Tweede lezing Europees Parlement

De tweede lezing in het Europees Parlement i vindt plaats nadat de Raad na een eerste lezing een gemeenschappelijk standpunt i heeft vastgesteld over een voorstel. Het Europees Parlement kan hierbij het besluit goedkeuren, verwerpen of amendementen indienen, waarna de Raad zich daarover in een tweede lezing zal buigen.

De betreffende parlementaire commissie i van het Europees Parlement behandelt het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en stelt haar aanbeveling op. De plenaire vergadering beraadslaagt aan de hand van die aanbeveling en gaat over tot stemming over het gemeenschappelijk standpunt. Die stemming kan tot verschillende situaties leiden.

1.

Goedkeuring

In dit geval wordt het besluit geacht overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt te zijn aangenomen. In tegenstelling tot de voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam i gevolgde procedure behoeft de Raad het besluit niet meer vast te stellen. Bijgevolg wordt het wetgevingsbesluit rechtstreeks ter ondertekening voorgelegd aan de voorzitters en de secretarissen-generaal van het Europees Parlement en de Raad en bekendgemaakt in het Publicatieblad i.

2.

Onthouding

Indien het Europees Parlement zich niet binnen de termijn van 3 + 1 maanden over het gemeenschappelijk standpunt uitspreekt, is dezelfde procedure als bij goedkeuring van toepassing.

3.

Verwerping

De verwerping van het gemeenschappelijk standpunt, waarvoor een volstrekte meerderheid van de leden i van het Europees Parlement vereist is, beëindigt de procedure. De behandeling van het dossier kan alleen worden hervat op basis van een nieuw voorstel van de Commissie.

Bij het Verdrag van Amsterdam is de fase van het voornemen tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt, gevolgd door de kleine bemiddeling, afgeschaft. Die mogelijkheid, die bij het Verdrag van Maastricht i was geschapen, was in het verleden slechts tweemaal toegepast.

4.

Amendementen

Amendementen op het gemeenschappelijk standpunt moeten worden aangenomen met volstrekte meerderheid van stemmen i van de leden van het Europees Parlement. Het resultaat van de stemming wordt toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, die advies over de amendementen moet uitbrengen.

5.

Termijn

De termijn van drie maanden voor de tweede lezing door het Europees Parlement gaat in op de datum van ontvangst van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. De termijn kan met één maand worden verlengd op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad.

Het Verdrag van Maastricht voorzag in de mogelijkheid om de termijn van drie maanden in onderlinge overeenstemming tussen het Europees Parlement en de Raad te verlengen. Het Verdrag van Amsterdam heeft de voor die verlenging te ondernemen stappen vereenvoudigd doordat de termijn kan worden verlengd op initiatief van of het Europees Parlement of van de Raad.

De ingangsdatum is in principe de maandag van de week waarin het Europees Parlement in plenaire vergadering bijeenkomt. Het Europees Parlement verschilt hierover van mening met de Raad; het is van mening dat deze termijn pas ingaat wanneer de voorzitter ter plenaire vergadering bekendmaakt dat het gemeenschappelijk standpunt is meegedeeld (artikel 64 van het reglement van het Europees Parlement).

Die termijn kan met één maand worden verlengd. De stemming in de plenaire vergadering moet plaatsvinden binnen deze termijn, uiterlijk aan het einde van de vierde maand. Het is de stemming in de plenaire vergadering, niet de toezending aan de Raad van het resultaat van de stemming, die bepalend is voor de eerbiediging van de termijn.

6.

Rol Voorzitterschap

Tijdens deze fase van de procedure moet de Raad de werkzaamheden van het Parlement op de voet volgen. Voor sommige dossiers kan het voorzitterschap i het nuttig achten contact op te nemen met vertegenwoordigers van het Europees Parlement, om

  • aanvaarding van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad te vergemakkelijken
  • verwerping te voorkomen
  • het Europees Parlement ertoe te bewegen zich te beperken tot amendementen op het gemeenschappelijk standpunt die aanvaardbaar zijn voor de Raad. In dat geval worden er driepartijenbijeenkomsten en informele onderhandelingsvergaderingen georganiseerd, zoals in het kader van de eerste lezing.