Brief minister met doelstelling en uitgangspunten beleid IJsselmeervisserij - Binnenvisserij

Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 29664 - Binnenvisserij.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Binnenvisserij; Brief minister met doelstelling en uitgangspunten beleid IJsselmeervisserij 
Document­datum 02-03-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST84844
Kenmerk 29664, nr. 2
Van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2004–2005

29 664

Binnenvisserij

Nr. 2

BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2005

Reeds geruime tijd bevindt de IJsselmeervisserij zich in een neerwaartse

spiraal.

De visserij-inspanning is niet meer in evenwicht met de visbestanden en

ik ben van oordeel dat de wijze waarop de visserij plaatsvindt niet

voldoende duurzaam is.

Dit heeft zijn weerslag op de visbestanden en de natuurwaarden van het

IJsselmeer.

Het economische perspectief voor de visserij neemt af en de situatie van

de Ijsselmeervisserij wordt steeds zorgelijker.

In mijn brief (Viss. 2004/1997) van 15 april 2004 heb ik u op de hoogte

gebracht van de voorstellen die de heer Bulte heeft gedaan, inzake de

IJsselmeervisserij. Met uw Kamer hebik hierover gesproken tijdens het

Algemeen Overleg van 30 juni en 16 december 2004. Met de betrokken

partijen is het overleg zover gevorderd dat ik een uitgewerkt beleid aan u

kan voorleggen.

Doelstelling en uitgangspunten

Gelet op de recente evaluatie van het Beleidsbesluit Binnenvisserij (zie mijn brief Viss. 2004/3128) zal ik het tot dusver bestaande verschil in visserijbeleid tussen het IJsselmeer (inclusief Markermeer) en de overige binnenwateren waar mogelijk opheffen. Dat houdt in dat de beheersstructuur zoals die op de overige binnenwateren van toepassing is ook voor het IJsselmeer zal gelden. Ik zal derhalve een Visstandbeheerscommissie (VBC) instellen. Behalve voor de beroepsvisserij biedt het IJsselmeer ook aanzienlijke potenties voor de sportvisserij. Dit is een reden om ook de georganiseerde sportvisserij bij het toekomstige beheer een plaats te geven.

Het internationale belang van het IJsselmeer als natuurgebied is groot en daarom is het gebied aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Dit brengt de verplichting met zich mee om het leefgebied van de voorkomende vogel-

soorten te behouden en waar mogelijk te versterken. Voorts zal het toekomstig beheer van de visstand en de visserij in het IJsselmeer moeten aansluiten bij de streefbeelden en doelstellingen, zoals die voor de Europese Kaderrichtlijn water (KRW) geformuleerd zullen worden. Ook de maatregelen die zullen voortvloeien uit het Europese actieplan voor het beheer van de aal zijn van belang.

Daarom streef ik ernaar de volgende situatie te realiseren ten aanzien van de visstand en de visserij op het IJsselmeer:

  • • 
    Een gevarieerde visstand en evenwichtige populatieopbouw;
  • • 
    Een duurzaam visstandbeheer vormgegeven door een samenwerking tussen verschillende belangengroeperingen, instellingen en organisatie;
  • • 
    Een beperkt aantal professionele en economisch gezonde bedrijven oefent de visserij op een duurzame en maatschappelijk verantwoorde wijze uit.

De uitwerking van dit streefbeeld zal plaatsvinden door een ad interim commissie (zie onder 3), door de toekomstige VBC, en door partijen die bij het proces rondom de Kaderrichtlijn water zijn betrokken. Daarnaast zal ik, in overleg met de betrokken partijen, bezien of aanvullende initiatieven gewenst zijn om de potentie van het IJsselmeer voor de sportvisserij verder te ontwikkelen.

In het vervolg van deze brief ga ik nader in op drie aspecten van het visstandbeheer en de visserij:

  • 1) 
    Een verduurzaming van de visserij;
  • 2) 
    Een vermindering van het aantal visserijbedrijven;
  • 3) 
    Het toekomstig beleid (waaronder het beheersmodel).

De belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn:

  • • 
    Een versterking van de ecologische kwaliteit van het IJsselmeergebied (inclusief Markermeer);
  • • 
    Herstel van de visstand, waardoor zowel de mogelijkheden voor de beroepsvisserij als die voor de sportvisserij verbeteren;
  • • 
    Onttrekking van vis op een ecologisch verantwoorde wijze, dat wil zeggen rekening houden met de populatieopbouw en bescherming van de paaistand, en met gebruik van selectief vistuig zodat de bijvangst van andere dieren dan de doelsoort geminimaliseerd wordt (dit betreft zowel vis als vogels);
  • • 
    Behoud van de IJsselmeervisserij als bedrijfsactiviteit voor een beperkt aantal en economisch gezonde beroepsvisserijbedrijven die ondernemen op een maatschappelijk verantwoorde wijze;
  • • 
    Een vereenvoudiging van de regelgeving en vermindering van de administratieve lastendruk voor zowel de visserijsector als voor de betrokken overheden.
  • 1. 
    Verduurzaming van de visserij

Momenteel wordt de beroepsvisserij op het IJsselmeer gekarakteriseerd door een te hoge visserij-inspanning en weinig selectieve visserijmethoden. Dit resulteert enerzijds in een aantasting van de natuurwaarden van het IJsselmeergebied en anderzijds komen door afnemende opbrengsten uiteindelijk ook de economische perspectieven steeds meer onder druk te staan. Onder deze omstandigheden is een duurzame visserij niet mogelijk. Bovendien heeft de sector te maken met een snel veranderende omgeving, zowel fysiek als beleidsmatig, en een toenemende maatschappelijke druk. Daarom zal ik de volgende maatregelen nemen.

  • A) 
    Om een herstel van de visstand te bewerkstelligen en tegelijkertijd de

totale omvang van de bijvangst te verminderen, zal ik de totale visserijinspanning tenminste terugbrengen tot 50% van het huidige niveau, uiterlijk te realiseren op 31 december 2006.

Hierbij hanteer ik als huidig niveau de toegestane visserij-inspanning (circa 45 000 aaleenheden1) na aftrek van de reductie welke de vissers momenteel zelf realiseren door middel van het visplan van de Producenten Organisatie IJsselmeer (tot ca. 34 000 aaleenheden) of die wordt opgelegd (voor niet aangesloten vissers). Dit betekent dat ik streef naar een visserijcapaciteit van ca. 17 000 aaleenheden. Hiervoor zal ik een saneringsregeling opzetten (zie 2).

  • B) 
    Onderzoek heeft uitgewezen dat met name bij de aalvisserij met schiet-fuiken de bijvangst meer dan 90% van de totale vangst bedraagt en dat technische aanpassingen aan de fuiken om deze bijvangst te verminderen weinig effect hebben. Daarom zal ik het gebruik van dit vistuig voor de aalvangst op het IJsselmeer en Markermeer per 1 januari 2008 verbieden, tenzij de sector voor deze datum heeft aangetoond dat de bijvangstproblematiek beheersbaar is. Ook bij de aalvisserij met grote fuiken is sprake van substantiële bijvangst van schubvis. Echter, nader onderzoek zal moeten uitwijzen of door middel van aanpassingen aan de grote fuik dit probleem technisch beheersbaar wordt. Aan de hand van de resultaten van dat onderzoek zal ik besluiten of een verbod op het gebruik van dit vistuig noodzakelijk is. Tenslotte is uit onderzoek gebleken dat het probleem van de bijvangst van watervogels in staande netten beheersbaar wordt indien zowel het aantal netten beperkt wordt alsmede wanneer de vissers zelf bepaalden maatregelen nemen zoals het plaatsen van extra jonen en reflecterende strips. De PO IJsselmeer en de Vogelbescherming Nederland hebben aangegeven dit nader uit te willen werken via een gedragscode, welke zal worden opgenomen in het visplan van de PO IJsselmeer. Voor de niet aangesloten vissers zal ik een vergelijkbare voorziening in de vergunning treffen.

Naast een ecologisch verantwoorde visserij-inspanning is in mijn optiek ook een economisch gezonde bedrijfsvoering een voorwaarde voor de totstandkoming van een duurzame visserij. In dit kader hebik de betrokken andere overheden en sectororganisaties opgeroepen een bijdrage te leveren in de vorm van flankerend beleid. Vanuit de provincie Fryslân wordt onder andere aangegeven dat men inzet op een verbreding en vernieuwing van de bedrijfstak. De provincie Noord-Holland heeft het initiatief genomen voor een doorstart van de Stuurgroep Flankerend Beleid IJsselmeervisserij. Vanuit het Bestuurlijk Overleg IJsselmeervisserij (visserijgemeenten) wordt onder andere aangegeven dat men zich zal inzetten voor goede havenfaciliteiten, het ontwikkelen van toeristisch-recreatieve activiteiten waarbij de IJsselmeervisserij gepromoot wordt, en het stimuleren van aquacultuurprojecten als alternatief voor vissers die de visserij verlaten.

  • 2. 
    Vermindering van de visserij

Teneinde een reductie van tenminste 50% van de visserij-inspanning te realiseren hebik voor een sanering van de beroepsvisserij op het IJssel-meer uit mijn begroting een bedrag van € 7 miljoen beschikbaar. Andere betrokken overheden en sectororganisaties hebben desgevraagd te kennen gegeven niet in staat te zijn een financiële bijdrage te leveren. In EU-rechtelijke zin is de saneringsregeling een steunmaatregel ten behoeve van de sector en moet als zodanig ter goedkeuring worden aangemeld bij de Europese Commissie. Pas nadat de regeling is goedge-1 De IJsselmeervisserijcapaciteit wordt uitge- keurd door de Europese Commissie kan deze worden opengesteld. Ik drukt in «aaleenheden».                                   streef ernaar om de regeling op korte termijn in Brussel aan te melden en

na goedkeuring open te stellen voor een periode van zes weken. Om zorg te dragen dat de regeling resulteert in de beoogde versterking van de ecologische kwaliteit van het gehele IJsselmeergebied, de visstand en een verduurzaming van de visserij zal ik de regeling zodanig inrichten dat een maximum aan complete vergunningen kan worden gesaneerd en bij voorkeur (gedeelten van) vergunningen op grond waarvan met het minst selectieve vistuig kan worden gevist. Overigens zijn de kosten voor de uitvoering van de regeling inbegrepen bij het totale saneringsbedrag.

  • 3. 
    Toekomstig beleid

Het is in het belang van de IJsselmeervisserij om – alvorens een beslissing te kunnen nemen over deelname aan de sanering – een duidelijk inzicht te hebben onder welk regime de visserij in de toekomst mogelijk is. De volgende zaken zijn van belang.

Eennieuw beheersmodel

Ik zal uiterlijk per 1 januari 2008 het visstandbeheer vormgeven door de instelling van een Visstandbeheerscommissie (VBC). De VBC zal op basis van een door haar geformuleerd visstandbeheersplan dat uitgaat van duurzaam beheer, de ruimte voor visvangst vaststellen door middel van een jaarlijks visplan. Conform het huidige uitgiftebeleid in de binnenwateren, streef ik ernaar om de visrechten ook vanaf 2008 te verhuren aan de sport- en beroepsvisserij gezamenlijk. Aan deze huurovereenkomst zal ik dan voorwaarden verbinden die een verplichting tot het vissen op basis van het door de VBC opgestelde visplan inhouden. De VBC zal worden voorbereid door een ad interim commissie, waarvoor ik de volgende organisaties hebuitgenodigd: de Producenten Organisatie (PO) IJssel-meer, de Nederlandse Vereniging van Sportvisserfederaties (NVVS), Vogelbescherming Nederland, het ministerie van V&W, en een vertegenwoordiger van het Bestuurlijk Overleg IJsselmeervisserij. De commissie zal voorstellen ontwikkelen voor de organisatie en het functioneren van de VBC, het visstandbeheersplan en het visplan. Ik ben verheugd dat de heer Th.A.G.M. van der Weijden, voormalig dijkgraaf van het Waterschap Brabantse Delta zich bereid heeft verklaard het voorzitterschap van deze commissie op zich te nemen.

Parallel aan dit traject zal ik in overleg met het bestuur van de PO bezien in hoeverre het noodzakelijk, mogelijk en gewenst is om de rol van de PO IJsselmeer aan te passen aan de nieuwe situatie zodat de PO ook in de toekomst zorg kan dragen voor een evenwichtige verdeling en bewaking van de beroepsvisserij op het IJsselmeer. Een belangrijk element hierbij is de invulling van toezicht op de visserij door de sector zelf. Hiertoe zal ik de sector uitnodigen voorstellen te ontwikkelen die de controle op een eenvoudig verifieerbare wijze mogelijk zullen maken. Overigens laat de overdracht van het visstandbeheer naar een VBC onverlet dat voor de visserij op het IJsselmeer publiekrechtelijke vergunningen zijn vereist op grond van de Visserijwet en de Natuurbeschermingswet en dat ik in het kader van de verlening van laatstgenoemde vergunning zal moeten bezien of, en zo ja in hoeverre, artikel 6 van de Habitatrichtlijn de mogelijkheid biedt om de visserij uit te oefenen. Voorts zal ik mijn verantwoordelijkheid voor de visstand vanaf 2008 invullen door het visstandbeheersplan en de daarbij behorende visplannen te toetsen aan een aantal ecologische visparameters zoals de soortensamenstelling, de abundante en de leeftijdsopbouw en op de in deze brief geformuleerde algemene uitgangspunten.

Resultaat sanering

Mocht de belangstelling vanuit de visserijsector tot sanering minder zijn dan verwacht zodat de reductiedoelstelling niet gehaald wordt, dan zal ik aanvullende beperkende maatregelen opleggen. Ik zal dan ook bezien of het gewenst is om de wijze waarop de bij de PO IJsselmeer aangesloten vissers nu hun visserij-inspanning reduceren via het visplan te continueren.

Europees aalplan

Op verzoek van de Landbouw- en Visserijraad werkt de Europese Commissie momenteel aan een voorstel voor maatregelen die op de korte termijn een bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de aalstand. Het is op voorhand niet uit te sluiten dat deze maatregelen een verdere beperking van bepaalde vormen van aalvisserij omvatten. Na besluitvorming over de voorstellen van de Europese Commissie zal ik bezien of – en zo ja – hoe het beleid in deze brief zal worden aangepast.

Visserij met de zegen

Iedere IJsselmeervisser mag (buiten de gesloten periode) met het hoekwant en de zegen vissen. Er zijn aanwijzingen dat de brasemstand afneemt ten gevolge van de intensieve onttrekking door de zegenvisserij. Bovendien is deze vorm van visserij niet selectief. In overleg met de sector zal ik bezien of de inspanning van de zegenvisserij kan worden bevroren. Uitwerking hiervan kan geschieden binnen de kaders van de VBC.

Draagkracht van het ecosysteem

Ik merk tenslotte op dat het niet is uit te sluiten dat na realisatie van de reductie van de visserij-inspanning tot 50% van het huidige niveau de draagkracht van het IJsselmeer voor de visstand verder zal verminderen ten gevolge van de veranderingen in de waterkwaliteit (met name de afname van voedingsstoffen). Een verdergaande aanpassing van de visserij-inspanning op de middellange termijn kan noodzakelijk zijn. Door middel van het vormgeven van een gedecentraliseerd visstandbeheer in een VBC kan hierop worden geanticipeerd. Het kabinet is niet voornemens hiervoor nogmaals een saneringsregeling open te stellen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C. P. Veerman

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.