Artikel 7: Schorsing rechten lidstaat

6
Artikel 7
8
  • 1. 
    Op een met redenen omkleed voorstel van een derde van de lidstaten, het Europees Parlement of de Commissie kan de Raad, na instemming van het Europees Parlement, met een meerderheid van vier vijfden van zijn leden constateren dat er duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending van in artikel 6, lid 1 i, genoemde beginselen door een lidstaat, en die lidstaat passende aanbevelingen doen. Alvorens die constatering te doen, hoort de Raad de betrokken lidstaat en kan hij volgens dezelfde procedure onafhankelijke personen vragen binnen een redelijke termijn een verslag over de situatie in die lidstaat voor te leggen.

    De Raad gaat regelmatig na of de redenen die tot zijn constatering hebben geleid nog bestaan.

  • 2. 
    De Raad, in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, kan met eenparigheid van stemmen, op voorstel van een derde van de lidstaten of van de Commissie, en na instemming van het Europees Parlement, een ernstige en voortdurende schending van in artikel 6, lid 1 i, genoemde beginselen door een lidstaat constateren, na de regering van de lidstaat in kwestie om opmerkingen te hebben verzocht.
  • 3. 
    Wanneer de in lid 2 bedoelde constatering is gedaan, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van dit Verdrag op de lidstaat in kwestie voortvloeien, met inbegrip van de stemrechten van de vertegenwoordiger van de regering van die lidstaat in de Raad. De Raad houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen.

    De verplichtingen van de lidstaat in kwestie uit hoofde van dit Verdrag blijven in ieder geval verbindend voor die lidstaat.

  • 4. 
    De Raad kan naderhand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten om krachtens lid 3 genomen maatregelen te wijzigen of in te trekken in verband met wijzigingen in de toestand die tot het opleggen van de maatregelen heeft geleid.
  • 5. 
    Voor de toepassing van dit artikel besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van de vertegenwoordiger van de regering van de lidstaat in kwestie. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het aannemen van de in lid 2 bedoelde besluiten. Een gekwalificeerde meerderheid wordt omschreven als hetzelfde aandeel van de gewogen stemmen van de betrokken leden van de Raad als vastgelegd in artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap i.

    Dit lid is eveneens van toepassing wanneer stemrechten worden geschorst op grond van lid 3.

  • 6. 
    Voor de toepassing van de leden 1 en 2 besluit het Europees Parlement met een meerderheid van twee derden der uitgebrachte stemmen en tevens bij meerderheid van zijn leden.

1.

Toelichting

Artikel gewijzigd bij het Verdrag van Nice.

Toelichting PDC

Zie ook de parallelle bepaling in het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap:

2.

Mededeling Europese Commissie

Op 15 oktober 2003 bracht de Europese Commissie een mededeling uit, waarin het kaders aangeeft waarbinnen de Commissie de bepalingen uit artikel 7 VEU zal toetsen. Het betreft de:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest. COM(2003)606.

Het document is op te vragen via http://europa.eu.int/prelex/

(kies in het Nederlandstalige venster voor 'zoekopdracht', 'Eenvoudige' en vul het bovenstaande documentnummer in.

3.

Stemming in Europees Parlement

Schorsing rechten van lidstaten bij schending grondrechten

 

Rapporteur

Johannes Voggenhuber (Groenen/EVA, Oostenrijk)

Titel

Verslag over de mededeling over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie: Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest

Documentnummer

A5-0227/2004

Procedure

Initiatief

Debat

19 april 2004

Stemming

20 april 2004

Uitslag

Verslag aangenomen (383 voor-30 tegen-52 onthoudingen)

Het EP juicht het initiatief van de Commissie toe (document COM(2003) 606 definitief). Desalniettemin is het Parlement van mening dat in een hoger beschermingsniveau moet worden voorzien dan door de Commissie wordt voorgesteld. Het EP vindt in ieder geval dat het verzuim van een lidstaat om op te treden tegen schendingen van de mensenrechten als duidelijk gevaar voor de waarden van de Unie en de fundamentele vrijheden van haar burgers moet worden aangemerkt.

Het Parlement stelt vast dat het Verdrag van Nice noch het Ontwerpverdrag tot vaststelling van een Grondwet nader ingaan op de aard en het belang van de schorsingsmaatregelen waartoe de Raad van Ministers eventueel kan besluiten. Het EP wijst op de belangrijke rol van het Parlement in de procedure van artikel 7 EU.

Uiteraard moet worden voorkomen dat artikel 7 EU om louter politieke redenen in werking wordt gesteld. Het Parlement wijst daarom op vier beginselen die bij de toepassing van artikel 7 in acht moeten worden genomen:

  • het vertrouwensbeginsel: een optreden van de Unie krachtens artikel 7 van het EU-Verdrag moet beperkt blijven tot een duidelijk gevaar en een voortdurende schending, en geeft geen recht op, noch aanleiding tot een beleid van permanent toezicht door de Unie op de lidstaten;
  • het pluraliteitsbeginsel: de Unie eerbiedigt de pluraliteit van wereldbeschouwingen, politieke doelstellingen en waardeopvattingen bij de inachtneming van de grondrechten en de gemeenschappelijke waarden. Parlement, Raad en Commissie zien erop toe dat de procedures waarin artikel 7 van het EU-Verdrag voorziet, niet als instrument voor politieke controverses misbruikt worden;
  • het gelijkheidsbeginsel: alle lidstaten moeten volstrekt gelijk behandeld worden;
  • het openbaarheidsbeginsel: de te volgen procedure moet transparant, begrijpelijk en open zijn.

Het EP meent dat het wenselijk is na de installering van het nieuwe Europees Parlement en de nieuwe Commissie een interinstitutionele dialoog op gang te brengen over de gemeenschappelijke criteria voor de toepassing van de procedure uit hoofde van artikel 7.

Het EU-Verdrag voorziet in een procedure om op te treden tegen een lidstaat wanneer deze de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, op ernstige en voortdurende wijze schendt. Volgens artikel 7 EU is het de Raad die, na instemming van het Parlement, vaststelt dat er sprake is van een ernstige en voortdurende schending. Wanneer een dergelijke constatering is gedaan, kan de Raad als sanctie ten aanzien van de schendende lidstaat besluiten tot opschorting van bepaalde rechten die voor de lidstaat uit het Verdrag voortvloeien. Daarbij is nadrukkelijk gewezen op het opschorten van de stemrechten van de betrokken lidstaat in de Raad.

De vraag doet zich stellen, wanneer er sprake is van een ernstige en voortdurende schending van voornoemde beginselen van de Unie. Artikel 7 behoeft nadere uitleg. Daartoe heeft de Europese Commissie een mededeling gepubliceerd. Het Parlement reageert in een initiatiefverslag op deze mededeling en geeft zijn opinie.

Bron: Nieuwsbericht Europees Parlement, 20 april 2004