Gouverneurs-Generaal van Nederlands-Indië (1811-1949)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

De Gouverneur-Generaal (ook wel landvoogd of 'onderkoning') was de hoogste Nederlandse gezagsdrager in Nederlands-Indië. Hij oefende het bestuur uit over deze kolonie (later overzees gebiedsdeel) als vertegenwoordiger van de Koning, die formeel het oppergzag had.

De Gouverneur-Generaal (G.G.) resideerde in een paleis Buitenzorg (thans Bogor).

De functie van Gouverneur-Generaal bestond al sinds 1610. Pas in het Regerings-Reglement van 1855 werd zijn taak wettelijk geregeld. Artikel 1 bepaalde dat de G.G. aanbevelingen van de koning (onder verantwoordelijkheid van de minister van Koloniën) moest opvolgen.

De Gouverneur-Generaal had in Nederlands-Indië uitvoerende en wetgevende macht. Hij werd bijgestaan door de Raad voor Nederlands-Indië, waarvan de vicepresident i de dagelijkse leiding had. Als ambtelijke ondersteuning bestond er een Algemene Secretarie. Vanaf 1916 was er tevens een Volksraad, een adviesorgaan waarin ook inlanders zaten.

In 1925 werd de positie van de G.G. nader geregeld bij de Wet op de Indische staatsinrichting. Daarmee werd uitwerking gegeven aan de herziene Grondwet van 1922. Die heziening maakte grotere autonomie van Nederlands-Indië mogelijk. Feitelijk veranderde de positie van de Gouverneur-Generaal nauwelijks, omdat de minister nog altijd aanwijzingen kon geven.

In enkele jaren traden luitenant-Gouverneurs-Generaal op. Dat gold bijvoorbeeld voor de laatste gezagdrager, Van Mook.

1.

Overzicht vanaf 1845