Verdieping Westerschelde is helemaal niet nodig

Met dank overgenomen van H.J. (Hugo) Polderman i, gepubliceerd op zaterdag 22 augustus 2009.

Commissaris van de Koningin Peijs vindt dat de Zeeuwen 'voor aap staan' nu er een conflict is met Vlaanderen over de verdieping van de Westerschelde. Ontpoldering én verdieping zijn echter helemaal niet nodig, vindt Hugo Polderman.

Hugo Polderman is Tweede Kamerlid voor de SP

Het oordeel van de Raad van State dat het kabinet niet overtuigend heeft aangetoond dat er geen schade aan het milieu zal ontstaan door de derde verdieping van de Westerschelde, heeft na een aanvankelijke stilte veel stof doen opwaaien. Dat de belangenbehartigers van de Antwerpse haven om economische redenen boos zijn, is te begrijpen. Dit is echter geen reden om ze gelijk te geven. De verdieping van de Westerschelde heeft namelijk vervelende gevolgen.

Allereerst treedt er schade op aan de natuur. Schorren en slikken aan de oevers van de Westerschelde zullen verdwijnen door afkalving. Het idee dat dit ingeruild kan worden door het onder water zetten van goede landbouwgrond is absurd. De ontpoldering van de Hedwigepolder zal vanzelfsprekend leiden tot een nieuw natuurgebied, maar het verlies aan ecologische waarde van de platen en slikken in de Westerschelde zal hiermee nooit worden gecompenseerd.

Daarnaast hebben de eerdere verdiepingen geleid tot het verdwijnen van zand en slib uit de Westerschelde door andere getijdenstromen. Naast gevolgen voor de natuur heeft dit ook gevolgen voor de veiligheid. De schorren, slikken en zandplaten hebben een vertragende werking op de kracht van de golven. Door het verdiepen van de vaargeul spoelen deze natuurlijke golfbrekers weg. Het water kan hierdoor met nog meer kracht het achterste deel van de Schelde inclusief de stad Antwerpen bedreigen. Nu al spoelt daar bij een beetje vloed het water over de kade.

Bij het scheidingsverdrag van België is in 1839 vastgelegd dat de Antwerpse haven toegankelijk zou blijven. De vraag is hoe lang de Belgen rechten aan dit ‘gedateerde’ verdrag kunnen ontlenen en vooral tot welke grens. De oceaanschepen staken twee eeuwen geleden namelijk heel wat minder diep. Daarnaast heeft Nederland sinds die tijd heel wat werk gemaakt van de toegankelijkheid van de Antwerpse haven. Door eerdere uitdiepingen van de Westerschelde, maar bijvoorbeeld ook door het realiseren van het kanaal door Zuid-Beveland en later het Schelde-Rijnkanaal.

Opmerkelijk is dat slechts weinigen de vraag stellen of verdieping werkelijk noodzakelijk is. Nog niet zo lang geleden werd Antwerpen verblijd met de komst van 's werelds grootste containerschip. Hiermee is bewezen dat de Antwerpse haven wel degelijk door dit soort oceaanreuzen kan worden aangedaan. De enige voorwaarde is dat de kapitein rekening moet houden met de getijden. Het is twee maal per dag vloed. De Antwerpse haven is dus tweemaal daags prima bereikbaar voor dit soort schepen, waarvan er overigens ook maar een zeer gering aantal zijn.

De verdieping én de ontpoldering zijn dus beide volstrekt onnodig. Daarmee kan het verdrag dat in 2005 met de Belgen werd gesloten in de prullenbak. Dit betekent overigens niet dat wij onze zuiderburen maar aan hun lot moeten overlaten.

Minister Van der Hoeven zei laatst bij de presentatie van een rapport over de toekomst van de Rotterdamse haven: “In China of Saoedi-Arabië zien ze echt geen verschil tussen Hamburg, Rotterdam of Antwerpen.” Een terechte constatering, die de noodzaak aangeeft van betere samenwerking tussen de havens in noordwest Europa. Nederland moet het initiatief nemen tot een gezamenlijk havenplan waarin wordt uitgegaan van samenwerking, in plaats van concurrentie.

Nederland heeft de Maasvlakte, de Belgen Zeebrugge. Dat zijn prima aanlegplaatsen voor de grotere oceaanschepen. Daar kan de overslag plaatsvinden richting het achterland, wat meteen een goede stimulans is voor de binnenvaart.

Premier Balkenende doet er goed aan dit voorstel onder het genot van een Zeeuws mosselpannetje te bespreken met zijn Vlaamse collega Peeters. Anders is het een kwestie van tijd voordat er voor een vierde en wellicht vijfde verdieping wordt gepleit. Dan blijft er van de Schelde en van de Zeeuwse polders weinig over.

Dit artikel verscheen op 22 augustus in de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC).