Begrotingsonderdelen

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Volgens de Comptabiliteitswet i hebben begrotingen betrekking op een begrotingsjaar en bestaan ze uit een aantal onderdelen, namelijk een begrotingsstaat waarin begrotingsartikelen zijn opgenomen en een toelichting bij de begrotingsstaat. De begrotingsstaat wordt bij wet vastgesteld.

1.

Begrotingsstaat

De begrotingsstaat moet afzonderlijk bij wet worden vastgesteld. Eventueel kunnen de begrotingsstaat van een departementale begroting en de begroting van een begrotingsfonds in één wet worden vastgesteld.

2.

Begrotingsartikelen

Begrotingsartikelen zijn de begrotingsposten waaruit de begrotingsstaat is opgebouwd. Volgens de Comptabiliteitswet zijn ze de kleinste eenheid waaruit de begrotingsstaat bestaat. Het gevolg hiervan is dat de Tweede Kamer i wel de totaalbedragen op een begrotingsartikel kan amenderen, maar binnen een begrotingsartikel niet kan amenderen.

De begrotingsartikelen geven voor het betreffende begrotingsjaar de maximaal beschikbare bedragen voor uitgaven en verplichtingen voor dat begrotingsjaar weer, alsmede de ontvangstenraming. Begrotingsartikelen hebben een artikelnummer en een artikelomschrijving (dat wil zeggen een naam).

3.

Beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen

Er bestaan twee soorten begrotingsartikelen:

  • beleidsartikelen (voor verplichtingen, uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op een bepaald onderdeel van het beleid);
  • niet-beleidsartikelen.

Op grond van de Comptabiliteitswet kan de begroting drie niet beleidsartikelen bevatten, namelijk met de omschrijving:

  • 'Algemeen' (voor de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten die niet aan een beleidsartikel worden toegedeeld);
  • 'Geheim' (voor de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten waarvan openbaarmaking via toedeling aan een beleidsartikel niet in het belang van de staat is);
  • 'Nominaal en onvoorzien', een administratief begrotingsartikel waarvan de bedragen voor verplichtingen en uitgaven zowel positief als negatief kunnen zijn.

Ten laste van het begrotingsartikel 'Nominaal en onvoorzien' kunnen niet rechtstreeks uitgaven worden gedaan en verplichtingen worden aangegaan. De hiervoor bestemde middelen moeten eerst naar een begrotingsartikel worden overgeheveld dat speciaal voor de betreffende uitgaven en verplichtingen bedoeld is.

Als de minister van Financiën i dit toestaat, kan een begroting eventueel andere niet-beleidsartikelen bevatten.

4.

Toelichting bij de begrotingsstaat

De toelichting moet per begrotingsartikel meerjarig inzicht verschaffen in de verplichtingen, de programma- en apparaatsuitgaven en de ontvangsten. 'Meerjarig' wil zeggen: vanaf twee jaar voorafgaand aan tot en met vier jaar volgend op het begrotingsjaar.

Voorbeeld: in de toelichting bij de begroting voor 2004 moeten voor ieder begrotingsartikel ook de cijfers over 2002 en 2003 en de ramingen voor 2005, 2006, 2007 en 2008 weergegeven worden.

De toelichting bij de begrotingsstaat moet voor ieder beleidsartikel in elk geval inzicht verschaffen in:

  • algemene en indien van toepassing nader geoperationaliseerde doelstellingen die worden nagestreefd;
  • instrumenten die voor het bereiken van die doelstellingen worden ingezet.

Met andere woorden, in de toelichting moet niet alleen staan wat het beleid kost, maar ook wat ermee bereikt moet worden en op welke manier dat gebeurt.

De toelichting bij beleidsartikelen moet ook informatie verschaffen over beleidsdoelstellingen, doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Voor de apparaatsuitgaven moeten waar mogelijk doelmatigheidsgegevens vermeld worden.

De beleidsartikelen moeten ook informatie bevatten over de mate waarin de meerjarig beschikbare bedragen voor het verrichten van uitgaven juridisch verplicht of anderszins gebonden zijn (budgetflexibiliteit). Op die manier kan de Tweede Kamer zien in hoeverre de geraamde uitgavenbedragen nog vrij besteedbaar zijn.

 

Meer over