wetens voedselveiligheid geofferd hebben op het altaar van de god van de handel, Mercurius. In navolging van kanselier Schröder roept nu ook de Nederlandse minister Brinkhorst van van Landbouw dat het 'belang van de consument voor dat van de boer gaat'. De vraag is of hij daarmee ook van zijn 'geloof' in de mondiale vrijhandel is afgestapt.

Door Remi Poppe, lid tweede kamer voor de SP

Voor de kerstdagen werden alle Duitse vleesproducten van de schappen gehaald. Waarom toen pas? Waarom niet ook alle vleesproducten van andere Europese landen die BSE maatregelen aan hun laars lapten? Byrne noemt, Italië, Spanje, en Oostenrijk. Was dat niet bekend bij onze overheid? Heeft Byrne nagelaten die informatie te geven? Kennelijk is dat het geval, want onze minister van Volksgezondheid Borst heeft Europa naar aanleiding van kritische Kamervragen om inlichtingen gevraagd over de situatie in andere EU-lidstaten.

Maar daarmee zijn we er nog niet. Voedselaffaires maken duidelijk dat aan de massale invoer en het gebruik van allerhande reststoffen in veevoer grote risico's verbonden zijn. Ik wijs op de dioxinekippen als gevolg van gesjoemel met kippenvoer. En op het met dioxine vervuilde citruspulp uit Brazilië, dat als grondstof voor veevoer is gebruikt. In 1994 was BSE onderwerp van gesprek in het Permanent Veterinair Comité (PVC) in Brussel. Op grond van het advies van het PVC zou de Europese Commissie al dan niet maatregelen nemen. Dat gebeurde uiteindelijk pas zes jaar later, eind vorig jaar, toen is besloten dat slachtafval niet meer tot diermeel mag worden verwerkt. Pas nadat de consument er het bijltje bij neer dreigde te gooien, werd een rigoureuze Europese maatregel genomen, om het vertrouwen van de consument terug te winnen.

Kanselier Schröder en onze landbouwminister Brinkhorst roepen nu dat het allemaal volstrekt anders moet. Het belang van de consument is plots belangrijker dan dat van de boeren. En Brinkhorst zegt ook dat boeren die het niet redden, hun grond maar moeten verkopen. Dat het nu juist in die gevallen vooral gaat om boeren die nog als gezinsbedrijf werken, als het ware nog op 'menselijke maat' (het zijn meestal de minst intensieve en de minst industriële bedrijven) vergeet hij te vermelden. Wie niet mee kan, zich niet aanpast aan de eisen van de wereldwijd opererende 'agri-foodbusiness', heeft geen toekomst, is (of was?) zijn redenering. Het was Brinkhorst die ook het houden van varkens en kippen in hoge flats op de Maasvlakte propageerde. En dat terwijl het juist de industrialisering en intensivering van de veehouderij zijn, die de gezondheid van de dieren en de positie van de boeren kwetsbaar maken. De boeren zijn niet voor niets steeds afhankelijker geworden van veevoerproducenten die hun grondstoffen - veelal reststoffen - van over de hele wereld aanslepen.

Slachtafval

in Nederland alleen al ging het om 300.000 ton per jaar - werd tot diermeel verwerkt. Niets ging verloren. Wat niet direct in frikadellen, worsten of tot andere voor de menselijke consumptie bestemde producten verwerkt kon worden, werd tot diermeel verwerkt. Om via die omweg toch weer op het bord van de consument te komen. De van nature vegetarische koe is zo (behalve door biologische boeren) tot kannibaal gemaakt. De gemiddelde productie van de melkkoe is de afgelopen decennia vrijwel verdubbeld. Het zijn als het ware levende melk- en vleesfabrieken geworden, die dagelijks bovenmatige productie-inspanningen moeten leveren. Het diermeel is een goedkope eiwitbron, vooral van belang als toevoeging in krachtvoer voor de intensieve veehouderij. Er zijn vanuit Europa tot begin jaren negentig jaarlijks honderdduizenden tonnen van dat meel over vrijwel de hele wereld verhandeld. Engeland, de grootste exporteur van diermeel doet dat nog steeds naar landen buiten de EU. Het ministerie van Volksgezondheid meldt nu ter geruststelling, dat BSE met name een Europees probleem is. Dat is een onterechte geruststelling, waarmee BSE toch een beetje in de doofpot blijft. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is dan ook van mening dat de menselijke variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob overal in de wereld zal kunnen opduiken door de grootschalige internationale handel in diermeel en levende runderen. Grondstoffen voor veevoer, van plantaardige en dierlijke herkomst, of een onduidelijk mengsel (met alle daaraan verbonden risico's door verontreinigingen met schadelijke stoffen) heeft een ongekend grote omvang gekregen. Deze hele gang van zaken heeft alles te maken met de vrijhandelsakkoorden van de Wereld Handels Organisatie (WTO). Maar ook in de EU geeft de handel in producten voorrang op het milieu, voedselveiligheid en diergezondheid. Wil voedselveiligheid werkelijk serieus genomen worden, dan zullen structurele maatregelen genomen moeten worden. In het belang van de volks- en diergezondheid zullen schadelijke producten (zowel veevoer als vleesproducten) buiten de deur gehouden moeten worden zónder dat er gedreigd wordt met handelsoorlogen en/of economische sancties. Waarom horen we EU- commissaris Byrne, bondskanselier Schröder en landbouwminister Brinkhorst daar niet over?

Handelsbelangen en ideologische opvattingen over een mondiale vrijhandel staan werkelijk structurele maatregelen in het kader van voedselveiligheid in de weg. De productie van voedsel en het houden van vee zullen een veel minder industrieel en intensief karakter moeten krijgen. Dat roept Brinkhorst nu plotseling ook, maar beseft hij wel dat boeren en consumenten gelijke belangen hebben? Als de boer weer de kans krijgt diervriendelijker en ecologisch verantwoord te produceren, is ook de consument daarbij gebaat. Zolang onze boeren zich dienen te onderwerpen aan de mondiale vrijhandel en in de ratrace die daarvan het gevolg is tegen de klippen op moeten produceren, zullen voedselschandalen niet uit te bannen zijn.

Dit artikel verscheen op 24 januari 2001 in het Rotterdams Dagblad