Sociale werkvoorziening verdient beter dan uitsterfscenario

Met dank overgenomen van J.M.A.M. (Jan) de Wit i, gepubliceerd op donderdag 13 oktober 2005.

Staatssecretaris Van Hoof stelt dat zijn plannen voor een nieuwe Wet sociale werkvoorziening (WSW) geen bezuinigingsdoelstelling hebben. Maar zijn voorstel betekent een uitsterfscenario voor de sociale werkvoorziening.

door Jan de Wit, Tweede-Kamerlid voor de SP, en Henk van Gerven, SP-wethouder in Oss

In artikel 23 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens uit 1948 staat: “Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.” Dit geldt ook voor arbeidsgehandicapten. Als op de vrije markt voor hen geen werk gevonden kan worden, dient er een sociale werkvoorziening te zijn. In tijden van hoogconjunctuur en een tekort aan arbeidskrachten is de druk op de sociale werkvoorziening lager. Bij laagconjunctuur en toenemende werkloosheid neemt de druk juist toe. Het schrappen van ID-banen heeft geleid tot een extra instroom. Het aantal WSW’ers groeide naar 91.000 in 1998. Vanwege die groei scherpte het Rijk in 1998 de toelatingscriteria aan. Na een korte stabilisatie zien we nu weer een gestage groei, dankzij de haperende economie en de slechtere situatie op de arbeidsmarkt, waardoor kwetsbare groepen moeilijker werk kunnen vinden op de reguliere arbeidsmarkt.

Het antwoord van het huidige kabinet was het verplaatsen van de indicatiestelling van de gemeenten naar het Centrum voor Werk en Inkomen. De indicatiestelling zou door gemeenten niet goed worden uitgevoerd. De lokale overheid zou er uit vermeend eigenbelang een potje van maken. Feit is echter dat veel gemeenten geld bijleggen om de banen in stand te houden. Bovendien wil de regering wel de verantwoordelijkheid voor de uitvoering zoveel mogelijk bij de gemeenten neerleggen. Denk ook aan de bijstandswet, waarvoor de gemeente de indicatiestelling al van oudsher zelf uitvoert.

De eerste resultaten van de indicatiestelling door het CWI stemmen weinig hoopvol. In de regio Brabant Noordoost is een goed functionerend indicatieteam van het Werkvoorzieningschap om zeep geholpen en vervangen door de CWI-bureaucratie. In 2004 werden nog 419 nieuwe positieve indicatiebesluiten genomen. Het CWI komt tot medio augustus niet verder dan het schamele aantal van 33. Dramatische cijfers waardoor de wachtlijsten voor de WSW ‘vanzelf’ opdrogen en de verborgen bezuinigingsagenda aan het licht komt. Objectieve onafhankelijke indicatiestelling wordt misbruikt voor rantsoenering. Zeker nu ook de mensen die gedeeltelijk in de WAO zitten (40% van de WSW’ers heeft een WAO-verleden) geen indicatie meer krijgen. Voeg daarbij nog het voorstel om - in strijd met alle afspraken - ook mensen die al voor 1998 in de WSW zaten te herkeuren. Het ziet er somber uit voor de sociale werkvoorziening en de mensen die er afhankelijk van zijn.

Van Hoof wil zoveel mogelijk WSW’ers laten werken in het gewone bedrijf via begeleid werken. Maar het aantal dat via begeleid werken aan de slag is gekomen, is verwaarloosbaar. Het gaat om 1 tot 2 procent van de mensen met een volledige WSW-baan. Ondernemers hebben een winstdoelstelling, niet een maatschappelijke. Daarom werkt begeleid werken niet - en zeker niet in het huidige economische klimaat.

Het kabinet wil ook het ‘functieloon’ ter discussie stellen. Uit onderzoek in opdracht van het ministerie zelf blijkt echter dat “er geen sprake is van een opmerkelijk, hoog beloningsniveau in relatie tot andere vergelijkbare sectoren en CAO’s". Het inkomen van een WSW’er ligt gemiddeld op een niveau van circa 120 procent van het minimumloon en de brutoloonstijging was in de periode 1998-2002 3 procent lager ten opzichte van vergelijkbare arbeidssectoren. Geen vetpot dus.

Van Hoof wil ook een bevriezing van het aantal WSW-plaatsen. Op grond van de indicatiestelling door het CWI vindt in de toekomst herverdeling plaats. Dit zal echter ongewenste effecten hebben voor sw-bedrijven en gemeenten die zeer actief zijn geweest om arbeidsgehandicapten aan het werk te helpen. De cijfers van Brabant Noordoost spreken boekdelen. Goed werk wordt niet beloond maar afgestraft. De continuïteit van WSW-bedrijven is daarbij in het geding en gemeenten lopen grote financiële risico’s.

Als Van Hoof echt niet het doel heeft om te bezuinigen, zoals hij claimt, moet hij het over een andere boeg gooien om de sociale werkvoorziening weer gezond te maken. Breng de verantwoordelijkheid voor de WSW-indicatiestelling terug bij de gemeente. Perk de toegangscriteria tot de WSW niet in. Laat het recht van de arbeidsgehandicapte op volwaardig werk centraal staan. Ga niet onnodig en tegen de afspraak in de mensen herkeuren die al voor 1998 een WSW-indicatie hebben. Laat mensen met een gedeeltelijke WAO uitkering ook in aanmerking komen. Tast de rechten van de WSW’ers niet onnodig aan en handhaaf het functieloon. Verhoog het landelijke budget om de wachtlijsten op te heffen. Verdeel de geoormerkte middelen naar de gemeenten op basis van het aantal geïndiceerde WSW’ers. De verdeling van de middelen mag niet leiden tot ongewenste herverdeeleffecten zoals bij de Wet Werk en Bijstand. Geen gemeente mag er op achter uitgaan.

De WSW houdt bijna 100.000 Nederlanders aan het werk. Het is een groot goed dat arbeidsgehandicapten volwaardige arbeid kunnen verrichten, waardoor ze een grote bijdrage leveren aan de samenleving. Bovendien maakt goed werk mensen zelfbewuster, zelfstandiger, gelukkiger en gezonder. Hierdoor hoeven zij veel minder een beroep te doen op zorginstanties, dan wanneer ze thuis zitten te niksen en te piekeren. De WSW verdient alleen daarom al versterking en geen uitsterfscenario.

13 oktober 2005