Voor elke dag van het jaar een paleis

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Alle Europese vorsten beschikten vroeger over veel verschillende verblijven. Dit was eerst noodzakelijk geweest omdat de hofhouding weer naar elders moest vertrekken als de voorraden van een domein waren uitgeput. Later ging het vooral om de status. Rijken hadden op zijn minst een onderkomen in de stad voor de winter, een buitenverblijf in de zomer en een jachtoord voor het vermaak. Fraaie gebouwen vervingen de verdedigbare kastelen.

Ook de nieuwbakken dynastie van de Bonapartes had een voorliefde voor mooie, goed ingerichte paleizen. Napoleon viel in Frankrijk daarvoor terug op de vele eigendommen van de Franse koning, die sinds eeuwen in Parijs en verspreid over het land lagen.

Het moet voor de keizer en voor Lodewijk i destijds onbegrijpelijk zijn geweest dat de Hollandse regering in het kleine Den Haag zetelde, in plaats van in de wereldstad Amsterdam. Lodewijk heeft zich dan ook onmiddellijk voorgenomen Amsterdam hoofdstad te maken en daarheen te verhuizen.

In eerste instantie hadden de Nederlandse bestuurders dat kunnen verhinderen. Bij het in 1806 in Parijs gesloten verdrag kreeg Lodewijk verblijven toegewezen die voor 1795 van de naar Engeland gevluchte Oranjes waren geweest. Het ging om Huis ten Bosch, een deel van het Binnenhof in Den Haag, en de buitenverblijven Het Loo en Soestdijk. Het "Oude Hof" aan het Noordeinde in de ogen van Lodewijk waarschijnlijk een onmogelijk achterafstraatje - was inmiddels als kantoorgebouw in gebruik genomen.

Lodewijk en zijn vrouw Hortense voelden zich niet thuis in Den Haag. Toch lieten zij het voormalige stadhouderlijke kwartier aan het Binnenhof naar hun smaak verbouwen en inrichten. Ook Het Loo werd onder handen genomen, om naar de eisen van de tijd witgepleisterd te worden en een modieuze landschapstuin te krijgen.

Het was niet gemakkelijk in Amsterdam een echt koninklijk onderkomen te vinden. Eerst werd gedacht aan het Prinsenhof aan de Oudezijds Voorburgwal, maar dat zou nog moeten worden ontruimd. En het mooiste, meest indrukwekkende gebouw diende als stadhuis ...

In het voorjaar van 1807 verlieten de koning en de koningin na het overlijden van hun oudste zoontje Den Haag onmiddellijk. Lodewijk vertrouwde de vochtige zeelucht in Den Haag toch al niet. Vanuit Frankrijk, waar hij kuuroorden bezocht, gaf de koning opdracht in Utrecht in stilte een flink aantal huizen aan te kopen. Daar moesten dan voorlopig het hof en de ministeries worden gevestigd, in afwachting van een verhuizing naar Amsterdam, dat hij inmiddels tot hoofdstad had uitgeroepen.

Zo ontstond in Utrecht rond de Wittevrouwenstraat en de Drift een nieuw paleis, met daar omheen regeringsgebouwen. Buiten de stad diende Amelisweerd als koninklijk landgoed. Langer dan een halfjaar heeft de droom voor de Domstad niet geduurd. Toen had Lodewijk al gezorgd dat het Amsterdamse stadsbestuur hem vriendelijk uitnodigde te komen verblijven in het stadhuis op de Dam.

Lodewijk trok al snel in dit voor bewoning eigenlijk weinig geschikte paleis. Het was opnieuw een dure grap voor de staat. Dit keer wist iedereen wat er ging gebeuren en de huizenprijzen gingen navenant omhoog. Weer verhuisden de ministeries met de koning mee. Het stadhuis werd verbouwd en van spectaculair modern meubilair voorzien. Met een pennenstreek beval de koning bovendien de het oude waaggebouw op de Dam af te breken, want dat belemmerde zijn uitzicht maar.

Intussen bleef Den Haag berooid achter. Met de koning waren ook de hofhouding, de ministeries en de gezinnen van de ambtenaren vertrokken. Datzelfde gold voor de buitenlandse ambassades en hun personeel. De plaatselijke economie kreeg daardoor een geduchte klap.

Bij dit alles moet worden bedacht dat Nederland er financieel slecht aan toe was. Dat weerhield de koning er echter niet van door te gaan met de verbouwing van al zijn paleizen, ook Soestdijk. Bovendien kocht hij het prachtige paviljoen Welgelegen aan de rand van Haarlem aan. Van daar uit vluchtte hij in juli 1810 naar Bohemen.

door dr. Joke Roelevink, Instituut voor Nederlandse Geschiedenis

 

Meer over