Historie van de CHU in boekvorm

Met dank overgenomen van Parlement.com.

In juli 2008 was het honderd jaar geleden dat de Christelijk-Historische Unie i ontstond. Dit feit was reden voor het verschijnen van een herdenkingsboek over de geschiedenis van de Unie. De partij ging in 1980 op in het CDA i.

De CHU speelde een belangrijke staatkundige rol en nam aan vrijwel alle kabinetten na 1918 i deel. Door het losse partijverband - niet voor niets was er sprake van een unie - maar ook door de gedachte dat niet de majoriteit (de meerderheid), maar de autoriteit (het gezag van het Woord) bepalend moest zijn, waren uiteenlopende opvattingen in de CHU toegestaan en volop aanwezig. Dat uitte zich in geregeld verdeeld stemgedrag in beide Kamers, maar dat vertaalde zich ook in een zekere soepelheid bij het sluiten van compromissen met andere partijen.

Uiteraard waren er tevens gemeenschappelijke politieke kenmerken, zoals de verbondenheid met het koningshuis en de grondwettelijke monarchie en de wens om dat te behouden. Verder was er een sterke band met de Nederlandse Hervormde kerk en leefde lang de gedachte dat Nederland allereerst een protestantse staat diende te zijn. De CHU kende bovendien een sterk gouvernementele opstelling, waarbij vaak bereidheid bestond om mee te regeren. De Unie had lang ook een overwegend conservatief imago, maar kon op sommige momenten juist (deels) progressief zijn. In 1922, veel eerder dan bij de ARP, kwam er al een vrouwelijk Tweede Kamerlid i. En niet voor niets traden sociaal-democraten voor het eerst toe tot een kabinet met een CHU'er als leider.

De boeiende geschiedenis van de CHU is door de auteurs Ron de Jong en Marcel ten Hooven in het boek Geschiedenis van de Christelijk-Historische Unie 1908-1980 beschreven. Zij besteden niet alleen aandacht aan ontwikkelingen in de CHU en aan het politieke opereren van die partij, maar ook aan het bijzondere karakter van 'de unie'.

1.

Ontstaan

De CHU ontstond op 9 juli 1908 uit een samengaan van de Christelijk-Historische Partij (CHP i) en de Bond van Kiesvereenigingen op Christelijk-Historischen grondslag in de provincie Friesland (Friese Bond i). De CHP op haar beurt was in 1903 ontstaan door een fusie van de Christelijk-Historische Kiezersbond i en de Vrij-Antirevolutionaire Partij i.

De oorsprong van de CHU lag in de ARP i. Rond het kiesrechtvoorstel van Tak van Poortvliet i in 1894 ontstond een conflict over de uitbreiding van het kiesrecht. Daarnaast bestond er tussen de stroming-Lohman en de Kuyperianen een tegenstelling over de mate van binding aan de partijlijn. Onder leiding van De Savornin Lohman i verzetten een deel van de ARP zich tegen een te strakke binding aan een programma. Vooral de adellijke Kamerleden van de ARP kozen de zijde van Lohman. De Lohmannianen verenigden zich in de Vrij-Antirevolutionaire Partij i, die in september 1898 werd opgericht.

Een jaar eerder was de Christelijk-Historische Kiezersbond opgericht. Deze partij keerde zich tegen de ARP, vooral vanwege het gereformeerde karakter van die partij en vanwege het politieke verbond met de Katholieken. De CH-Kiezersbond was sterk antirooms. Voorman van de bond was de predikant J.Th. de Visser i.

In 1898 werd in Friesland een afzonderlijke provinciale bond van kiesverenigingen op CH-grondslag in Friesland opgericht. In politiek opzicht leek deze bond sterk op de CH-Kiezersbond. Ook zij was antirooms en pleitbezorger van een protestants Nederland. Voorman was de predikant J. Schokking i.

2.

Karakter

Aanvankelijk had vooral de Vrij-AR een erg deftig karakter. Tot de voorlieden behoorden, naast Lohman, adellijke figuren als Mackay i, Van Bylandt i, Van Limburg Stirum en Brantsen van de Zijp i. De CH-Kiezersbond en de Friese CH hadden een minder elitair karakter. Ook 'kleine luyden' behoorden tot de aanhang van die partijen. De CH-Kiezersbond had bovendien een sterke band met de (kleine) Christelijk Nationaal Werkmansbond. In de CHU was steeds sprake van een vakbondsvleugel en onder anderen CNV-voorzitter Van Mastrigt i was CHU-lid.

De CHU had aanhang in alle geledingen van het (vooral) Nederlandse Hervormde deel van de bevolking, maar het karakter was toch overwegend 'deftig'. Vooral ambtenaren, notabelen, rijkere boeren en middenstanders, (protestantse) werkgevers en hogere officieren behoorden tot de aanhangers van de Unie.

Tot een kenmerkende karaktertrek van de meeste CHU'ers behoorde een zekere mildheid. Veel CHU'ers waren wars van scherpslijperij (uitzondering was senator F.C. Gerretson i). Voorman Tilanus benadrukte in zijn door Puchinger opgetekende memoires dat hij vaak naar politieke tegenstanders luisterde en dan dacht 'he, daar zit toch ook wel wat in'. CHU'ers hadden vaak oog voor sociale noden, maar wezen wel een te sterke rol van de overheid op dat gebied lange tijd af. Na de bezetting stapte een klein deel van de CHU (Lieftinck i, Van Rhijn i, Van Walsum i) over naar de in 1946 nieuwgevormde Partij van de Arbeid i.

Het kwam bij formaties geregeld voor dat kandidaten voor een kabinetspost pas op dat moment besloten lid van de CHU te worden. Dat was bijvoorbeeld in 1963 het geval bij de generaal Haex i, toen die werd benaderd voor de functie van staatssecretaris i van Defensie. Haex merkte op dat de CHU uit 'nette lieden met een goede opleiding' bestond en vond het als katholiek geen enkel probleem om lid van de CHU te worden. Zo kwam er naast KVP-minister De Jong i en een ARP-staatssecretaris ook een CHU-bewindspersoon op Defensie. De Jong kreeg van CHU-fractievoorzitter Beernink een CHU-lepeltje als cadeau voor het aanbrengen van een nieuw lid!

Toen in de jaren zestig van de vorige eeuw vooral jongeren zich gingen afzetten tegen de 'gevestigde orde', inclusief het koningschap, wierp de CHU zich nadrukkelijk op als behoeder van die orde en kreeg de partij een sterker 'law and order'-imago. Enkele jongeren verlieten toen overigens de partij en werden lid van PPR i of PvdA.

Uit interviews met enkele huidige CDA-politici met een CH-achtergrond (zoals Cees Veerman i en Sybrand van Haersma Buma i) komt naar voren dat de typische karaktereigenschappen van CH-politici ook tegenwoordig nodig vaak naar voren komen.

3.

Gouvernementeel

De CHU leverde relatief veel ministers en nam tussen 1918 en 1980 deel aan vrijwel alle kabinetten i. De CHU bleef in de jaren 1946-1948 buiten het kabinet-Beel I i en in 1965 en 1973 weigerde de Unie deelname aan progressieve kabinetten, waarvan KVP en ARP wel deeluitmaakten.

De gouvernementele houding hing nauw samen met het algemene karakter van de CHU, waarin samenwerking en gematigdheid de boventoon voerden. Toen in 1925 het kabinet-Colijn I i was gevallen over het gezantschap bij de paus, was het de CHU'er De Geer die een kabinet tot stand wist te brengen met zowel christelijke als liberale ministers. In 1939 vormde diezelfde De Geer een kabinet met sociaal-democraten, liberalen en katholieken.

De CHU leverde - zeker na 1945 - ook relatief veel burgemeesters. In gemeenten waar sociaal-democraten en antirevolutionairen allebei sterk waren, was een CHU'er vaak een aantrekkelijke 'compromis-figuur'.

Op staatkundig gebied vertaalde de gouvernementele opstelling zich in belijding van het dualisme: het parlement mocht niet op de stoel van de regering gaan zitten en de regering diende haar gezag niet te ontlenen aan 'de volkswil'.

4.

Vooraanstaande personen

Doordat de CHU vaak aan kabinetten deelnam, kreeg de partij diverse bekende bewindslieden. In de jaren vijftig was lange tijd ir. Staf i minister van Defensie. In de kabinetten-De Jong en -Biesheuvel werd Udink i een bekende minister. Ook de CDA-staatssecretarissen Haars i en De Graaff-Nauta i behoorden tot typische vertegenwoordigers van de vroegere CHU.

In de zeventigjarige geschiedenis van de CHU was freule Wttewaall van Stoetwegen het bekendste en populairste Tweede Kamerlid. Zij was in 1945 de opvolgster van de eerste CHU-vrouw in de Kamer, Frida Katz i. Eveneens bekend waren onder anderen Kikkert i, Tilanus jr. i, Tolman i, Mateman i en Van Dijk i, en in de Eerste Kamer Van Hulst i en Kaland i.

De CHU had niet alleen veel bekende politici (Kamerleden en ministers), maar ook talrijke bestuurders. Gedacht kan worden aan de vicevoorzitters van de Raad van State jhr. F. Beelaerts van Blokland i en W. Scholten i, de voorzitters van de Sociaal-Economische Raad prof. F. de Vries i en J.W. de Pous i, en de Commissarissen van de Koningin A.F.Ch. de Casembroot i, H. Rijpstra i en jhr. P. Beelaerts van Blokland i.

5.

Het boek

Ten Hooven en De Jong beschrijven de geschiedenis van de CHU en gaan daarbij vooral in op de veranderingen die zich voordeden in het karakter van de partij. De CHU had steeds te maken met een kritische rechtervleugel, die zich in het interbellum verzette tegen te nauwe samenwerking met de katholieken en die zich na 1945 keerde tegen de Indië-politiek van de kabinetten-Drees.

Verder wordt ingegaan op de neergang van de CHU eind jaren zestig en in de jaren zeventig. Die neergang maakte de bereidheid om te werken aan de komst van een christendemocratische partij groter, al bleven er CHU'ers die zich daar lange tijd tegen verzette, zoals de voormalige voorman Beernink.

Speciale aandacht is er voor de rol van vrouwen en jongeren in de CHU. Het partijleven op lokaal niveau wordt beschreven aan de hand van gebeurtenissen in de CHU-afdeling in Delft.

6.

Personen

 De Savornin Lohman vergrootglas

 
 De Visser vergrootglas

 
 De Geer vergrootglas

 
 Tilanus sr. vergrootglas

 
 Beernink vergrootglas

 
 Freule Wttewaall vergrootglas

 
 Kruisinga vergrootglas

 
 Deetman vergrootglas

 

Meer over