Periode 1815-1840: onder koning Willem I

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Koning Willem I i regeert als een verlicht absolutistisch vorst: hij bepaalt het beleid, neemt besluiten en is verantwoordelijk voor de financiën, en hij benoemt en ontslaat de ministers. Die ministers zijn alleen aan hem verantwoording schuldig en zijn in feite 'ambtenaren'. De koning heeft het beste voor met het land, zo bevordert hij handel en industrie en zorgt hij voor aanleg van kanalen.

In de periode tot 1830 behoren ook België en Luxemburg tot het koninkrijk. Maar de Belgen komen in 1830 in opstand en scheiden zich af. Willem I weigert zich daar lange tijd bij neer te leggen en houdt het dure leger onder de wapenen. Mede daardoor raken de staatsfinanciën in het slop. Pas in 1839 komt er een verdrag, waarbij de afscheiding wordt geregeld. Dit alles leidt in de Tweede Kamer i tot steeds meer kritiek op de koning.

In 1840 komt de koning met een Grondwetsherziening. Die herziening heeft weliswaar niet zo veel betekenis, maar laat toch de eerste tekenen van verandering zien: ministers worden ook zelf verantwoordelijk voor hun beleidsdaden. Als er daarnaast ook nog eens bezwaar wordt gemaakt tegen zijn voorgenomen huwelijk met een Belgische (katholieke) hofdame, treedt de koning af.

1.

Ministers (Secretarissen van Staat)

Hieronder een overzicht van de ministers van 1815-1840.

 
Secretaris van Staat
minister: Mr. A.R. Falck (orangist) (16 maart 1815 - 19 maart 1818)
minister: Jhr. G.A.G.Ph. van der Capellen (reg.gezind) (21 september 1815 - 11 oktober 1815)
minister: Mr. J.G. baron de Mey van Streefkerk (reg.gezind) (28 december 1823 - 12 november 1835)
minister: G. graaf Schimmelpenninck (reg.gezind) (4 november 1835 - 22 september 1836)
minister: Mr. H.J. baron van Doorn van Westcapelle (behoudend voor 1848) (1 december 1836 - 7 oktober 1840)

Buitenlandse Zaken
minister: A.W.C. baron van Nagell van Ampsen (orangist) (16 maart 1815 - 16 mei 1824)
minister a.i.: J.G. ridder Reinhold (technocraat) (1 januari 1824 - 16 mei 1824)
minister: W.F. graaf van Reede (reg.gezind) (16 mei 1824 - 24 juni 1825)
minister: P.Ch.Gh. ridder De Coninck (reg.gezind) (22 juni 1825 - 1 december 1825)
minister a.i.: Mr. J.G. baron Verstolk van Soelen (reg.gezind) (1 december 1825 - 10 maart 1826)
minister: Mr. J.G. baron Verstolk van Soelen (reg.gezind) (10 maart 1826 - 7 oktober 1840)

Justitie
minister: Mr. C.F. van Maanen (behoudend voor 1848) (16 september 1815 - 3 september 1830)
minister a.i.: Mr. F.W.F.Th. baron van Pallandt van Keppel (reg.gezind) (3 september 1830 - 3 juli 1831)
minister: Mr. C.F. van Maanen (behoudend voor 1848) (5 oktober 1830 - 7 oktober 1840)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr.Dr. W.F. Röell (orangist) (16 maart 1815 - 21 februari 1817)
minister: P.Ch.Gh. ridder De Coninck (reg.gezind) (21 februari 1817 - 1 januari 1820)
minister: P.Ch.Gh. ridder De Coninck (reg.gezind) (5 april 1825 - 22 juni 1825)
minister: Mr. P.L.J.S. Van Gobbelschroy (reg.gezind) (22 juni 1825 - 1 januari 1830)
minister: Jhr.Mr. E.Ch.G.Gh. De la Coste (reg.gezind) (1 januari 1830 - 22 oktober 1830)
minister a.i.: Mr. H.J. baron van Doorn van Westcapelle (behoudend voor 1848) (4 oktober 1830 - 29 december 1831)
minister: Mr. H.J. baron van Doorn van Westcapelle (behoudend voor 1848) (29 december 1831 - 1 december 1836)
minister: H.M. baron de Kock (reg.gezind) (1 december 1836 - 7 oktober 1840)

Binnenlandse Zaken, Waterstaat en Publieke Werken
minister: P.Ch.Gh. ridder De Coninck (reg.gezind) (1 januari 1820 - 30 maart 1824)

Binnenlandse Zaken, Waterstaat en Onderwijs
minister: P.Ch.Gh. ridder De Coninck (reg.gezind) (30 maart 1824 - 5 april 1825)

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Jhr.Mr. O. Repelaer van Driel (orangist) (16 september 1815 - 19 maart 1818)

Publiek Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën
minister: Mr. A.R. Falck (orangist) (19 maart 1818 - 30 maart 1824)

Financiën
minister: Mr. C.Ch. baron Six van Oterleek (reg.gezind) (6 april 1815 - 11 april 1821)
minister a.i.: F.A. Noël Simons (technocraat) (11 april 1821 - 1 mei 1821)
minister: Mr. C.Th. Elout (reg.gezind) (1 mei 1821 - 30 maart 1824)
minister: Mr. J.H. Appelius (reg.gezind) (30 maart 1824 - 13 april 1828)
minister a.i.: P.A. Ossewaarde (technocraat) (12 april 1828 - 10 juni 1828)
minister: Mr. A.W.N. van Tets van Goudriaan (reg.gezind) (10 juni 1828 - 6 januari 1837)
minister a.i.: Mr. A. van Gennep (behoudend voor 1848) (10 januari 1837 - 1 juni 1837)
minister: Jhr.Mr.Dr. G. Beelaerts van Blokland (behoudend voor 1848) (1 juni 1837 - 30 september 1837)
minister a.i.: Jhr.Mr.Dr. G. Beelaerts van Blokland (behoudend voor 1848) (30 september 1837 - 9 januari 1840)
minister a.i.: Mr. A. van Gennep (behoudend voor 1848) (9 januari 1840 - 1 augustus 1840)
minister: J.J. Rochussen (reg.gezind) (31 juli 1840 - 7 oktober 1840)

Oorlog
minister: J.W. Janssens (reg.gezind) (16 maart 1815 - 16 september 1815)
minister: F.A. graaf van der Goltz (reg.gezind) (21 september 1815 - 27 februari 1818)
minister: M. Piepers (reg.gezind) (1 maart 1818 - 30 september 1818)
minister: A.Ch.J.Gh. graaf d'Aubremé (reg.gezind) (1 maart 1819 - 2 juli 1826)
minister: Z.K.H. Willem Frederik Karel (-) (1 juli 1826 - 25 december 1829)
minister: D.J. de Eerens (reg.gezind) (1 januari 1830 - 1 oktober 1834)
minister a.i.: H.R. Trip (reg.gezind) (1 oktober 1834 - 30 mei 1837)
minister: H.R. Trip (reg.gezind) (30 mei 1837 - 1 januari 1840)
minister: A. Schuurman (reg.gezind) (1 januari 1840 - 7 oktober 1840)

Marine
minister: Mr. J.C. van der Hoop (orangist) (14 maart 1815 - 13 mei 1825)
minister a.i.: Mr. A.A. Stratenus (reg.gezind) (13 maart 1825 - 5 april 1825)
minister a.i.: Jhr. J.J. Quarles van Ufford (technocraat) (10 oktober 1829 - 1 januari 1830)
minister: C.J. Wolterbeek (reg.gezind) (1 januari 1830 - 11 augustus 1840)
minister a.i.: Mr. A. Brocx (technocraat) (1 januari 1834 - 30 mei 1834)

Waterstaat, Nationale Nijverheid en Koloniën
minister: Mr. P.L.J.S. Van Gobbelschroy (reg.gezind) (1 januari 1830 - 4 oktober 1830)

Waterstaat
minister a.i.: Jhr.Mr. O. Repelaer van Driel (orangist) (1 juli 1819 - 1 januari 1820)

Nationale Nijverheid en Koloniën
minister: Mr. C.Th. Elout (reg.gezind) (30 maart 1824 - 5 april 1825)

Koloniën
minister: J. graaf van den Bosch (reg.gezind) (30 mei 1834 - 13 december 1839)
minister: J.Ch. Baud (reg.gezind) (1 januari 1840 - 10 augustus 1840)

Koloniën en Koophandel
minister a.i.: J. Goldberg (reg.gezind) (16 maart 1815 - 19 maart 1818)

Marine en Koloniën
minister: Mr. C.Th. Elout (reg.gezind) (5 april 1825 - 1 oktober 1829)
minister: J.Ch. Baud (reg.gezind) (10 augustus 1840 - 7 oktober 1840)

Waterstaat en Publieke Werken
minister: Ch.J. hertog d'Ursel (reg.gezind) (16 september 1815 - 1 juli 1819)

Zaken der Rooms-Katholieke Eredienst
minister: Mr. M.J.F.Gh. baron Goubau d'Hovorst (reg.gezind) (16 september 1815 - 1 augustus 1826)
minister: F.J.M.Th. baron De Pélichy de Lichtervelde (reg.gezind) (1 januari 1830 - 7 oktober 1840)

Zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve die der Rooms-Katholieke
minister: Mr. F.W.F.Th. baron van Pallandt van Keppel (reg.gezind) (19 maart 1818 - 7 oktober 1840)

2.

Grondwet 1815: invoering tweekamerstelsel

Na de vereniging met België stelt koning Willem I een nieuwe Grondwetscommissie in onder leiding van Van Hogendorp i. Van die commissie maken ook Belgen deel uit.

De belangrijkste wijziging die wordt doorgevoerd is de splitsing van de Staten-Generaal in twee Kamers. De indirect gekozen Tweede Kamer stemt over wetsvoorstellen en mag die ook zelf indienen. De Eerste Kamer, waarvan de leden door de koning worden benoemd, mag alleen 'ja' of 'nee' tegen wetsvoorstellen zeggen. Daarmee kan de koning hem onwelgevallige initiatiefvoorstellen alsnog laten tegenhouden.

Na de vereniging met België stelt koning Willem I een nieuwe Grondwetscommissie in onder leiding van Van Hogendorp i. Van die commissie maken ook Belgen deel uit.

De belangrijkste wijziging die wordt doorgevoerd is de splitsing van de Staten-Generaal in twee Kamers. De indirect gekozen Tweede Kamer stemt over wetsvoorstellen en mag die ook zelf indienen. De Eerste Kamer, waarvan de leden door de koning worden benoemd, mag alleen 'ja' of 'nee' tegen wetsvoorstellen zeggen. Daarmee kan de koning hem onwelgevallige initiatiefvoorstellen alsnog laten tegenhouden.

De Grondwetsherziening komt er alleen door, omdat bij de volksstemming in België de thuisblijvers bij de voorstanders zijn opgeteld. Ook Belgen die alleen vanwege de bepalingen over de godsdienst tegen waren, worden bij de voorstanders gerekend. 'Hollandse rekenkunde' wordt dit genoemd.

3.

Regering

De koning blijft alle macht houden, en zijn ministers zijn alleen dienaren. Veel zaken regelt de koning buiten het parlement om bij besluit. In 1818 wordt bepaald dat niet-naleving van alle besluiten (ook toekomstige besluiten) strafbaar is. Belangrijk is de Staatssecretarie, die zorgt voor het uitvaardigen van al die besluiten.

De ministers komen zelden gezamenlijk bijeen, en als ze dat doen, is dat onder voorzitterschap van de koning of van de kroonprins.

De koning blijft alle macht houden, en zijn ministers zijn alleen dienaren. Veel zaken regelt de koning buiten het parlement om bij besluit. In 1818 wordt bepaald dat niet-naleving van alle besluiten (ook toekomstige besluiten) strafbaar is. Belangrijk is de Staatssecretarie, die zorgt voor het uitvaardigen van al die besluiten.

De ministers komen zelden gezamenlijk bijeen, en als ze dat doen, is dat onder voorzitterschap van de koning of van de kroonprins.

De Tweede Kamer wordt via een ingewikkeld stelsel van getrapte verkiezingen gekozen. Toch zullen er langzamerhand wat tegenstanders van de koning verschijnen, zeker in het Zuiden. De Eerste Kamer bestaat grotendeels uit vertrouwelingen van de koning. De Belgen noemen haar spottend 'Ménagerie du roi' (dierentuin van de koning).

4.

Staatsfinanciën

Het parlement stelt de begroting voor tien jaar vast en heeft daarop dus weinig invloed.

Het parlement stelt de begroting voor tien jaar vast en heeft daarop dus weinig invloed. Bovendien stelt de koning in 1822 een Amortisatiesyndicaat (een fonds om de staatsschuld te saneren) in. Via de gelden uit dat fonds kan de koning buiten het parlement om allerlei uitgaven doen.

5.

Afscheiding België

In de Zuidelijke Nederlanden was al direct verzet tegen de vereniging met het protestantse Noorden. Door de katholieke kerk wordt het ambtenaren verboden de eed van trouw aan de Grondwet af te leggen. Verder telt de Tweede Kamer evenveel noordelijke als zuidelijke leden, terwijl België meer inwoners heeft. Ook de noordelijke staatsschuld is ongunstig voor de Belgen.

Nadat in juli 1830 in Parijs een revolutie is uitgebroken, slaat de vlam over naar België. Op 4 oktober wordt de zelfstandige staat België uitgeroepen. Die staat wordt in november door de Europese landen erkend. Willem I weigert echter de scheiding zonder meer te erkennen.

Pas in 1839 legt Willem I zich daarbij neer, door aanvaarding van een Scheidingsverdrag. Limburg wordt verdeeld in een Belgisch en Nederlands deel en België wordt neutraal verklaard.

In de Zuidelijke Nederlanden was al direct verzet tegen de vereniging met het protestantse Noorden. Door de katholieke kerk wordt het ambtenaren verboden de eed van trouw aan de Grondwet af te leggen. Verder telt de Tweede Kamer evenveel noordelijke als zuidelijke leden, terwijl België meer inwoners heeft. Ook de noordelijke staatsschuld is ongunstig voor de Belgen.

Het verzet neemt toe als Willem I in 1823 een Taalbesluit afkondigt. In de Vlaamse provincies mag dan alleen nog Nederlands worden gesproken. Maatregelen om de persvrijheid te beperken, brengen ook de liberalen in de oppositie. De Nederlandse belastingen zijn nadelig voor de zuidelijke industrie en vanuit België wordt gevraagd om juryrechtspraak.

Nadat in juli 1830 in Parijs een revolutie is uitgebroken, slaat de vlam over naar België. Na afloop van een opera (La Muette de Portici) ontstaan relletjes. In augustus eisen Belgische notabelen democratische hervormingen. Inmiddels worden troepen naar België gezonden om de opstand te beteugelen.

Op 4 oktober wordt door een voorlopig bewind de zelfstandige staat België uitgeroepen. Die staat wordt in november door de Europese landen erkend. Willem I weigert echter de scheiding zonder meer te erkennen. In augustus 1831 vindt de Tiendaagse Veldtocht plaats, waarbij het Nederlandse leger aanvankelijk successen behaalt. Na Franse interventie moet het leger zich echter terugtrekken en is de scheiding definitief.

Pas in 1838 legt Willem I zich daarbij neer, door aanvaarding van het in Londen in juni 1831 gesloten Scheidingsverdrag. Het geratificeerde verdrag wordt op 19 april 1839 in Londen ondertekend.

Limburg wordt verdeeld in een Belgisch en Nederlands deel en België wordt neutraal verklaard. Luxemburg wordt eveneens gedeeld. Het Waalse deel gaat over naar België; het overige deel wordt een zelfstandig groothertogdom. De Nederlandse koning blijft groothertog van Luxemburg.

6.

Grondwetsherziening 1840

Tien jaar na de afscheiding van België wordt dit formeel in de Grondwet vastgelegd. In de Grondwet wordt verder opgenomen dat ministers voortaan vervolgd kunnen worden voor ambtsdaden die strijdig zijn met de Grondwet of andere wetten (de zgn. strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid ).

Over hun beleid hoeven ze nog geen verantwoording aan de Tweede Kamer af te leggen. Toch is dit een eerste stap naar een bestuur, waarin ministers ook aan het parlement verantwoording moeten afleggen.

Tien jaar na de afscheiding van België wordt dit formeel in de Grondwet vastgelegd. In de Grondwet wordt verder opgenomen dat ministers voortaan vervolgd kunnen worden voor ambtsdaden die strijdig zijn met de Grondwet of andere wetten (de zgn. strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid ). Hiertoe wordt ook het ministeriële contraseign ingevoerd: ministers moeten besluiten van de koning voortaan mede-ondertekenen.

Over hun beleid hoeven ze nog geen verantwoording aan de Tweede Kamer af te leggen. Toch is dit een eerste stap naar een bestuur, waarin ministers ook aan het parlement verantwoording moeten afleggen. In 1839 heeft de koning trouwens al twee ministers zien vertrekken, nadat zij in de Tweede Kamer een nederlaag hadden geleden.

Bij de behandeling van de Grondwetsherziening in de Tweede Kamer treden voor het eerst Thorbecke en Groen van Prinsterer op. Thorbecke stemt met tien anderen tegen alle voorstellen, omdat hij vindt dat die niet ver genoeg gaan.


Meer over