Brief regering; Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Main contents
Deze bijlage(n) is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 36410 - Miljoenennota 2024.
Officiële titel | Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën; Brief regering; Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën |
---|---|
Document date | 19-09-2023 |
Publication date | 19-09-2023 |
Nummer | KST364102 |
Reference | 36410, nr. 2 |
External link | original article |
Original document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023
2024
Nota over de toestand van 's rijks financiën
Nr. 2
NOTA OVER DE TOESTAND VAN 'S RIJKS FINANCIËN
Ontvangen 19 september 2023
INHOUDSOPGAVE
1.1 Budgettaire kerngegevens 4
1.2 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en
2 Uitgaven en niet-belastingontvangsten 7
4 De belasting - en premieontvangsten 29
10 Toelichting op de fiscale regelingen 93
11 Accres Gemeentefonds en Provinciefonds 150
12 Overzicht risicoregelingen van het Rijk 159
13 Coalitieakkoordmiddelen op de aanvullende post 166
14 Verbetering informatievoorziening in en rond begrotingen 170
15 Europese begrotingsregels 172
16 Horizontale toelichting 176
Algemene Zaken en de Koning 177
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (inclusief Staten-Generaal, Hoge Colleges van Staat, Koninkrijksrelaties en het BESfonds) 185
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 192
Defensie (incl. Defensiematerieelbegrotingsfonds) 199
Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds) 204
Economische Zaken en Klimaat (inclusief Nationaal Groeifonds) 211 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(inclusief Diergezondheidsfonds 215
Gemeentefonds en Provinciefonds 229
Algemene Zaken en De Koning 235
Buitenlandse Zaken (inclusief BHOS) 237
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (inclusief Staten-Generaal, Hoge Colleges van Staat, Koninkrijksrelaties en het BESfonds) 248
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 260
Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds) 274
Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds) 279
Economische Zaken en Klimaat (inclusief Nationaal Groeifonds) 285 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(inclusief Diergezondheidsfonds) 293
Gemeentefonds en Provinciefonds (inclusief accres) 315
20 Integraal overzicht klimaat 356
21 Uitgavenoverzicht stikstof 363
22 Update Voorjaarsnota inzake herstel Toeslagen en Groningen:
22.1 Bijlage Herstel Toeslagen 367
22.2 Bijlage Groningen Schade en Versterken 368
23 Uitgavenoverzicht Oekraïne 372
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2028. Deze cijfers zijn gebaseerd op de begrotingen en op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2024 402,9 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. De geraamde rijksuitgaven bedragen 433,6 miljard euro in 2024.
Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens
(in miljarden euro, tenzij anders aangegeven) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
Inkomsten (belastingen en sociale premies) |
350,5 |
386,5 |
402,9 |
430,8 |
442,9 |
461,5 |
478,7 |
Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond |
345,9 |
375,7 |
413,1 |
440,6 |
463,9 |
484,3 |
508,7 |
Rijksbegroting |
162,3 |
170,9 |
176,2 |
189,2 |
195,2 |
202,8 |
213,9 |
Sociale zekerheid |
88,5 |
98,9 |
108,9 |
115,2 |
123,0 |
130,2 |
136,5 |
Zorg |
81,2 |
87,8 |
97,8 |
102,5 |
108,7 |
114,9 |
120,6 |
Investeringen |
13,8 |
18,1 |
30,3 |
33,7 |
36,9 |
36,4 |
37,7 |
Steunmaatregelen corona relevant voor het EMU-saldo (uitgaven) |
11,2 |
3,0 |
0,5 |
0,1 |
0,0 |
|
0,0 |
Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo |
|
23,1 |
19,9 |
21,4 |
19,8 |
7,7 |
8,2 |
Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo |
351,5 |
401,8 |
433,6 |
462,1 |
483,7 |
491,9 |
516,9 |
EMU-saldo centrale overheid |
|
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo decentrale overheden |
1,1 |
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo collectieve sector |
0,1 |
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) |
0,0% |
|
|
|
|
|
|
EMU-schuld collectieve sector |
480,1 |
489,9 |
509,5 |
542,9 |
585,8 |
618,9 |
661,8 |
EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp) |
51,0% |
47,6% |
47,3% |
48,6% |
50,4% |
51,3% |
52,9% |
Bruto binnenlands product (bbp) |
941 |
1.028 |
1.078 |
1.116 |
1.162 |
1.207 |
1.250 |
Het feitelijk EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 15,3 miljard euro in 2023 en 30,6 miljard euro in 2024. De decentrale overheden -onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen naar verwachting uit op een tekort van 1,0 miljard euro in 2023 en 1,1 miljard euro in 2024. Het EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 16,4 miljard euro in 2023 en 31,7 miljard euro in 2024. Dit komt overeen met respectievelijk - 1,6% en - 2,9% van het bbp. De schuld bereikt aan het eind van 2024 een niveau van 47,3% van het bbp.
1.2 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota
De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar 2023. De presentatie in de visuele samenvatting verschilt echter op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 1.3.
De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip. Dat wil zeggen, de bruto-uitgaven (tabel 2.2 in bijlage 2) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 2.3 in bijlage 2). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, zoals boete-opbrengsten, leges en teruggevorderde toeslagen.
Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën. Een meer complex voorbeeld is de verwerking van de middelen bestemd voor internationale samenwerking (ook wel Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) genoemd). In de visuele samenvatting worden de HGIS-middelen gegroepeerd onder de uitgavenpost 'Buitenlandse Zaken/Internationale Samenwerking', omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken deze middelen coördineert. In de begrotingssystematiek staan deze middelen echter verspreid op verschillende begrotingshoofdstukken, waaronder die van Justitie en Veiligheid en Defensie. Het overzicht van de toewijzing van deze middelen is terug te vinden in tabel 2.10 in bijlage 2.
Tabel 1.2 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota
(in miljarden euro) 2024 Bron
Inkomsten 402,9 Tabel 4.4.1
Uitgaven
110,9 |
|
108,9 |
Tabel 2.2.4 |
2,0 |
Tabel 2.2.3 |
0,0 |
Tabel 2.2.6 |
0,0 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
111,3 |
|
97,8 |
Tabel 2.2.5 |
6,5 |
Tabel 2.2.3 |
7,0 |
Hoofdstuk 16 artikel 8 |
0,1 |
Tabel 2.2.6 |
0,0 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
50,0 |
|
49,8 |
Tabel 2.2.3 |
0,3 |
Tabel 2.2.6 |
0,1 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
47,5 |
|
40,0 |
Tabel 2.2.3 |
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt
Plafond S totaal begrotings- en premiegefinancierd Plafond R Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid Plafond I Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid af: HGIS Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid
Zorg
Plafond Z totaal begrotings- en premiegefinancierd Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport Zorgtoeslag en TSZ
Plafond I Volksgezondheid, Welzijn en Sport af: HGIS Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Plafond R Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Plafond I Onderwijs, Cultuur en Wetenschap af: HGIS Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds
Plafond R Gemeentefonds en accres Gemeentefonds
(in miljarden euro) |
2024 |
Bron |
Plafond R Provinciefonds en accres Provinciefonds |
3,5 |
Tabel 2.2.3 |
Btw-compensatiefonds |
4,0 |
Hoofdstuk 9 artikel 6 |
Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking |
14,4 |
|
Plafond R Buitenlandse Zaken |
3,7 |
Tabel 2.2.3 |
EU-afdrachten Invoerrechten |
5,0 |
Hoofdstuk 5 artikel 3.1.10 |
af: HGIS Buitenlandse Zaken |
2,5 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
bij: totale plafondrelevante uitgaven Internationale Samenwerking (HGIS) |
8,2 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
Justitie en Veiligheid |
21,3 |
|
Plafond R Justitie en Veiligheid |
19,4 |
Tabel 2.2.3 |
Oekraïne uitgaven |
3,2 |
Tabel 23 bijlagen MN |
af: HGIS Justitie en Veiligheid |
1,3 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
Defensie |
19,8 |
|
Plafond R Defensie |
9,4 |
Tabel 2.2.3 |
Plafond I Defensie |
10,6 |
Tabel 2.2.6 |
af: HGIS Defensie |
0,2 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
Infrastructuur en Waterstaat |
14,5 |
|
Plafond R Infrastructuur en Waterstaat |
2,8 |
Tabel 2.2.3 |
Plafond I Infrastructuur en Waterstaat |
11,7 |
Tabel 2.2.6 |
af: HGIS Infrastructuur en Waterstaat |
0,0 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
Rentelasten |
7,8 |
|
Rentelasten staatsschuld |
6,4 |
Hoofdstuk 9A artikel 11 |
Rentelasten schatkistbankieren |
1,3 |
Hoofdstuk 9A artikel 12 |
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
10,8 |
|
Plafond R Binnenlandse Zaken |
9,5 |
Tabel 2.2.3 |
Plafond R Koninkrjksrelaties |
0,2 |
Tabel 2.2.3 |
Plafond R BES-fonds |
0,1 |
Tabel 2.2.3 |
Plafond I Koninkrijksrelaties |
1,1 |
Tabel 2.2.6 |
af: HGIS Binnenlandse Zaken |
0,0 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
Economische Zaken en Klimaat |
7,9 |
|
Plafond R Economische Zaken en Klimaat |
4,0 |
Tabel 2.2.3 |
Plafond I Economische Zaken en Klimaat |
3,9 |
Tabel 2.2.6 |
af: HGIS EZK |
0,0 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
Financiën |
3,1 |
|
Plafond R Financiën |
7,4 |
Tabel 2.2.3 |
af: Btw-compensatiefonds |
4,0 |
Hoofdstuk 9B artikel 6 |
af: HGIS Financiën |
0,3 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
2,7 |
|
Plafond R Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
2,3 |
Tabel 2.2.3 |
Plafond I Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
0,5 |
Tabel 2.2.6 |
af: HGIS LNV |
0,0 |
Tabel 2.10 bijlagen MN |
Overig |
11,6 |
|
|
402,9 |
Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting |
|
433,6 |
Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting |
|
|
Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens |
2 UITGAVEN EN NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
Deze bijlage biedt verschillende overzichten van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de Rijksoverheid. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden uitgaven geboekt in de periode waarin de daadwerkelijke betalingen vanaf de bankrekeningen van het Rijk plaatsvinden. In het tweede geval worden de uitgaven geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd. Het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt echter niet berekend op basis van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.
Tabel 2.1 bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid. De netto-uitgaven zijn de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een jaarlijks uitgavenplafond. Het uitgavenplafond is gesplitst in vier deelplafonds: het plafond Rijksbegroting, het plafond Sociale Zekerheid, het plafond Zorg en het plafond Investeringen. De meeste netto-uitgaven vallen onder een van deze vier plafonds. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder een plafond vallen. Deze worden de niet-plafondrelevante uitgaven en ontvangsten genoemd.
Voorts zijn de uitgaven in tabel 2.1 uitgesplitst in begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden betaald uit de belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven per plafond opgeteld.
Tabel 2.1 Netto-uitgaven naar type en plafond
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
bron |
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven
Plafond Rijksbegroting 175.791
Plafond Sociale Zekerheid 21.889
Plafond Zorg 2.033
Plafond Investeringen 13.821
Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond 33.424
Totaal begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 246.958
Premiegefinancierde netto-uitgaven
Plafond Sociale Zekerheid 64.060
Plafond Zorg 79.481
Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven 143.540
Totaal netto-uitgaven 376.678
Plafond Rijksbegroting 175.791
Plafond Sociale Zekerheid 85.949
Plafond Zorg 81.513
Plafond Investeringen 13.821
Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenplafond 357.075
Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond 33.424
Totaal netto-uitgaven 390.499
174.448 |
176.696 |
189.367 |
195.255 |
202.721 |
213.910 |
Tabel |
2.5 |
26.918 |
31.252 |
32.646 |
34.808 |
36.856 |
38.589 |
Tabel |
2.6 |
2.114 |
2.482 |
2.406 |
2.543 |
2.561 |
2.545 |
Tabel |
2.7 |
18.090 |
30.287 |
33.654 |
36.872 |
36.384 |
37.707 |
Tabel |
2.8 |
47.032 |
55.368 |
60.475 |
63.336 |
55.061 |
60.014 |
Tabel |
2.9 |
268.603 |
296.086 |
318.548 |
332.814 |
333.583 |
352.765 |
Tabel |
2.4 |
71.326 |
77.657 |
82.578 |
88.205 |
93.386 |
97.952 |
Tabel |
2.6 |
85.747 |
95.270 |
100.122 |
106.178 |
112.340 |
118.008 |
Tabel |
2.7 |
157.073 |
172.927 |
182.700 |
194.383 |
205.726 |
215.960 |
||
407.586 |
438.726 |
467.594 |
490.325 |
502.926 |
531.018 |
||
174.448 |
176.696 |
189.367 |
195.255 |
202.721 |
213.910 |
Tabel |
2.5 |
98.244 |
108.909 |
115.224 |
123.013 |
130.242 |
136.541 |
Tabel |
2.6 |
87.861 |
97.752 |
102.528 |
108.721 |
114.902 |
120.553 |
Tabel |
2.7 |
18.090 |
30.287 |
33.654 |
36.872 |
36.384 |
37.707 |
Tabel |
2.8 |
378.644 |
413.644 |
440.772 |
463.861 |
484.248 |
508.710 |
||
47.032 |
55.368 |
60.475 |
63.336 |
55.061 |
60.014 |
Tabel |
2.9 |
425.676 |
469.013 |
501.248 |
527.197 |
539.309 |
568.725 |
Tabel 2.2 geeft alle uitgaven weer zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleidsartikelen en niet-beleidsar-tikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. De uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld zijn niet in deze tabel opgenomen. Deze zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.
Tabel 2.2 Uitgaven begrotingen
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
1 |
De Koning |
50 |
56 |
56 |
56 |
56 |
56 |
56 |
2A |
Staten-Generaal |
215 |
240 |
239 |
233 |
237 |
230 |
228 |
2B |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs |
175 |
183 |
183 |
178 |
168 |
177 |
168 |
3 |
Algemene Zaken |
84 |
94 |
97 |
94 |
97 |
97 |
97 |
4 |
Koninkrijksrelaties |
375 |
167 |
223 |
173 |
173 |
193 |
156 |
5 |
Buitenlandse Zaken |
12.900 |
12.795 |
12.790 |
13.941 |
14.318 |
14.705 |
18.608 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
18.229 |
22.975 |
24.116 |
21.252 |
21.361 |
18.871 |
18.762 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
7.275 |
10.435 |
11.200 |
10.279 |
9.439 |
9.393 |
9.562 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
53.199 |
57.050 |
55.467 |
57.542 |
55.937 |
55.712 |
55.547 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
7.060 |
10.811 |
12.719 |
13.661 |
15.324 |
17.358 |
18.922 |
9B |
Financiën |
11.679 |
14.846 |
11.827 |
10.652 |
10.064 |
9.845 |
9.393 |
10 |
Defensie |
12.846 |
15.352 |
21.298 |
20.684 |
20.280 |
19.748 |
19.576 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
12.078 |
12.407 |
14.652 |
23.544 |
14.262 |
13.504 |
12.890 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
25.908 |
16.722 |
12.245 |
10.482 |
12.433 |
12.127 |
13.212 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid |
2.115 |
3.040 |
2.863 |
3.058 |
2.208 |
1.846 |
1.711 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
46.013 |
48.723 |
58.022 |
58.391 |
60.060 |
61.411 |
61.711 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
31.401 |
48.216 |
35.268 |
34.859 |
37.026 |
38.605 |
39.700 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
3.658 |
3.690 |
3.641 |
3.820 |
4.097 |
5.312 |
5.893 |
19 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
- |
50 |
Gemeentefonds |
39.981 |
41.897 |
42.874 |
42.259 |
38.414 |
38.281 |
38.097 |
51 |
Provinciefonds |
2.844 |
3.108 |
3.341 |
3.216 |
2.930 |
2.891 |
2.891 |
55 |
Infrastructuurfonds |
7.786 |
8.715 |
10.246 |
19.325 |
9.989 |
9.732 |
9.185 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
83 |
44 |
31 |
31 |
31 |
31 |
31 |
64 |
BES-fonds |
67 |
73 |
71 |
59 |
58 |
57 |
57 |
65 |
Deltafonds |
1.382 |
1.952 |
1.819 |
1.908 |
2.030 |
1.808 |
1.822 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
4.954 |
6.282 |
10.724 |
10.946 |
10.852 |
10.261 |
10.155 |
70 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
10 |
1.572 |
1.471 |
1.792 |
2.080 |
3.253 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
|
9.746 |
24.751 |
47.435 |
47.534 |
56.133 |
90 |
Consolidatie1 |
|
|
|
|
|
|
|
HGIS |
Internationale Samenwerking2 |
(7.857) |
(9.500) |
(9.554) |
(9.090) |
(9.184) |
(9.492) |
9.824 |
Totaal |
288.929 |
320.437 |
333.631 |
353.995 |
367.090 |
368.703 |
384.119 |
1 In deze en volgende tabel betreft dit een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto boeken van bijdragen tussen departementen onderling. Het bruto boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.
2 In deze en volgende tabellen zijn de uitgaven aan Internationale samenwerking (HGIS) toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven aan HGIS zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.
Tabel 2.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Het betreft hier alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst uit boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. De ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld zijn niet meegeteld in deze tabel. Deze ontvangsten zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.
Tabel 2.3 Niet-belastingontvangsten begrotingen |
||||||||
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
1 |
De Koning |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2A |
Staten-Generaal |
12 |
9 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
2B |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs |
6 |
7 |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
3 |
Algemene Zaken |
9 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
8 |
4 |
Koninkrijksrelaties |
104 |
54 |
50 |
187 |
204 |
128 |
219 |
5 |
Buitenlandse Zaken |
1.339 |
1.376 |
4.076 |
2.646 |
3.104 |
1.533 |
1.593 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
1.363 |
1.669 |
1.484 |
1.521 |
1.693 |
1.760 |
1.788 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
772 |
935 |
631 |
523 |
511 |
507 |
500 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
1.791 |
1.869 |
2.038 |
2.221 |
2.293 |
2.369 |
2.446 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
12.786 |
27.193 |
15.409 |
16.348 |
14.956 |
14.154 |
12.260 |
9B |
Financiën |
3.738 |
3.625 |
4.548 |
2.936 |
2.901 |
3.023 |
2.827 |
10 |
Defensie |
181 |
194 |
229 |
189 |
225 |
342 |
143 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
64 |
65 |
87 |
41 |
35 |
29 |
29 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
11.181 |
9.969 |
5.620 |
5.351 |
4.924 |
7.856 |
6.230 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
182 |
147 |
78 |
74 |
89 |
90 |
101 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
6.244 |
3.375 |
2.342 |
2.354 |
2.380 |
2.336 |
2.235 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
1.258 |
260 |
183 |
170 |
178 |
179 |
169 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
101 |
69 |
58 |
53 |
48 |
45 |
43 |
50 |
Gemeentefonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
51 |
Provinciefonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
55 |
Infrastructuurfonds |
7.837 |
8.424 |
10.246 |
19.325 |
9.989 |
9.732 |
9.185 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
73 |
41 |
32 |
31 |
31 |
31 |
31 |
64 |
BES-fonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
65 |
Deltafonds |
1.328 |
1.720 |
1.819 |
1.908 |
2.030 |
1.808 |
1.822 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
5.029 |
5.636 |
10.724 |
10.946 |
10.852 |
10.261 |
10.155 |
70 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
10 |
1.572 |
1.471 |
1.792 |
2.080 |
3.253 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
90 |
Consolidatie |
|
|
|
|
|
|
|
HGIS |
Internationale Samenwerking |
(212) |
(212) |
(340) |
(260) |
(237) |
(350) |
(149) |
Totaal |
41.970 |
51.833 |
37.545 |
35.447 |
34.276 |
35.119 |
31.354 |
Tabel 2.4 geeft de netto-uitgaven per begrotingshoofdstuk weer. Dit zijn de uitgaven uit tabel 2.2 minus de niet-belastingontvangsten uit tabel 2.3.
Tabel 2.4 Netto-uitgaven begrotingen
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
1 |
De Koning |
48 |
54 |
54 |
54 |
54 |
54 |
54 |
2A |
Staten-Generaal |
203 |
231 |
235 |
230 |
233 |
226 |
224 |
2B |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs |
169 |
176 |
176 |
172 |
162 |
171 |
162 |
3 |
Algemene Zaken |
74 |
86 |
89 |
86 |
89 |
89 |
89 |
4 |
Koninkrijksrelaties |
271 |
113 |
173 |
|
|
65 |
|
5 |
Buitenlandse Zaken |
11.562 |
11.419 |
8.715 |
11.295 |
11.214 |
13.172 |
17.015 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
16.866 |
21.306 |
22.632 |
19.730 |
19.668 |
17.111 |
16.974 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
6.503 |
9.500 |
10.569 |
9.756 |
8.928 |
8.886 |
9.062 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
51.408 |
55.181 |
53.429 |
55.321 |
53.645 |
53.343 |
53.101 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
|
|
|
|
367 |
3.204 |
6.661 |
9B |
Financiën |
7.941 |
11.221 |
7.279 |
7.716 |
7.164 |
6.822 |
6.566 |
10 |
Defensie |
12.665 |
15.158 |
21.070 |
20.494 |
20.055 |
19.406 |
19.432 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
12.014 |
12.342 |
14.566 |
23.503 |
14.227 |
13.475 |
12.861 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
14.727 |
6.753 |
6.625 |
5.131 |
7.508 |
4.270 |
6.982 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
1.933 |
2.893 |
2.785 |
2.984 |
2.119 |
1.756 |
1.610 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
39.769 |
45.349 |
55.681 |
56.037 |
57.681 |
59.075 |
59.477 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
30.143 |
47.956 |
35.085 |
34.690 |
36.848 |
38.427 |
39.531 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
3.557 |
3.621 |
3.583 |
3.767 |
4.049 |
5.267 |
5.850 |
19 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
50 |
Gemeentefonds |
39.981 |
41.897 |
42.874 |
42.259 |
38.414 |
38.281 |
38.097 |
51 |
Provinciefonds |
2.844 |
3.108 |
3.341 |
3.216 |
2.930 |
2.891 |
2.891 |
55 |
Infrastructuurfonds |
|
291 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
10 |
3 |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
64 |
BES-fonds |
67 |
73 |
71 |
59 |
58 |
57 |
57 |
65 |
Deltafonds |
55 |
232 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
|
646 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
|
9.746 |
24.751 |
47.435 |
47.534 |
56.133 |
HGIS |
Internationale Samenwerking |
(7.645) |
(9.288) |
(9.214) |
(8.830) |
(8.947) |
(9.142) |
(9.675) |
Totaal |
246.958 |
268.603 |
296.086 |
318.548 |
332.814 |
333.583 |
352.765 |
De tabellen 2.5 tot en met 2.8 tonen de netto-uitgaven per deelplafond, uitgesplitst naar begrotingshoofdstuk en type (begrotingsgefinancierd of premiegefinancierd).
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
1 |
De Koning |
48 |
54 |
54 |
54 |
54 |
54 |
54 |
2A |
Staten-Generaal |
203 |
231 |
235 |
230 |
233 |
226 |
224 |
2B |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs |
169 |
176 |
176 |
172 |
162 |
171 |
162 |
3 |
Algemene Zaken |
74 |
86 |
89 |
86 |
89 |
89 |
89 |
4 |
Koninkrijksrelaties |
94 |
76 |
169 |
117 |
116 |
136 |
99 |
5 |
Buitenlandse Zaken |
6.845 |
6.634 |
3.731 |
6.046 |
5.728 |
7.456 |
11.056 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
16.025 |
18.116 |
19.384 |
19.730 |
19.668 |
17.112 |
16.974 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
6.319 |
8.853 |
9.528 |
8.733 |
8.491 |
8.575 |
8.734 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
49.702 |
52.308 |
49.842 |
52.295 |
51.033 |
51.076 |
51.219 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
4.314 |
6.416 |
7.788 |
8.607 |
10.072 |
11.796 |
12.989 |
9B |
Financiën |
8.745 |
11.002 |
7.425 |
7.831 |
7.612 |
7.548 |
7.377 |
10 |
Defensie |
7.629 |
8.667 |
9.422 |
9.530 |
9.432 |
9.491 |
9.437 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
3.439 |
2.834 |
2.817 |
2.696 |
2.470 |
2.338 |
2.271 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
18.742 |
6.705 |
3.992 |
3.047 |
6.159 |
6.629 |
7.478 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
1.716 |
2.315 |
2.267 |
2.171 |
1.737 |
1.566 |
1.449 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
978 |
1.327 |
1.971 |
1.548 |
1.586 |
1.308 |
1.052 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
7.742 |
6.981 |
6.547 |
6.130 |
5.643 |
5.115 |
4.797 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
3.580 |
3.641 |
3.599 |
3.782 |
4.061 |
5.276 |
5.858 |
50 |
Gemeentefonds |
36.518 |
38.315 |
39.354 |
38.804 |
35.029 |
34.961 |
34.841 |
51 |
Provinciefonds |
2.844 |
3.108 |
3.341 |
3.216 |
2.930 |
2.891 |
2.891 |
55 |
Infrastructuurfonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
60 |
Accres Gemeentefonds |
0 |
0 |
671 |
3.427 |
5.228 |
7.253 |
9.100 |
61 |
Accres Provinciefonds |
0 |
0 |
129 |
348 |
544 |
719 |
883 |
64 |
BES-fonds |
67 |
73 |
71 |
59 |
58 |
57 |
57 |
65 |
Deltafonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
80 |
Prjsbjstelling |
0 |
0 |
1.019 |
1.730 |
2.207 |
2.816 |
3.502 |
81 |
Arbeidsvoorwaarden |
0 |
0 |
4.177 |
7.989 |
11.897 |
15.269 |
18.596 |
86 |
Algemeen |
0 |
|
|
990 |
3.016 |
2.794 |
2.723 |
HGIS |
Internationale Samenwerking |
(7.502) |
(8.284) |
(8.175) |
(8.754) |
(9.041) |
(9.350) |
(9.683) |
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven |
175.791 |
174.448 |
176.696 |
189.367 |
195.255 |
202.721 |
213.910 |
|
Totaal netto-uitgaven onder plafond Rijksbegroting |
175.791 |
174.448 |
176.696 |
189.367 |
195.255 |
202.721 |
213.910 |
|
Tabel 2.6 Netto-uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid |
||||||||
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
19.924 |
24.981 |
27.226 |
27.427 |
28.152 |
28.907 |
29.419 |
50 |
Gemeentefonds |
1.965 |
1.941 |
1.878 |
1.813 |
1.741 |
1.677 |
1.613 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
|
2.149 |
3.406 |
4.915 |
6.272 |
7.556 |
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven |
21.889 |
26.918 |
31.252 |
32.646 |
34.808 |
36.856 |
38.589 |
|
40 |
Sociale verzekeringen |
64.060 |
71.326 |
77.657 |
82.578 |
88.205 |
93.386 |
97.952 |
Premiegefinancierde netto-uitgaven |
64.060 |
71.326 |
77.657 |
82.578 |
88.205 |
93.386 |
97.952 |
|
Totaal netto-uitgaven onder plafond Sociale zekerheid |
85.949 |
98.244 |
108.909 |
115.224 |
123.013 |
130.242 |
136.541 |
Tabel 2.7 Netto-uitgaven onder plafond Zorg |
||||||||
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2027 |
|
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
535 |
468 |
464 |
463 |
484 |
516 |
497 |
50 |
Gemeentefonds |
1.498 |
1.641 |
1.642 |
1.643 |
1.643 |
1.643 |
1.643 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
5 |
376 |
300 |
415 |
402 |
405 |
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven |
2.033 |
2.114 |
2.482 |
2.406 |
2.543 |
2.561 |
2.545 |
|
41 |
Zorg |
79.481 |
85.747 |
95.270 |
100.122 |
106.178 |
112.340 |
118.008 |
Premiegefinancierde netto-uitgaven |
79.481 |
85.747 |
95.270 |
100.122 |
106.178 |
112.340 |
118.008 |
|
Totaal netto-uitgaven onder plafond Zorg |
81.513 |
87.861 |
97.752 |
102.528 |
108.721 |
114.902 |
120.553 |
Tabel 2.8 Netto-uitgaven onder plafond Investeringen |
||||||||
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2027 |
|
6 |
Justitie en Veiligheid |
0 |
|
|
|
|
|
|
7 |
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
155 |
605 |
1.074 |
1.056 |
470 |
343 |
318 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
9 |
172 |
259 |
163 |
78 |
46 |
21 |
9B |
Financiën |
0 |
0 |
1 |
1 |
1 |
0 |
0 |
10 |
Defensie |
4.870 |
5.464 |
10.592 |
10.873 |
10.703 |
10.114 |
9.995 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
8.536 |
9.468 |
11.709 |
11.962 |
11.757 |
11.137 |
10.569 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
103 |
1.765 |
3.908 |
3.787 |
3.346 |
3.156 |
4.030 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
217 |
578 |
518 |
813 |
382 |
190 |
160 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
3 |
6 |
5 |
2 |
0 |
0 |
0 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
0 |
15 |
73 |
9 |
16 |
18 |
10 |
19 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
55 |
Mobiliteitsfonds |
|
291 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
65 |
Deltafonds |
55 |
232 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
|
648 |
0 |
0 |
2 |
0 |
0 |
70 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
80 |
Prjsbjstelling |
0 |
0 |
713 |
1.205 |
1.733 |
2.207 |
2.723 |
81 |
Arbeidsvoorwaarden |
0 |
0 |
247 |
553 |
1.234 |
1.717 |
2.150 |
86 |
Algemeen |
0 |
|
1.189 |
3.230 |
7.152 |
7.455 |
7.730 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
|
0 |
||
Totaal netto-uitgaven onder plafond Investeringen |
13.821 |
18.090 |
30.287 |
33.654 |
36.872 |
36.384 |
37.707 |
Tabel 2.9 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer die niet meetellen voor het uitgavenplafond. Het gaat hier bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenplafond zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.
Tabel 2.9 Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond |
||||||||
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
4 |
Koninkrijksrelaties |
177 |
36 |
5 |
|
|
|
|
5 |
Buitenlandse Zaken |
4.716 |
4.785 |
4.984 |
5.249 |
5.486 |
5.716 |
5.959 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
841 |
3.190 |
3.248 |
0 |
0 |
0 |
0 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
29 |
43 |
|
|
|
|
10 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
1.697 |
2.701 |
3.328 |
2.863 |
2.534 |
2.220 |
1.861 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
|
|
|
|
|
|
|
9B |
Financiën |
|
219 |
|
|
|
|
|
10 |
Defensie |
167 |
1.027 |
1.055 |
92 |
|
|
0 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
40 |
40 |
40 |
8.845 |
0 |
0 |
20 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
|
|
|
|
|
|
|
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
18.864 |
19.035 |
26.478 |
27.059 |
27.942 |
28.860 |
29.005 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
21.866 |
40.491 |
28.001 |
28.087 |
30.704 |
32.778 |
34.227 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
|
|
|
|
|
|
|
19 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
55 |
Infrastructuurfonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
10 |
3 |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
0 |
|
0 |
0 |
|
0 |
0 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
0 |
179 |
1.573 |
9.095 |
630 |
766 |
HGIS |
Internationale Samenwerking |
(142) |
(1.004) |
(1.039) |
(76) |
(94) |
(208) |
(8) |
Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond |
33.424 |
47.032 |
55.368 |
60.475 |
63.336 |
55.061 |
60.014 |
Tabel 2.10 geeft een overzicht van de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) per begrotingshoofdstuk. Dit zijn alle uitgaven die betrekking hebben op internationale samenwerking. De HGIS-uitgaven staan op verschillende begrotingen maar worden gecoördineerd door de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze stelt ook de HGIS-nota op. De HGIS-nota wordt gelijktijdig met de Miljoenennota gepubliceerd en geeft gedetailleerd inzicht in de HGIS-uitgaven.
(in miljoenen euro) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
5 |
Buitenlandse Zaken |
2.424 |
2.602 |
2.451 |
2.387 |
2.447 |
2.443 |
2.480 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
884 |
1.186 |
1.339 |
1.734 |
1.740 |
645 |
645 |
7 |
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
0,649 |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
107 |
115 |
112 |
108 |
108 |
108 |
108 |
9B |
Financiën |
265 |
370 |
341 |
368 |
374 |
566 |
285 |
10 |
Defensie |
151 |
221 |
217 |
205 |
205 |
206 |
207 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
26 |
43 |
36 |
36 |
27 |
27 |
22 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
27 |
54 |
31 |
31 |
31 |
30 |
30 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
32 |
42 |
41 |
41 |
41 |
41 |
41 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
6 |
9 |
8 |
7 |
6 |
6 |
6 |
17 |
Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking |
3.580 |
3.641 |
3.599 |
3.782 |
4.061 |
5.276 |
5.858 |
86 |
Algemeen |
0 |
0 |
0 |
53 |
0 |
0 |
0 |
Totaal plafondrelevante netto-uitgaven HGIS |
7.502 |
8.284 |
8.175 |
8.754 |
9.041 |
9.350 |
9.683 |
|
9B |
Financiën |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
10 |
Defensie |
165 |
1.025 |
1.055 |
92 |
|
|
0 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
|
|
|
|
|
|
|
Totaal niet-plafondrelevante netto-uitgaven HGIS |
142 |
1.004 |
1.039 |
76 |
|
|
|
In het Regeerakkoord en de Startnota zijn de financiële afspraken en het begrotingsbeleid van het kabinet vastgelegd in het inkomstenkader. Het inkomstenkader speelt een belangrijke rol voor de budgettaire beheersing van de inkomsten en de automatische stabilisatie binnen het trendmatig begrotingsbeleid. Naast het inkomstenkader geeft het kabinet ook een beleidsmatige lastenontwikkeling weer (blo).1 Deze blo laat de lastendruk voor burgers en bedrijven zien gedurende de kabinetsperiode.
Gedurende de kabinetsperiode kunnen er om verschillende redenen wijzigingen optreden in het inkomstenkader:
-
1.Nieuw beleid dat van na het Regeerakkoord dateert (tariefs- dan wel grondslagwijzigingen). Bij additionele lastenverlichting is compenserende lastenverzwaring nodig, en vice versa.
-
2.Zorgpremies (de nominale premie en de iab-premie) zijn inkomstenka-derrelevant. Fluctuaties in zorgpremies hebben in de huidige systematiek geen gevolgen voor het EMU-saldo, omdat zowel de zorguitgaven als zorgpremies zijn ingekaderd en de uitgaven voor de Zvw lastendekkend zijn gefinancierd. Deze kabinetsperiode is er een nieuwe systematiek in de Startnota vastgelegd waarbij er wordt gekeken naar een eventuele mee- of tegenvaller van de Zvw-uitgaven in het voorjaar. Een Zvw-meevaller leidt tot ruimte onder het uitgavenplafond. Het kabinet kan dan besluiten om dit in te zetten aan de uitgavenkant of niet. Indien er voor wordt gekozen een eventuele meevaller in te zetten aan de uitgavenkant, dient er een lastenverzwaring in het inkomstenkader tegenover te staan.
-
3.Maatregelen uit het Regeerakkoord en nieuwe maatregelen die onderdeel uitmaken van het inkomstenkader worden, voordat ze worden omgezet in wetgeving, eenmaal opnieuw geraamd ('herijkt'). Het CPB certificeert deze herijkte raming. Zo wordt geborgd dat in de wet een zo goed mogelijke raming van de maatregel staat. Eventuele verschillen tussen de oorspronkelijke raming en de herijkte raming moet volgens de begrotingsregels binnen het inkomstenkader worden gecompenseerd.
Het inkomstenkader beheerst alleen de beleidsmatige keuzes van lasten. Wijzigingen in de lasten door beleid moeten gecompenseerd worden met tegengestelde lastenmaatregelen om te borgen dat het inkomstenkader per saldo weer sluit, zowel binnen de kabinetsperiode als structureel.
Verschillen in de (geraamde) belasting- en premiekomsten die niet het gevolg zijn van hierboven genoemde oorzaken, maar veroorzaakt worden doordat de conjunctuur zich anders ontwikkelt dan verwacht ten tijde van de Startnota, lopen in het saldo. Een toename van de werkgelegenheid bijvoorbeeld leidt tot hogere inkomsten uit de inkomstenbelasting en hoeft niet gecompenseerd te worden binnen het inkomstenkader.
In onderstaande tabel de stand van het inkomstenkader op basis van de besluitvorming in 2023. Aangezien in het voorjaar geen definitieve besluitvorming over de lasten heeft plaatsgevonden, en het inkomstenkader toen niet is gesloten, zijn in deze tabel zowel de maatregelen uit het voorjaar als de nieuwe maatregelen uit augustus opgenomen.
De maatregelen en herijkingen resulteren van 2022 tot en met 2025 in een beperkt cumulatief tekort in het inkomstenkader van - 102 miljoen euro en een structureel overschot van 453 miljoen euro. Onder de tabel zijn toelichtingen te vinden per maatregel. De toelichtingen op maatregelen uit het voorjaar zijn te vinden in de Voorjaarsnota 2023.
Tabel 3.1 Inkomstenkader |
||||||
# |
In standen, in mln. «-» is saldoverslechterend |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Struc. |
K |
Koopkracht |
|||||
K0 |
Kadercorrectie koopkrachtmaatregelen uitgaven |
0 |
|
|
|
|
K1 |
Jonggehandicaptenkorting: schrappen verlaging |
0 |
0 |
|
|
|
K5 |
Arbeidskorting: verhogen korting tweede knikpunt met 115 euro |
0 |
0 |
|
|
|
K9 |
Toptarief IB: verder beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%) |
0 |
0 |
1570 |
1570 |
1570 |
K10 |
Tarief tweede schijf voor gepensioneerden: verder beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%) |
0 |
0 |
236 |
239 |
337 |
K11 |
Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2022 |
0 |
0 |
60 |
60 |
60 |
K12 |
Gedeeltelijk gelijkstellen accijns op rooktabak met de accijns op sigaretten |
0 |
0 |
28 |
46 |
46 |
K |
Overschot klimaatpakket voorjaar |
|||||
K13 |
Meeropbrengst EB (exclusief herijking) |
0 |
0 |
0 |
68 |
347 |
K14 |
Afschaffen vrijstelling duaal verbruik kolen (inclusief non-energetisch) |
0 |
0 |
0 |
0 |
5 |
K15 |
Resterende envelop grondslagerosie |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
1 |
Pijler 2 |
|||||
1a |
Lagere opbrengst Pijler 2 (vpb) |
0 |
0 |
|
|
|
1b |
Verhogen Aof hoog tarief met 0,09% |
0 |
0 |
198 |
198 |
198 |
1c |
Verlagen mkb-winstvrijstelling van 14% naar 12,7% |
0 |
0 |
180 |
180 |
180 |
1d |
Verhogen tabaksaccijns sigaretten en shag met respectievelijk 60 en 117 cent per pakje |
0 |
0 |
55 |
90 |
90 |
1e |
Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2023 |
0 |
0 |
93 |
93 |
93 |
2 |
Taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen |
|||||
2a |
Resterende taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen |
0 |
0 |
|
|
|
2b |
Afschaffen verlaagd btw-tarief op agrarische input-goederen en diensten |
0 |
0 |
0 |
43 |
43 |
2c |
Mrb: Kampeerauto naar halftarief |
0 |
0 |
0 |
0 |
80 |
2d |
Mrb: Afschaffen kwarttarief paardenvervoer |
0 |
0 |
0 |
0 |
2 |
2e |
Mrb: Versoberen vrijstelling oldtimers vanaf 2028 naar vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988 |
0 |
0 |
0 |
0 |
126 |
2f |
Bpm: Afschaffen teruggave geldtransport |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2g |
Mrb: Afschaffen nihiltarief OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2h |
Mrb: Afschaffen verlaagde brandstoftoeslag personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG |
0 |
0 |
0 |
0 |
57 |
2i |
Verhoging tarief eerste schijf box 1 |
0 |
0 |
146 |
182 |
71 |
3 |
Uitstel box 3 stelsel |
|||||
3a |
Uitstel nieuwe box 3 stelsel van 2026 naar 2027 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
3b |
Box 3: Heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief enkel in 2024+1%-punt |
0 |
0 |
235 |
89 |
0 |
Overig inkomstenkader |
||||||
5a |
EIA tekorten in 2022, 2023 en 2024 |
|
|
|
0 |
0 |
5b |
EIA aanpassingen t.b.v. langjarig budgettair evenwicht |
0 |
0 |
0 |
99 |
0 |
6a |
Kadercorrectie inzet envelop loondoorbetaling bij ziekte (LDBZ) aan lastenkant |
0 |
0 |
0 |
221 |
150 |
6b |
Uitzondering WW-premie voltij dcontracten |
0 |
0 |
0 |
|
|
6c |
Intensivering afdrachtvermindering S&O (WBSO) |
0 |
0 |
|
|
|
6d |
Verhoging budget EIA |
0 |
0 |
0 |
|
|
6e |
Verhoging budget MIA |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
7a |
Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. Zvw-uitgaven |
0 |
0 |
|
|
|
7b |
Doorwerking ontwikkeling zorgpremies op zorgtoeslag |
0 |
0 |
46 |
44 |
39 |
7c |
Dekking via tarief eerste schijf (TES) |
0 |
0 |
114 |
110 |
82 |
7d |
Dekking via premie arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) |
0 |
0 |
80 |
77 |
58 |
7e |
Kadercorrectie ivm lastenverlichting vanuit restant Zvw-uitgaven meevaller |
0 |
0 |
0 |
0 |
25 |
# In standen, in mln. «-» is saldoverslechterend |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Struc. |
8a Ruimere vormgeving aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury |
0 |
0 |
|
|
|
8b Verhogen percentage minimumkapitaalregel |
0 |
0 |
13 |
13 |
13 |
9a Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) naar aanleiding van arrest Hoge Raad |
|
|
0 |
0 |
0 |
9b Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschrijvingseis |
0 |
0 |
0 |
|
0 |
10 Wetsvoorstel Belastingplan Caribisch Nederland 2024 |
0 |
0 |
3 |
3 |
3 |
11 Wetsvoorstel Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
12 Aanpassen schenken vanuit vennootschap |
0 |
0 |
0 |
|
|
13 Onbelaste reiskostenvergoeding verhogen met 1 cent |
0 |
0 |
|
|
|
14 Verhogen accjns op stookolie |
0 |
0 |
26 |
26 |
26 |
15 Beperken van het afschrijven van gebouwen in de IB |
0 |
0 |
106 |
106 |
106 |
16a Korten verhoging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten |
0 |
0 |
2 |
0 |
0 |
16b Kadercorrectie inzet verlaging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten (uitgaven) |
0 |
0 |
|
0 |
0 |
17a Maatregelen alleenverdienersproblematiek |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
17b Kadercorrectie tbv uitvoeringskosten structurele oplossing |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
18 Aanvullende verhoging budget EIA |
0 |
0 |
|
|
|
19 CO2-heffing glastuinbouw |
0 |
0 |
0 |
3 |
13 |
20a Vaststelling lagere Whk premie 2024 |
0 |
0 |
|
|
|
20b Verhoging Aof-premie ter compensatie voor lagere Whk premie |
0 |
0 |
567 |
567 |
567 |
21a Verbetermaatregel toeslagpartnerschap samengestelde gezinnen a (Zorgtoeslag deel) |
0 |
0 |
0 |
|
|
21b Dekking door verlaging zorgtoeslag met €0,66 per jaar |
0 |
0 |
0 |
3 |
3 |
22 Budgettair effect TES parameter aanpassing |
0 |
0 |
|
25 |
84 |
H Herijkingen |
|||||
H1 Verhoging vaste voet bpm met 200 euro |
0 |
0 |
0 |
16 |
31 |
H2 Afschaffen betalingskorting IH |
0 |
0 |
31 |
31 |
31 |
H3 Vbi - aansluiten bij icbe-definitie |
0 |
0 |
0 |
47 |
47 |
H4 Vastgoedmaatregel fbi vennootschapsbelasting |
0 |
0 |
0 |
|
|
H5 Inframarginale heffing |
0 |
33 |
0 |
0 |
0 |
H6 Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing |
0 |
0 |
3 |
3 |
3 |
H7 Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht |
0 |
0 |
0 |
0 |
2 |
H8 Verlagen vrijstellingspercentage BOR naar 70% boven 1,5 mln euro |
0 |
0 |
24 |
2 |
0 |
H9 Overige maatregelen BOR/DSR |
0 |
0 |
0 |
|
5 |
H10 Standaard aanmerken van aan derden verhuurde onroerende zaken (vastgoed) als beleggingsvermogen in de BOR en DSR |
0 |
0 |
|
|
4 |
H11 Herjking meeropbrengst EB |
0 |
0 |
0 |
20 |
|
H12 Correcties Voorjaarsnota 2023 |
0 |
17 |
|
0 |
0 |
V Voorjaarsnota 2023 maatregelen |
V1 Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht |
0 |
0 |
0 |
0 |
62 |
V2 Standaard aanmerken van verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR |
0 |
0 |
16 |
16 |
16 |
V3 Dividendstripping (geen lastenrelevante opbrengst) |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
V4 Verlagen drempel earningstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed |
0 |
0 |
0 |
50 |
50 |
V5 Verlagen vrijstellingspercentage BOR naar 70% boven 1,5 mln V5 euro ondernemingsvermogen |
0 |
0 |
0 |
12 |
49 |
V6 Overige maatregelen BOR/DSR |
0 |
0 |
0 |
9 |
25 |
V7 Afboeken placeholder taakstelling (TES) |
0 |
0 |
|
|
|
V8 Verfijning: voorkomen dubbele belasting |
0 |
58 |
60 |
62 |
0 |
V9 Verfijning: aandelen in VvE scharen onder spaargeld |
0 |
|
|
|
0 |
V10 Verfijning: derdenrekening notaris scharen onder spaargeld |
0 |
|
|
|
0 |
V11 Verfijning: Defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden |
0 |
|
|
|
0 |
V12 Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing |
0 |
0 |
|
|
|
V13 Actualisering wetgeving duurzame warmtebronnen |
0 |
0 |
|
|
|
V14 Verhogen belastingvrje som Caribisch Nederland |
0 |
|
|
|
|
V15 Verruiming herinvesteringsreserve inzake stoppersregelingen |
0 |
0 |
|
|
0 |
V16 Afschaffen betalingskorting inkomstenbelasting |
0 |
0 |
59 |
59 |
59 |
# In standen, in mln. «-» is saldoverslechterend |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Struc. |
V17 Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. Zvw-uitgaven |
0 |
0 |
|
|
|
V18 Doorwerking ontwikkeling zorgpremie op zorgtoeslag |
0 |
0 |
16 |
41 |
40 |
V19 Dekking via tarief eerste schijf (TES) |
0 |
0 |
41 |
102 |
101 |
V20 Dekking via premie arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) |
0 |
0 |
29 |
71 |
70 |
V21 Aanvullende margeregeling omzetbelasting virtuele diensten |
0 |
0 |
0 |
18 |
18 |
V22 Pensioen - Uitstel bedrag ineens met half jaar |
0 |
|
0 |
0 |
0 |
V23 Aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury |
0 |
0 |
|
|
|
V24 Verhogen percentage minimumkapitaalregel |
0 |
0 |
60 |
60 |
60 |
V25 ETS inclusie lucht- en zeevaart n.a.v. Fit for 55 Herijkingen |
0 |
0 |
144 |
|
96 |
V26 Aanpassen forfaits bpm |
0 |
2 |
|
|
|
V27 Indexatie WBSO |
0 |
0 |
14 |
19 |
26 |
V28 Tijdelijke verruiming vrije ruimte werkkostenregeling |
0 |
65 |
0 |
0 |
0 |
V29 Tijdelijk willekeurig afschrijven bedrijfsmiddelen |
0 |
0 |
1 |
2 |
0 |
V30 Correctie reeks OVB verhoging 8% naar 10,4% |
0 |
63 |
63 |
63 |
63 |
V31 Uitbreiding kring belastingplichtigen frisdrankbelasting |
0 |
0 |
3 |
3 |
3 |
V32 Aanpassen voorschotsystematiek energiebelasting |
0 |
0 |
|
|
|
V33 Afschaffen schenkingsvrjstelling eigen woning |
0 |
|
|
|
4 |
Totaal inkomstenkader |
|
|
50 |
|
453 |
K0 Kadercorrectie koopkrachtmaatregelen uitgaven
Een aantal in augustus genomen koopkrachtmaatregelen vallen budgettair aan de uitgavenkant van de Rijksbegroting. Voorbeelden zijn aanpassing van dubbele AHK in de bijstand, aanpassing van het Kindgebonden budget en verhoging van de huurtoeslag. Deze extra uitgaven zijn gedekt met lastenverhogingen. Bij een dergelijke schuif tussen lasten en uitgaven worden de budgettaire kaders aangepast door middel van een kadercor-rectie.
K1 Jonggehandicaptenkorting: schrappen verlaging
In de startnota is de maatregel aangekondigd tot het halveren van de jonggehandicaptenkorting, de heffingskorting voor Wajong-ontvangers en personen die recht hebben bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. Deze maatregel van het verlagen van de jonggehandicaptenkorting wordt teruggedraaid. Dit betekent dat de jonggehandicaptenkorting in 2024 en 2025 niet beleidsmatig wordt verlaagd.
K5 Arbeidskorting: verhogen korting tweede knikpunt met € 115
De arbeidskorting wordt beleidsmatig verhoogd met € 115 bij het tweede knikpunt. Dit is een belastingverlaging van werknemers met een inkomen rond het wettel ijk minimumloon.
K9 Toptarief IB: beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55%
i.p.v. 9,9%)
Ter dekking van de maatregelen wordt de het aangrijpingspunt van het toptarief in de inkomstenbelasting niet volledig geïndexeerd. Deze wordt geïndexeerd met 3,55% in plaats van 9,9%.
K10 Tweede schijf voor gepensioneerden: beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%)
Ter dekking van de maatregelen wordt de het aangrijpingspunt van de tweede schijf voor gepensioneerden in de inkomstenbelasting niet volledig geïndexeerd. Deze wordt geïndexeerd met 3,55% in plaats van 9,9%.
K11 Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2022 Met deze maatregel wordt de alcoholaccijns eenmalig geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor over 2022 (6,3%). Gezamenlijk met maatregel 1e wordt de alcoholaccijns in totaal met 16,2% verhoogd.
K12 Gedeeltelik gelijkstellen accijns op rooktabak met de accijns op sigaretten
Met deze maatregel wordt de accijns op rooktabak verhoogd met €2,93 per pakje om het verschil met de accijns op sigaretten te verkleinen. Deze maatregel komt bovenop de verhoging uit maatregel 1d.
K13 Meeropbrengst EB
In het Coalitieakkoord is afgesproken om onderstaande maatregelen te nemen m.b.t. de energiebelasting:
-
-Afschaffen vrijstelling metallurgische en mineralogische processen
-
-Afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw
-
-Beperken vrijstelling elektriciteitsproductie
De ramingen van deze maatregelen zijn in het voorjaar geactualiseerd.
Met name vanwege zogeheten interactie-effecten tussen de verschillende maatregelen leveren deze meer belastinginkomsten op dan is opgenomen in het coalitieakkoord.
K14 Afschaffen vrijstelling duaal verbruik kolen (inclusief non-energetisch)
Het kabinet schaft de vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal gebruik van kolen per 2028 af, inclusief de vrijstelling voor non-energetisch gebruik kolen (art. 44, lid 1). Dit levert 84 miljoen op in 2028 en deze opbrengst loopt af naar 5 miljoen euro structureel. Duaal gebruik van kolen vindt in Nederland plaats bij cokesproductie en bij ijzer- en staalproductie in hoogovens. Het doel is om het uitfaseren van kolengebruik in Nederland te bevorderen. Ten opzichte van de voorjaarsbesluitvorming is de vrijstelling non-energetisch gebruik nieuw, omdat in de uitwerking bleek dat bij afschaffing van alleen de vrijstelling voor duaal verbruik, belastingplichtigen (waaronder de staalproductie) mogelijk alsnog gebruik kunnen maken van deze vrijstelling.
K15 Resterende envelop grondslagerosie
Het gehele augustuspakket heeft conform tabel 3 structurele overdekking en een beperkt incidenteel tekort. De structurele overdekking van de maatregelen binnen het koopkrachtdomein zit echter ver in de toekomst (beginnend na 2036) en is daarmee niet materieel ingezet voor dekking van maatregelen op de korte termijn. Voor de overdekking volgend uit het klimaatpakket uit het voorjaar geldt dat deze dekking al op kortere termijn optreedt richting 2030. Een beperkt deel daarvan is gebruikt ter dekking voor de incidentele kosten van het koopkrachtpakket in de komende jaren. Het overblijvende deel (271 miljoen) is structureel gereserveerd in een 'Envelop grondslagerosie'. Deze envelop kan gebruikt worden als dekking voor de grondslagerosie in het mobiliteitsdomein die in de toekomst op kan treden in het kader van de klimaatopgave.
1a Lagere opbrengst Pijler 2 (vpb)
Invoering van Pijler 2 vanaf 2024 levert minder op dan voorzien in het Coalitieakkoord: structureel 466 miljoen euro in plaats van 1.000 miljoen euro.
1b Verhogen Aof hoog tarief met 0,09%
Het hoge Aof-tarief wordt met 0,09% verhoogd.
1c Verlagen mkb-winstvriistelling van 14% naar 12,7%
De mkb-winstvrijstelling binnen de inkomstenbelasting wordt per 2024 verlaagd van 14% naar 12,7%.
1d Verhogen tabaksaccijns sigaretten en shag met respectievelijk 60 en
117 cent per pakje
De tabaksaccijns op sigaretten wordt verhoogd naar € 373,92 per 1.000 sigaretten. De verhoging gaat in per 1 april 2024. In het BP23 was voor 1 april 2024 reeds een verhoging aangekondigd van € 293,58 naar € 343,92. De tabaksaccijns op rooktabak wordt verhoogd naar € 290,38 per kg. De verhoging gaat in per 1 april 2024. In het BP23 was voor 1 april 2024 reeds een verhoging aangekondigd van € 216,64 naar € 266,98 per kg.
1e Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2023 Met deze maatregel wordt de alcoholaccijns eenmalig geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor over 2023 (9,9%). Gezamenlijk met maatregel K11 wordt de alcoholaccijns in totaal met 16,2% verhoogd.
2a Resterende taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen
Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2023 een taakstelling opgenomen om belastingconstructies en fiscale regelingen aan te pakken. In de Voorjaarsnota 2023 is een deel van de taakstelling ingevuld. De resterende taakstelling loopt op van 146 miljoen euro in 2024 tot 348 miljoen euro structureel.
2b Afschaffen verlaagd btw-tarief op agrarische inputgoederen
Eén van de bevindingen van de evaluatie van het verlaagde btw-tarief is dat (de doelstelling van) het verlaagde tarief voor bepaalde agrarische goederen en diensten niet langer actueel en relevant is wegens het vervallen van de landbouwregeling in 2018. Daarom wordt dit verlaagde tarief per 1 januari 2025 afgeschaft.
2c Mrb: kampeerauto naar halftarief
In de mrb geldt een kwarttarief voor kampeerauto's. Deze regeling wordt per 1 januari 2026 versoberd naar een halftarief.
2d Mrb: Afschaffen kwarttarief paardenvervoer
In de mrb geldt een kwarttarief voor een voertuig dat is ingericht voor het vervoer van paarden ten behoeve van de paardensport en uitsluitend niet-beroepsmatig wordt gebruikt. De zogenoemde regeling voor paardenvervoer. Deze regeling wordt per 1 januari 2026 beëindigd.
2e Mrb: Versoberen vrijstelling oldtimers vanaf 2028 naar auto's met bouwjaar tot 1988
In de mrb geldt voor voertuigen die 40 jaar en ouder zijn een vrijstelling. Met deze maatregel wordt de oldtimersvrijstelling voor auto's vanaf 40 jaar niet afgeschaft, maar met ingang van 1 januari 2028 versoberd tot voertuigen die voor 1988 zijn gebouwd.
2f Bpm: Afschaffen teruggave geldtransport
In de bpm wordt op verzoek een teruggaaf verleend voor motorrijtuigen die zijn ingericht voor geldtransport en als zodanig uiterlijk kenbaar zijn (zogenoemde geldtransportwagens). Deze regeling wordt per 1 januari 2026 beëindigd.
2g Mrb: Afschaffen nihiltarief OV-autobussen op liquified petroleum gas
(LPG) of aardgas
In de mrb geldt een vrijstelling voor een OV-autobus die is bestemd om hoofdzakelijk te worden aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan vloeibaar gemaakt petroleumgas of aan aardgas. Deze regeling wordt beëindigd per 1 januari 2030.
2h Mrb: afschaffen verlaagd tarief personenauto's op CNG, LNG of LPG
In de mrb geldt een lagere brandstoftoeslag voor personenauto's en bestelauto's die door particulieren worden gehouden, wanneer in het kentekenregister de brandstofsoort CNG, LNG of de brandstofsoort LPG met de typeaanduiding af-fabriek-, G3- of R115-installatie is opgenomen. Deze regeling wordt per 1 januari 2026 beëindigd.
2i Verhoging tarief eerste schijf box 1
Het deel van de taakstelling waarvoor geen dekking gevonden kan worden via constructies of fiscale regelingen, wordt conform de placeholder gedekt middels verhoging van het tarief eerste schijf in box 1 in stappen naar 37,04% in 2027
3a Uitstel nieuwe box 3 stelsel van 2026 naar 2027 De invoering van het nieuwe stelsel voor box 3 is uitgesteld naar 2027 De incidentele derving van 395 miljoen euro dient te worden gedekt binnen het inkomstenkader.
3b Box 3: Heffingsvrii vermogen niet indexeren in 2024 en tarief enkel in
2024 +1%-punt
Het heffingsvrij vermogen wordt niet geïndexeerd in 2024 waardoor het € 57.000 bedraagt in plaats van € 62.643. Daarnaast wordt de verhoging van het tarief naar 34% één jaar naar voren gehaald, zodat in 2024 het tarief 34% bedraagt in plaats van 33%.
5a EIA tekorten in 2022 en 2023
In de Voorjaarsnota 2023 is afgesproken om het EIA tekort dat in 2022 was opgelopen tot 64 miljoen te dekken. Uit actuele berekeningen blijkt dat het tekort in 2022 niet 64 maar 54 miljoen is. Daarnaast is besloten om in 2023 de eerdere beperking van de Energielijst 2023 voor o.a. CCS projecten terug te draaien. Dit leidt tot verdere budgetoverschrijding binnen de EIA. In totaal leidt het tekort vanuit 2022 (54 miljoen) en de budgetoverschrijding 2023 (naar verwachting 84 miljoen) tot een negatieve budgetreserve van in totaal 138 miljoen.
5b EIA aanpassingen t.b.v. langjarig budgettair evenwicht Conform de budgetsystematiek van de EIA wordt gestuurd op een langjarig budgettair evenwicht. Via een structurele verlaging van het aftrekper-centage van 45,5% naar 40% per 2024 en aanpassing van de Energielijst, wordt in 2025 en 2026 gestuurd op een onderuitputting van het budget zodat de budgetreserve van de EIA uiterlijk eind 2026 weer op 0 uitkomt. De totale onderuitputting bedraagt in 2025 naar verwachting circa 99 miljoen en in 2026 circa 87 miljoen (totaal 186 miljoen). De precieze invulling van de energielijst wordt jaarlijks in het vierde kwartaal vastgesteld.
6a Kadercorrectie inzet envelop loondoorbetaling bij ziekte (LDBZ)
aan lastenkant
Als onderdeel van het arbeidsmarktpakket is besloten om de envelop loondoorbetaling bij ziekte (uitgavenkant) in te zetten voor lastenverlichting bedrijven. Hiervoor wordt een kadercorrectie toegepast.
6b Uitzondering WW-premie voltiidcontracten
Als onderdeel van het arbeidsmarktpakket wordt de systematiek rondom de WW-premieheffing gewijzigd. Momenteel moeten werkgevers het hoge tarief betalen als blijkt dat een werknemer méér dan 30% overwerk heeft uitgevoerd t.o.v. de uren in zijn contract. Er geldt een uitzondering op deze regel voor werknemers die een contract hebben van meer dan 35 uren per week. Deze grens wordt verlaagd naar 30 uren per week.
6c Intensivering afdrachtvermindering S&O (WBSO)
De Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) maakt het voor bedrijven en zzp-ers mogelijk om een vermindering te krijgen op de door hen verschuldigde loonheffing. De vermindering is gekoppeld aan innovatie-ontwikkelprojecten. De WBSO heeft een structureel 'vast' budget. Er is een tekort in het budget van de WBSO vanaf 2024. Door de intensivering blijft het budget op peil zodat de parameters van de WBSO (tarief eerste schijf, tarief tweede schijf en/of schijfgrens) in 2024 niet naar beneden hoeven te worden bijgesteld.
6d Verhoging budget EIA
Het budget van de energie-investeringsaftrek (EIA) wordt verhoogd vanaf 2025.
6e Verhoging budget MIA
Het budget van de milieu-investeringsaftrek (MIA) wordt verhoogd vanaf 2027 In de MIA geldt een toenemend aantal aanvragen door de klimaat- en energietransitie en daarnaast speelt de inflatie ook een rol (de budgetten worden niet jaarlijks geïndexeerd).
7_Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. Zvw-uitgaven
De Zvw-uitgaven en de Zvw-premies in het inkomstenkader zijn gekoppeld door lastendekkende financiering. De Zvw-uitgaven laten een structurele meevaller zien, wat betekent dat zorgpremies dalen (lastenverlichting). Ook de zorgtoeslag daalt automatisch mee (lastenverzwaring). De budgettaire meevaller door lagere Zvw-uitgaven wordt grotendeels ingezet voor hogere uitgaven (tegenvaller) binnen de Wlz, dat ook onder het het uitgavenplafond Zorg (UPZ) valt. Door inzet van de Zvw meevaller binnen het UPZ is een compenserende lastenverzwaring in het inkomstenkader nodig. Invulling wordt zoals gebruikelijk gevonden in verhoging tarief eerste schijf (TES) en de premie voor het arbeidsongeschiktheidsfonds (AOF). Per saldo resteert een beperkte meevaller in het UPZ van 25 miljoen structureel wat wordt ingezet voor lastenverlichting door middel van een kadercorrectie in het lasten- en uitgavenkader.
8a Ruimere vormgeving aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury
In de Voorjaarsnota 2023 is besloten om de specifieke renteaftrekbeperking voor banken en verzekeraars (minimumkapitaalregel in de vpb) aan te passen, omdat deze onevenwichtig uitwerkt ten aanzien van interne treasury-activiteiten. De uitzondering uiteindelijk ruim vormgegeven, waardoor de resulterende derving is verhoogd naar € 73 miljoen.
8b Verhogen percentage minimumkapitaalregel
Ter dekking van de aanpassing in het kader van interne treasury wordt het percentage in 2024 verhoogd van 9% naar 10,6%. Als gevolg van een herijking en de ruimere vormgeving is dit hoger dan de 9,4% die was voorzien in de Voorjaarsnota 2023.
9a Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) naar aanleiding van arrest Hoge Raad In september 20222 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het tegelijkertijd behoren tot beide huishoudens bij de IACK moet worden beoordeeld binnen een periode van 6 maanden, in plaats van een kalenderjaar. Omdat dit niet in lijn is met het doel en de strekking van de IACK wordt de co-ouderschapsre-geling aangepast.
9b Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschriivingseis
Binnen de IACK wordt een zogeheten 'materiële toets' geïntroduceerd, omdat uit de praktijk situaties volgen waarin een burger werk én zorg voor één of meerdere kinderen combineert, maar niet samen met hen staat ingeschreven. Omdat veel van deze situaties wel in lijn zijn met het doel en de strekking van de IACK wordt deze formele inschrijvingseis vervangen door een materiële toets.
10 Wetsvoorstel Belastingplan Caribisch Nederland 2024
In het pakket Belastingplan 2024 loopt het wetsvoorstel Belastingplan BES eilanden 2024 mee. De meeste maatregelen zijn technisch van aard en kennen geen budgettaire effecten, met uitzondering van een aanpassing binnen de loonbelasting. Het betreft het verhogen van het gebruikelijk loon voor directeur-grootaandeelhouders.
11 Wetsvoorstel Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
In het pakket Belastingplan 2024 loopt het wetsvoorstel Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen mee. De in het wetsvoorstel voorgestelde aanvullende kwalificatiemethoden van buitenlandse rechtsvormen leidt naar verwachting slechts in een gering aantal gevallen tot een wijziging van de kwalificatie van voor Nederlandse fiscale doeleinden transparant naar niet-transparant of omgekeerd. Om die reden is sprake van een verwaarloosbaar budgettair effect.
12 Alternatieve systematiek voor schenken vanuit de vennootschap
Met deze maatregel wordt geregeld dat giften door de vennootschap niet worden aangemerkt als verkapte winstuitdeling aan de aanmerkelijkbe-langhouder en dus niet leiden tot een heffing van IB (box 2) en dividendbelasting. Daarbij vervalt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting, waardoor giften niet langer aftrekbaar zijn van de winst van de vennootschap.
13 Onbelaste reiskostenvergoeding verhogen met 1 cent
De maximale onbelaste reiskostenvergoeding die een werkgever aan werknemers mag vergoeden wordt voor zakelijk gemaakte reiskosten verhoogd van 22 naar 23 cent per kilometer.
14 Verhogen accijns op stookolie
Het accijnstarief voor zware stookolie wordt verhoogd van 41,31 naar 654,54 (€/1000kg). Reden is dat in toenemende mate zware stookolie op de markt wordt gebracht als vervanger van gasolie (diesel). Dat leidt tot een budgettaire derving (minder gasolie, meer zware stookolie) en is slechter voor het milieu dan gasolie vanwege onder andere het hogere zwavelge-halte. Het fiscale voordeel is de belangrijkste prikkel om deze stookolie te gebruiken. Om dit voordeel weg te nemen wordt het tarief voor zware stookolie gelijkgesteld met het accijnstarief voor gasolie.
15 Aanscherpen afschriivingsbeperking gebouwen in de IB
Het afschrijven van gebouwen in eigen gebruik in de IB wordt beperkt tot de WOZ-waarde van de gebouwen. Hierdoor wordt de afschrijvingsbeperking gebouwen in de IB gelijk getrokken met die in de vpb.
16 Korten verhoging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten
-
&kadercorrectie
In de augustusbesluitvorming 2022 is als onderdeel van het mkb pakket het budget van de MIA met 50 miljoen euro verhoogd. In 2023 is van dit bedrag 2 miljoen afgetrokken ten behoeve van uitvoeringskosten. Met deze maatregel wordt ook in 2024 de MIA verhoging gekort naar 48 miljoen, waardoor 2 miljoen kan worden besteed voor uitvoering. Dekking van de uitvoeringskosten voor de jaren 2025 en verder wordt bezien als onderdeel van reguliere uitgavenbesluitvorming.
17 Maatregelen alleenverdienersproblematiek (incl. uitvoeringskosten)
De gerichte herinvoering van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting voor de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek wordt uitgewerkt en uitvoeringsgevolgen worden in kaart gebracht om invoering per 2028 mogelijk te maken. Het kabinet verzoekt gemeenten een tijdelijke regeling uit te voeren om in de jaren 2024-2027 de betreffende huishoudens tegemoet te komen. Hiertoe zal het rijk zich inspannen om te voldoen aan de randvoorwaarden die de VNG heeft gesteld om deze regeling uit te voeren:
-
-Het kabinet voert per 2028 een fundamentele oplossing in en stelt de contouren hiervan nu concreet in het vooruitzicht.
-
-De tijdelijke regeling wordt uitvoerbaar ontworpen, onder meer door forfaitaire bedragen uit te keren.
-
-Het Rijk stelt een zo accuraat mogelijke lijst met huishoudens aan wie de tegemoetkoming ambtshalve kan worden verstrekt op en regelt een grondslag voor de benodigde gegevensdeling. Het Rijk stelt zich op als eigenaar van deze lijst.
De totale derving van 183 miljoen in het inkomstenkader voor een fundamentele oplossing treedt pas op vanaf 2028 en wordt omgevormd tot een vlakke, structurele reeks van 18 miljoen die binnen dit pakket gedekt wordt. Aanvullend wordt 15 miljoen aan uitvoeringskosten binnen het inkomstenkader gedekt. Hiertoe wordt een kadercorrectie opgenomen van 2 miljoen struc derving.
18 Aanvullende verhoging budget EIA
Het budget van de EIA wordt (aanvullend op maatregel 6d) verhoogd per 2024 ten behoeve van energiebesparende bedrijfsmiddelen voor de glastuinbouwsector.
19 CO2-heffing glastuinbouw
Per 2025 wordt de CO2-heffing glastuinbouw geïntroduceerd.
20 Technische schuif lagere Whk premie 2024 en compensatie door verhogen Aof premie
UWV stelt elk jaar de Whk-premie lastendekkend vast. Het budgettaire effect wordt in het inkomstenkader zoals gebruikelijk door aanpassing van de Aof-premie gecompenseerd. Deze technische schuif zorgt ervoor dat de werkgeverslasten per saldo niet veranderen. De afgelopen jaren was telkens sprake van een iets hogere Whk-premie, die werd gecompenseerd door de Aof-premie iets te verlagen. Voor 2024 raamt UWV lagere uitgaven vanuit de Whk, voornamelijk omdat een aantal grote uitzendbureaus vanaf 2024 eigenrisicodrager voor de Ziektewet worden. Hun uitkeringen worden dan niet meer door UWV betaald. De lagere Whk-premie komt neer op een lastenverlichting voor bedrijven van 567 miljoen. Deze lastenverlichting wordt in het inkomstenkader gecompenseerd door een lastenverhoging voor bedrijven via de Aof-premie.
21 Verbetermaatregel toeslagpartnerschap samengestelde gezinnen en dekking (zorgtoeslag deel)
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord afgesproken door te gaan met verbeteringen in het toeslagenstelsel, in afwachting van grotere hervormingen. Er zijn daarbij een aantal verbetermaatregelen in het huidige toeslagenstelsel geprioriteerd, waaronder de maatregel eerstegraads bloedverwantschap in het kader van het partnerbegrip samengestelde gezinnen. Deze maatregel voorkomt schrijnende gevallen in mantelzorgsituaties en in situaties waarbij eerstegraads bloedverwanten noodgedwongen tijdelijk wordt samengewoond omdat men dan niet meer op toeslagen gekort wordt. Deze maatregel gaat per 2025 in en heeft intensiveringen in de zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag (zolang deze nog inkomensafhankelijk is) tot gevolg. Er zijn geen gevolgen voor de huurtoeslag omdat hier met een ander partnerbegrip gewerkt wordt. De extra kosten in de zorgtoeslag worden gedekt door een verlaging van de zorgtoeslag met € 0,66 per jaar. De extra uitgaven kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag worden gedekt door een kleine verlaging van alle kindbedragen van het kindgebonden budget.
22 Budgettair effect TES parameter aanpassing
In het inkomstenkader zijn er meerdere maatregelen die leiden tot een aanpassing van het TES in box 1. De hieruit volgende wetswijziging van het tarief leidt tot een (licht) afwijkende budgettaire reeks doordat het TES enkel per 0,01%-punt kan worden aangepast. De budgettaire effecten worden weergegeven in deze reeks.
H1 Herijking: Verhoging vaste voet bpm met 200 euro In de raming is nu ook rekening gehouden met bpm bj parallelimport en export en er is gebruik gemaakt van de definitieve tabelcorrectiefactor voor 2024. De structurele opbrengst stijgt van de eerder geraamde 88 naar 119 miljoen euro.
H2 Herijking: Afschaffen betalingskorting IH
Naar aanleiding van het certificeringsproces met het CPB is de raming gecorrigeerd op het punt dat de betalingskorting in de inkomstenbelasting geen belastbaar voordeel is. De raming sloot in eerste instantie bij de situatie in de vpb waar de betalingskorting wel een belastbaar voordeel was. De opbrengst stijgt van 59 naar 90 miljoen euro.
H3 Herijking: Vbi - aansluiten bij icbe-definitie In de oorspronkelijke raming was voor deze maatregel geen budgettair effect geraamd. Bij nadere analyse blijkt dat het tariefverschil tussen het forfaitaire box 2-systeem voor het dga-vbi-regime per saldo toch als iets gunstiger beschouwd moet worden dan het gecombineerde tarief van de extra vpb-heffing met daarbij de mogelijkheid tot uitstel van de box 2-heffing. Hierdoor wordt de grondslag van de familie-vbi's per saldo iets hoger belast wat leidt tot een opbrengst van ca 47 miljoen.
H4 Herijking: Vastgoedmaatregel fbi's vennootschapsbelasting
De vastgoedmaatregel (d.w.z. de wijziging van het regime voor de fiscale beleggingsinstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting) heeft als doel de fiscale behandeling van resultaten uit Nederlands vastgoed evenwichtiger te maken. De vastgoedmaatregel verbiedt een fiscale beleggingsinstelling om direct te beleggen in Nederlands vastgoed. Door herijking daalt de opbrengst van 54 naar 46 miljoen euro.
H5 Herijking: Inframarginale heffing
De inframarginale heffing belast overwinsten bij elektriciteitsproducenten in de periode december 2022 t/m juni 2023. Een eerste raming in najaar 2022 gaf een opbrengst van 1,8 miljard euro. In de periode na deze raming zijn de elektriciteitsprijzen sterk gedaald. Bij herijking op basis van CEP23 is de raming neerwaarts bijgesteld naar een opbrengst van 146 miljoen euro. Bij indienen van het wetsvoorstel is de raming nog eenmaal herijkt naar een opbrengst van 179 miljoen euro.
H6 Herijking: Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing
Naar aanleiding van inzichten uit de werkgevers-enquête van IenW is de raming uit Voorjaarsnota 2023 aangescherpt. De derving van de maatregel daalt van 21 naar 18 miljoen euro.
H7 Herijking: Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht
Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023 is het jaar van invoering van deze maatregel een jaar opgeschoven. Met deze herijking wordt dit verwerkt in het inkomstenkader.
H8 Herijking: Verlagen vriistellingspercentage BOR naar 70% boven 1,5
mln euro
De herijking is het gevolg van het meenemen van een anticipatie-effect in 2024, omdat er naar verwachting bedrijfsoverdrachten naar voren worden gehaald. Dit effect is bij de vorige raming niet meegenomen. De structurele opbrengst blijft onveranderd op 49 miljoen euro.
H9 Herijking: Overige maatregelen BOR/DSR
De raming ten tijde van de voorjaarsnota was een eerste inschatting. Op basis van expertisekennis uit de Belastingdienst is de raming aangescherpt. De eerste jaren daalt de opbrengst, structureel stijgt deze van 25 naar 30 miljoen euro.
H10 Herijking: Standaard aanmerken van aan derden verhuurde onroerende zaken (vastgoed) als beleggingsvermogen in de BOR en DSR
De raming ten tijde van de voorjaarsnota was een eerste inschatting. Op basis van expertisekennis uit de Belastingdienst is de raming aangescherpt. De eerste jaren daalt de opbrengst, structureel stijgt deze van 16 naar 20 miljoen euro.
H11 Herijking meeropbrengst energiebelasting (EB)
De raming van de meeropbrengst EB is op basis van de meest recente cijfers geactualiseerd.
H12 Correcties Voorjaarsnota 2023
In de Voorjaarsnota zijn per abuis enkele reeksen niet correct opgenomen, o.a. door afronding. Het betreft de maatregel terugdraaien verlaging energiebelasting uit het energiepakket augustus 2023, de aanvullende margeregeling omzetbelasting, voorkomen dubbele belasting box 3 en doorwerking van amendement verhogen verbruiksbelasting op bieraccijns.
4 DE BELASTING - EN PREMIEONTVANGSTEN
Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingen- en premieontvangsten (in het vervolg: 'de ontvangsten') gezamenlijk gepresenteerd. Net als in hoofdstuk 2 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. Vanzelfsprekend zijn voor het EMU-saldo de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis relevant. In overeenstemming met de Comptabiliteitswet worden de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabellen in bijlage 5. De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI).
In paragraaf 4.2 wordt de raming van de totale ontvangsten weergegeven. De ontwikkeling in 2023 en 2024 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de ramingen van de ontvangsten van 2023 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2023, waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 4.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2024 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 4.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel ('expert opinion'). Paragraaf 4.6 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2028. Tot slot geeft paragraaf 4.7 een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten voor 2023 en 2024. Voor een toelichting op de methodiek achter raming van de belastingen wordt verwezen naar bijlage 5 van deze Miljoenennota.
4.2 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2023 en 2024
Het Rijk realiseert in 2023 naar verwachting in totaal 34,6 miljard euro meer ontvangsten dan in 2022. Dit is te zien in tabel 4.2.1. De toename komt voor 30,6 miljard euro door de positieve endogene ontwikkeling van de ontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met economische ontwikkelingen, zoals (het herstel na) de coronacrisis en met de i nflatie.
De economische ontwikkeling wordt zichtbaar in de ontwikkeling van de waarde van het bbp (7,3% in 2023). Daarnaast leiden beleidsmaatregelen in totaal tot 4,0 miljard euro hogere ontvangsten vergeleken met 2022.
Belastingen en premies volksver |
2022 |
2023 |
zekeringen op EMU-basis |
275,1 |
302,0 |
|
233,2 |
260,4 |
ringen Premies Werknemersverzeke- |
41,9 |
41,6 |
ringen |
76,7 |
84,5 |
Totaal |
351,9 |
386,5 |
Mutatie |
34,6 |
|
|
30,6 |
|
|
4,0 |
|
Endogene mutatie (in %) |
8,7% |
|
Waardeontwikkeling BBP (in %) |
7,3% |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
311,9 |
334,4 |
341,4 |
355,3 |
368,5 |
269,8 |
286,4 |
291,4 |
302,2 |
313,5 |
42,1 |
48,0 |
50,0 |
53,0 |
55,0 |
91,0 |
96,4 |
101,4 |
106,2 |
110,3 |
402,9 |
430,8 |
442,9 |
461,5 |
478,7 |
16,5 |
27,9 |
12,0 |
18,6 |
17,3 |
12,3 |
13,4 |
19,0 |
17,0 |
17,0 |
4,2 |
14,5 |
|
1,5 |
0,2 |
3,2% |
3,3% |
4,4% |
3,8% |
3,7% |
4,9% |
3,5% |
4,1% |
3,9% |
3,6% |
In 2024 groeien de ontvangsten verder door met 16,5 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 4,2 miljard euro opwaarts. De economische ontwikkelingen hebben in 2024 een opwaarts effect op de ontvangsten met 12,3 miljard euro.
4.3 De belasting- en premieontvangsten in 2023
In tabel 4.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2023 vergeleken met de oorspronkelijke stand van de Miljoenennota 2023. De nieuwe raming voor 2023 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2024 van het CPB en de gerealiseerde ontvangsten tot en met juli 2023. Ten opzichte van de Miljoenennota 2023 is de raming van de ontvangsten per saldo 20,0 miljard euro opwaarts bijgesteld.
Tabel 4.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2023 (in miljoenen euro's) |
|||
Miljoenennota 2023 |
Vermoedeljke uitkomsten 2023 |
Verschil |
|
Indirecte belastingen |
113.489 |
115.538 |
2.049 |
Invoerrechten |
4.835 |
4.785 |
|
Omzetbelasting |
77.767 |
77.655 |
|
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.661 |
1.464 |
|
Accijnzen |
11.492 |
11.777 |
285 |
Overdrachtsbelasting |
5.578 |
3.405 |
|
Assurantiebelasting |
3.531 |
3.633 |
102 |
Motorrjtuigenbelasting |
4.519 |
4.599 |
79 |
Belastingen op een milieugrondslag |
2.839 |
7.050 |
4.211 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
576 |
308 |
|
Belasting op zware motorrjtuigen |
220 |
213 |
|
Bankbelasting |
471 |
473 |
2 |
Inframarginale heffing |
0 |
179 |
179 |
Directe belastingen en |
|||
premies volksverzekeringen |
169.978 |
186.065 |
16.088 |
Loon- en inkomensheffing |
121.519 |
127.358 |
5.839 |
Dividendbelasting |
6.463 |
6.365 |
|
Kansspelbelasting |
828 |
904 |
76 |
Vennootschapsbelasting |
38.561 |
48.409 |
9.847 |
Bronbelasting op rente en royalty's |
0 |
98 |
98 |
Schenk- en erfbelasting |
2.606 |
2.932 |
325 |
Overige belastingontvangsten |
292 |
370 |
78 |
Totaal belastingen en |
|||
premies volksverzekeringen |
283.758 |
301.974 |
18.215 |
Premies werknemersverzekeringen |
82.678 |
84.479 |
1.801 |
waarvan zorgpremies |
51.503 |
52.265 |
762 |
Totaal belasting- en premieontvangsten |
366.436 |
386.452 |
20.016 |
De raming uit de Miljoenennota 2023 is gebaseerd op de beleidsuitgangspunten zoals die destijds golden. Na het opstellen van de Miljoenenota zijn er nog enkele wijzigingen in het fiscale beleid voor 2023 doorgevoerd. Tabel 4.3.2 geeft een overzicht van deze beleidsmutaties, die gezamenlijk leiden tot circa 1,3 miljard euro lagere ontwikkeling van de ontvangsten.3
Het totale verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de vermoedelijke uitkomsten dat niet aan beleid toe te schrijven is, bedraagt daardoor circa
21,3 miljard euro. Dat hangt ten eerste samen met de doorwerking van de 16,3 miljard euro hoger dan verwachte belastingontvangsten in 2022, die de basis vormen van de raming voor 2022. Deze zijn toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2022.4 Daarnaast is sprake van een grotere groei van de ontvangsten door economische factoren die zich in 2023 anders ontwikkelen dan vorig jaar werd verwacht. Zo is de geraamde waardeontwikkeling van het bbp hoger dan bij de Miljoenennota 2023 (7,3 procent ten opzichte van 6,5 procent). Hetzelfde geldt voor de groei van de contractlonen (5,8 procent ten opzichte van 3,6%). Daarnaast zit een belangrijkse specifieke verklaring in de vennootschapsbelasting (zie toelichting hieronder).
Tabel 4.3.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2023 (in miljarden euro's)
Terugdraaien verlagen energiebelasting i.v.m. prijsplafond 4.759
Invoeren inframarginale heffing 179
Incidentele solidariteitsbijdrage energiebedrijven 2022 - 6.433
De raming van de indirecte belastingen is met 2,0 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2023. De belangrijkste verklaring is de hogere belasting op milieugrondslag. Dit kent een beleidsmatige verklaring zoals toegelicht in tabel 4.3.2. In plaats van een verlaging van de energiebelasting is gekozen voor het instellen van een prijsplafond. Hier tegenover staat een neerwaartse mutatie in de overdrachtsbelasting. Dit komt doordat de huizenmarkt sneller is afgekoeld dan geraamd.
De ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen zijn voor 2023 met 16,1 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2023. Dit komt grotendeels door 9,8 miljard euro hogere ontvangsten in de vennootschapsbelasting (vpb). Ook in 2022 was sprake van een grote meevaller in de ontvangsten van de vennootschapsbelasting, zoals toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2022. De vpb-ontvangsten in een EMU-jaar hebben in de praktijk betrekking op verschillende winstjaren. Vooral de winsten over 2022 lijken in 2023 nog te leiden tot extra ontvangst in 2023. Voor een belangrijk deel zijn deze winsten afkomstig uit de energiesector en houden zij verband met de hoge gasprijzen in dat jaar.
Ten slotte komt de raming voor de premies werknemersverzekeringen 1,8 miljard euro hoger uit dan bij de Miljoenennota 2023.
4.4 De belasting- en premieontvangsten in 2024
In figuur 4.4.1 zijn de geraamde ontvangsten voor 2024 opgenomen.
Loon- en inkomensbelasting
Omzetbelasting (btw) Zorgpremies
Vennootschapsbelasting
Premies volksverzekeringen
Premies werknemersverzekeringen
Accijnzen
Belastingen op een milieugrondslag Overdrachts- en assurantiebelasting
Dividendbelasting
Invoerrechten
Motorrijtuigenbelasting
Schenk- en erfbelasting Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) Bankbelasting
Overig
Tabel 4.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde ontvangsten in 2024. Hierbij wordt per belastingsoort onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2023 naar 2024 en de endogene ontwikkeling.
Dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.
Tabel 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2024 (in miljoenen euro)
Vermoedeljke uitkomsten 2023 |
Maatregelen |
Endogeen |
Endogeen in % |
2024 |
|
Indirecte belastingen |
115.538 |
1.731 |
4.666 |
4,0% |
121.935 |
Invoerrechten |
4.785 |
0 |
199 |
4,2% |
4.984 |
Omzetbelasting |
77.655 |
1 |
1.800 |
2,3% |
79.455 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.464 |
|
123 |
8,4% |
1.485 |
Accijnzen |
11.777 |
1.644 |
463 |
3,9% |
13.884 |
Overdrachtsbelasting |
3.405 |
9 |
471 |
13,8% |
3.885 |
Assurantiebelasting |
3.633 |
0 |
104 |
2,9% |
3.737 |
Motorrjtuigenbelasting |
4.599 |
|
375 |
8,2% |
4.946 |
Belastingen op een milieugrondslag |
7.050 |
|
1.143 |
16,2% |
8.184 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
308 |
396 |
|
|
690 |
Belasting op zware motorrjtuigen |
213 |
0 |
0 |
0,0% |
213 |
Bankbelasting |
473 |
0 |
0 |
0,0% |
473 |
Inframarginale heffing |
179 |
|
0 |
0,0% |
0 |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
186.065 |
3.027 |
503 |
0,3% |
189.596 |
Loon- en inkomensheffing |
127.358 |
3.274 |
2.238 |
1,8% |
132.870 |
Dividendbelasting |
6.365 |
|
396 |
6,2% |
6.497 |
Kansspelbelasting |
904 |
0 |
55 |
6,0% |
958 |
Vennootschapsbelasting |
48.409 |
|
|
|
46.241 |
Bronbelasting op rente en royalty's |
98 |
0 |
|
|
71 |
Schenk- en erfbelasting |
2.932 |
24 |
2 |
0,1% |
2.958 |
Overige belastingontvangsten |
370 |
5 |
|
|
364 |
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen |
301.974 |
4.763 |
5.159 |
1,7% |
311.896 |
Premies werknemersverzekeringen |
84.479 |
|
7.116 |
8,4% |
91.047 |
waarvan zorgpremies |
52.265 |
|
4.750 |
9,1% |
56.022 |
Totaal belasting- en premieontvangsten |
386.452 |
4.215 |
12.275 |
3,2% |
402.943 |
In 2024 bedragen de ontvangsten naar verwachting 402,9 miljard euro. Ten opzichte van de geraamde ontvangsten voor 2023 stijgen de ontvangsten in 2024 daarmee met 16,5 miljard euro. De verwachte endogene groei van de ontvangsten in 2024 bedraagt 12,3 miljard euro (3,2 procent). Beleidsmaatregelen zorgen voor 4,2 miljard euro hogere ontvangsten in 2024 ten opzichte van het jaar daarvoor. Het gaat zowel om maatregelen die het kabinet met deze Miljoenennota voorstelt als om maatregelen waartoe dit kabinet en vorige kabinetten eerder hebben besloten. De volgende paragrafen gaan verder in op de endogene als de beleidsmatige ontwikkeling.
4.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2024 De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2024. Voor 2024 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 4,9 procent. De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2024 bljft daar met 3,2 procent wat bij achter.
De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2024 bedraagt 4,0 procent. De belangrijkste bijdrage hieraan is de verdere groei van de btw, die veruit het grootste budgettaire aandeel heeft in de indirecte belastingen. Een opvallende ontwikkeling is zichtbaar in de overdrachtsbelasting (groei van 13,8 procent). Voor de overdrachtsbelasting geldt dat het niveau van de belastingopbrengst nog altijd veel lager is dan in 2022 (toen 4,6 miljard euro). Er is dus slechts sprake van gedeeltelijk herstel. Voor een aantal indirecte belastingen wordt een stevige groei geraamd (bijvoorbeeld belasting op milieugrondslag, BPM en motorrijtuigenbelasting). Dit komt doordat de tarieven voor deze belastingen in 2024 worden geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. Met enige vertraging leidt de hoge inflatie dus ook voor deze belastingen tot een stijgende opbrengst.
Bij de directie belastingen en premies volksverzekeringen is de endogene groei beperkt (0,3%). Ten eerste valt de beperkte groei van de loon- en inkomensheffing op. Hier geldt dat de tabelcorrectiefactor in 2024 juist leidt tot een lagere groei van de opbrengst, bijvoorbeeld omdat het voordeel dat uitgaat van de arbeidskorting wordt geïndexeerd. Dat er toch sprake is van endogene groei, komt vooral omdat de lonen in 2024 naar verwachting relatief sterk stijgen. Verder gaat de raming uit van een endogene krimp van de vennootschapsbelasting. Hier speelt met name een rol dat de hoge winsten in de energiesector die in 2023 tot extra ontvangsten leidden zich waarschijnlijk niet gaan herhalen. De gasprijzen zijn namelijk weer gedaald. Overigens geldt dat de raming van de ontvangst van de vennootschapsbelasting sterk onzeker is. De opbrengst lijkt sinds 2019 sterker gegroeid dan de onderliggende winsten. Onduidelijk is of hierbij sprake is van een strcutrele verandering of een tijdelijk effect.
De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen - waar ook de zorgpremies onder vallen - nemen endogeen met 8,4 procent toe in 2024. Onderliggend gaat het om een positieve ontwikkeling van de grondslag door met name hogere lonen, net zoals bij de loonheffing.
4.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belastingen premieontvangsten
In 2024 nemen de ontvangsten met 4,2 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. In tabel 4.4.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2024 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2024 nog een op- of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2023, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet dat in 2024 effect heeft.
Bij de indirecte belastingen valt de toename van de inkomsten uit de accijnzen op. Grotendeels is dit het gevolg van het verlopen van de tijdel ijke accijnsverlaging op brandstof per 1 januari 2024. Daarnaast worden vanaf 2024 enkele andere indirecte belastingen verhoogd, zoals de accijns op tabak en alcohol en de verbruiksbelasting. Bij de directe belastingen is het belangrijkste effect van beleid te zien in de loon- en inkomensheffing. Het belangrijkste aandeel hierin is het besluit om het startpunt van de hoogste tariefsch ijf (waar het tarief van 49,5% geldt) niet volledig te indexeren met de inflatie, waardoor meer mensen in deze schijf vallen.
Tabel 4.4.2 splitst de totale beleidsmatige mutatie in 2024 uit naar de opeenvolgende momenten waarop tot beleidsmaatregelen is besloten en wanneer deze in de begroting zijn verwerkt en/of de ramingen zijn geüpdatet. Dit noemen we ook wel de verticale mutatie van de beleidsmatige ontwikkeling van de ontvangsten in 2024. Ook wordt zo inzichtel ijk dat ook beleid van vóór deze kabinetsperiode in 2024 nog budgettaire effecten heeft en dat het dus niet enkel gaat om beleid waar dit jaar toe besloten is.
Tabel 4.4.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2024 (in |
miljoenen euro) |
||||
Maatregelen |
Vorige kabinetten |
Startnota |
Miljoenennota 2023 |
Miljoenennota 2024 |
Totaal |
Zorgpremies |
881 |
|
282 |
|
|
Werkgeverspremies (excl. IAB) |
47 |
91 |
|
379 |
446 |
Omvorming ProRail |
|
0 |
15.591 |
|
0 |
Hoge energieprijzen (accijnzen, energiebelasting, btw op energie en inframarginale heffing) |
0 |
0 |
5.958 |
|
1.033 |
Loon- en inkomensheffing box 1 |
204 |
|
646 |
1.929 |
2.595 |
DGA (VPB laag tarief, box 2, gebruikelijk loon) |
|
0 |
203 |
1 |
|
VPB overig |
|
190 |
629 |
|
|
Box 3 |
1 |
|
1.383 |
173 |
1.457 |
Vergroening |
|
795 |
|
3 |
196 |
Accjnzen (tabak en alcohol) |
0 |
0 |
247 |
239 |
486 |
Overig |
10 |
8 |
5 |
20 |
43 |
Totaal |
|
643 |
24.437 |
|
4.214 |
In tabel 4.4.3 wordt een relatie gelegd tussen het effect van beleidsmaatregelen op de ontvangsten en het effect daarvan op de beleidsmatige lastenontwikkeling (blo). Voor de meeste belastingsoorten zijn de verschillen beperkt en terug te voeren op de wijze waarin wijzigingen in beleid soms via enige vertraging leiden tot EMU-relevante kaseffecten.
Tabel 4.4.3 Budgettair en (in miljoenen euro) |
lasteneffect van beleidsmutaties in 2024 |
||
Beleidsmatige lasten- Effect op ontvangsten |
|||
ontwikkeling |
op EMU-basis |
||
Loonheffing |
1.684 |
1.656 |
|
Inkomenshefffing |
1.306 |
1.619 |
|
Brandstofacc ij nzen |
1.147 |
1.147 |
|
Vennootschapsbelasting |
424 |
|
|
Energiebelasting (incl. ODE) |
|
|
|
Dividendbelasting |
0 |
|
|
Vliegbelasting |
78 |
62 |
|
Overig |
81 |
73 |
|
Totaal |
4.667 |
4.215 |
4.5 Bijstellingen van het ramingsmodel
Net zoals in de vorige Miljoenennota's maakt het ministerie van Financiën ook in deze Miljoenennota de handmatige bijstellingen bij het ramings-proces inzichtelijk. Onderstaande tabel 4.5.1 toont het effect dat deze ramingsbijstellingen ('expert opinion') hebben op de ramingen. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen zoals die op basis van het ramingsmodel (toegelicht in bijlage 5) tot stand komen. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transparameters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil.
De eerste kolom toont de raming voor 2023 zoals eerder toegelicht in miljoenen euro's. De tweede kolom bevat de verwerkte bijstelling als percentage van de raming in de eerste kolom. Per saldo komt de ontvangstenraming 3,0 procent hoger uit door expert opinion. De belangrijkste verklaring voor deze bijstellingen zijn de gerealiseerde kasontvangsten tot en met de maand juli. Vaak hangen dergelijke bijstellingen samen met belastingspecifieke ontwikkelingen die niet in de meer macro-economisch onderbouwde schattingsvergelijkingen worden gevangen.
Enkele opvallende posten zijn de BPM, overdrachtsbelasting, dividendbelasting, vennootschapsbelasting en schenk- en erfbelasting. Bij de BPM speelt een belangrijke rol dat de ontvangsten in de laatste jaren achterbleven vanwege problemen in de toeleveringsketen voor nieuwe auto's. In 2023 lijkt dit (deels) te herstellen. De overdrachtsbelasting is sterk volatiel en bljft in 2023 nog sterker achter dan het ramingsmodel kan verklaren.
De dividendbelasting is van nature een zeer volatiele, moeilijk te ramen belastingsoort, waardoor het ramingsmodel sowieso slechts een eerste inschatting biedt. De opbrengst groeit in 2023, maar in de praktijk minder sterk dan het ramingsmodel voorspelt. Bij de vennootschapsbelasting leiden zoals toegelicht hoge winsten uit 2022 (met name in de energiesector) nog tot hoge ontvangsten in 2023. Ook voor de schenk- en erfbelasting geldt dat opbrengst jaar-op-jaar lastig te voorspellen is op basis van macro-economische factoren. Deels is in 2023 sprake van hogere ontvangsten omdat aanslagoplegging eind 2022 tijdelijk vertraging opliep.
Tabel 4.5.1 Bijstellingen ramingsmodel 2023 |
||
Raming 2023 |
Bijstelling (% van raming) |
|
Indirecte belastingen |
115.538 |
0,1% |
Invoerrechten |
4.785 |
|
Omzetbelasting |
77.655 |
1,7% |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.464 |
12,2% |
Accijnzen |
11.777 |
5,5% |
Overdrachtsbelasting |
3.405 |
|
Assurantiebelasting |
3.633 |
1,3% |
Motorrjtuigenbelasting |
4.599 |
|
Belastingen op een milieugrondslag |
7.050 |
|
Verbruiksbelasting van alcoholvrje dranken e.a. |
308 |
|
Belasting op zware motorrjtuigen |
213 |
4,1% |
Bankbelasting |
473 |
0,2% |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
186.065 |
4,9% |
Loon- en inkomensheffing |
127.358 |
1,5% |
Dividendbelasting |
6.365 |
|
Kansspelbelasting |
904 |
7,2% |
Vennootschapsbelasting |
48.409 |
15,6% |
Bronbelasting op rente en royalty's |
98 |
28% |
Schenk- en erfbelasting |
2.932 |
14,5% |
Overige belastingontvangsten |
370 |
0,0% |
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen |
301.974 |
3,0% |
Omdat voor de raming van 2024 de raming van 2023 - en niet de gerealiseerde ontvangsten - het uitgangspunt vormt, werkt de toegepaste expert opinion uit 2023 één-op-één door naar 2024. Dat geldt voor alle belastingsoorten. Bij de ramingen op transactiebasis kan het belang van een bijstelling afnemen door een verschil tussen de kas/transparameters waarmee de aansluiting tussen de raming op transactie- en EMU-basis wordt gemaakt. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2023 verder op ten opzichte van 2024. Bijvoorbeeld omdat de achtergrond van de bijstelling reden geeft om te denken dat het ramingsmodel de opbrengst structureel onder- of overschat. Bij andere belastingen daalt de omvang van de bijstelling juist, bijvoorbeeld omdat in 2023 sprake is van een aanwijsbaar incidenteel effect. Op totaalniveau neemt de handmatige bijstelling in 2024 ten opzichte van 2023 af (1,7 procent ten opzichte van 3,0 procent).
Tabel 4.5.2 Bijstellingen ramingsmodel 2024 |
||
Raming 2024 |
Bijstelling (% van raming) |
|
Indirecte belastingen |
121.935 |
|
Invoerrechten |
4.984 |
|
Omzetbelasting |
79.455 |
0,4% |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.485 |
4,4% |
Accijnzen |
13.884 |
3,7% |
Overdrachtsbelasting |
3.885 |
|
Assurantiebelasting |
3.737 |
2,1% |
Motorrjtuigenbelasting |
4.946 |
|
Belastingen op een milieugrondslag |
8.184 |
|
Verbruiksbelasting van alcoholvrje dranken e.a. |
690 |
1,5% |
Belasting op zware motorrjtuigen |
213 |
4,1% |
Bankbelasting |
473 |
0,2% |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
189.596 |
3,0% |
Loon- en inkomensheffing |
132.870 |
1,2% |
Dividendbelasting |
6.497 |
|
Kansspelbelasting |
958 |
4,2% |
Vennootschapsbelasting |
46.241 |
10,8% |
Bronbelasting op rente en royalty's |
71 |
11,5% |
Schenk- en erfbelasting |
2.958 |
18,6% |
Overige belastingontvangsten |
364 |
0,0% |
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen |
311.896 |
1,7% |
4.6 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming
De ontwikkeling van de ontvangsten voor de periode 2023-2028 is weergegeven in tabel 4.6.1. De ramingen voor 2023 en 2024 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht. Voor 2025 tot en met 2028 gaat het om een extrapolatie op basis van de meest recente MLT-raming van het CPB (cMEV 2024).
Tabel 4.6.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2023-2028 op EMU-basis (in miljoenen euro)
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
Indirecte belastingen |
115.538 |
121.935 |
126.842 |
131.743 |
135.893 |
140.380 |
Invoerrechten |
4.785 |
4.984 |
5.249 |
5.486 |
5.716 |
5.959 |
Omzetbelasting |
77.655 |
79.455 |
82.675 |
85.836 |
88.978 |
92.328 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.464 |
1.485 |
1.970 |
2.390 |
2.471 |
2.435 |
Accijnzen |
11.777 |
13.884 |
14.115 |
14.329 |
14.394 |
14.491 |
Overdrachtsbelasting |
3.405 |
3.885 |
3.838 |
3.960 |
4.208 |
4.495 |
Assurantiebelasting |
3.633 |
3.737 |
3.863 |
3.969 |
4.090 |
4.206 |
Motorrjtuigenbelasting |
4.599 |
4.946 |
5.038 |
5.691 |
5.872 |
6.047 |
Belastingen op een milieugrondslag |
7.050 |
8.184 |
8.695 |
8.672 |
8.745 |
8.989 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
308 |
690 |
711 |
718 |
725 |
733 |
Belasting op zware motorrjtuigen |
213 |
213 |
215 |
218 |
220 |
222 |
Bankbelasting |
473 |
473 |
473 |
473 |
473 |
473 |
Inframarginale heffing |
179 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
186.065 |
189.596 |
198.399 |
209.375 |
219.032 |
227.745 |
Loon- en inkomensheffing |
127.358 |
132.870 |
142.300 |
151.441 |
159.472 |
166.700 |
Dividendbelasting |
6.365 |
6.497 |
6.727 |
7.057 |
7.289 |
7.520 |
Kansspelbelasting |
904 |
958 |
1.021 |
1.089 |
1.168 |
1.262 |
Vennootschapsbelasting |
48.409 |
46.241 |
45.355 |
46.739 |
47.982 |
49.037 |
Bronbelasting op rente en royalty's |
98 |
71 |
55 |
33 |
12 |
1 |
Schenk- en erfbelasting |
2.932 |
2.958 |
2.940 |
3.016 |
3.108 |
3.226 |
Overige belastingontvangsten |
370 |
364 |
364 |
364 |
364 |
364 |
Omvorming ProRail |
0 |
0 |
8.805 |
|
|
|
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen |
301.974 |
311.896 |
334.411 |
341.443 |
355.250 |
368.450 |
Premies werknemersverzekeringen |
84.479 |
91.047 |
96.434 |
101.436 |
106.215 |
110.295 |
waarvan zorgpremies |
52.265 |
56.022 |
59.527 |
62.670 |
65.776 |
68.445 |
Totaal belasting- en premieontvangsten |
386.452 |
402.943 |
430.845 |
442.879 |
461.466 |
478.745 |
4.7 De complete belastingraming 2023-2024 op EMU-basis
Tabel 4.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten in 2023 en 2024.
Tabel 4.7.1 Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2023-2024 op EMU-basis (in miljoenen euro) |
||
Vermoedelijke uitkomsten 2023 |
Ontwerpbegroting 2024 |
|
Indirecte belastingen |
115.538 |
121.935 |
Invoerrechten |
4.785 |
4.984 |
Omzetbelasting |
77.655 |
79.455 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.464 |
1.485 |
Accijnzen |
11.777 |
13.884 |
|
4.271 |
5.164 |
|
3.147 |
3.845 |
|
3.192 |
3.533 |
|
376 |
425 |
|
458 |
528 |
|
332 |
387 |
Overdrachtsbelasting |
3.405 |
3.885 |
Assurantiebelasting |
3.633 |
3.737 |
Motorrijtuigenbelasting |
4.599 |
4.946 |
Belastingen op een milieugrondslag |
7.050 |
8.184 |
|
0 |
0 |
|
250 |
273 |
|
5.849 |
6.831 |
|
335 |
368 |
|
1 |
1 |
|
615 |
710 |
|
1 |
1 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrje dranken e.a. |
308 |
690 |
Belasting op zware motorrjtuigen |
213 |
213 |
Bankbelasting |
473 |
473 |
Inframarginale heffing |
179 |
0 |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
144.448 |
147.522 |
Inkomstenbelasting |
10.668 |
11.919 |
Loonbelasting |
75.073 |
78.878 |
Dividendbelasting |
6.365 |
6.497 |
Kansspelbelasting |
904 |
958 |
Vennootschapsbelasting |
48.409 |
46.241 |
Bronbelasting op rente en royalty's |
98 |
71 |
Schenk- en erfbelasting |
2.932 |
2.958 |
Overige belastingontvangsten |
370 |
364 |
waarvan Belasting- en premieontvangsten |
||
Caribisch Nederland |
235 |
256 |
Totaal belastingen |
260.356 |
269.822 |
Premie volksverzekeringen |
41.617 |
42.074 |
Premies werknemersverzekeringen |
84.479 |
91.047 |
waarvan zorgpremies |
52.265 |
56.022 |
Totaal belasting- en premieontvangsten |
386.452 |
402.943 |
5 TOELICHTING OP DE BELASTINGONTVANGSTEN
Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.4 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel en de toegepaste ramingsvergelijkingen worden uitgebreid toegelicht. Tot slot toont deze paragraaf enkele cijfers over de inkomstenraming in aanvulling op bijlage 4, namelijk de ontvangsten van de verschillende belastingsoorten op kasbasis en voor enkele belastingen op transactiebasis.
5.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten
Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de ontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotings-saldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.
De ontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Andersom maakt dit mogelijk dat bij economische tegenwind het kabinet niet direct hoeft te bezuinigen of lasten hoeft te verzwaren. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 3). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.
Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het model hangen sterk af van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.
5.3 Ramingsmethodiek ministerie van Financiën
Voor de raming van de ontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde ontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.
Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.
Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de ontvangsten. Beleidsmaatregelen worden bijgehouden in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen in de raming.
Tot slot speelt zogenoemde 'expert opinion' een rol. De uitkomsten van het model - de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen - worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar, informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de ontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2023 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2023 zijn deels dus al gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2024 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde ontvangsten voor 2023 vormen daarom de basis voor de raming van 2024.
Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol heeft gespeeld in recente ramingen, is bij het belastinguitstel voor ondernemers vanwege de coronacrisis. De gerealiseerde kasontvangsten gaven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld gebracht in hoeverre er sprake was van corona-uitstel, waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kon worden. Momenteel wordt uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst op soortgelijke wijze toegepast om de kasontvangsten te corrigeren voor terugbetalingen van deze uitgestelde belasting.
Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergel ijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluit-komst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.
5.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten
Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur.
Zo raamt het CPB dat de nominale consumptie in 2024 met een relatief hoge 5,0% groeit, wat bijdraagt aan de groei van de btw-ontvangsten.
Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.
Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergel ijking:
T = TM * (i + Et) + A
Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1
Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t
At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t
De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de ontvangsten in 2022. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2022 bevat nadere informatie over de gerealiseerde ontvangsten over 2022. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de ontvangsten in 2023. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van ontvangsten in 2024, die eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.
Beleidsmatige ontwikkelingen
Beleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de ontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect.5 Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogel ijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleids-ramingen zou leiden tot dubbeltelling.
Endogene ontwikkeling
De verdere verandering van de ontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2024 (MEV 2024).
De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek geëvalueerd en herzien. In 2022 zijn de vergelijkingen van het model opnieuw tegen het licht gehouden en zijn de coëfficiënten herschat. Bijlage 5 bij de Miljoenennota 2023 bevat een toelichting bij deze herijking.6 De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de bpm en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifiek e 'auto'-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.
De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis - doorgaans de één-maands-verschoven-kas - plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.7
De grootste belastingsoorten - de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing - worden op transactiebasis geraamd in plaats van op kasbasis.8 Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkel ijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.
Tabel 5.4.1 Verklarende variabelen ramingsmodel
Afkorting arbvu bbpvu bbpwu box2
box3
clpu hznpu hznvu ihhyptr incpu iond ivswu oiwu pcdvu pcdwu pcndvu pcvgvu pcwu prpsv tcf
verr winstwu
Variabele
Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie BBP marktprijzen, volumemutatie BBP marktprijzen, waardemutatie Waardemutatie grondslag box 2 Waardemutatie grondslag box 3 Contractloonstijging Huizenverkoop prjsmutatie Huizenverkoop volumemutatie
Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait Incidentele loonstijging Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers Investeringen in woningen, waardemutatie Overheidsinvesteringen, waardemutatie Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie Consumptie exclusief duurzame goederen, waardemutatie Consumptie van voeding en genot, volumemutatie Particuliere consumptie, waardemutatie Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie Tabelcorrectiefactor
Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen Ontwikkeling grondslag vpb voor verliesverrekening
Tabel 5.4.2 Overzicht ramingsvergel jkingen
Belastingsoort
Accijns op lichte oliën
Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën
Afvalstoffenbelasting
Alcoholaccijns
Assurantiebelasting
Bankbelasting
Belasting zware motorrjtuigen (bzm)
Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm)
Bieraccijns
Brandstoffenheff ing
Bronbelasting op rente en royalty's
CO2-heffing
Dividendbelasting
Energiebelasting
Inkomensheffing
-
-Box 1 ondernemers
-
-Box 2
-
-Box 3
-
-Eigen woning
-
-Inkomensheffing overig Kansspelbelasting Loonheffing
Motorrjtuigenbelasting (mrb)
Omzetbelasting (btw)
Overdrachtsbelasting Rechten bj invoer Schenk- en erfbelasting Tabaksaccijns
Ramingsvergelijking voor Et
-
-0,025 + 1,80 * bbpvut + 1 * tcf
-
-0,021 + 1,15 * bbpvut + 1 * tcft
-
-0,033 + 3,25 * bbpvut + 1 * tcft
-
-0,020 + 1 * pcvut 0,59 * bbpvut
0
1 * bbpvut
-
-0,066 + 2,78 * pcdvut + 1 * tcft
-
-0,020 + 1 * pcvut 1 * bbpwut
0
1 * bbpvut
-
-0,084 + 4,95 * bbpwut
-
-0,029 + 0,41 * bbpvut + 1 * tcft
1 * iondt 1 * box2t 1 * box3t 1 * ihhyptrt 1 * verrt 1,49 * pcwut
0,79 * arbvut + 1,67 * clput + 1,26 * incput - 0,70 * tcft - 0,89 * prpsvt 0,40 * bbpvut + 1 * tcft
0,18 * pcndwut + 0,46 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,07 * oiwut 1 * hznvut + 1 * hznput 1,08 * pcdwux 0,79 * hznput 1 * pcvgvut
Vennootschapsbelasting
0,017 + 0,55 * winstwut 0,56 * pcvut 1 * pcvut 0,012 + 1 * tcft - 0,020 + 1 * pcvut
Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken
Vliegbelasting
Waterbelasting
Wijnaccijns
Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort wordt de dividendbelasting toegelicht. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens de bovenstaande vergelijking zijn de geraamde dividendbelasting-ontvangsten afhankelijk van de ontwikkeling van het bbp. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een grotere stijging van de nominale waarde van het bbp raamt, dan leidt dit in de ramingen tot hogere ontvangsten van de dividendbelasting. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 4,95, wat betekent dat de ontvangsten van de dividendbelasting erg conjunctuurgevoelig zijn. Naast het bbp bevat de ramingsvergelijking van de dividendbelasting ook een constante van - 0,084. Zonder deze constante zouden de ontvangsten explosief stijgen omdat bbp-groei meestal positief is. Door de negatieve constante en de positieve coëfficiënt voor de bbp-ontwikkeling heeft de vergelijking een kantelpunt: de dividendbelasting daalt als de waarde van het bbp minder dan 1,7 procent groeit; bij een hogere groei stijgen de ontvangsten. Stel bijvoorbeeld dat het CPB een bbp-waardestijging van 3,0 procent raamt, dan stijgen de ontvangsten van de dividendbelasting in principe met 6,4 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Vervolgens worden beleidsmatige ontwikkelingen hierbij opgeteld en wordt voorts deze uitkomst uit het ramingsmodel vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsin-formatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.
5.5 De belastingramingen voor 2023 en 2024 op kasbasis
De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de ramingen op kasbasis. Tabel 5.5.1 toont de totale ontvangsten op kasbasis voor 2023 en 2024 per belastingsoort. Tabel 5.5.2 toont vervolgens de langjarige ontwikkeling van alleen de belastingontvangsten op kasbasis.
Tabel 5.5.1 Raming belastingen en premies op kasbasis (in miljoenen euro) |
||
Vermoedeljke |
Ontwerpbe |
|
uitkomsten 2023 |
groting 2024 |
|
Indirecte belastingen |
115.299 |
122.903 |
Invoerrechten |
4.711 |
4.964 |
Omzetbelasting |
78.148 |
80.383 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.495 |
1.466 |
Accjnzen |
11.712 |
13.915 |
|
4.206 |
5.190 |
|
3.129 |
3.876 |
|
3.200 |
3.519 |
|
374 |
420 |
|
464 |
530 |
|
340 |
381 |
Overdrachtsbelasting |
3.609 |
3.891 |
Assurantiebelasting |
3.593 |
3.726 |
Motorrijtuigenbelasting |
4.572 |
4.910 |
Belastingen op een milieugrondslag |
6.488 |
8.112 |
Vermoedeljke uitkomsten 2023 |
Ontwerpbegroting 2024 |
|
|
0 |
0 |
|
253 |
277 |
|
5.366 |
6.762 |
|
331 |
367 |
|
1 |
1 |
|
537 |
705 |
|
1 |
1 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
288 |
672 |
Belasting op zware motorrijtuigen |
209 |
213 |
Verhuurderheff ing |
0 |
0 |
Bankbelasting |
473 |
473 |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
145.549 |
155.115 |
Inkomstenbelasting |
10.973 |
12.177 |
Loonbelasting |
75.530 |
79.484 |
Dividendbelasting |
6.365 |
6.497 |
Kansspelbelasting |
962 |
1.010 |
Vennootschapsbelasting |
48.685 |
46.475 |
Bronbelasting op rente en royalty's |
101 |
81 |
Schenk- en erfbelasting |
2.932 |
2.958 |
Overige belastingontvangsten |
361 |
364 |
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland |
235 |
256 |
Totaal belastingen op kasbasis |
261.209 |
278.382 |
Premies volksverzekeringen |
42.186 |
42.684 |
Premies werknemersverzekeringen |
85.353 |
91.785 |
Aansluiting naar EMU (KTV) |
|
|
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis |
386.452 |
402.943 |
Tabel 5.5.2 Meerjarige belastingontvangsten op kasbasis (in miljarden euro's) |
||
2023 2024 |
2025 2026 |
2027 2028 |
Belastingontvangsten 261,2 278,4 |
286,5 291,0 |
301,9 312,1 |
Bijzonder uitstel van betaling
De verschillen tussen de verwachte ontvangsten op EMU-basis (uit bijlage 4) en kasbasis kunnen gedeeltelijk verklaard worden door het effect van belastinguitstel. Ondernemers hebben gedurende de periode maart 2020-maart 2022 gebruik kunnen maken van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling van belastingen naar aanleiding van corona. De uitgestelde belastingclaim wordt op EMU-basis toegerekend aan het belastingjaar waarin deze is ontstaan, maar op kasbasis komt het bedrag pas later binnen. Tabel 5.5.3 toont per jaar de EMU-correctie als gevolg van dit uitstel. De belangrijkste aanname bij deze EMU-correctie is dat circa 2,5 miljard euro van het belastinguitstel dat eind 2022 nog openstond, uiteindelijk oninbaar zal blijken (zie paragraaf 5.3 van de Voorjaarsnota 2023 voor een toelichting hierop9).
Tabel 5.5.3 EMU-correctie naar belastingjaar n.a.v. corona-gerelateerd uitstel van belasting (in miljarden euro's)
2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027
12,6 4,5 - 2,3 - 5,1 - 4,4 - 1,9 - 1,9 - 1,5
5.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis
Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belas-tingdeel en het premiedeel) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen circa tweederde van de totale belasting- en premieontvangsten.
Vennootschapsbelasting
Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting (vpb) vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. Omstreeks de zomermaanden van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert. Met name in de afgelopen jaren is sprake van uitzonderlijk hoge ontvangsten in t+1.
Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 5.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesver-rekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.
Tabel 5.6.1 Opbrengst en (geraamde) ontwikkeling van de vpb op kasbasis naar transactiejaar (in miljoenen euro)
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
|
Jaar T |
20.515 |
17.844 |
23.083 |
26.864 |
31.737 |
35.640 |
Jaar T-1 |
5.059 |
3.861 |
7.308 |
11.144 |
16.006 |
10.144 |
Jaar T-2 |
521 |
|
469 |
330 |
868 |
845 |
Jaar T-3 |
|
|
|
174 |
78 |
73 |
Jaar T-4 en ouder |
0 |
|
|
|
|
|
Totaal kasopbrengst VPB |
25.949 |
21.044 |
30.416 |
38.471 |
48.685 |
46.475 |
Loon- en inkomensheffing
De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonheffing afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, heffingskortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, die geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.
Loonheffing
De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.
Tabel 5.6.2 Ontwikkeling loonheffing op transactiebasis (in miljoenen euro) |
|||
2022 |
2023 |
2024 |
|
Opbrengst op transactiebasis |
113.647 |
120.207 |
126.837 |
Mutatie |
6.560 |
6.631 |
|
waarvan endogeen |
9.118 |
5.208 |
|
waarvan beleidsmatig |
|
1.423 |
|
Endogene groei (in %) |
8,0% |
4,3% |
Tabel 5.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2023 9,1 miljard euro. In 2024 bedraagt deze 5,2 miljard euro. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies, de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen en de tabelcorrectiefactor. Onderstaande tabel 5.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro-economische Verkenning 2024 van het CPB.
Tabel 5.6.3 Relevante economische indicatoren voor de loonheffing |
||
2023 |
2024 |
|
arbeidsvolume in arbeidsuren |
1,04% |
0,63% |
contractloonstijging |
5,85% |
5,67% |
incidentele loonstijging |
0,79% |
0,28% |
tabelcorrectiefactor |
6,30% |
9,90% |
arbeidsinkomensquote marktsector |
70,7% |
71,5% |
Inkomensheffing
De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend.
Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.
Tabel 5.6.4 Ontwikkeling inkomensheffing op transactiebasis (in miljoenen euro) |
|||
2022 |
2023 |
2024 |
|
Opbrengst op transactiebasis |
6.288 |
7.587 |
6.960 |
Mutatie |
1.299 |
|
|
waarvan endogeen |
|
|
|
waarvan beleidsmatig |
2.554 |
271 |
De endogene ontwikkeling van de ontvangsten van de inkomensheffing is in 2023 en 2024 negatief (-1,3 miljard euro, respectievelijk - 0,9 miljard euro). De inkomensheffing betreft het saldo van een veelvoud aan economische grondslagen, waarvan sommigen een negatieve bijdrage leveren (zoals de hypotheekrenteaftrek) en anderen een positieve bijdrage (zoals box 3). Met name de hypotheekrenteaftrek heeft, door de stijgende rente, een drukkend effect op de ontvangsten.
Omzetbelasting
De omzetbelasting is verantwoordelijk voor bijna een kwart van de totale ontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedings-categorieën zijn samengevat in tabel 5.6.5.
Tabel 5.6.5 Raming van de procentuele ontwikkeling van |
bestedingen |
in |
2022 en 2023 |
||
2023 |
2024 |
|
particuliere consumptie, waardemutatie |
9,0% |
5,0% |
investeringen in woningen, waardemutatie |
4,7% |
9,0% |
overheidsinvesteringen, waardemutatie |
2,8% - |
3,5% |
De btw-ontvangsten op transactiebasis bedragen naar verwachting
77,7 miljard euro in 2023. In 2024 wordt een verdere stijging naar 79,5 miljard euro verwacht.
Tabel 5.6.6 Raming van de omzetbelasting op transactiebasis (in miljoenen euro) |
|||
2022 |
2023 |
2024 |
|
Opbrengst op transactiebasis |
71.942 |
77.655 |
79.455 |
Mutatie |
5.713 |
1.800 |
|
waarvan endogeen |
4.718 |
1.800 |
|
waarvan beleidsmatig |
995 |
1 |
|
Endogene mutatie in procent |
6,6% |
2,3% |
Tabel 6.1 geeft het EMU-saldo van de collectieve sector weer. Dit EMU-saldo - ook wel overheidssaldo genoemd - is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Om tot het EMU-saldo te komen, moeten wel enkele correcties worden toegepast op de inkomsten en uitgaven, want sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo, terwijl voor andere posten een ander bedrag meetelt voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen.
Tabel 6.1 EMU-saldo
(in miljoenen euro, min = tekort) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
bron |
|
1 |
Belasting- en premieontvangsten |
350.462 |
386.452 |
402.943 |
430.845 |
442.879 |
461.465 |
478.745 |
Tabel 4.6.1 |
2 |
Af: Totale netto-uitgaven |
390.499 |
425.676 |
469.013 |
501.248 |
527.197 |
539.309 |
568.725 |
Tabel 2.1 |
3 |
Af: Niet EMU-saldo relevante uitgaven |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.2 |
4 |
Bij: Kas-transverschillen en overige posten |
11.137 |
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.3 |
5 |
Bij: EMU-saldo decentrale overheden |
1.114 |
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.7 |
6 |
EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5) |
88 |
|
|
|
|
|
|
De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan maar niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in tabel 6.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente die is ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage aan de sociale fondsen is niet relevant voor het EMU-saldo omdat dit een transactie vormt tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector. Deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbankieren bij het Rijk aanhouden.
Tabel 6.2 Uitgaven niet-relevant voor het EMU-saldo1
(in miljoenen euro, plus = uitgave) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
Verstrekking studieleningen2 |
2.837 |
3.995 |
4.707 |
4.299 |
4.045 |
3.777 |
3.482 |
Aflossing studieleningen |
|
|
|
|
|
|
|
Coronagerelateerde leningen |
|
|
|
|
|
33 |
|
Rijksbijdragen aan de sociale fondsen |
36.307 |
52.681 |
49.321 |
49.704 |
52.928 |
55.628 |
57.899 |
Rente sociale fondsen |
52 |
1.821 |
2.563 |
2.643 |
2.799 |
3.074 |
3.410 |
Kasbeheer |
|
|
|
|
|
|
|
Rente-ontvangsten derivaten |
|
45 |
1 |
|
|
|
|
Voortijdige beëindigen derivaten |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen |
244 |
|
549 |
473 |
329 |
76 |
|
Diverse leningen |
|
41 |
|
|
|
|
|
Exportkredietverzekering |
|
72 |
62 |
47 |
47 |
47 |
47 |
Oekraïne |
197 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
|
Overig |
|
|
|
176 |
0 |
0 |
0 |
Totaal |
27.873 |
31.506 |
41.482 |
41.393 |
45.743 |
49.070 |
53.091 |
1 Het lid Stoffer heeft in een motie van 30 mei 2022 verzocht om voortaan by financiële transacties per casus te bezien of een budgettaire dekking geleverd dient te worden. Het kabinet geeft invulling aan deze motie met het opnemen van de navolgende passage in deze Miljoenennota. Sinds Miljoenennota 2023 heeft het kabinet besloten tot het opnemen van een aantal nieuwe financiële transacties in de rijksbegroting. Het kabinet heeft geoordeeld dat voor deze financiële transacties geen budgettaire dekking geleverd dient te worden daar in alle cases sprake is van een echte lening en/of financiële transactie. Daarom is er geen reden om af te wijken van de gangbare boekingswjze in de begrotingsregels om financiële transacties als niet-relevant voor het uitgavenplafond te verwerken.
2 Het CBS boekt prestatiebeurzen, inclusief de OV-jaarkaarten, als EMU-relevante uitgaven op het moment van verstrekking in plaats van op het moment van omzetting (van lening naar gift). Op de begroting worden deze uitgaven vooralsnog als niet-plafondrelevant geboekt bj het moment van verstrekking. Om te komen tot een juiste raming van het EMU-saldo is daarom een kas-transcorrectie opgenomen, ook voor de middelen volgend uit de herinvoering van het prestatiebeurzenstelsel uit het Coalitieakkoord.
Tabel 6.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen, moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog het kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan maar wel meetellen voor het EMU-saldo, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars (de zgn. zorgbemiddelingskosten).
Tabel 6.3 Kas-transverschillen en overige posten |
|||||||
(in miljoenen euro, plus = saldoverbeterend) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2027 |
KTV Veilingopbrengsten (UMTS, 4G, 5G) |
292 |
284 |
284 |
284 |
284 |
284 |
284 |
KTV EU-afdrachten |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV Publiek private samenwerking (DBFM-contracten) |
|
86 |
199 |
68 |
272 |
583 |
475 |
KTV NOW (corona) |
|
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV TVL (corona) |
2.349 |
400 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV OV-beschikbaarheidsvergoeding (corona) |
455 |
179 |
13 |
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV OV-jaarkaart |
|
40 |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV Toeslagen |
127 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV prestatiebeurzen |
|
|
|
|
|
|
|
KTV Defensie |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overige kas-transverschillen |
8.215 |
|
|
|
|
|
|
Mutatie begrotingsreserves |
1.137 |
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid1 |
458 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overig |
2.645 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Subtotaal Rijk |
10.887 |
|
|
|
|
|
|
Eigenrisicodragers WGA/ZW |
382 |
470 |
497 |
513 |
531 |
550 |
567 |
Zorgbemiddelingskosten |
|
|
|
|
|
|
|
Overig |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Subtotaal sociale fondsen |
250 |
|
|
|
|
|
|
Totaal |
11.137 |
|
|
|
|
|
|
1 Met het oog op artikel 14 van Council Directive 2011/85 i/EU zij opgemerkt dat de Nederlandse centrale overheid geen overheidsorganen of fondsen kent die buiten begrotingsverband vallen. Derhalve bevat de uitsplitsing van het EMU-saldo Rijk in deze tabel geen post voor overheidsorganen of fondsen buiten begrotingsverband.
Tabel 6.4 geeft een uitsplitsing van het EMU-saldo voor de drie verschillende onderdelen van de collectieve sector. In tabel 6.5 tot en met tabel 6.7 wordt het EMU-saldo per onderdeel van de collectieve sector nader uitgesplitst.
Tabel 6.4 Opbouw EMU-saldo collectieve sector
(in miljoenen euro, min = tekort) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
EMU-saldo Rijk |
|
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo sociale fondsen |
11.366 |
22.236 |
11.247 |
13.280 |
11.748 |
11.098 |
9.483 |
EMU-saldo decentrale overheden |
1.114 |
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo collectieve sector |
88 |
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) |
0,0 |
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.5 EMU-saldo Rijk
(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
bron |
Belastingontvangsten |
232.165 |
260.356 |
269.822 |
286.426 |
291.409 |
302.226 |
313.472 |
Tabel 4.3.1 |
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 2.1 |
Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven |
27.873 |
31.506 |
41.482 |
41.393 |
45.743 |
49.070 |
53.091 |
Tabel 6.2 |
Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.2 |
Kas-transverschillen en overige posten Rijk |
10.887 |
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.3 |
EMU-saldo Rijk (centrale overheid ) |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.6 EMU-saldo sociale fondsen
(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
bron |
Premie-ontvangsten |
118.297 |
126.096 |
133.121 |
144.419 |
151.470 |
159.239 |
165.273 |
Tabel 4.3.1 |
Ontvangen rijksbij dragen en rente |
36.359 |
54.502 |
51.884 |
52.347 |
55.728 |
58.701 |
61.309 |
Tabel 6.2 |
Premiegefinancierde uitgaven |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 2.1 |
Eigenrisicodragers WGA/ZW |
382 |
470 |
497 |
513 |
531 |
550 |
567 |
Tabel 6.3 |
Zorgbemiddelingskosten |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.3 |
Overige uitgaven |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Tabel 6.3 |
EMU-saldo sociale fondsen |
11.366 |
22.236 |
11.247 |
13.280 |
11.748 |
11.098 |
9.483 |
Tabel 6.7 EMU-saldo decentrale overheden1
(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
Belastinginkomsten |
12.047 |
12.721 |
13.544 |
13.891 |
14.303 |
14.720 |
15.208 |
Rijksbij dragen |
95.021 |
95.684 |
98.355 |
104.740 |
106.454 |
111.478 |
114.285 |
Overige inkomsten |
13.842 |
14.043 |
16.624 |
17.292 |
17.705 |
18.149 |
18.851 |
Uitgaven decentrale overheden |
|
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo decentrale overheden |
1.114 |
|
|
|
|
|
|
1 Met het oog op artikel 14 van Council Directive 2011/85 i/EU zij opgemerkt dat de budgettaire omvang van overheidsorganen en fondsen die zich binnen de sector decentrale overheden bevinden maar buiten begrotingsverband vallen verwaarloosbaar is. Derhalve wordt de impact van deze overheidsorganen en fondsen op het EMU-saldo en de EMU-schuld niet als aparte post gepresenteerd in deze tabel.
Het overheidssaldo komt in 2024 naar verwachting uit op een tekort van 2,9% van het bbp. Tabel 6.8 toont hoe dit saldo zich verhoudt tot het saldo dat is geraamd voor het lopende begrotingsjaar 2023.
Tabel 6.8 Horizontale toelichting EMU-saldo |
||
(min = tekort) |
Miljarden euro |
Procenten bbp |
EMU-saldo 2023 |
|
|
Noemereffect |
0,1% |
|
Uitgaven aan Rijksbegroting |
|
|
Uitgaven aan Sociale Zekerheid |
|
|
Uitgaven aan Zorg |
|
|
Uitgaven aan Investeringen |
|
|
Niet plafondrelevante uitgaven |
1,6 |
0,2% |
Inkomsten |
16,5 |
1,5% |
Kastransverschillen |
1,1 |
0,1% |
Overig |
0,4 |
0,0% |
EMU-saldo 2024 |
|
|
Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023 van afgelopen voorjaar is het saldo voor 2023 met 1 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar - 1,6% bbp.
Het saldo voor 2024 is ook met 0,1 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar - 2,9% bbp. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds de Voorjaarsnota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in tabel 6.9.
Tabel 6.9 Verticale toelichting EMU-saldo |
|||||||
(in procenten bbp, min = tekort) |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
EMU-saldo Voorjaarsnota 2023 |
|
|
|
|
|
|
|
Noemereffect (ontwikkeling bbp) |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,1 |
|
Belasting- en premieinkomsten |
0,6 |
0,0 |
1,4 |
0,7 |
0,8 |
0,7 |
|
Nood- en steunmaatregelen corona (uitgaven op kasbasis) |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
Besluitvorming netto-uitgaven onder het plafond |
0,4 |
0,0 |
|
|
|
|
|
Loon- en prijsontwikkeling uitgaven |
0,0 |
|
|
|
|
|
|
Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bij stand |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
Overige uitgavenmutaties met plafondcorrectie |
0,1 |
|
|
|
|
|
|
Niet-plafondrelevante uitgaven en correcties van EMU-saldo |
|
0,6 |
|
0,0 |
0,3 |
0,2 |
|
EMU-saldo decentrale overheden |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
EMU-saldo Miljoenennota 2024 |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.10 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2007 en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in |
|||||||
zowel miljarden euro als in procenten van het bbp. |
|||||||
Tabel 6.10 Historisch overzicht EMU-saldo |
|||||||
(in miljarden euro, min = tekort) |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
EMU-saldo |
|
0,8 |
|
|
|
|
19,5 |
Bruto binnenlands product |
619,2 |
647,2 |
624,8 |
639,2 |
650,4 |
653,0 |
660,5 |
EMU-saldo (in procenten bbp) |
|
0,1 |
|
|
|
|
|
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
EMU-saldo |
|
|
0,9 |
10,1 |
11,6 |
14,6 |
|
Bruto binnenlands product |
671,6 |
690,0 |
708,3 |
738,1 |
774,0 |
813,1 |
796,5 |
EMU-saldo (in procenten bbp) |
|
|
0,1 |
1,4 |
1,5 |
1,8 |
|
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
|
EMU-saldo |
|
|
|
|
|
|
|
Bruto binnenlands product |
871 |
959 |
1.028 |
1.078 |
1.116 |
1.162 |
1.207 |
EMU-saldo (in procenten bbp) |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 7.1 geeft het financieringssaldo van het Rijk weer. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of juist over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo berekend wordt op transactiebasis, wordt het financieringssaldo berekend op kasbasis. Om tot het financieringssaldo te komen, moet er naast het optellen van de belastingontvangsten en de uitgaven ook nog een aantal correcties worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen, moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Ten tweede wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt. Voor deze post wordt dus ook gecorrigeerd.
Tabel 7.1 Financieringssaldo Rijksoverheid
(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
Belastinginkomsten (kasbasis) |
225.140 |
261.209 |
278.381 |
286.541 |
291.046 |
301.870 |
312.108 |
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven |
|
|
|
|
|
|
|
Af: kas-transverschil rentelasten |
|
|
|
|
|
|
|
Mutatie begrotingsreserves |
1.137 |
|
|
|
|
|
|
Mutatie derdenrekeningen |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro |
0 |
0 |
0 |
0 |
300 |
150 |
0 |
Financieringssaldo Rijksoverheid |
|
|
|
|
|
|
|
Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 72 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld is de schuld van de hele collectieve sector. Dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen telt mee voor de EMU-schuld.
Tabel 7.2 Opbouw EMU-schuld collectieve sector
(in miljoenen euro, min = kasoverschot) |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
bron |
EMU-schuld begin jaar |
449.026 |
480.065 |
489.927 |
509.532 |
542.883 |
585.812 |
618.948 |
|
Financieringssaldo Rijksoverheid |
21.905 |
8.819 |
18.515 |
32.218 |
42.052 |
32.067 |
41.581 |
Tabel 7.1 |
EMU-saldo decentrale overheden |
|
1.044 |
1.090 |
1.133 |
1.176 |
1.219 |
1.263 |
Tabel 6.7 |
EMU-saldo rest centrale overheid |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Overig |
10.248 |
0 |
0 |
0 |
|
|
0 |
|
EMU-schuld einde jaar |
480.065 |
489.927 |
509.532 |
542.883 |
585.812 |
618.948 |
661.792 |
Tabel 73 toont de ontwikkeling van de EMU-schuld uitgedrukt als percentage van het bbp. Dit wordt de EMU-schuldquote genoemd. Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote. Als het bbp groeit, daalt ceteris paribus de schuldquote. Dit is het noemereffect.
Tabel 7.3 Opbouw EMU-schuldquote |
||||||
(in procenten bbp, plus = toename schuld) |
2022 2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
EMU-schuldquote begin jaar |
52,2 51,0 |
47,6 |
47,3 |
48,6 |
50,4 |
51,3 |
Noemereffect bbp |
|
|
|
|
|
|
Financieringssaldo Rijksoverheid |
2,3 0,9 |
1,7 |
2,9 |
3,6 |
2,7 |
3,3 |
EMU-saldo decentrale overheden |
|
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
EMU-saldo rest centrale overheid |
0,0 0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Overig |
1,1 0,0 |
0,0 |
0,0 |
|
|
0,0 |
EMU-schuldquote einde jaar |
51,0 47,6 |
47,3 |
48,6 |
50,4 |
51,3 |
52,9 |
De EMU-schuld komt eind 2024 naar verwachting uit op 47,3% van het bbp. Vergeleken met de verwachte EMU-schuld eind 2023 betekent dit per saldo een verbetering van de schuld. Voor deze verbetering zijn verschillende |
||||||
oorzaken. Deze oorzaken zijn uitgesplitst in tabel 74. |
||||||
1 Tabel 7.4 Horizontale toelichting EMU-schuld |
||||||
(plus = toename schuld) |
Miljarden euro Procenten bbp |
|||||
EMU-schuld ultimo 2023 |
489,9 |
47,6% |
||||
Noemereffect |
|
|||||
EMU-saldo |
31,7 |
2,9% |
||||
Coronagerelateerde leningen |
|
0,0% |
||||
Schatkistbankieren |
|
|
||||
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen |
0,5 |
0,1% |
||||
Studieleningen |
3,3 |
0,3% |
||||
Opbrengst/kosten derivaten |
0,0 |
0,0% |
||||
Overige kastransverschillen |
|
|
||||
Overige financiële transacties |
|
|
||||
EMU-schuld ultimo 2024 |
509,5 |
47,3% |
||||
Tabel 7.5 toont dat de raming van de verwachte schuld naar beneden is bijgesteld sinds de Voorjaarsnota 2023 van afgelopen voorjaar. De |
||||||
verwachte schuld aan het eind van 2023 wordt nu geraamd op 47,6% en de schuldverwachting voor het eind van 2024 bedraagt 47,3% van het bbp. |
||||||
Tabel 7.5 Verticale toelichting EMU-schuld |
||||||
(in procenten bbp, plus = toename schuld) |
2023 2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
|
EMU-schuld Voorjaarsnota 2023 |
49,2% 49,2% |
50,3% |
52,3% |
53,7% |
55,6% |
|
Noemereffect |
|
|
|
|
|
|
Doorwerking schuld t-1 |
0,0% - 1,0% |
|
|
|
|
|
Mutatie EMU-saldo |
|
|
|
|
|
|
Opbrengst/kosten derivaten |
0,0% 0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
|
Aan- en verkoop deelnemingen |
|
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
|
Schatkistbankieren |
|
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
|
Corona-leningen (netto) |
0,1% 0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
|
Studieleningen (netto) |
0,0% 0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
|
Kastransactieverschillen |
|
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
|
Overige financiële transacties |
0,2% 0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
|
EMU-schuld Miljoenennota 2024 |
47,6% 47,3% |
48,6% |
50,4% |
51,3% |
52,9% |
Tabel 76 geeft een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2007 en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.
Tabel 7.6 Historisch overzicht EMU-schuld
(in miljarden euro) |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
EMU-schuld |
266 |
354 |
355 |
379 |
401 |
432 |
447 |
Bruto binnenlands product |
619 |
647 |
625 |
639 |
650 |
653 |
660 |
EMU-schuld (in procenten bbp) |
43,0 |
54,7 |
56,8 |
59,3 |
61,7 |
66,2 |
67,7 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
EMU-schuld |
456 |
446 |
439 |
420 |
406 |
395 |
435 |
Bruto binnenlands product |
672 |
690 |
708 |
738 |
774 |
813 |
797 |
EMU-schuld (in procenten bbp) |
67,9 |
64,6 |
61,9 |
57,0 |
52,4 |
48,6 |
54,7 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
|
EMU-schuld |
450 |
481 |
490 |
510 |
543 |
586 |
619 |
Bruto binnenlands product |
871 |
959 |
1028 |
1078 |
1116 |
1162 |
1207 |
EMU-schuld (in procenten bbp) |
51,7 |
50,1 |
47,6 |
47,3 |
48,6 |
50,4 |
51,3 |
De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de socialeverzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.
De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Toekomstige verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het Centraal Planbureau (CPB) houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van een aantal posten van de overheidsbalans.
Tabel 8.1 omvat de overheidsbalans van de jaren 2019 tot en met 2022. Het vermogen van de overheid is het saldo van bezittingen en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In de periode 2019 - 2022 neemt het vermogenssaldo toe met 158,3 miljard euro. Het vermogenssaldo neemt toe in 2022 ten opzichte van 2021 met 147,0 miljard euro en komt uit op 405,9 miljard euro. Deze toename komt met name voort uit de toename van de waarde van de niet-financiële activa en de afname van de financiële passiva. Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheidsbalans. In de Miljoenennota van 202010 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd.
Tabel 8.1 Overheidsbalans 2019-2022
Bedragen in miljoenen euro |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
|
Activa |
753.873 |
778.597 |
830.434 |
926.620 |
|
Niet-financiele activa |
494.736 |
498.289 |
541.695 |
647.193 |
|
Vaste activa |
446.464 |
457.852 |
479.922 |
521.695 |
|
Voorraden |
2.009 |
2.389 |
2.783 |
5.674 |
|
Olie- en gasreserves |
9.340 |
621 |
19.054 |
76.917 |
|
Grond |
36.923 |
37.427 |
39.936 |
42.907 |
|
Financiële activa |
259.137 |
280.308 |
288.739 |
279.427 |
|
Aandelen en overige deelnemingen |
112.470 |
109.003 |
110.816 |
78.156 |
|
Leningen |
57.859 |
61.795 |
64.450 |
69.857 |
|
Handelskredieten en transitorische posten |
58.199 |
77.433 |
88.828 |
98.523 |
|
Schuldbewijzen |
7.180 |
6.592 |
7.506 |
8.103 |
|
Chartaal geld en deposito's |
14.782 |
20.413 |
14.890 |
25.187 |
|
Financiële derivaten |
8.647 |
5.072 |
2.249 |
|
|
Passiva |
753.873 |
778.597 |
830.434 |
926.620 |
|
Financiële passiva |
506.226 |
559.076 |
571.582 |
520.717 |
|
Schuldbewjzen |
373.045 |
424.545 |
430.719 |
383.776 |
|
Leningen |
82.801 |
77.790 |
75.435 |
71.279 |
|
Handelskredieten en transitorische posten |
48.691 |
55.123 |
62.906 |
63.270 |
|
Deposito's |
1.688 |
1.617 |
2.521 |
2.391 |
|
Vermogenssaldo |
247.647 |
219.521 |
258.852 |
405.903 |
1 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (2023)
Activa (bezittingen)
De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.
De activa zijn met 96,2 miljard euro in waarde toegenomen van 2022 ten opzichte van 2021. De hoofdzakelijke redenen hiervoor zijn dat de vaste activa zijn gestegen met 41,8 miljard euro naar 521,7 miljard euro en de olie en gasreserves zijn gestegen met 57,9 miljard euro naar 76,9 miljard euro. Onder de post vaste activa worden onder andere de grond-, wegen waterbouwkundige werken in bezit van de overheid geschaard. Deze zijn van 2021 naar 2022 met 41,8 miljard euro in waarde toegenomen voornamelijk vanwege een herwaarderingseffect van 40 miljard euro.
De stijging van de waarde van de olie- en gasreserves van 57,9 miljard is de resultante van enerzijds een herwaarderingseffect (prijseffect) van 87 miljard euro en anderzijds een negatief volume-effect van 30 miljard euro. Het herwaarderingseffect wordt veroorzaakt door prijsstijgingen als gevolg van de mondiale energieproblematiek. De financiële activa zijn per saldo afgenomen van 2021 naar 2022 met 9,3 miljard euro.
Passiva (schulden)
De financiële passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden met name aan ter financiering van overheidstekorten. Van 2021 naar 2022 zijn de financiële passiva afgenomen met 50,9 miljard euro. Deze afname is geconcentreerd bij de schuldbewijzen. Deze nemen af met 46,9 miljard euro vanwege enerzijds een per saldo waardedaling met 77 miljard euro van al uitstaande schuldbewijzen en anderzijds per saldo nieuwe schuldbewijzen ter waarde van 30 miljard euro.
Deze bijlage besteedt aandacht aan fiscale regelingen. Het belastingstelsel kent verschillende soorten fiscale regelingen die de belastinginkomsten verminderen, zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.11 In het belang van transparante Rij ksfinanciën worden de budgettaire kosten van fiscale regelingen gemonitord. Ook worden de fiscale regelingen periodiek geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten.
In paragraaf 9.2 wordt stilgestaan bij de definitie van fiscale regelingen, wanneer fiscale regelingen gemonitord worden, en welke regelingen zijn toegevoegd dit jaar. Paragraaf 9.3 geeft een overzicht van de budgettaire kosten van fiscale regelingen. De (opvallende) budgettaire ontwikkelingen worden nader toegelicht in 9.4 en 9.5 geeft een overzicht van recente beleidsmaatregelen met betrekking tot fiscale regelingen. Tot slot gaat 9.6 in op (recent) afgeronde evaluaties en de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren.
9.2 Definitie en monitoring van fiscale regelingen
De kamer heeft op 23 februari 2023 de regering verzocht om tot een eenduidige definitie te komen voor de term «fiscale regeling» en op basis van deze definitie de lijst van fiscale regelingen compleet te maken. In de motie van de leden Grinwis en Van Dijk wordt geconstateerd dat enkele vrijstellingen in de overdrachtsbelasting ontbreken in bijlage 9 en 10 van de Miljoenennota van 2023. Hieronder wordt allereerst kort toegelicht wat verstaan wordt onder een fiscale regeling. Verder wordt in deze paragraaf een overzicht gegeven van de regelingen die op grond van deze uitgangspunten met ingang van dit jaar worden opgenomen in bijlage 9 en 10.
Oorspronkelijk bevatten bijlage 9 en 10 een lijst met belastinguitgaven en enkele andere inkomstenbeperkende regelingen. Naar aanleiding van de 15e studiegroep Begrotingsruimte is sinds de Miljoenennota 2018 de meer strikte definitie van een belastinguitgave ingeruild voor het begrip fiscale regeling. Hierdoor wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven. Zoals geconcludeerd in het onderzoek fiscale regelingen geeft iedere definitie van fiscale regelingen afbakeningsproblemen.11 12 Internationaal bestaat er ook geen consensus over een heldere definitie.
Om die reden is ervoor gekozen om een aantal algemene richtlijnen te geven die een leidraad vormen bij het aanwijzen van fiscale regelingen:
-
-De regeling heeft een beoogd beleidsdoel (bijvoorbeeld stimuleren van een bepaalde activiteit), anders dan de algemene doelstelling van het belastingmiddel waar de regeling betrekking op heeft .
-
-De regeling leidt per saldo tot een beoogde derving van overheidsinkomsten, al dan niet in samenhang bezien met gerelateerde regelingen op hetzelfde terrein.
Middels deze algemene richtlijnen en op basis van een doorlichting van weten regelgeving zijn 56 extra fiscale regelingen opgenomen in bijlage 9 en 10 ten opzichte van vorig jaar. Tabel 9.2.1 geeft een overzicht van de nieuw toegevoegde regelingen. Om praktische en inhoudelijke redenen worden niet alle regelingen gemonitord (zie tweede kolom). Omwille van zoveel mogelijk transparantie worden deze regelingen wel toegelicht in bijlage 10. Of een regeling gemonitord wordt in bijlage 9 is afhankelijk van een aantal criteria:
-
-De regeling heeft een budgettair belang groter dan €5 miljoen, en;
-
-De regeling volgt niet uit Europese wetgeving, en;
-
-De data voor het ramen de regeling haar kosten is beschikbaar, en;
-
-De regeling is niet enkel technisch van aard, bijvoorbeeld ter voorkoming van dubbele belastingheffing, en;
-
-De regeling is niet enkel ter voorkoming van onevenredige uitvoerings-/ administratieve lasten.
Regelingen die daarom niet actief gemonitord worden zijn bijvoorbeeld een bosbouwvrijstelling vanwege het beperkte budgettaire belang, de 30% regeling voor uitgezonden werknemers vanwege een gebrek aan data, en de vrijstelling in de Vpb voor stichtingen en verenigingen met een lage winst ten behoeve van een doelmatige uitvoering. Voor elk van de nieuw opgenomen regelingen wordt in de derde kolom van tabel 9.2.1 een toelichting gegeven indien de regeling niet gemonitord wordt. In totaal worden van de nieuw toegevoegde regelingen 12 gemonitord. Fiscale regelingen met betrekking tot fossiele subsidies worden toegelicht in bijlage 24 van deze Miljoenennota.
De uitbreiding van de lijst met regelingen past in de trend van de afgelopen jaren waarin ten behoeve van de transparantie steeds meer regelingen gerapporteerd worden. Het streven is om hiermee zo volledig mogel ijk te zijn, hoewel dat zelfs met de forse uitbreiding van dit jaar een doorlopend proces blijft.
Tabel 9.2.1 - Nieuwe fiscale regelingen in bijlage 9 en 10
Naam regeling |
Gemonitord? |
Toelichting |
Inkomensvoorzieningen |
||
Onbelaste reiskostenvergoeding |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen |
||
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht |
Ja |
|
Diverse vrijstellingen Koninklijk Huis |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Verlaging lastendruk in de winstsfeer |
||
Herinvesteringsreserve |
Ja |
|
Uitstelfaciliteiten bij verkoop in kader aandelenfusie, juridische splitsing, |
Nee |
Geen data beschikbaar |
juridische fusie |
||
Verhuisvergoeding ondernemer |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Vrjstelling vpb voor stichtingen en vereningen met lage winst |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Aftrek kenbaar fondswervende activiteiten ANBI's |
Nee |
Beperkt budgettair belang |
Aftrek fictieve personeelskosten ANBI's |
Nee |
Beperkt budgettair belang |
Loonbelasting |
||
Werkkostenregeling |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Fiscale regeling aandelenoptierechten |
Nee |
Beperkt budgettair belang |
Vrjwilligersregeling |
Nee |
Geen data beschikbaar |
30% regeling: voor uitgezonden werknemers |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Vergoeding voor extraterritoriale kosten |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Belastingen op milieugrondslag |
||
EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf) |
Ja |
Naam regeling |
Gemonitord? |
Toelichting |
Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers |
Ja |
|
Vrijstelling zuiveringsslib afvalstoffenbelasting |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Vrjstelling asbest afvalstoffenbelasting |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Vrjstelling kolenbelasting anders dan brandstof |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Vrjstelling leidingwaterbelasting voor brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke indien deze gebruikt worden in buitengewone omstandigheden. |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Transferpassagiers buiten de grondslag van de vliegbelasting |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Vrjstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Auto |
||
BZM Teruggaaf belasting zware motorrjtuigen bj gecombineerd vervoer (spoor, binnenwateren of zee) |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Accijns Accjns teruggaaf LPG glastuinbouw |
Nee |
Beperkt budgettair belang |
Accijns verlaagd tarief kleine brouwer jen Assurantiebelasting |
Nee |
Beperkt budgettair belang |
ASB Vrjstelling levensverzekeringen |
Ja |
|
ASB Vrjstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen |
Ja |
|
ASB Vrjstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW |
Ja |
|
ASB Vrjstelling werkloosheidsverzekeringen |
Nee |
Geen data beschikbaar |
ASB Vrjstelling zeeschepen |
Ja |
|
ASB Vrjstelling transportverzekeringen |
Ja |
|
ASB Vrjstelling exportkredietverzekeringen |
Ja |
|
ASB Vrjstelling luchtvaartuigen |
Nee |
Beperkt budgettair belang |
Overdrachtsbelasting OVB Vrjstelling wjkontwikkelingsmaatschappjen |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB Vrjstelling wooninvesteringsfondsen |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB Vrjstelling inbreng of omzetting van een onderneming |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling verdeling of vereffening vermogen van een onderneming/ vennootschap (f) |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling verdeling gemeenschap samenwoners |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling juridische fusie |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrijstelling bedrijfsfusie |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling interne reorganisatie |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling juridische splitsing |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling taakoverdracht tussen vereniging of ANBI |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrijstelling door verkrijger aangebrachte zaken |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling bodembestanddelen |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling kabels en leidingen |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrijstelling publiekrechtelijke lichamen |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrijstelling onderwijs |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrijstelling herstel art.19 |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling staatsbosbeheer |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrjstelling samenloop omzetbelasting |
Nee |
Geen data beschikbaar |
OVB vrijstelling wilsrecht Bankenbelasting |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Drempelbedrag bankenbelasting Kansspelbelasting |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro Verbruiksbelasting |
Nee |
Geen data beschikbaar |
Vrjstellingen mineraalwater |
Ja |
|
Vrjstellingen melk |
Ja |
9.3 Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen
In 2024 bedragen de totale kosten van fiscale regelingen naar verwachting circa 163 miljard euro (tabel 9.3.1). De budgettaire omvang van fiscale regelingen groeit in de periode 2019-2024 gemiddeld met circa 6% per jaar. De groei wordt voornamelijk gedreven door de toename in het budgettaire belang van de heffingskortingen. Paragraaf 9.4 gaat nader in op de budgettaire ontwikkelingen van specifieke regelingen. Uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product schommelt het budgettaire belang rond de 15%.
Tabel 9.3.1 - Budgettair belang fiscale regelingen 2019-2024 (x € miljoen)1-2
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Gemiddelde % groei '19-'24 |
|
Persoonsgebonden aftrek |
1.104 |
1.066 |
1.005 |
810 |
792 |
795 |
|
Inkomensvoorzieningen |
14.843 |
16.812 |
18.276 |
19.822 |
18.365 |
17.861 |
4% |
(Eigen) woning |
10.759 |
10.772 |
11.348 |
11.542 |
13.093 |
13.822 |
5% |
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen |
2.142 |
2.007 |
2.508 |
2.764 |
3.054 |
3.048 |
7% |
Verlaging lastendruk in de winstsfeer |
11.543 |
11.694 |
14.076 |
16.130 |
14.035 |
14.022 |
4% |
Loonbelasting |
2.476 |
2.558 |
2.511 |
2.591 |
2.787 |
2.832 |
3% |
Heffingskortingen |
47.369 |
51.789 |
55.371 |
56.469 |
63.910 |
71.128 |
8% |
Belastingen op milieugrondslag |
12.448 |
14.467 |
15.040 |
12.212 |
14.996 |
14.507 |
3% |
Omzetbelasting |
12.181 |
11.413 |
11.804 |
13.886 |
15.621 |
16.312 |
6% |
Auto |
2.750 |
2.586 |
2.913 |
2.967 |
3.212 |
3.549 |
5% |
Assurantiebelasting |
4.130 |
4.189 |
4.272 |
4.322 |
4.383 |
4.448 |
1% |
Overdrachtsbelasting |
144 |
149 |
206 |
214 |
288 |
298 |
16% |
Verbruiksbelasting |
365 |
365 |
365 |
365 |
365 |
417 |
3% |
Totaal fiscale regelingen |
122.254 |
129.867 |
139.696 |
144.094 |
154.900 |
163.039 |
6% |
in % bbp |
15,0% |
16,3% |
16,3% |
15,3% |
15,2% |
15,3% |
1 Dit overzicht bevat uitsluitend categorieën waarvan ten minste één regeling gemonitord is.
2 Het effect van de maatregelen uit de augustusbesluitvorming op de diverse fiscale regelingen zijn nog niet verwerkt in deze tabel. Deze effecten kunnen tevens doorwerking hebben op tabel 9.3.2, 9.4.1, en 9.4.2.
Tabel 9.3.2 geeft inzicht in het budgettaire belang van alle fiscale regelingen van 2019 tot en met 2024. De laatste kolom geeft de gemiddelde jaarl ijkse procentuele groei weer tussen 2019 en 2024. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen. Endogene ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die niet het directe gevolg zijn van beleidsmaatregelen op de regelingen zelf, maar van andere factoren die het gebruik van een regeling beïnvloeden, zoals de economische ontwikkeling.
De interpretatie van de gepresenteerde cijfers vergt aandacht. De recht gedrukte cijfers zijn schattingen van het budgettaire belang die gebaseerd zijn op concreet bronmateriaal over het gebruik van een regeling. Meestal betreft dit realisatiecijfers die volgen uit de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven een vrij zekere inschatting van het budgettaire belang. De cursieve cijfers zijn ramingen. Hierbij is (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar voor dat jaar en is op basis van trendramingen of aannames het budgettaire belang bepaald. Over de kleinschaligheids-investeringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2020 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden bepaald - deze cijfers staan recht gedrukt. De groei van het gebruik van de regeling na 2020 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in vaste activa en op basis van deze aanname worden de ramingen voor de jaren vanaf 2021 gemaakt - deze cijfers staan cursief.
De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld in bijlage 10. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting) of realisaties op gebudgetteerde regelingen (zoals de MIA en de WBSO), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals de aftrekposten in de inkomstenbelasting.
De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom niet optelbaar. Ook is het vermelde budgettaire belang niet hetzelfde als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitel ijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Verder kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen.
Tabel 9.3.2 - Fiscale regelingen 2019-2024, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1-2-3
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Gemiddeld % groei '19-'24 |
|
Persoonsgebonden aftrek Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) |
220 |
206 |
215 |
23 |
17 |
10 |
|
Giftenaftrek inkomstenbelasting |
481 |
510 |
437 |
441 |
436 |
447 |
|
Aftrek specifieke zorgkosten |
272 |
252 |
275 |
275 |
275 |
280 |
0,6% |
Onderhoudsverplichtingen aftrek |
324 |
282 |
251 |
241 |
231 |
226 |
|
Belaste ontvangen alimentatie Inkomensvoorzieningen |
|
|
|
|
|
|
|
Pensioen niet-belaste premie |
19.272 |
20.190 |
21.785 |
23.138 |
25.316 |
26.745 |
6,8% |
Pensioen belaste uitkering |
|
|
|
|
|
|
7,4% |
Pensioen vrijstelling box 3 |
7.112 |
8.546 |
8.906 |
9.682 |
7.841 |
7.882 |
2,1% |
Lijfrente premieaftrek |
575 |
589 |
618 |
656 |
843 |
886 |
9,0% |
Lijfrente belaste uitkering |
|
|
|
|
|
|
6,4% |
Lijfrente vrijstelling box 3 |
214 |
254 |
255 |
277 |
224 |
227 |
1,2% |
Nettopensioen en nettolijfrente |
7 |
9 |
10 |
12 |
15 |
17 |
18,4% |
FOR aftrek |
204 |
195 |
211 |
222 |
22 |
- |
|
FOR belaste afneming |
|
|
|
|
|
|
4,2% |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek |
509 |
499 |
526 |
552 |
593 |
636 |
4,6% |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering |
|
|
|
|
|
|
5,6% |
Reisaftrek OV |
8 |
5 |
5 |
6 |
6 |
6 |
|
Middelingsregeling |
125 |
161 |
170 |
136 |
185 |
175 |
7,0% |
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen (Eigen) woning |
13 |
17 |
18 |
15 |
40 |
41 |
25,8% |
Hypotheekrenteaftrek |
9.800 |
9.161 |
8.339 |
8.153 |
9.529 |
10.747 |
1,9% |
Aftrek financieringskosten eigen woning |
651 |
765 |
820 |
693 |
582 |
552 |
|
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming |
31 |
32 |
32 |
33 |
33 |
35 |
2,1% |
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning |
17 |
13 |
10 |
8 |
7 |
6 |
|
Eigenwoningforfait |
|
|
|
|
|
|
|
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld |
553 |
592 |
523 |
512 |
501 |
502 |
|
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning |
119 |
131 |
140 |
140 |
17 |
- |
|
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters |
2.715 |
3.198 |
3.598 |
4.335 |
4.803 |
4.533 |
10,8% |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Gemiddeld % groei '19-'24 |
|
OVB Vrijstelling woning starters |
- |
- |
614 |
369 |
292 |
276 |
|
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen |
- |
- |
6 |
36 |
54 |
60 |
58,6% |
Vermindering verhuurderheffing |
177 |
172 |
240 |
539 |
- |
- |
|
Kamerverhuurvrij stelling |
10 |
10 |
10 |
12 |
15 |
16 |
9,3% |
Vrjstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 |
855 |
780 |
808 |
747 |
1.076 |
1.080 |
4,8% |
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 |
26 |
25 |
27 |
27 |
44 |
49 |
13,6% |
Vrjstelling groen beleggen box 3 |
45 |
45 |
51 |
55 |
25 |
33 |
|
Heffingskorting groen beleggen box 3 |
28 |
30 |
34 |
37 |
40 |
44 |
9,4% |
Heffingvrij vermogen/inkomen box 3 |
944 |
888 |
1.280 |
1.288 |
1.789 |
1.756 |
13,2% |
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet |
37 |
37 |
38 |
39 |
44 |
50 |
6,2% |
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht Verlaging lastendruk in de winstsfeer |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
20 |
0,0% |
Zelfstandigenaftrek |
1.860 |
1.752 |
1.677 |
1.626 |
1.323 |
1.069 |
|
Extra zelfstandigenaftrek starters |
110 |
109 |
110 |
114 |
120 |
130 |
3,4% |
Meewerkaftrek |
8 |
7 |
7 |
7 |
6 |
6 |
|
Stakingsaftrek |
17 |
17 |
17 |
17 |
17 |
18 |
0,5% |
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk |
5 |
5 |
4 |
4 |
4 |
4 |
|
Willekeurige afschrijving starters |
8 |
7 |
7 |
7 |
8 |
8 |
1,8% |
Doorschuiving stakingswinst |
280 |
286 |
299 |
311 |
325 |
349 |
4,5% |
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 |
106 |
114 |
119 |
121 |
124 |
120 |
2,4% |
Mkb-winstvrjstelling |
2.129 |
2.003 |
2.183 |
2.262 |
2.337 |
2.327 |
1,8% |
Terbeschikkingstellingsvrjstelling |
21 |
21 |
21 |
20 |
20 |
21 |
|
Laag vpb-tarief |
1.579 |
2.424 |
3.420 |
4.880 |
2.487 |
2.639 |
10,8% |
Innovatiebox |
1.895 |
1.607 |
2.215 |
2.390 |
2.860 |
2.953 |
9,3% |
Liquidatie- en stakingsverliesregeling |
707 |
780 |
712 |
751 |
779 |
734 |
0,8% |
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek |
436 |
415 |
446 |
448 |
523 |
539 |
4,3% |
Energie-investeringsaftrek (EIA) |
127 |
146 |
186 |
297 |
249 |
259 |
15,3% |
Milieu-investeringsaftrek (MIA) |
126 |
75 |
101 |
206 |
192 |
192 |
8,8% |
VAMIL |
20 |
15 |
18 |
23 |
25 |
25 |
4,6% |
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart |
119 |
0 |
60 |
120 |
120 |
120 |
0,2% |
Landbouwvrjstelling in de winstsfeer |
833 |
922 |
1.311 |
1.358 |
1.407 |
1.482 |
12,2% |
Vrjstelling vergoeding bos- en natuurbeheer |
8 |
8 |
8 |
9 |
14 |
15 |
14,4% |
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit |
615 |
534 |
567 |
567 |
567 |
556 |
|
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI's |
219 |
223 |
228 |
232 |
237 |
241 |
1,9% |
Faciliteit geven uit vennootschap |
16 |
17 |
17 |
18 |
20 |
21 |
5,0% |
Herinvesteringsreserve Loonbelasting |
299 |
206 |
346 |
343 |
272 |
195 |
|
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO |
1.182 |
1.226 |
1.411 |
1.297 |
1.437 |
1.446 |
4,1% |
30%-regeling |
1.062 |
1.100 |
865 |
1.051 |
1.104 |
1.133 |
1,3% |
Afdrachtvermindering zeevaart |
109 |
108 |
106 |
110 |
110 |
111 |
0,3% |
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband Heffingskortingen |
123 |
124 |
129 |
133 |
136 |
142 |
3,0% |
Algemene heffingskorting |
21.357 |
23.131 |
23.725 |
23.844 |
25.319 |
28.020 |
5,6% |
Arbeidskorting |
19.522 |
21.968 |
24.691 |
25.602 |
31.170 |
34.924 |
12,3% |
Inkomensafhankelijke combinatiekorting |
1.786 |
1.810 |
1.798 |
1.779 |
1.836 |
1.942 |
1,7% |
Jonggehandicaptenkorting |
178 |
180 |
182 |
186 |
197 |
220 |
4,3% |
Alleenstaande ouderenkorting |
510 |
532 |
543 |
562 |
612 |
678 |
5,9% |
Ouderenkorting Belastingen op milieugrondslag |
4.017 |
4.168 |
4.432 |
4.496 |
4.776 |
5.344 |
5,9% |
EB Verlaagd tarief glastuinbouw |
94 |
130 |
159 |
161 |
171 |
220 |
18,5% |
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit |
34 |
37 |
30 |
24 |
32 |
31 |
|
EB Salderingsregeling |
317 |
454 |
502 |
335 |
607 |
564 |
12,2% |
EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen |
93 |
118 |
124 |
122 |
129 |
194 |
15,7% |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Gemiddeld % groei '19-'24 |
|
EB Belastingvermindering per aansluiting |
2.133 |
3.623 |
3.871 |
5.750 |
4.191 |
4.268 |
14,9% |
EB Stadsverwarmingsregeling |
59 |
67 |
71 |
74 |
79 |
73 |
4,5% |
Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking |
368 |
650 |
531 |
497 |
491 |
861 |
18,5% |
Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking |
86 |
38 |
72 |
74 |
79 |
73 |
|
Inputvrjstelling kolenbelasting voor duaal verbruik |
23 |
20 |
22 |
21 |
23 |
25 |
1,7% |
EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit |
6.769 |
6.330 |
6.483 |
2.730 |
6.633 |
5.650 |
|
EB Degressieve tariefsstructuur gas |
2.326 |
2.799 |
2.958 |
2.255 |
2.387 |
2.362 |
0,3% |
EB vrjstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf) |
56 |
111 |
127 |
79 |
84 |
96 |
11,4% |
Vrjstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers Omzetbelasting |
90 |
90 |
90 |
90 |
90 |
90 |
0,0% |
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water |
6.671 |
6.641 |
7.071 |
8.269 |
8.983 |
9.340 |
7,0% |
Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen |
1.420 |
1.493 |
1.585 |
1.695 |
1.841 |
1.914 |
6,2% |
Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten |
796 |
708 |
725 |
966 |
1.050 |
1.092 |
6,5% |
Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten |
1.103 |
828 |
894 |
982 |
1.067 |
1.109 |
0,1% |
Btw Verlaagd tarief overig |
72 |
68 |
79 |
87 |
95 |
98 |
6,4% |
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer |
603 |
394 |
383 |
617 |
670 |
697 |
2,9% |
Btw Verlaagd tarief Sierteelt |
237 |
247 |
276 |
285 |
309 |
321 |
6,3% |
Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking |
1.084 |
853 |
559 |
710 |
1.265 |
1.375 |
4,9% |
Btw Nultarief zonnepanelen |
- |
- |
- |
- |
31 |
32 |
0,4% |
Btw Kleineondernemersregeling |
194 |
180 |
232 |
275 |
311 |
334 |
11,5% |
Auto |
|||||||
BPM Vrjstelling nulemissievoertuigen |
25 |
30 |
29 |
33 |
41 |
62 |
19,9% |
MRB Vrjstelling nulemissievoertuigen |
41 |
82 |
133 |
202 |
276 |
392 |
57,1% |
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's |
283 |
413 |
481 |
455 |
343 |
241 |
|
IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht) |
88 |
- |
- |
- |
- |
- |
|
BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer |
159 |
- |
- |
- |
- |
- |
|
MRB Vrjstelling taxi's en openbaar vervoer |
53 |
51 |
50 |
48 |
48 |
48 |
|
BPM Teruggaaf diverse voertuigen |
18 |
15 |
14 |
13 |
13 |
13 |
|
MRB Vrjstelling diverse voertuigen |
26 |
27 |
28 |
28 |
29 |
30 |
2,9% |
BPM Vrjstelling bestelauto ondernemers |
838 |
719 |
824 |
748 |
953 |
1.100 |
5,6% |
MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers |
924 |
959 |
1.005 |
1.030 |
1.089 |
1.198 |
5,3% |
MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten |
15 |
16 |
16 |
17 |
17 |
19 |
4,8% |
MRB Vrjstelling motorrjtuigen ouder dan 40 jaar |
69 |
75 |
83 |
91 |
99 |
108 |
9,4% |
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 |
15 |
13 |
12 |
11 |
10 |
9 |
|
MRB Kwarttarieven |
161 |
151 |
196 |
242 |
238 |
259 |
10,0% |
MRB Halftarief plug-in hybride auto's |
35 |
35 |
42 |
48 |
56 |
70 |
15,0% |
Assurantiebelasting ASB Vrjstelling Brede Weersverzekering |
4 |
5 |
6 |
7 |
7 |
7 |
13,7% |
ASB Vrjstelling levensverzekeringen |
2.679 |
2.679 |
2.679 |
2.679 |
2.679 |
2.679 |
0,0% |
ASB Vrjstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen |
556 |
580 |
604 |
630 |
656 |
684 |
4,2% |
ASB Vrjstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW |
807 |
833 |
859 |
886 |
914 |
943 |
3,2% |
ASB Vrjstelling zeeschepen |
15 |
15 |
17 |
17 |
18 |
19 |
5,0% |
ASB Vrjstelling transportverzekeringen |
57 |
62 |
68 |
74 |
80 |
87 |
8,8% |
ASB Vrjstelling exportkredietverzekeringen |
11 |
15 |
39 |
29 |
29 |
29 |
21,3% |
Overdrachtsbelasting OVB Vrjstelling cultuurgrond |
128 |
133 |
184 |
191 |
258 |
268 |
16,0% |
OVB Vrjstelling bedrjfsoverdracht in familiesfeer |
16 |
17 |
22 |
22 |
29 |
30 |
12,4% |
Verbruiksbelasting Vrjstellingen mineraalwater |
52 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2„24 Gemiddeld % 2024 groei '19-'24 |
|
Vrijstellingen melk |
365 |
365 |
365 |
365 |
365 |
365 0,0% |
1 [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
2 Indien een regeling na 2019 is geïntroduceerd, is de gemiddelde jaarlijkse groei gegeven vanaf het jaar dat de regeling bestaat.
3 Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis.
9.4 Opvallende ontwikkelingen en benchmarktoets
Tabel 9.4.1 biedt inzicht in de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen ten opzichte van de benchmark 2021. De benchmark 2021 is het budgettaire belang voor 2021 zoals geraamd bij de start van het huidige (demissionaire) kabinet in de Miljoenennota 2022. De ontwikkeling van het budgettaire belang wordt uitgesplitst in bijstellingen in de raming voor het benchmarkjaar 2021 en ontwikkelingen na deze periode, bestaande uit beleidseffecten, endogene ontwikkelingen en overige (technische) bijstellingen.
Ter illustratie, de MRB vrijstelling voor nulemissieauto's wordt voor 2024 geraamd op 392 miljoen euro. Dit is een stijging van 253 miljoen euro ten opzichte van de benchmark raming voor 2021. Ten eerste is de raming van het budgettaire belang voor 2021 met 6 miljoen naar beneden bijgesteld, wat doorwerkt in de rest van de kabinetsjaren. Daarnaast neemt het budgettair belang in de jaren 2022-2024 toe door beleidsmaatrtegelen (83 miljoen euro) en door endogene ontwikkelingen (176 miljoen euro).
Bij endogene ontwikkelingen in de context van de MRB vrijstelling voor nulemissieauto's kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een toename in het aantal elektrische auto's waardoor de grondslag van de vrijstellingen voor nulemissie auto's toeneemt. Bijstellingen door beleid ziet op aanpassingen in de fiscale regeling zelf of omdat bijvoorbeeld een wijziging in een algemeen tarief doorwerkt op de omvang van een vrijstelling.
Een verandering in het budgettair belang vanwege bijstelling 2021 kan meerdere oorzaken hebben, bijvoorbeeld doordat er realisaties beschikbaar zijn voor 2021 die afwijken van ramingen voor dat jaar in 2021. Hieraan ten grondslag kan bijvoorbeeld endogene ontwikkeling liggen tot en met 2021 die in 2021 niet was voorzien. Technische bijstellingen zien op een wijziging in de raming door bijvoorbeeld een aanpassing in de ramingsmethodiek.
Tabel 9.4.1 - Verandering ten opzichte van benchmark 2021 (x € miljoen)1-2-3
2024 MN2024 |
Mutatie tov Benchmark 2021 |
w.v. bijstelling 2021 |
w.v. beleid 2022-2024 |
w.v. endogeen 2022-2024 |
w.v. overige technische bijstellingen |
|
Persoonsgebonden aftrek Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) |
10 |
|
|
|
1 |
24 |
Giftenaftrek inkomstenbelasting |
447 |
60 |
50 |
|
39 |
0 |
Aftrek specifieke zorgkosten |
280 |
23 |
18 |
5 |
0 |
0 |
Onderhoudsverplichtingen aftrek |
226 |
|
|
|
|
0 |
Belaste ontvangen alimentatie |
|
19 |
13 |
|
8 |
0 |
Inkomensvoorzieningen Pensioen niet-belaste premie |
26.745 |
4.924 |
|
759 |
4.201 |
0 |
Pensioen belaste uitkering |
|
|
|
|
|
0 |
Pensioen vrjstelling box 3 |
7.882 |
776 |
1.800 |
709 |
|
0 |
Lijfrente premieaftrek |
886 |
263 |
|
136 |
133 |
0 |
Lijfrente belaste uitkering |
|
|
|
|
|
0 |
Lijfrente vrijstelling box 3 |
227 |
21 |
49 |
20 |
|
0 |
Nettopensioen en nettolijfrente |
17 |
8 |
2 |
1 |
5 |
0 |
FOR aftrek |
0 |
|
|
|
26 |
0 |
2024 MN2024 |
Mutatie tov Benchmark 2021 |
w.v. bijstelling 2021 |
w.v. beleid 2022-2024 |
w.v. endogeen 2022-2024 |
w.v. overige technische bijstellingen |
|
FOR belaste afneming |
|
|
|
2 |
|
0 |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek |
636 |
72 |
|
7 |
102 |
0 |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering |
|
|
29 |
|
|
0 |
Reisaftrek OV |
6 |
0 |
|
0 |
1 |
0 |
Middelingsregeling |
175 |
|
|
|
122 |
0 |
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen (Eigen) woning |
41 |
41 |
18 |
0 |
23 |
0 |
Hypotheekrenteaftrek |
10.747 |
1.999 |
|
|
3.035 |
0 |
Aftrek financieringskosten eigen woning |
552 |
322 |
590 |
|
|
0 |
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming |
35 |
4 |
1 |
|
4 |
0 |
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning |
6 |
|
|
0 |
|
0 |
Eigenwoningforfait |
|
|
137 |
160 |
|
0 |
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld |
502 |
|
8 |
|
48 |
0 |
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrjstelling eigen woning |
- |
|
|
|
0 |
0 |
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters |
4.533 |
2.448 |
1.514 |
1.372 |
|
0 |
OVB Vrjstelling woning starters |
276 |
|
|
0 |
|
0 |
OVB Vrjstelling terugkoop VoV woningen Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen |
60 |
60 |
6 |
42 |
12 |
0 |
Vermindering verhuurderheffing |
- |
|
43 |
27 |
|
0 |
Kamerverhuurvrjstelling |
16 |
6 |
0 |
|
7 |
0 |
Vrjstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 |
1.080 |
272 |
0 |
464 |
|
0 |
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bj overlijden box 3 |
49 |
22 |
0 |
19 |
3 |
0 |
Vrjstelling groen beleggen box 3 |
33 |
|
1 |
|
16 |
0 |
Heffingskorting groen beleggen box 3 |
44 |
13 |
3 |
0 |
10 |
0 |
Heffingvrij vermogen/inkomen box 3 |
1.756 |
476 |
0 |
525 |
|
0 |
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet |
50 |
12 |
0 |
|
12 |
0 |
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht Verlaging lastendruk in de winstsfeer |
20 |
20 |
20 |
0 |
0 |
0 |
Zelfstandigenaftrek |
1.069 |
|
69 |
|
206 |
0 |
Extra zelfstandigenaftrek starters |
130 |
33 |
13 |
|
22 |
0 |
Meewerkaftrek |
6 |
|
|
0 |
0 |
0 |
Stakingsaftrek |
18 |
2 |
1 |
|
1 |
0 |
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk |
4 |
|
|
0 |
0 |
0 |
Willekeurige afschrijving starters |
8 |
1 |
0 |
1 |
0 |
0 |
Doorschuiving stakingswinst |
349 |
54 |
3 |
10 |
40 |
0 |
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 |
120 |
1 |
0 |
|
7 |
0 |
Mkb-winstvrjstelling |
2.327 |
246 |
101 |
|
494 |
0 |
Terbeschikkingstellingsvrjstelling |
21 |
1 |
0 |
|
2 |
0 |
Laag vpb-tarief |
2.639 |
|
591 |
|
1.183 |
0 |
Innovatiebox |
2.953 |
1.543 |
805 |
73 |
665 |
0 |
Liquidatie- en stakingsverliesregeling |
734 |
|
|
|
160 |
0 |
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek |
539 |
127 |
34 |
66 |
28 |
0 |
Energie-investeringsaftrek (EIA) |
259 |
110 |
37 |
110 |
|
0 |
Milieu-investeringsaftrek (MIA) |
192 |
78 |
|
108 |
|
0 |
VAMIL |
25 |
0 |
|
0 |
7 |
0 |
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart |
120 |
5 |
|
8 |
52 |
0 |
Landbouwvrjstelling in de winstsfeer |
1.482 |
884 |
713 |
24 |
146 |
0 |
Vrjstelling vergoeding bos- en natuurbeheer |
15 |
4 |
|
2 |
5 |
0 |
Schenk- en erfbelasting Bedrjfsopvolgingsfaciliteit |
556 |
75 |
86 |
|
0 |
0 |
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI's |
241 |
13 |
0 |
0 |
13 |
0 |
Faciliteit geven uit vennootschap |
21 |
12 |
9 |
2 |
2 |
0 |
Herinvesteringsreserve |
195 |
195 |
346 |
1 |
|
0 |
2024 MN2024 |
Mutatie tov Benchmark 2021 |
w.v. bijstelling 2021 |
w.v. beleid 2022-2024 |
w.v. endogeen 2022-2024 |
w.v. overige technische bijstellingen |
|
Loonbelasting Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO |
1.446 |
8 |
|
|
172 |
0 |
30%-regeling |
1.133 |
431 |
163 |
|
294 |
0 |
Afdrachtvermindering zeevaart |
111 |
3 |
|
0 |
5 |
0 |
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband Heffingskortingen |
142 |
15 |
1 |
2 |
11 |
0 |
Algemene heffingskorting |
28.020 |
3.416 |
|
|
4.878 |
0 |
Arbeidskorting |
34.924 |
10.405 |
172 |
3.593 |
6.640 |
0 |
Inkomensafhankelijke combinatiekorting |
1.942 |
294 |
150 |
|
265 |
0 |
Jonggehandicaptenkorting |
220 |
36 |
|
0 |
38 |
0 |
Alleenstaande ouderenkorting |
678 |
229 |
94 |
0 |
135 |
0 |
Ouderenkorting Belastingen op milieugrondslag |
5.344 |
1.229 |
317 |
0 |
912 |
0 |
EB Verlaagd tarief glastuinbouw |
220 |
84 |
23 |
49 |
12 |
0 |
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit |
31 |
|
|
|
3 |
0 |
EB Salderingsregeling |
564 |
234 |
172 |
|
243 |
0 |
EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen |
194 |
59 |
|
39 |
26 |
5 |
EB Belastingvermindering per aansluiting |
4.268 |
575 |
178 |
|
86 |
2.574 |
EB Stadsverwarmingsregeling |
73 |
2 |
0 |
0 |
15 |
|
Inputvrjstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking |
861 |
132 |
|
241 |
30 |
59 |
Inputvrjstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking |
73 |
|
|
0 |
1 |
0 |
Inputvrjstelling kolenbelasting voor duaal verbruik |
25 |
|
|
0 |
3 |
0 |
EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit |
5.650 |
5.650 |
6.483 |
0 |
2.049 |
|
EB Degressieve tariefsstructuur gas |
2.362 |
2.362 |
2.958 |
0 |
|
321 |
EB vrjstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf) |
96 |
96 |
127 |
0 |
|
0 |
Vrjstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers Omzetbelasting |
90 |
90 |
90 |
16 |
|
0 |
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water |
9.340 |
2.510 |
241 |
0 |
2.269 |
0 |
Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen |
1.914 |
453 |
124 |
41 |
288 |
0 |
Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten |
1.092 |
384 |
17 |
0 |
366 |
0 |
Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten |
1.109 |
223 |
8 |
0 |
216 |
0 |
Btw Verlaagd tarief overig |
98 |
|
|
0 |
20 |
0 |
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer |
697 |
697 |
383 |
0 |
314 |
0 |
Btw Verlaagd tarief Sierteelt |
321 |
321 |
276 |
0 |
45 |
0 |
Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking |
1.375 |
1.375 |
559 |
0 |
816 |
0 |
Btw Nultarief zonnepanelen |
32 |
32 |
- |
31 |
1 |
0 |
Btw Kleineondernemersregeling |
334 |
124 |
22 |
0 |
102 |
0 |
Auto |
||||||
BPM Vrjstelling nulemissievoertuigen |
62 |
32 |
|
12 |
21 |
0 |
MRB Vrjstelling nulemissievoertuigen |
392 |
253 |
|
83 |
176 |
0 |
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's |
241 |
|
|
133 |
|
0 |
IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht) |
- |
0 |
- |
0 |
0 |
0 |
BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer |
- |
0 |
- |
0 |
0 |
0 |
MRB Vrjstelling taxi's en openbaar vervoer |
48 |
|
|
0 |
|
0 |
BPM Teruggaaf diverse voertuigen |
13 |
0 |
1 |
0 |
|
0 |
MRB Vrjstelling diverse voertuigen |
30 |
2 |
0 |
0 |
2 |
0 |
BPM Vrjstelling bestelauto ondernemers |
1.100 |
238 |
|
0 |
275 |
0 |
MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers |
1.198 |
200 |
7 |
0 |
193 |
0 |
MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten |
19 |
3 |
0 |
0 |
3 |
0 |
MRB Vrjstelling motorrjtuigen ouder dan 40 jaar |
108 |
27 |
2 |
0 |
25 |
0 |
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 |
9 |
|
0 |
0 |
|
0 |
MRB Kwarttarieven |
259 |
64 |
1 |
0 |
63 |
0 |
MRB Halftarief plug-in hybride auto's |
70 |
30 |
2 |
0 |
28 |
0 |
Assurantiebelasting
2024 MN2024 |
Mutatie tov Benchmark 2021 |
w.v. bijstelling 2021 |
w.v. beleid 2022-2024 |
w.v. endogeen 2022-2024 |
w.v. overige technische bijstellingen |
||
ASB Vrjstelling Brede Weersverzekering |
7 |
2 |
0 |
0 |
1 |
0 |
|
ASB Vrjstelling levensverzekeringen |
2.679 |
2.679 |
2.679 |
0 |
0 |
0 |
|
ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen |
684 |
684 |
604 |
0 |
80 |
0 |
|
ASB Vrjstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW |
943 |
943 |
859 |
0 |
84 |
0 |
|
ASB Vrjstelling zeeschepen |
19 |
19 |
17 |
0 |
2 |
0 |
|
ASB Vrjstelling transportverzekeringen |
87 |
87 |
68 |
0 |
19 |
0 |
|
ASB Vrjstelling exportkredietverzekeringen |
29 |
29 |
39 |
0 |
- |
10 |
0 |
Overdrachtsbelasting OVB Vrjstelling cultuurgrond |
268 |
84 |
0 |
60 |
25 |
0 |
|
OVB Vrjstelling bedrjfsoverdracht in familiesfeer Verbruiksbelasting |
30 |
7 |
0 |
7 |
1 |
0 |
|
Vrjstellingen mineraalwater |
52 |
52 |
- |
52 |
0 |
0 |
|
Vrijstellingen melk |
365 |
365 |
365 |
0 |
0 |
0 |
1 [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
2 Indien geen benchmark beschikbaar is, wordt uitgegaan van 0 in mutatie ten opzichte van de benchmark 2021.
3 Indien geen benchmark beschikbaar is by berekening percentage endogene groei uitgegaan van een actuele raming over het jaar 2021.
Zoals aangegeven in de introductie van deze paragraaf laat de endogene ontwikkeling zien hoe het budgettair belang zich ontwikkelt zonder invloed van beleidsmaatregelen. Opvallend zijn regelingen die grote budgettaire ontwikkelingen doormaken zonder dat daar expliciete afweging in de vorm van beleid ten grondslag aan ligt. Immers kennen fiscale regelingen doorgaans geen plafond. Tabel 9.4.2 licht de opvallende ontwikkelingen uit, welke hieronder nader worden toegelicht. Een ontwikkeling is opvallend als de bijstelling van het benchmarkjaar 2021 of de endogene ontwikkeling 2022-2024 groter is dan 8% per jaar en niet kleiner is dan 5 miljoen euro. Bijstellingen die zien op en verschil tussen realisatie en budget van een regeling worden niet meegenomen. Voor gebudgetteerde regelingen (EIA, MIA/Vamil en WBSO) wordt dit verantwoord in het Financieel jaarverslag Rijk. Tevens worden bijstellingen van het benchmarkjaar 2021 alleen toegelicht indien zij dit jaar zijn gewijzigd. Immers kan een bijstelling 2021 reeds zijn toegelicht in deze bijlage van eerdere jaren.
Tabel 9.4.2 - Opvallende mutaties ten opzichte van benchmark 2021 (x € miljoen)1-2-3
Benchmark Bijstelling Bijstelling in Endogeen Endogeen in
2021 2021 % 2022-2024 % per jaar
Persoonsgebonden aftrek
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)
Giftenaftrek inkomstenbelasting Onderhoudsverplichtingen aftrek Inkomensvoorzieningen Pensioen vrijstelling box 3 Lijfrente vrijstelling box 3 Nettopensioen en nettolijfrente Middelingsregeling
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen
(Eigen) woning
Hypotheekrenteaftrek
Aftrek financieringskosten eigen woning
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters
OVB Vrijstelling woning starters
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen
253 |
|
|
1 |
0,1% |
387 |
50 |
13,0% |
39 |
2,9% |
280 |
|
|
|
|
7.106 |
1.800 |
25,3% |
|
|
206 |
49 |
23,5% |
|
|
8 |
2 |
23,1% |
5 |
14,5% |
185 |
|
|
122 |
19,8% |
- |
18 |
0,0% |
23 |
17,9% |
8.748 |
|
|
3.035 |
10,9% |
230 |
590 |
256,7% |
|
|
195 |
|
|
0 |
0,0% |
2.084 |
1.514 |
72,6% |
|
|
1.364 |
|
|
|
|
- |
6 |
0,0% |
12 |
25,7% |
Benchmark 2021 |
Bijstelling 2021 |
Bijstelling in % |
Endogeen 2022-2024 |
Endogeen in % per jaar |
|
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen Vermindering verhuurderheffing |
197 |
43 |
21,8% |
|
|
Kamerverhuurvry stelling |
10 |
0 |
1,7% |
7 |
18,5% |
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 |
808 |
0 |
0,0% |
|
|
Vrijstelling groen beleggen box 3 |
50 |
1 |
2,3% |
16 |
9,3% |
Heffingskorting groen beleggen box 3 |
31 |
3 |
8,3% |
10 |
9,1% |
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet |
38 |
0 |
0,2% |
12 |
9,8% |
Verlaging lastendruk in de winstsfeer Extra zelfstandigenaftrek starters |
97 |
13 |
13,1% |
22 |
6,3% |
Laag vpb-tarief |
2.829 |
591 |
20,9% |
1.183 |
10,4% |
Innovatiebox |
1.410 |
805 |
57,1% |
665 |
9,2% |
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek |
412 |
34 |
8,2% |
28 |
2,0% |
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart |
115 |
|
|
52 |
23,3% |
Landbouwvrij stelling in de winstsfeer |
598 |
713 |
119,3% |
146 |
3,6% |
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit |
481 |
86 |
17,9% |
0 |
0,0% |
Faciliteit geven uit vennootschap Loonbelasting |
9 |
9 |
103,1% |
2 |
3,6% |
30%-regeling |
702 |
163 |
23,2% |
294 |
10,2% |
Heffingskortingen Arbeidskorting |
24.519 |
172 |
0,7% |
6.640 |
8,3% |
Inkomensafhankelijke combinatiekorting |
1.648 |
150 |
9,1% |
265 |
4,7% |
Alleenstaande ouderenkorting |
449 |
94 |
20,9% |
135 |
7,7% |
Belastingen op milieugrondslag EB Verlaagd tarief glastuinbouw |
136 |
23 |
17,3% |
12 |
2,4% |
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit |
37 |
|
|
3 |
3,0% |
EB Salderingsregeling |
330 |
172 |
51,9% |
243 |
14,0% |
EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen |
135 |
|
|
26 |
6,5% |
Inputvrjstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking |
729 |
|
|
30 |
1,9% |
Inputvrjstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking Omzetbelasting |
86 |
|
|
1 |
0,3% |
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water |
6.830 |
241 |
3,5% |
2.269 |
9,7% |
Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen |
1.461 |
124 |
8,5% |
288 |
5,7% |
Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten |
708 |
17 |
2,5% |
366 |
14,6% |
Btw Verlaagd tarief overig |
1.382 |
|
|
20 |
7,7% |
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer |
- |
383 |
0,0% |
314 |
12,2% |
Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking |
- |
559 |
0,0% |
816 |
20,0% |
Btw Kleineondernemersregeling |
210 |
22 |
10,5% |
102 |
12,9% |
Auto |
|||||
BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen |
30 |
|
|
21 |
20,0% |
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen |
139 |
|
|
176 |
32,4% |
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's |
504 |
|
|
|
|
BPM Vrjstelling bestelauto ondernemers |
862 |
|
|
275 |
10,1% |
MRB Vrjstelling motorrjtuigen ouder dan 40 jaar |
81 |
2 |
2,5% |
25 |
9,3% |
MRB Kwarttarieven |
195 |
1 |
0,5% |
63 |
9,7% |
MRB Halftarief plug-in hybride auto's |
40 |
2 |
5,0% |
28 |
18,7% |
1 [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
2 Indien geen benchmark beschikbaar is, wordt uitgegaan van 0 in mutatie ten opzichte van de benchmark 2021.
3 Indien geen benchmark beschikbaar is by berekening percentage endogene groei uitgegaan van een actuele raming over het jaar 2021.
Persoonsgebonden aftrekposten
De aftrek voor scholingsuitgaven is per 1 januari 2022 afgeschaft. Op grond van overgangsrecht kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog onder voorwaarden in aftrek worden gebracht. Dit leidt vanaf 2022 tot een beperkt en aflopend budgettair beslag tot het overgangsrecht materieel is uitgewerkt (2031).
De daling van de kosten van de giftenaftrek in 2021 wordt veroorzaakt door het aflopen van enkele zeer grote periodieke giften. Voor de jaren erna is uitgegaan van een jaarlijkse beperkte stijging. Vanaf 2023 is de aftrek van periodieke giften beperkt tot € 250.000 wat leidt tot een jaarljks toenemende (als gevolg van overgangsrecht) daling van de kosten van uiteindelijk € 50 miljoen in 2027
De onderhoudsverplichtingen aftrek ziet een grote bijstelling ten opzichte van de benchmark. Dit komt door de beschikbaarheid van realisatiecijfers die lager uit zijn gevallen dan initieel geraamd.
Inkomensvoorzieningen
De grote bijstelling voor de pensioenvrijstelling in box 3 wordt veroorzaakt door een correctie in de bepaling van het pensioenvermogen. Voorheen werden hiervoor realisaties van het CBS tot 2015 gebruikt en daarna een extrapolatie met behulp van gegevens uit Mimosi. Vanaf vorig jaar wordt, in aansluiting bij het IBO Vermogensverdeling13 gebruik gemaakt van gegevens van DNB over pensioenfondsen14. Aangezien het vermogen in lijfrenten in de raming afgeleid is van het vermogen in pensioenfondsen werkt de bijstelling ook door in de lijfrentevrijstelling in box 3.
De bijstelling voor het budgettaire beslag van nettopensioen en netto-lijfrente wordt veroorzaakt door een correctie in de raming van de vermogensontwikkeling sinds 2018, het laatste jaar waarvoor realisaties beschikbaar zijn.
De gepresenteerde reeks voor de middelingsregeling betreft (in tegenstelling tot andere regelingen) een kasreeks. Na een grote oploop van de kosten tot en met 2021 zijn de kosten in 2022 veel lager. Dit is waarsch ij nl ijk veroorzaakt door het tijdelijk stopzetten van het opleggen van definitieve aanslagen in verband met box 3. Om gebruik te maken van de middelingsregeling moet namelijk over het laatste middelingsjaar een definitieve aanslag zijn opgelegd. De raming voor 2023 is gebaseerd op kasgegevens over de eerste helft van 2023, waarin vooral in de eerste maanden extra middelingsverzoeken zijn gedaan.
De eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen aan kinderen kent een hoge verwachte endogene groei vanwege het verlagen van de schen-kingsvrijstelling eigen woning per 2023 en het volledig afschaffen van deze regeling per 2024. In de raming voor de algemene eenmalige vrijstelling is verondersteld dat er een toename is in het gebruik van de algemene vrijstelling omdat ouders naar voortaan een andere manier zoeken om hun kind te helpen met een eigen woning.
(Eigen) woning
De hypotheekrenteaftrek laat huizenbezitters de rente op de hypotheek aftrekken van hun inkomen in box 1. Het is daardoor sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de huizenmarkt en de hypotheekrente. De hypotheekrente is sterk gestegen waardoor het budgettair belang van de hypotheekrenteaftrek sterk is toegenomen. Daarnaast zijn de kosten van de hypotheekrenteaftrek bijgesteld door de financieringskosten volledig toe te bedelen aan de post aftrek financieringskosten eigen woning.
Financieringskosten mogen afgetrokken bij een nieuwe eigen woning. Wegens ontwikkelingen in de woningmarkt is het aantal transacties gedaald waardoor het budgettair belang van deze regeling endogeen is afgenomen. Daarnaast is er een technische bijstelling geweest. Voorheen werd een deel van het budgettaire beslag toebedeeld aan de post hypotheekrenteaftrek. Dit is gecorrigeerd in de realisaties en ramingen van de voorgenoemde posten
De raming voor de eenmalige vrijstelling voor de eigen woning in de schenkbelasting is naar beneden bijgesteld. De raming komt tot stand door een driejarig gemiddelde te nemen van de drie meest recente jaren waarover realisatiecijfers beschikbaar zijn. Sinds het vaststellen van de benchmark zijn er realisatiecijfers t/m 2020 beschikbaar gekomen. In meer recente jaren viel het budgettair beslag van de regeling lager uit. Daarnaast zijn er verbeterde inzichten in de data die hebben geleid tot een neerwaartse bijstelling.
De realisaties en ramingen voor het verlaagde OVB-tarief woning voor niet-starters zijn bijgesteld wegens een aanpassing in de ramingsmethodiek. Tot en met de Miljoenennota 2023 is er gebruik gemaakt van een fictieve verdeling van aangiften in het hoge/lage tarief. Met ingang van 2022 wordt dit op de aangifte aangegeven waardoor er gebruik gemaakt kan worden van de reële verdeling van aangiften tussen het hoge/lage tarief.
Starters op de woningmarkt worden bij aankoop van woningen onder een woningwaardegrens vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De woningprijzen zijn sterk gestegen waardoor er minder transacties zijn geweest en minder woningen onder de woningwaardegrens vallen. Hierdoor is het budgettaire beslag van de post OVB vrijstelling woning starters afgenomen. Daarnaast zijn de realisaties en ramingen bijgesteld met betrekking tot de benchmark omdat het budgettaire beslag tot en met Miljoenennota 2022 werd bepaald door de vrijstelling af te zetten tegen het hoge tarief in de OVB. Sinds vorig jaar wordt het afgezet tegen het lage tarief.
De OVB vrijstelling voor de terugkoop van VoV woningen is ingevoerd in 2021 waardoor het budgettaire beslag geleidelijk is toegenomen in de periode 2022-2024. Hierdoor is de endogene groei gemiddeld hoog.
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
De verhuurderheffing is per 2023 afgeschaft. Hiermee vervallen per 2023 de kosten van de speciale regelingen die de heffing konden verminderen.
Het budgettaire belang van de kmaerverhuurvrijstelling is afhankelijk van de WOZ-waarde ontwikkeling. In 2022-2024 is de WOZ-waarde sterk toegenomen waardoor het budgettaire belang ook is toegenomen.
De vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen heeft jaarlijks te maken met een endogene krimp, omdat het vermogen in deze vrijgestelde kapitaalverzekeringen afneemt. De raming van het budgettaire belang zelf groeide in 2023 wel, omdat vanaf 2023 een nieuw stelsel wordt ingevoerd in box 3. In dit stelsel wordt aan verzekeringsproducten gemiddeld een hoger rendement toegekend.
De heffingskorting groen beleggen box 3 kent jaarlijks een relatief grote endogene groei, omdat beleggers en spaarders vaker van de regeling gebruik maken.
De vrijstelling groen beleggen box 3 kent jaarlijks een relatief grote endogene groei, omdat beleggers en spaarders vaker van de regeling gebruik maken. Daarnaast was in 2023 sprake van een sterke krimp vanwege de wijziging van het box 3-stelsel. Ongeveer tweederde van de groene beleggingen bestaan uit spaargeld. Omdat voor spaargeld vanaf 2023 een lager forfaitair rendement geldt, is de waarde van de vrijstelling ook lager geworden.
De natuurschoonwet fiscale faciliteiten vertonen een opvallende endogene ontwikkeling. Dit is toe te schrijven enerzijds aan de stijging in het aantal gerangschikte NSW-landgoederen, en anderzijds aan een toename in de waarde van NSW-gerangschikte landgoederen.
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
De raming voor de extra zelfstandigenaftrek starters is naar boven bijgesteld, omdat ten tijde van het vaststellen van de benchmark nog uit werd gegaan van een daling van het budgettair belang als gevolg van corona. Uit de realisaties blijkt nu dat het budgettair belang gelijk is gebleven tijdens de corona-jaren 2020 en 2021. Daarom valt de realisatie voor 2021 nu hoger uit dan eerder geraamd.
De endogene stijging van zowel het lage vpb-tarief als de innovatiebox is het gevolg van de hogere winstniveau's en ook sterk stijgende vpb-ontvangsten in 2021. Hierdoor valt er ook meer winst onder het lage vpb-tarief alsmede onder de innovatiebox.
Voor de ramingen van de ontwikkelingen in het budgettair belang van de KIA wordt verondersteld dat deze gelijke tred houdt met de investeringen in vaste activa. Hierbij wordt als uitgangspunt de ramingen in het door het CPB gepubliceerde centraal economisch plan (CEP) gebruikt. Investeringen in vaste activa zijn sterker gestegen dan hetgeen geraamd is door het CPB in 2021, waardoor de KIA eveneens hoger is uitgevallen in 2021.
Met ingang van 2020 zijn realisatiecijfers beschikbaar voor de tonnagere-geling winst uit scheepvaart, waardoor in tegenstelling tot eerdere jaren, werkelijke kosten konden worden vastgesteld. In 2020 heeft Corona bij vele belastingplichtigen geleid tot verliezen uit zeescheepvaart, terwijl een forfaitaire winst moest worden aangegeven. In deze gevallen heeft de regeling negatief voor belastingplichtigen uitgepakt. De kosten van € 0 miljoen in 2020 zijn een saldo van de kosten bij belastingplichtigen die wel winst hebben gemaakt en opbrengst bij belastingplichtigen die minder winst dan de forfaitaire winst, dan wel verlies hebben gemaakt, rekening houdend met verliesverrekening. Over 2021 zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar. Volgens de Belastingdienst was het zeecontainer-vervoer in de tweede helft van 2021 weer op het niveau van vóór Corona.
De opwaartse bijstelling van het budgettaire belang in 2021 voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting wordt veroorzaakt door de ramingsmethodiek. De raming komt tot stand door het driejarig gemiddelde te nemen van de drie meest recente jaren waarover realisatiecijfers beschikbaar zijn. Sinds het vaststellen van de benchmark zijn er realisatiecijfers t/m 2020 beschikbaar gekomen. In die jaren lag budgettaire beslag hoger dan in de periode waarop de vorige raming was gebaseerd.
De grote bijstelling voor de faciliteit geven uit vennootschap wordt veroorzaakt door een correctie in de bepaling van het budgettaire beslag. Voorheen werd alleen de derving in de vpb weergegeven. De giften die voldoen aan de giftenaftrek worden echter ook buiten de grondslag voor box 2 gehouden, hetgeen tot een derving van belastingopbrengst in box 2 leidt. Deze derving wordt nu ook meegenomen.
Loonbelasting
Voor de 30% regeling is de daling van de kosten in 2021 enerzijds het gevolg geweest van de beperking van de maximale duur van de regeling tot 5 jaar en anderzijds van de effecten van Corona. In 2022 is er een veel grotere toestroom geweest van expats dan in eerdere jaren, wat geleid heeft tot een aanzienlijke stijging van de kosten in 2022.
Heffingskortingen
De arbeidskorting kent een relatief hoge endogene groei door toename van het aantal personen met recht op arbeidskorting en doordat de grondslag voor de arbeidskorting is toegenomen.
In het model waarmee het budgettair belang van de heffingskortingen wordt geschat (MIMOSI) is recent een wijziging aangebracht. Voorheen werd voor verzilvering van de heffingskortingen een bepaalde volgorde verondersteld: eerst werd de AHK verzilverd, daarna de arbeidskorting en IACK en daarna alle andere heffingskortingen. Het aannemen van zo'n volgorde kent echter geen wettelijke grondslag. Daarom worden heffingskortingen nu verzilverd naar rato van de verschuldigde belasting. Een belastingplichtige die € 80 belasting moet betalen en voor € 100 recht heeft op heffingskortingen kan dus 80% van zijn heffingskortingen verzilveren. Voorheen werd dan eerst de AHK verzilverd en daarna de andere heffingskortingen totdat de € 80 vol was gemaakt. Nu wordt elke heffingskorting waar de belastingplichtige recht op heeft voor 80% verzilverd. Deze aanpassing is met terugwerkende kracht doorgevoerd in MIMOSI. Het gevolg is dat er minder AHK wordt verzilverd, terwijl de verzilvering van andere heffingskortingen toeneemt. Per saldo is het effect uiteraard nihil. Bij een aantal heffingskortingen, zoals de IACK en de alleenstaande ouderenkorting, leidt dit tot grote bijstellingen van de raming.
Belastingen op milieugrondslag
Ramingen van de budgettaire omvang van fiscale regelingen worden op basis van realisatiegegevens van voorgaande jaren bijgesteld. Dit zorgt voor bijstellingen ten opzichte van de benchmark bij de teruggaafregeling kerkgebouwen en non-profitinstellingen, de inputvrijstelling in de kolenbelasting en het verlaagd tarief glastuinbouw. Afgelopen jaar is tevens onderzoek gedaan naar de impact van afschaffing van de vrijstellingen voor energie-intensieve processen en de inputvrijstelling. Dit zorgt voor bijstellingen van de ramingen.
De budgettaire omvang van de salderingsregeling in de energiebelasting bljft net als voorgaande jaren hard groeien. Het budgettaire belang van de regeling stijgt doordat op basis van de prognose uit de Klimaat- en Energie-verkenning 2022 bljkt dat jaarlijks meer zonne-energie wordt opgewekt door kleinverbruikers.
Omzetbelasting
Met ingang van de miljoenennota 2023 is er een technische aanpassing geweest in de post 'BTW verlaagd tarief overig.' Deze is vanaf vorig jaar opgesplitst in vier posten, namelijk verlaagd tarief personenvervoer, verlaagd tarief logiesverstrekking, verlaagd tarief sierteelt en verlaagd tarief overig. Dit verklaart de bijstelling in 2021 van de post 'BTW verlaagd tarief overig.
De hoge endogene groei bij de verlaagde tarieven komt door de forse toename in bestedingen na de coronacrisis en de algemeen hoge i nflatie. Een aantal sectoren zijn hard geraakt wat de gemiddelde endogene groei enigszins beperkt. De sectoren personenvervoer, logiesverstrekking en culture goederen en diensten waren in 2020-2021 zwaar geraakt door de coronacrisis maar zijn sinds 2022 sterker hersteld dan daarvoor. Voor het verlaagde tarief op voedingsmiddelen en water, genees- en hulpmiddelen en overig geldt met name dat deze zijn toegenomen wegens de hoge inflatie.
De toenemende kosten van de kleineondernemersregeling (KOR) vanaf 2021 worden verklaard door een forse stijging van het aantal zonnepaneel-houders dat gebruik maakt van de regeling én door de toename van het gemiddeld aantal zonnepanelen per zonnepaneelhouder. Vanaf 2023 zouden er niet of in heel beperkte mate zonnepaneelhouders bij moeten komen, omdat vanaf dat jaar er een btw nultarief geldt voor de aanschaf van zonnepanelen. Hierdoor hoeven zonnepaneelhouders zich niet meer aan te melden voor de KOR. De stijging van de kosten na 2023 betreft vrijwel alleen niet-zonnepaneelhouders.
Auto
Door de opkomst van elektrisch rijden in Nederland, loopt het budgettaire belang van de fiscaleregelingen op dit gebied ten opzichte van 2017 elk jaar op. In 2021 heeft echter ook de verkoop van nieuwe elektrische auto's last van chip tekorten en leveringsproblemen, waardoor het totale aantal nieuwverkopen van elektrische auto's (endogeen) minder hard stijgt in 2021. Dit werkt voor de bijtelling ook door in de jaren na 2021 doordat auto's gemiddeld circa vier jaar in de bijtelling zitten. Hierdoor zien we tevens een vertraging in het budgettaire effect van de stapsgewijze tariefsverhoging in de bijtelling voor emissievrijevoertuigen.
Het budgettair belang van de bpm- en mrb-vrijstelling voor emissievrije voertuigen neemt verder toe doordat de extra aanschafsubsidie (SEPP) leidt tot extra particuliere nieuwverkopen. Voor zuinige auto's is de korting op de bijtelling afgeschaft per 2016 met overgangsrecht, waardoor het budgettaire belang geleidelijk afneemt.
Voor het budgettair belang van de bpm-vrijstelling voor bestelauto's ondernemers zien we een geleidelijke afname tot 2022 en daarna weer een toename. In 2025 gaan bestelauto's van ondernemers ook bpm betalen en vervalt deze vrijstelling. De budgettaire toename na 2022 is te wijten aan een anticipatie-effect op het afschaffen van deze vrijstelling.
Voor oldtimers is de leeftijd (eerste ingebruikname) voor een mrb-vrijstelling in 2014 gewijzigd van 25 jaar naar 40 jaar, waarbij daarnaast een overgangsregeling is afgesproken voor benzineauto's die voor het eerst in gebruik genomen zijn voor 1 januari 1988 die daardoor geen oldtimer meer waren. Die laatste groep neemt logischerwijs steeds verder af. Het budgettair belang van de mrb vrijstelling voor motorvoertuigen ouder dan 40 jaar neemt eveneens toe. Dit komt doordat het aantal oldtimers van minimaal 40 jaar elk jaar toe neemt doordat auto's technisch beter worden en daardoor langer mee kunnen gaan. Daarnaast vallen dieselauto's niet onder de overgangsregeling, maar daar stroomt wel elk jaar een deel van in in de groep van 40 jaar en ouder.
De endogene groei in de mrb-kwarttarieven komt door de groei van het aantal kampeerauto's, die mede als gevolg van corona aantrekkelijker zijn geworden voor vakanties. De mrb-halftarieven gelden voor plug-in hybride voertuigen (PHEV). Daar is een endogene groei te zien, door een toename van het aantal PHEV's omdat deze auto's voor fabrikanten belangrijker geworden zijn voor het behalen van Europese CO2-emissienormen.
Tabel 9.5.1 bevat een overzicht van nieuwe beleidsmaatregelen die betrekking hebben op fiscale regelingen. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de desbetreffende wetsvoorstellen. Naast de regelingenspecifiek e maatregelen kunnen ook algemene tariefsmaatregelen invloed hebben op het budgettaire belang van fiscale regelingen. Zo verandert het budgettaire belang van een aftrekpost in de inkomstenbelasting als het belastingtarief verandert. Het totale effect van specifieke en algemene beleidsmaatregelen op het budgettaire belang van individuele regelingen is terug te vinden in tabel 9.4.1.
Tabel 9.5.1 - Beleidsmaatregelen fiscale regelingen, budgettair belang op transactiebasis in vaste prijzen (x € miljoen)1
Tabel 9.5.1 Fiscale beleidsmaatregelen, budgettair belang op transactiebasis in vaste prijzen (x € miljoen)[1] |
||||
2023 |
2024 |
2025 |
structureel |
|
Pakket Belastingplan 2024 |
||||
w.v. maatregelen voor koopkracht Jonggehandicaptenkorting: schrappen verlaging |
0 |
56 |
111 |
111 |
Dubbele AHK bijstand: bevriezen afbouw in 2024 en schrappen versnelling in 2025 |
0 |
127 |
227 |
0 |
Arbeidskorting: verhogen korting tweede knikpunt met 115 euro |
0 |
207 |
207 |
207 |
w.v. maatregelen voor Pijler 2 Verlagen MKB-winstvrijstelling van 14% naar 12,7% |
0 |
|
|
|
w.v. maatregelen voor taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen Afschaffen verlaagd btw-tarief op agrarische inputgoederen |
0 |
|
|
|
MRB: kampeerauto naar halftarief |
0 |
0 |
0 |
|
MRB: Afschaffen kwarttarief paardenvervoer |
0 |
0 |
0 |
|
MRB: Versoberen vrijstelling oldtimers vanaf 2028 naar vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988 |
0 |
0 |
0 |
|
BPM: Afschaffen teruggave geldtransport per 1/1/26 |
0 |
0 |
0 |
0 |
MRB: Afschaffen nihiltarief OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas |
0 |
0 |
0 |
0 |
MRB: afschaffen verlaagde brandstoffentoeslag personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG |
0 |
0 |
0 |
|
w.v. maatregelen voor uitstel box 3 Box 3: Heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief enkel in 2024 +1%-punt |
0 |
|
|
0 |
w.v. overige maatregelen inkomstenkader (inclusief Voorjaarsnota) Verhoging budget EIA |
0 |
10 |
142 |
63 |
Verhoging budget MIA |
0 |
0 |
0 |
25 |
Korten verhoging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten en kadercorrectie |
0 |
|
0 |
0 |
Wjzigen ouderschapsregeling inkomensafhankeljke combinatiekorting (IACK) naar aanleiding van arrest Hoge Raad |
2 |
0 |
0 |
0 |
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023- |
-2024, 36 410, |
, nr. 2 |
79 |
Tabel 9.5.1 Fiscale beleidsmaatregelen, budgettair belang op transactiebasis in vaste prijzen (x € miljoen)[1] 2023 |
2024 |
2025 |
structureel |
|
Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschrijvingseis |
0 |
1 |
1 |
0 |
Aanpassen schenken vanuit vennootschap |
0 |
0 |
6 |
24 |
Onbelaste reiskostenvergoeding verhogen met 1 cent |
0 |
109 |
109 |
109 |
Maatregelen alleenverdienersproblematiek (incl. uitvoeringskosten) |
0 |
0 |
0 |
18 |
Afschaffen vrjstelling kolenbelasting op non-energetisch gebruik kolen |
0 |
0 |
0 |
|
Verruimen HIR inzake overheidsingrijpen |
0 |
1 |
1 |
0 |
Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing |
0 |
18 |
18 |
18 |
Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht |
0 |
0 |
0 |
|
Verlagen vrijstelling bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) naar 70% boven € 1,5 miljoen goingconcernwaarde |
0 |
|
|
|
Afschaffen 5% doelmatigheidsmarge BOR en doorschuifregeling (DSR) |
0 |
0 |
|
|
Beperken keuzevermogen gemengde bedrijfsmiddelen BOR en DSR tot kwalificeren daadwerkeljk gebruik |
0 |
0 |
|
|
Versoepelen bezits- en voortzettingseis BOR |
0 |
0 |
0 |
0 |
Afschaffen dienstbetrekkingseis DSR en invoeren minimum leeftijd |
0 |
0 |
1 |
0 |
Standaard aanmerken aan derden verhuurde onroerende zaken (vastgoed) als beleggingsvermogen BOR en DSR |
0 |
|
|
|
Afschaffen verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouwsector |
0 |
0 |
|
|
Beperken vrjstelling elektriciteitsproductie |
0 |
0 |
|
|
Afschaffen vrijstellingen metallurgische en mineralogische procedés |
0 |
0 |
|
|
Afschaffen vrjstelling duaal gebruik en cokesproductie |
0 |
0 |
0 |
|
1 [+] = derving, het budgettaire belang van de regeling neemt toe; [-] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af. In tegenstelling tot het Belastingplan waarin een budgettair derving als een extra last opgenomen wordt hetgeen genoteerd wordt met een [-], worden hier extra budgettaire dervingen met een [+] weergegeven. Dit is gedaan voor de consistentie met tabel 9.3.2 waarin budgettair belang positief genoteerd wordt.
Tot slot is er vanuit de Kamer aandacht gevraagd voor de mogelijkheid om in Europees verband fiscale regelingen te bezien. Zie de box hieronder die ingaat op de motie van kamerlid Grinwis c.s. hierover.
Fiscale regelingen in Europees verband
Op 7 maart jl. is door uw Kamer een motie van de leden Grinwis, van Dijk en de Jong aangenomen die de regering verzoekt te inventariseren voor welke regelingen gezamenl ijke afschaffing of inperking in Europees verband opportuun is. In het licht van de motie is gekeken naar bestaande fiscale regelingen met een grensoverschrijdend karakter. Deze fiscale regelingen zijn bijvoorbeeld ingesteld om de concurrentiepositie te behouden of te verbeteren of komen voort uit Europese verplichtingen. Sommige regelingen leiden tot belastingconcurrentie tussen EU-lidstaten, waardoor het in Europees verband aan de orde stellen van deze regelingen opportuun is.
Uit deze inventarisatie zijn ten minste vier fiscale regelingen gekomen waar afschaffing of inperking in Europees verband mogelijk zou kunnen zijn of waar het kabinet zich al voor inzet. Dit betreffen:
-
-De 30%-regeling. Hierover heeft de staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingen reeds de toezegging gedaan om te kijken of het mogelijk is deze in Europees verband te bespreken.
-
-De partiële buitenlandse belastingplicht wordt meegenomen in bovenstaande toezegging.
-
-De accijnsvrijstelling op communautaire wateren. Hiervoor is afschaffing op Europees niveau wat het kabinet betreft opportuun.
De Nederlandse inzet bij de Europese onderhandelingen over de herziening van de Richtlijn energiebelastingen is er dan ook op gericht de vrijstellingen voor zeevaart binnen Europa, de optionele vrijstelling voor de binnenvaart en de vrijstelling voor luchtvaart te schrappen. Deze regeling zal worden meegenomen in de impactanalyse over fossiele subsidies, zie bijlage 24.
-
-De accijnsvrijstelling voor luchtvaartuigen. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de accijnsvrijstelling op communautaire wateren.
Gezien de demissionaire staat van dit kabinet, ligt het nu niet voor de hand om een Europese strategie uit te werken om dergel ijke regelingen in gezamenlijkheid af te schaffen. Dit is aan het volgende kabinet. Het volgende kabinet kan daarbij ook mogelijke andere fiscale regelingen meenemen.
Beleidsevaluaties vormen een belangrijk onderdeel bij de verantwoording van fiscale regelingen. Deze paragraaf besteedt aandacht aan (recent) uitgevoerde evaluaties en de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren. 9.6.1 gaat in op het ambtelijk rapport Aanpak fiscale regelingen dat deze zomer is gepubliceerd, waarin fiscale regelingen zijn beoordeeld aan de hand van onder meer evaluatie-uitkomsten. In 9.6.2 staan we stil bij evaluaties die sinds de vorige Miljoenennota zijn uitgevoerd. Paragraaf 9.6.3 geeft een integraal overzicht van de evaluatie-uitkomsten van fiscale regelingen. In paragraaf 9.6.4 wordt de onderzoeks-en evaluatieagenda voor de komende jaren gepresenteerd.
9.6.1 Ambtelijk rapport aanpak fiscale regelingen
Op 7 juli 2023 is een ambtelijk rapport gepubliceerd met betrekking tot fiscale regelingen. In dat rapport zijn 116 fiscale regelingen bekeken op doeltreffendheid, doelmatigheid, en reden voor overheidsinterventie. Daarnaast is aandacht besteed aan de complexiteit van de regelingen voor de uitvoering en de doenlijkheid voor burgers en bedrijven. Het rapport bevat hoofdzakelijk de fiscale regelingen die in de Miljoenennota 2023 zijn geïdentificeerd en enkele nieuw geïdentificeerde fiscale regelingen bij aanvang van het rapport.
In het rapport wordt beschreven dat veel fiscale regelingen leiden tot hogere belastingtarieven, meer complexiteit en hogere uitvoerings- en handhavingskosten. Tevens wordt in het rapport geconcludeerd dat de complexiteit van het belastingstelsel door fiscale regelingen toeneemt en dat daarmee de kans op onbedoelde gevolgen, of een samenspel tussen fiscale regelingen zoals het veroorzaken van arbitrage mogel ijkheden, vergroot wordt. Verder wordt geconcludeerd dat een deel van de 116 regelingen slecht scoort op doelmatigheid en doeltreffendheid. Figuur 9.6.1 maakt deze conclusies inzichtel ijk.
Gegeven deze uitkomsten wordt in het rapport geadviseerd om terughoudend te zijn bij de inzet van nieuwe fiscale regelingen en kritisch te kijken naar regelingen die slecht scoren op één of meerdere criteria. Het rapport vermeld dat voor veel regelingen geen goede effectmeting mogelijk is, omdat de doelstellingen niet concreet genoeg zijn geformuleerd of omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.
Verder wijst het rapport erop dat een deel van de regelingen (nog) niet wordt gemonitord in de Miljoennota van 2023. Daarom wordt geadviseerd om de monitoring in bijlage 9 of 10 van de Miljoenennota uit te breiden naar meer regelingen, te toetsen of de doelen hiervan nog actueel zijn en vroegtijdig na te denken welke gegevens noodzakelijk zijn voor een goede effectmeting. Met ingang van dit jaar, en voor zover data het toestaat is de lijst aan gemonitorde regelingen verder uitgebreid (zie tabel 9.2.1). Bovendien zijn voor een aantal regelingen de doelstellingen zoals geformuleerd in bijlage 10 geactualiseerd middels evaluatierapporten.
Tot slot wordt er in het rapport een aantal conclusies getrokken omtrent het evalueren van fiscale regelingen. Naar aanleiding van de bevindingen van het rapport wordt de aanbeveling door de auteurs gemaakt om de monitoring uit te breiden met meer informatie over de bewijskracht van evaluaties en de daaruit volgende aanbevelingen. Verder wordt aanbevolen om voor toekomstige evaluaties een uniforme definitie van doeltreffend- en doelmatigheid te hanteren en aandacht te besteden aan de noodzaak van overheidsingrijpen, de complexiteit voor de uitvoering en de doenlijkheid van de regeling.
9.6.2 Recent uitgevoerde evaluaties en uitkomsten
In totaal zijn 6 (tussen)evaluaties van fiscale regelingen afgerond sinds de Miljoenennota 2023. Sommige evaluaties beslaan meerdere fiscale regelingen. Hieronder worden de uitkomsten van de evaluaties of onderzoeken verder uiteengezet per onderwerp.
Evaluatie verlaagde btw-tarieven
Op 11 april 2023 is het evaluatierapport over het verlaagde btw-tarief gepubliceerd, uitgevoerd door Dialogic en Significant APE. In deze evaluatie is in brede zin gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het verlaagde btw-tarief en zijn de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.
Uit het onderzoek blijkt dat het verlaagde btw-tarief beperkt en wisselend doeltreffend is. Het verlaagde btw-tarief leidt tot minder fiscale druk op minder draagkrachtigen en is daardoor doeltreffend. Voor de andere integrale doelen geldt dat het verlaagde btw-tarief in bepaalde gevallen doeltreffend is, hoewel kwantificeren vaak niet mogelijk is. Het gaat dan om het stimuleren van consumptie van bemoeigoederen (bijvoorbeeld cultuur of sport), ondersteunen van sectoren en stimuleren van werkgelegenheid. Over het algemeen is het verlaagde btw-tarief geen doelmatig instrument om de beoogde doelen te bereiken. Het is zeer ondoelmatig om de fiscale druk bij minder draagkrachtigen te verminderen. Het grootste deel van het fiscale voordeel komt terecht bij de meest draagkrachtige huishoudens. Hoewel niet of moeilijk te kwantificeren, is het verlaagde tarief waarsch ij nl ijk ook geen doelmatig instrument om de consumptie of werkgelegenheid te stimuleren.
Voor alle productgroepen valt op dat de probleemstellingen niet (volledig) helder zijn, er geen heldere en eenduidige doelen worden geformuleerd voor een fiscale stimulering en dat de noodzaak van een financiële interventie niet wordt aangetoond. Of een fiscale subsidie (zoals een verlaagd btw-tarief) beter werkt dan een directe subsidie wordt niet volledig duideljk.
De onderzoekers bevelen aan om meer doelmatige beleidsinstrumenten te overwegen om beleidsdoelen te bereiken. Daarnaast zou kritisch gekeken moeten worden of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn. De reden waarom een bepaald product of dienst wel of niet onder het verlaagde btw-tarief valt is soms decennia geleden bepaald en is niet altijd meer actueel. In de uitwerking zou volgens de onderzoekers gekozen moeten worden voor een selectieve of radicale strategie. In de selectieve strategie worden specifieke posten afgeschaft die het minst doeltreffend en doelmatig zijn, terwijl bij een radicale strategie het verlaagde btw-tarief op termijn (in stappen) volledig wordt afgeschaft.
Evaluatie Energie-investeringsaftrek (EIA)
In 2023 is de evaluatie van de EIA afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek (SEO) en CE Delft. De evaluatie bestrijkt de periode 2017 tot en met 2021 en geeft inzicht in de doelmatigheid en de effectiviteit van de regeling. De EIA is in deze evaluatie getoetst aan het Toetsingskader fiscale regelingen.
De onderzoekers concluderen dat de EIA waarschijnlijk beperkt doeltreffend is. De EIA heeft vooral toegevoegde waarde voor technieken in de vroege fase van introductie. De onderzoekers concluderen dat de EIA in algemene zin een doelmatig instrument is voor vermindering of vermijding van broeikasgassen. Zes van de zeven vragen van het toetsingskader zijn positief beantwoord. De onderzoekers geven echter wel aan dat er geen eenduidige conclusie kan worden getrokken omtrent de keuze voor een fiscale faciliteit of een directe subsidie.
In het onderzoek worden vier aanbevelingen gegeven gericht op de doeltreffendheid van de regeling:
-
-Percentage free riders beperken door de Energielijst strikter te actualiseren.
-
-Scherpere afbakening van de doelgroep door grens van de maximale investering voor de EIA te verlagen of door bij de keuze voor de technieken op de Energiel ijst sterker te sturen op technieken die toepasbaar zijn in het middenbedrijf.
-
-Onderzoek bij een volgende evaluatie van de EIA of de EIA een verschillend effect heeft op (a) kleine en grote bedrijven en (b) bedrijven in verschillende sectoren.
-
-Experimenteer met een beperkt aantal bedrijfsmiddelen in differentiatie van het aftrekpercentage.
Gericht op de doelmatigheid van de EIA:
-
-Verlaag het aftrekpercentage van de EIA. Hiermee wordt tevens getoetst of een verlaging een omslagpunt kent. Het aantal aanvragen zou hierbij goed gemonitord moeten worden.
-
-Onderzoek de vraag naar de meest effectieve manier om energiebesparing te bevorderen: een fiscale regeling of een directe subsidie.
-
-Breng de relatie met vergelijkbare stimuleringsregelingen voor energiebesparing en vermindering van broeikasemissies in kaart en baken dit scherp af met als doel om de doelmatigheid van de EIA te vergroten.
-
-Vanuit een overkoepelend perspectief kan de doelmatigheid van het stimuleringsbeleid worden verbeterd door kritisch te onderzoeken of meerdere regelingen nodig zijn voor stimulering van energiebesparing en vermindering van broeikasgasemissies in de laatste fase voor markt-rijpheid.
Evaluatie Millieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil In 2023 is de evaluatie van de MIA en Vamil afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door Witteveen+Bos, CE Delft en KplusV. De evaluatie is gericht op de periode 2017-2021 en geeft inzicht in de doelmatigheid, effectiviteit en budgettaire beheersbaarheid van de regelingen. Het onderzoek naar de MIA is gel ijktijdig en op onderdelen zoveel mogel ijk op vergel ijkbare wijze uitgevoerd als de met de MIA vergel ijkbare regeling Energie-investerings-aftrek (EIA).
De evaluatie laat zien dat de MIA/Vamil bijdraagt aan de milieudoelen en daarmee doeltreffend is. Dit effect wordt wel begrensd door het optreden van zogenoemde 'freeriders' (ondernemers die aangeven dat zij ook zonder de MIA/Vamil op hetzelfde of op een later moment dezelfde investering hadden gedaan). Over de doelmatigheid wordt geconcludeerd dat een euro steungeld via de MIA/Vamil € 6 tot ruim € 11 aan milieu-investeringen uitlokt (bang for the buck). De onderzoekers geven aan dat dit als doelmatig bestempeld kan worden.
De meeste vragen uit het toetsingskader kunnen door de onderzoekers positief beantwoord worden. Alleen de vraag naar de keuze voor een fiscale subsidie is voor de MIA niet eenduidig met ja te beantwoorden. In het onderzoek is niet onomstotelijk aangetoond dat een fiscale subsidie zoals de MIA meer of minder effectief is dan een directe subsidie.
De onderzoekers doen drie aanbevelingen:
-
-Strikter actualiseren van de Milieuljst. Dit geldt met name voor technieken die een snelgroeiend aandeel in de nieuwverkopen kennen en/of in te hoge mate overlap kennen met andere vormen van stimulering en regelgeving. Het bijhouden van de Milieuljst zou nog meer dan tot nu toe gericht moeten zijn op het afvoeren van dit type technieken.
-
-Nader onderzoek doen naar de effectiviteit van fiscale regelingen ten opzichte van directe subsidies. De onderzoekers geven aan dat dit onderzoek kan gebaseerd worden op een stated-choice experiment/ vragenlijst. Het onderzoek kan gecombineerd worden met de andere fiscale faciliteit, de EIA.
-
-Integreren van de bezwaarprocedure met het aanvraagproces van RVO en het afgeven van de beschikking door RVO. De onderzoekers bevelen aan om de bezwaarprocedure van de MIA/Vamil te integreren met het aanvraagproces van RVO.
Verder doen zij de aanbeveling om het afgeven van de beschikking bij RVO neer te leggen. De onderzoekers verwachten dat hiermee tijdswinst, een gestroomlijndere afhandeling van de aanvraag en meer duidelijkheid voor de aanvrager wordt gerealiseerd.
Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding
In 2023 is de evaluatie van de onbelaste reiskostenvergoeding afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door CE Delft en Significance. In het onderzoek wordt de onbelaste reiskostenvergoeding geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid, worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen doorlopen en worden de gevolgen van 6 toekomstvarianten voor de onbelaste reiskostenvergoeding in kaart gebracht.
Op basis van een reconstructie van de beleidsgeschiedenis zijn twee hoofddoelen van de regeling geïdentificeerd: het verhinderen dat de vergoeding die werknemers ontvangen voor gemaakte zakelijke kosten ten onrechte wordt belast als loon, en het (fiscaal) ondersteunen van een goed functionerende arbeidsmarkt. De onbelaste reiskostenvergoeding is volgens de evaluatie doeltreffend met betrekking tot beide doelen en waarschijnlijk doelmatig. Wel concluderen CE Delft en Significance dat de regeling enkele belangrijke negatieve neveneffecten heeft, waaronder de forse b ijdrage aan de congestie en uitstoot van broeikasgas- en luchtvervui-lende emissies. Uit de toekomstverkenning bljkt dat er binnen de regeling een trade-off bestaat tussen het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt aan de ene kant en het verminderen van de milieubelasting en congestie aan de andere kant. Er is geen aanpassing aan de regeling mogelijk waarbij deze twee doelen verenigd worden.
Uit het onderzoek volgen enkele aanbevelingen:
-
-Definieer duidelijke doelstellingen voor de onbelaste reiskostenvergoeding
-
-Zorg voor een periodieke evaluatie van de hoogte van de maximale vergoeding
-
-Onderzoek de mogelijkheden om de administratieve lasten van de combinatie van de onbelaste reiskostenvergoeding en de thuiswerkver-goeding te verminderen
-
-Houd oog voor aansluiting van de regeling bij nieuwe mobiliteitsvormen
-
-Vergroot het inzicht in het gedrag van werkgevers in reactie op wijzigingen in de onbelaste reiskostenvergoeding
Tussenevaluatie van de fiscale regelingen voor emissievrije voertuigen Eind 2022 is de tussenevaluatie van de fiscale regelingen voor emissievrije voertuigen (EV) en plug-inhybrides (PHEV) afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door een onderzoeksconsortium van Dialogic, Decisio en EVConsult. Er vallen zes regelingen onder deze evaluatie (nihiltarief in de bpm en mrb voor EV, halftarief in de mrb voor PHEV en lagere bijtelling voor EV en PHEV). In het Klimaatakkoord van juni 2019 bij de stimuleringsmaatregelen voor EV's een tussenevaluatie in 2022/2023 toegezegd. De evaluatie volgt ook uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) en richt zich op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regelingen in de periode 2017-2021. Daarnaast zijn de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.
De onderzoekers komen tot de volgende bevindingen:
-
-De financiële interventie van de overheid was noodzakelijk om EV-ingroei te stimuleren. De fiscale regelingen hebben bijgedragen aan emissievrij rijden. Met name het tijdelijk verlaagde bijtellingspercentage voor EV lijkt een groot effect te hebben gehad.
-
-De doelstelling van het stimuleringsbeleid voor PHEV en EV (2017) had duidelijker geformuleerd moeten worden. Het is niet altijd duidelijk geweest wat er exact met de betreffende regelingen werd beoogd.
Voor EV-beleid is de doelstelling na het Klimaatakkoord wel duidelijker geworden. Voor PHEV niet.
-
-De onderzoekers doen geen uitspraak over in hoeverre sprake is van doeltreffend en of sprake is van doelmatig beleid. Ook kunnen ze geen uitspraken doen over de kosteneffectiviteit van fiscale regelingen ten opzichte van subsidies. Dat is het gevolg van de gekozen insteek van het onderzoek (literatuuronderzoek en interviews). Voor diepgaander onderzoek moet een volgende keer meer tijd en ruimte geboden worden.
-
-Voor toekomstig stimuleringsbeleid geven de onderzoekers o.a. mee dat de Total Cost of Ownership (TCO) van EV's de komende jaren verder zal dalen. Rond 2025 zal die TCO dichter in de buurt liggen bij de
TCO van auto's met een verbrandingsmotor (of zelfs lager zijn). Dit biedt de mogelijkheid doelmatiger beleid te voeren en een ander type instrumentarium in te zetten zoals via normeren en beprijzen.
-
-De onderzoekers bevelen daarnaast aan om te kijken naar de inzet van de «Hand aan de Kraan»-systematiek (HADK). Middels deze systematiek zou onder- en overstimulering moeten worden voorkomen. Desalniettemin is in 2021 toch besloten om af te wijken van deze systematiek door extra geld vrij te maken. Er zijn wel (legitieme) redenen gegeven om hiervan af te wijken maar dat brengt volgens de onderzoekers wel de vraag met zich mee of de initiële bandbreedtes van de HADK-systematiek wel aansloten bij de opgave uit het Klimaatakkoord en of dat nu ook nog het geval is.
9.6.3 Uitgevoerde evaluaties en uitkomsten
Bij evaluaties van fiscale regelingen dient het Toetsingskader Fiscale Regelingen15 te worden doorlopen en is de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) van toepassing. Dit betekent onder meer dat de instrumentkeuze voor een fiscale regeling opnieuw tegen het licht moet worden gehouden, en dat de doeltreffendheid en doelmatigheid ervan moeten worden onderzocht.
In tabel 9.6.1 worden de uitkomsten bij evaluaties uitgevoerd in de periode 2019-2023 gepresenteerd. Voor uitkomsten van evaluaties die zijn uitgevoerd voor 2019 wordt verwezen naar het rapport Evaluatiedoor-lichting fiscale regelingen.16Per evaluatie wordt gerapporteerd over de doeltreffend- en doelmatigheid. Daarnaast wordt in de kolom Toetsingskader Fiscale Regelingen (TFR) weergegeven hoeveel van de zeven vragen uit dit toetsingskader positief beantwoord zijn bij een evaluatie. Indien de cel leeg is betekent het dat het toetsingskader niet is toegepast bij de evaluatie. Zoals vastgesteld door de Algemene Rekenkamer in de verantwoordings-onderzoeken 2020 en 2021, werd voor 2022 het TFR onvoldoende toegepast. Tot slot wordt onder beleidsuitwerking per regelingen vermeld welke opvolging is gegeven aan de bevindingen van de evaluatie. In de Startnota van het (demissionaire) kabinet is vastgelegd dat negatief geëvalueerde regelingen in principe worden aangepast of afgeschaft. Daarom wordt enkel aangegeven of de evaluatie heeft geleid tot een aanpassing, afschaffing (al dan niet op termijn), of ongewijzigde voortzetting.
Tabel 9.6.1 - Evaluaties fiscale regelingen 2019-20231 |
|||||
Jaar |
Evaluatie |
Doeltreffend |
Doelmatig |
Toetsingskader Fiscale Regelingen |
Beleids-uitwerking |
2019 |
Evaluatie WBSO |
Ja |
Ja |
Aanpassing |
|
2019 |
Evaluatie Eigenwoningregelingen hypotheekrenteaftrek |
Deels |
Nee |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2019 |
Evaluatie Eigenwoningregelingen eigenwoningforfait |
Deels |
Nee |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2019 |
Evaluatie Eigenwoningregelingen Hillen |
Deels |
Nee |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2019 |
Evaluatie Eigenwoningregelingen bijleenregeling |
Geen uitspraak |
Geen uitspraak |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2019 |
Evaluatie Eigenwoningregelingen toptarief |
Ja |
Ja |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2019 |
Evaluatie Eigenwoningregelingen aflossingseis |
Ja |
Ja |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2019 |
Evaluatie Eigenwoningregelingen tariefsmaatregel |
Deels |
Ja |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2020 |
Evaluatie Assurantiebelasting |
Deels |
Ja |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2020 |
Evaluatie van de vrijstelling en de heffingskorting in box 3 voor groen beleggen |
Ja |
Ja |
Aanpassing |
|
2020 |
Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing' |
Deels |
Deels |
Afschaffing |
|
2020 |
Evaluatie van de vrjstelling voor nettopensioen en nettolijfrente |
Ja |
Grotendeels |
Aanpassing |
|
2021 |
Evaluatie Energiebelasting teruggaaf kerken & nonprofit |
Redelijk |
Ja |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2021 |
Evaluatie Energiebelasting teruggaaf intensieve industrie |
Beperkt |
Ja |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2021 |
Evaluatie Energiebelasting vrjstellingen intensieve industrie |
Waarschijnlijk |
Beperkt |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2021 |
Evaluatie Energiebelasting stadsverwarmingsregeling Ja |
Grotendeels |
Ongewijzigde voortzetting |
||
2021 |
Evaluatie Energiebelasting WKK-inputvrjstelling |
Neemt af |
Grotendeels |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2021 |
Evaluatie Energiebelasting verlaagd tarief GTB |
Ja |
Ja |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2021 |
Evaluatie Energiebelasting belastingvermindering |
Redelijk |
Beperkt |
Ongewijzigde voortzetting |
|
2021 |
Evaluatie schenkingsvrjstelling eigenwoning |
Niet of beperkt |
Nee |
Afschaffing |
|
2022 |
Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - BOR |
Ja |
Nee |
4 |
Aanpassing |
2022 |
Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - DSR |
Ja |
Geen uitspraak |
4 |
Aanpassing |
2022 |
Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB -BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer |
Waarschijnlijk beperkt |
Nee |
4 |
Ongewijzigde voortzetting |
2022 |
Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Teruggaaf en MRB Vrjstelling diverse voertuigen |
Beperkt |
Geen uitspraak |
3 - 4 |
Afschaffing (Geldtransport) |
Ongewijzigde voortzetting (Overig) |
|||||
2022 |
Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Vrjstelling bestelauto ondernemers |
Geen uitspraak |
Geen uitspraak |
3 |
Afschaffing |
2022 |
Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers |
Geen uitspraak |
Geen uitspraak |
3 |
Ongewijzigde voortzetting |
2022 |
Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten |
Geen uitspraak |
Geen uitspraak |
4 |
Ongewijzigde voortzetting |
Jaar |
Evaluatie |
Doeltreffend |
Doelmatig |
Toetsingskader Fiscale Regelingen |
Beleids-uitwerking |
2022 |
Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar |
Geen uitspraak |
Geen uitspraak |
3 |
Aanpassing |
2022 |
Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB -MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 |
Geen uitspraak |
Geen uitspraak |
3 |
Ongewijzigde voortzetting |
2022 |
Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB -MRB Kwarttarieven |
Nee |
Geen uitspraak |
3 |
Afschaffing (Paardenvervoer) |
Aanpassing (Kampeerauto) |
|||||
Ongewijzigde voortzetting (Overig) |
|||||
2022 |
Evaluatie fiscale regelingen zeevaart |
Deels |
Deels |
7 |
Ongewijzigde voortzetting |
2022 |
Evaluatie verlaagd gebruikelijk loon dga's van startups |
Nee |
Nee |
3 |
Afschaffing |
2022 |
Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten en TSZ-regeling |
Deels |
Beperkt |
4 |
Vervolgonderzoek |
2023 |
Evaluatie verlaagde tarieven BTW |
Wisselend |
In algemene zin niet doelmatig. |
4 - 6 |
Afschaffing laag btw-tarief agrarische goederen en vervolgonderzoek |
2023 |
Evaluatie EIA |
Waarschijnlijk beperkt doeltreffend |
In algemene zin doelmatig |
6 |
Aanpassing en vervolgonderzoek |
2023 |
Evaluatie MIA en Vamil |
Ja |
Ja |
6 |
Vervolgonderzoek |
2023 |
Onbelaste reiskostenvergoeding |
Ja |
Grotendeels |
6 |
Kabinetsreactie volgt |
2023 |
Tusseneveluatie fiscale regelingen voor emissieloze voertuigen |
Geen uitspraak |
Geen uitspraak |
4 - 6 |
Ongewijzigde voortzetting |
1 Indien er nauwelijks of geen uitspraken over doeltreffend- en doelmatigheid zijn, zoals bijvoorbeeld by veel BPM/MRB regelingen, kunnen in de evaluatie wel meerdere betere alternatieven aanbevolen zijn. Zie daarvoor de toelichting in tabel 10.1.
9.6.4 Geplande evaluaties en onderzoeken 2023-2027
In tabel 9.6.2 wordt een overzicht gegeven van de evaluaties van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2023-2027. Deze programmering is erop gericht om met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit relevante evaluaties af te leveren die voorzien in de informatiebehoefte van het parlement.
Tabel 9.6.2 - Evaluaties fiscale regelingen 2023-2027 |
|||||
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
|
Persoonsgebonden aftrek |
|||||
Giftenaftrek |
X |
||||
Werkkostenregeling |
X |
||||
Inkomensvoorzieningen |
|||||
Reisaftrek OV |
X |
||||
Onbelaste reiskostenvergoeding* |
X |
||||
(Eigen) woning Differentiatie overdrachtsbelasting Kamerverhuurvrjstelling Fiscale regelingen eigen woning |
X |
X |
X |
||
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen |
|||||
Vrijstellingen box 3 (waaronder voorwerpen van kunst en wetenschap) |
X |
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Millieu investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving x
millieu-investeringen (Vamil)*
Landbouwvrij stelling X
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
|
Fiscale regelingen ondernemerschap Energie investeringsaftrek (EIA)* |
X |
X |
|||
Innovatiebox |
X |
||||
Verlaagde vpb-tarief |
X |
||||
Schenk- en erfbelasting Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) |
X |
X |
|||
Regeling Groenprojecten |
X |
||||
Vrijstellingen directe belastingen natuur- en landbouw |
X |
||||
Loonbelasting Fiscale regelingen speur- en ontwikkelingswerk |
X |
||||
30%-regeling |
X |
||||
Heffingskortingen Heffingskortingen/tariefsstructuur box 1 |
X |
||||
Belastingen op milieugrondslag Afvalstoffenbelasting Evaluatie vliegbelasting Fiscale regelingen energiebelasting |
X |
X |
X |
||
Omzetbelasting BTW verlaagd tarief* BTW vrijstellingen (o.a. componisten, schrijver, journalisten) |
X |
X |
|||
BTW nultarief zonnepanelen BTW kleineondernemersregeling |
X |
X |
|||
Auto Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit)* Eindevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) |
X |
X |
|||
Accijns Fiscale regelingen accjnzen |
X |
||||
Assurantiebelasting Vrjstelling Brede Weersverzekering |
X |
||||
Overdrachtsbelasting Vrjstellingen overdrachtsbelasting ondernemers Vrjstellingen overdrachtsbelasting natuur- en landbouw Vrijstellingen overdrachtsbelasting van technische/notariële aard |
X |
X |
X |
||
Verbruiksbelasting Vrijstellingen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken |
X |
De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van de Strategische Evaluatieagenda (SEA). De evaluatie van een fiscale regeling is daarom in de begrotingen van het beleidsverantwoordelijke ministeries terug te vinden. Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn altijd het Ministerie van Financiën, vanuit haar verantwoordelijkheid voor het belastingstelsel, en het betreffende vakdepartement, vanuit haar verantwoordel ijkheid voor beleidsdoelen, altijd samen betrokken.
Uitgangspunt bij evaluaties is dat deze voldoen aan de eisen van de Regeling Periodiek Onderzoek (RPE). Voor fiscale regelingen geldt bovendien dat bij evaluaties het Toetsingskader fiscale regelingen wordt doorlopen. Onderdeel van het toetsingskader is de waarborging van evaluaties en het opnemen van horizonbepalingen. Ook vanuit de kamer is aandacht gevraagd voor het opnemen van evaluatie- en horizonbepalingen, zie de box hieronder die ingaat op de motie van kamerlid Maatoug hierover.
Horizonbepalingen op fiscale regelingen
De motie van het lid Maatoug c.s. roept op om, voor zover mogelijk, geleidelijk aan alle bestaande en nog in te voeren fiscale regelingen een evaluatie- en horizonbepaling toe te voegen. Voor enkele fiscale regelingen is reeds sprake van een horizonbepaling, zoals bij de EIA en de vrijstellingen voor nulemissievoertuigen. In totaal is echter op slechts enkele fiscale regelingen een horizonbepaling opgenomen.
Bij nieuwe fiscale regelingen moet conform het Toetsingskader Fiscale regelingen het opnemen van een horizonbepaling worden overwogen.
Dit is vorig jaar bijvoorbeeld gebeurd bij de vrijstelling van mineraalwater voor de belasting op alcoholvrije dranken in het Belastingplan 2023. Bij reeds bestaande fiscale regelingen wordt een geleidelijke implementatie van horizonbepalingen beoogd. Voor bestaande fiscale regelingen wordt na een evaluatie en verzending van de kabinetsreactie het opnemen van een horizonbepaling meegenomen in het eerstvolgende relevante wetgevingstraject.
Enkel wanneer goed onderbouwd kan worden dat een horizonbepaling niet past bij de fiscale regeling kan van opname van een horizonbepaling worden afgezien. Daarbij speelt onder andere of er nationale beleidsruimte bestaat ten aanzien van de fiscale regeling, of deze enkel ziet op het vergemakkelijken van de uitvoering, en de mate waarin de fiscale regeling een stelselmatig karakter heeft en het aflopen daarvan disproportionele gevolgen zou hebben. Bij deze laatste categorie fiscale regelingen kan gedacht worden aan bijvoorbeeld pensioenpremies en heffingskortingen.
Naast de evaluaties die zijn benoemd in tabel 9.6.2 worden ook diverse andere onderzoeken uitgevoerd in de periode 2023-2027. Het gaat daarbij om de evaluatie van beleid, maar ook om b ijvoorbeeld ex ante onderzoek en monitoring. Tabel 9.6.3 geeft een totaal overzicht van de planning van deze onderzoeken per thema.
Tabel 9.6.3 - Onderzoeken fiscaliteit 2023-2027 |
|||||
Onderzoeken per thema |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Algemeen/overig belastingstelsel
Vereenvoudiging belastingstelsel - aanpak fiscale regelingen
Burgeronderzoek wettelijke grondslag gedeformaliseerd werken
Onderzoek naar de informatiebeschikking
Onderzoek naar boetes
Onderzoek fiscaal onafhankeljke rechtshulp
Verkenning maatregel wet WOZ
Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel Evaluatie fiscale crisismaatregelen Corona Onderzoek belastingrente Evaluatie KOA (kansspelen op afstand)
Monitoring van de openbaarmaking fiscale vergrijpboetes Onderzoek niet-gebruik aftrekpost(en)
Onderzoek omzetten aftrekposten naar subsidies (focus EIA/MIA/Vamil)
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Evaluatie artikelen 3:4 en 3:5 van de Algemene douanewet X
Arbeid en inkomen
Verkenning eenvoud in het belastingstelsel vanuit
Monitoring aandelenopties startups X
Onderzoeken per thema |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Verkenning aftrek extraterritoriale kosten (ETK) |
X |
||||
Quickscan vrijstelling uitkering wegens alimentatie |
X |
||||
Quickscan vrijstelling wegens 25- of 40-jarig dienstverband |
X |
||||
Ondernemen en tegengaan belastingontwijking Monitoring royalty, dividend en rentestromen FDI |
X |
X |
X |
X |
X |
Nader onderzoek belastingdruk multinationals: verschillen tussen fiscale en commerciële winstbepaling |
X |
||||
Nader onderzoek belastingdruk multinationals: structureel verlieslatende bedrijven en betaalde belasting |
X |
||||
Effectmeting bronbelasting |
X |
||||
Onderzoek naar effecten maatregelen tegen belastingontwjking: generieke renteaftrekbeperking, aanvullende CFC-maatregel en maatregelen tegen hybride mismatches. |
X |
||||
Monitor opbrengst minimumkapitaalregel banken en verzekeraars |
X |
||||
Evaluatie Wet excessief lenen |
X |
||||
Monitoring van het overtredersbegrip (art. 67 AWR) |
X |
||||
Evaluatie temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting (Sofina) |
X |
||||
Vermogen |
|||||
Onderzoek kostenforfait box 3 |
X |
||||
Effect CA-maatregelen voor vastgoed investeerders |
X |
||||
Onderzoek actualisatie forfaits op basis van rekenrente en levensverwachting |
X |
||||
Onderzoek naar een huurregister |
X |
||||
Onderzoek belastingdruk top 1% |
X |
||||
Vervolgonderzoek BOR Evaluatie gebruikelijkloonregeling |
X |
X |
|||
Toekomst schenk- en erfbelasting (incl. eenmalige vrjstellingen kinderen) |
X |
||||
Onderzoek naar de mogelijkheden om het vermogen in stichtingen in kaart te brengen |
X |
||||
Nader onderzoek vermogensstatistieken een aanmerkelijk belang Evaluatie twee schijven box 2 |
X |
X |
Klimaat
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Monitoring stimulering elektrische auto's 'hand aan de kraan' Onderzoeken Betalen naar gebruik
Nader onderzoek afschaffen vrijstelling energiebelastingen Onderzoek tarieven CO2-minimumprijs sectoren elektriciteit en industrie
Onderzoek elasticiteiten energiebelasting Effecten belasten transfer-passagiers vliegbelasting IBO Klimaat
Impactanalyse fossiele subsidies non-energetisch gebruik Onderzoek reductie 1,2 MTON CO2 in de EB Onderzoek impact teruggaafregeling kerk- en nonprofit instellingen
Onderzoek impact van afschaffen van kerosinevrjstelling Onderzoek afschaffen van gebruik diesel- en stookolie voor commerciële vaart in binnenwateren
Onderzoek tariefverschil diesel en benzine Onderzoek naar toekomstbestendige wetgeving en uitvoering energiebelasting Marktverkenning emissievrije bestelauto's Evaluatie CO2-heffing industrie Evaluatie CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking
Wonen, gezondheid en consumptie
Monitoring gebruik startersvrijstelling overdrachtsbelasting Verkenning naar vrjstellingen overdrachtsbelasting
Onderzoeken per thema |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Onderzoek de mogelijkheden voor een lager btw-tarief op groente en fruit |
X |
||||
Onderzoek naar de mogelijkheden voor een suikerbelasting |
X |
||||
Onderzoek grenseffecten tanken (rapportage 2) |
X |
||||
Onderzoek naar de mogelijkheid om de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken te baseren op suikergehalte |
X |
||||
Empty package survey tabaksaccijns |
X |
X |
X |
||
Monitoring btw-nultarief zonnepanelen |
X |
10 TOELICHTING OP DE FISCALE REGELINGEN
In deze bijlage wordt een kwalitatieve toelichting per fiscale regeling gegeven. Voor elke regeling bevat tabel 10.1 een korte beschrijving, de doelstelling, de ramingsgrond, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft, en informatie over de laatst uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie. Naast een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie wordt ook een korte duiding gegeven van de resultaten van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd op een zestal punten, namelijk: de conclusies van de evaluatie betreffende de doeltreffendheid en doelmatigheid; of er sprake is van een horizonbepaling en de vraag of aandacht is geschonken aan de argumentatie voor de fiscale regelingen als instrumentkeus; de beleidsaanbevelingen en de beleidsconclusies die het kabinet daar aan verbonden heeft. Voor de evaluaties van 2010 tot 2018 is aangesloten bij de resultaten uit de beleidsdoorlichting fiscale regelingen.
Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Het Ministerie van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wetgeving, de uitvoering van het fiscale beleid en de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettaire belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.
Tenzij anders vermeld, hebben bedragen en tarieven in de toelichting betrekking op het belastingjaar 2024. Bij indexatie van de bedragen is gerekend met een tabelcorrectiefactor van 9,9% voor 2024. De jaartallen onder het kopje 'Evaluatie' betreffen het beoogde jaar waarin de evaluatie wordt afgerond. In enkele gevallen wordt geen evaluatie gepland, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang van de regeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of geen zogenoemd outcomedoel hebben. In een aantal gevallen worden fiscale regelingen gezamenlijk geëvalueerd.
Tabel 10.1 - Kwalitatieve toelichting fiscale regelingen
Persoonsgebonden aftrek
Regeling:
Beschrijving:
Doelstelling:
Ministerie:
Evaluatie:
Doeltreffend:
Doelmatig:
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)
Uitgaven boven € 250 ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken. Het bedrag dat mag worden afgetrokken is, buiten de standaardstudieperiode, maximaal € 15.000. Als onderdeel van het Belastingplanpakket 2020 is voorgesteld de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, conform de daarover gemaakte afspraak in het regeerakkoord af te schaffen. De regeling is inmiddels per 1 januari 2022 afgeschaft. Tegeljkertjd is de vervangende subsidieregeling (de Subsidieregeling STAP-budget) in werking getreden per 1 maart 2022. Op grond van overgangsrecht (artikel 10a.16 Wet IB 2001) kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog (forfaitair) in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven indien in een jaar - na afloop van de diplomatermijn -de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Dit overgangsrecht blijft in stand tot dit materieel is uitgewerkt (2031).
Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.
OCW, Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege afschaffing van de regeling per 1 januari 2022.
Niet of beperkt doeltreffend Niet of beperkt doeltreffend
Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Nee Nee Geen aanbeveling Omzetting naar uitgavenkant |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Regeling: |
Giftenaftrek inkomstenbelasting |
Beschrijving: |
Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. Periodieke giften geschieden op basis van een bij notariële of onderhandse akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren met onzekerheidsvereiste schenkingen te doen. Voor overige giften aan uitsluitend ANBI's geldt een drempel van 1% en plafond van 10% van het verzamelinkomen. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI's. Met ingang van 2023 is de aftrek van periodieke giften beperkt tot € 250.000 per belastingplichtige + eventuele fiscale partner. |
Doelstelling: Ministerie: |
Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen. FIN, Artikel 1: Belastingen. |
Evaluatie: |
Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2023. |
Doeltreffend: |
Wel of grotendeels doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Nee Verbetering binnen regeling Intensivering |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Regeling: |
Aftrek specifieke zorgkosten |
Beschrjving: |
Bepaalde zorgkosten mogen worden afgetrokken. Hiervoor komt in aanmerking het deel van de kosten dat uitkomt boven het drempelbedrag en waarvoor geen vergoeding is gekregen van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Onder omstandigheden geldt een verhoging van het in aftrek te brengen bedrag. |
Doelstelling: Ministerie: |
Tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten. VWS, Artikel 8: Tegemoetkoming specifieke kosten. |
Evaluatie: |
Evaluatie specifieke zorgkosten, Dialogic & Significant Public, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925-XVI nr. 204. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later. |
Doeltreffend: |
Onzeker of doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Ja Verbetering binnen regeling en alternatieve instrumenten Alternatieven worden uitgewerkt |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Regeling: |
Onderhoudsverplichtingen aftrek |
Beschrjving: |
Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bj de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bj de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers. |
Doelstelling: Ministerie: |
Het aansluiten bj draagkracht. FIN, Artikel 1: Belastingen. |
Evaluatie: |
Voorlopig is geen evaluatie beoogd. De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. |
Beleidsuitwerking: |
N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Regeling: |
Belaste ontvangen alimentatie |
Beschrjving: |
Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bj de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bj de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cjfers. |
Doelstelling: Ministerie: |
Het aansluiten bj draagkracht. FIN, Artikel 1: Belastingen. |
Evaluatie: |
Voorlopig is geen evaluatie beoogd. De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Inkomensvoorzieningen
Regeling: |
Pensioen niet-belaste premie |
Beschrjving: |
Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bj het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens. |
Doelstelling: |
Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving. |
Ministerie: |
SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening. |
Evaluatie: |
Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen. |
Regeling: |
Pensioen belaste uitkering |
Beschrjving: |
Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bj het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens. |
Doelstelling: |
Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving. |
Ministerie: |
SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening. |
Evaluatie: |
Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen. |
Regeling: |
Pensioen vrijstelling box 3 |
Beschrijving: |
Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bj het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens. |
Doelstelling: |
Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving. |
Ministerie: |
SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening. |
Evaluatie: |
Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen. |
Regeling: |
Lijfrente premieaftrek |
Beschrjving: |
Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens. |
Doelstelling: |
Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving. |
Ministerie: |
SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening. |
Evaluatie: |
Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen |
Regeling: |
Lijfrente belaste uitkering |
Beschrjving: |
Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens. |
Doelstelling: |
Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving. |
Ministerie: |
SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening. |
Evaluatie: |
Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. |
Beleidsuitwerking: |
N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen |
Regeling: |
Lijfrente vrijstelling box 3 |
Beschrijving: |
Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettel ijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens. |
Doelstelling: |
Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving. |
Ministerie: |
SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening. |
Evaluatie: |
Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen |
Regeling: |
Nettopensioen en nettolijfrente |
Beschrjving: |
Bj deze oudedagsvoorzieningen voor het inkomen boven de aftoppingsgrens is de waarde van de aanspraak vrijgesteld in box 3. Bij het nettopensioen en de nettolijfrente wordt de premie of inleg betaald uit het netto-inkomen of nettovermogen. De uit de aanspraak op een nettopensioen of nettolijfrente voortvloeiende uitkering wordt niet belast in box 1. |
Doelstelling: |
Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening voor het inkomen boven de aftoppingsgrens. |
Ministerie: |
SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening. |
Evaluatie: |
Evaluatie vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente, Willis Towers Watson, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 32 043, nr. 547. Er is nog geen nieuwe evaluatie gepland. |
Doeltreffend: |
Wel of grotendeels doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Onzeker of doelmatig Nee Nee Verbetering binnen regeling Verbetering binnen regeling en verbetering door brede pensioenhervorming |
Ramingsgrond: |
Gegevens AFM voor belegd vermogen in 2018, belastingdienst voor vermogensverdeling en vermogensontwikkeling uit MIMOSI |
Regeling: |
FOR aftrek |
Beschrjving: |
De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om een deel van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. De mogelijkheid om toe te voegen is afgeschaft per 2023. |
Doelstelling: |
Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen. |
Ministerie: |
EZK, Artikel 2: Bedrjvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei. |
Evaluatie: |
De regeling is afgeschaft, er is daarom niet voorzien in een volgende evaluatie. |
Doeltreffend: |
N.v.t. |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: |
N.v.t. Nee Nee Vervolgonderzoek |
Beleidsuitwerking: Ramingsgrond: |
Afgeschaft Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. |
Regeling: |
FOR belaste afneming |
Beschrijving: |
De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om een deel van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. De mogelijkheid om toe te voegen is afgeschaft per 2023. |
Doelstelling: |
Het creëren van de mogel ijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen. |
Ministerie: |
EZK, Artikel 2: Bedrjvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei. |
Evaluatie: |
De regeling is afgeschaft, er is daarom niet voorzien in een volgende evaluatie. |
Doeltreffend: |
N.v.t. |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: Ramingsgrond: |
N.v.t. Nee Nee Vervolgonderzoek Afgeschaft Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. |
Regeling: |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek |
Beschrjving: |
Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1. |
Doelstelling: Ministerie: |
Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval. SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid. |
Evaluatie: |
De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021 voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI |
Regeling: |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering |
Beschrjving: |
Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1. |
Doelstelling: Ministerie: |
Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval. SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid. |
Evaluatie: |
De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021 voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI |
Regeling: |
Reisaftrek OV |
Beschrijving: |
Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding. |
Doelstelling: Ministerie: |
Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer. I&W, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor. |
Evaluatie: |
De volgende evaluatie is beoogd in 2023. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is |
Regeling: |
Middelingsregeling |
Beschrjving: |
Een belastingplichtige met wisselende jaarinkomens kan op verzoek inkomstenbelasting terugkrjgen door de verschuldigde belasting te herrekenen uitgaande van een gelijkmatige toedeling van het inkomen van drie opeenvolgende kalenderjaren aan die jaren. Teruggaaf wordt alleen verleend voor zover het verschil tussen de geheven belasting over het middelingstjdvak en de herrekende belasting over deze drie jaren meer bedraagt dan € 545. Als onderdeel van Belastingplan 2023 is de middelingsregeling per 2023 af geschaft. Dit betekent dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling kan worden toegepast. |
Doelstelling: Ministerie: |
Beperken van het progressienadeel bj (sterk) wisselende jaarinkomens. FIN, Artikel 1: Belastingen. |
Evaluatie: |
Evaluatie middelingsregeling, FIN, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 140, nr. 49. Geen volgende evaluatie beoogd ivm voorgenomen afschaffing. |
Doeltreffend: |
Niet of beperkt doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: Ramingsgrond: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Nee Afschaffen Wordt afgeschaft Cijfers Belastingdienst aanslagen inkomstenbelasting t/m 2022. Budgettair belang is op kasbasis. |
Regeling: |
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen |
Beschrjving: |
Voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. Deze vrijstelling bedraagt € 28.947 in 2023. Voorwaarde is dat het kind niet eerder een verhoogde vrjstelling heeft gebruikt voor een schenking van de ouder. Er is geen bestedingsdoel verbonden aan de vrjstelling. |
Doelstelling: |
Ouders de mogelijkheid geven hun kind financiële ondersteuning te geven, bijvoorbeeld hulp bij de aankoop van een eigen woning, de inrichting van een woning, het opzetten van een eigen praktij k e.d. Oorspronkelij k was de vrijstelling gekoppeld aan het huwelij k van het kind maar door een amendement is dit losgekoppeld omdat de beperking bij huwelijk principieel onjuist werd geacht tegenover hen die niet (kunnen) huwen en ook eenmalige steun kunnen gebruiken. |
Ministerie: |
FIN, Artikel 1: Belastingen. |
Evaluatie: |
De regeling is nog niet eerder geëvalueerd |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst t/m 2021. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen. |
Regeling: |
Onbelaste reiskostenvergoeding |
Beschrijving: |
Een werkgever mag een onbelaste vergoeding van maximaal 21 eurocent per kilometer geven voor alle zakel ijke kilometers die een werknemer aflegt. Woon-werkkilometers tellen ook als zakel ijke kilometers. Voor reizen met het openbaar vervoer mag een werkgever de werkelijke kosten onbelast vergoeden. De onbelaste reiskostenvergoeding is onderdeel van de werkkostenregeling. |
Doelstelling: |
De regeling kent twee doelen: 1) Voorkomen dat de vergoedingen die werknemers ontvangen voor zakelijk gemaakte kosten ten onrechte belast worden als loon. 2) Het (fiscaal) ondersteunen van een goed functionerende arbeidsmarkt. |
Ministerie: |
FIN, Artikel 1: Belastingen. |
Evaluatie: |
Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding, CE Delft & Significance, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202, nr. 15. De volgende evaluatie is beoogd voor 2028. |
Doeltreffend: |
Wel of grotendeels doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: Ramingsgrond: |
Wel of grotendeels doelmatig Nee Ja Verbeteringen binnen regeling Kabinetsreactie volgt nog Geen raming |
(Eigen) woning
Regeling: |
Hypotheekrenteaftrek |
Beschrjving: |
Over eigenwoningschuld betaalde rente is aftrekbaar van het inkomen in box 1 (hypotheekrenteaftrek). De afgelopen jaren is een aantal beperkende maatregelen doorgevoerd: sinds 2013 dienen nieuwe leningen in dertig jaar volledig en minimaal annuïtair afgelost te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek en sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd met 3%-punt per jaar. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting. |
Doelstelling: Ministerie: |
Het bevorderen van eigenwoningbezit. BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027. |
Doeltreffend: |
Onzeker of doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Nee Defiscalisering/naar box 3 Uitwerking is nog bezig |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Regeling: |
Aftrek financieringskosten eigen woning |
Beschrjving: |
Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar van het inkomen in box
|
Doelstelling: Ministerie: |
Het bevorderen van eigenwoningbezit. BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027. |
Doeltreffend: |
Onzeker of doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Nee Defiscalisering/naar box 3 Uitwerking is nog bezig |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Regeling: |
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming |
Beschrijving: |
Periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting. |
Doelstelling: Ministerie: |
Het bevorderen van eigenwoningbezit. BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027. |
Doeltreffend: |
Onzeker of doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Nee Defiscalisering/naar box 3 Uitwerking is nog bezig |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Regeling: |
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning |
Beschrjving: |
Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na het tijdstip van vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de renten en kosten van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde woning. Van een restschuld is sprake, wanneer bij een vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 de op deze woning betrekking hebbende schuld tot een negatief vervreemdingssaldo heeft geleid. De aftrek voor rente en kosten en geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning betreft een tijdelijke crisismaatregel die afliep in 2017. De gevallen die al gebruik maakten van de regeling voor 2018 kunnen de aftrek nog maximaal vijftien jaar toepassen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting. |
Doelstelling: Ministerie: |
Tijdelijke crisismaatregel ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt. BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Geen evaluatie beoogd, aangezien de regeling afloopt na 2017. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Regeling: |
Eigenwoningforfait |
Beschrjving: |
Huishoudens met een eigen woning dienen een percentage van de WOZ-waarde van hun woning bij het belastbaar inkomen in box 1 op te tellen. Dit percentage is afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde en wordt jaarlijks vastgesteld. Het eigenwoningforfait staat los van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning, die ook in box 1 valt. Deze regeling is de keerzijde van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning. |
Doelstelling: |
Het doelmatig belasten van het voordeel in natura (het woongenot) van een eigen woning, door een forfaitaire benadering. |
Ministerie: |
BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027. |
Doeltreffend: |
Onzeker of doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Nee Defiscalisering/naar box 3 Uitwerking is nog bezig |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste post is. |
Regeling: |
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld |
Beschrijving: |
Aan eigenwoningbezitters zonder eigenwoningschuld of met een lage eigenwoningschuld wordt een aftrek toegekend ter hoogte van een deel van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten. De regeling wordt vanaf 2019 in een periode van dertig jaar uitgefaseerd. In 2024 bedraagt dat deel 80%%. Hierdoor hoeven eigenwoningbezitters met geen of een lage eigenwoningschuld in 2024 alleen over 20%% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten belasting te betalen. |
Doelstelling: |
Bevordering aflossing eigenwoningschuld en lastenverlichting eigenaar-bewoners met geen of een lage eigenwoningschuld. |
Ministerie: |
BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling wordt afgeschaft. |
Doeltreffend: |
Onzeker of doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Nee Geen aanbeveling Afschaffen |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. |
Regeling: |
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning |
Beschrjving: |
Voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van de eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. De vrijstelling bedroeg € 106.671 in 2022, en is in 2023 verlaagd naar €28.947. Met ingang van 2024 wordt de regeling volledig afgeschaft. |
Doelstelling: |
Verminderen van de eigenwoningschuld van Nederlandse huishoudens en beperken van het percentage onderwaterhypotheken. |
Ministerie: |
BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning, SEO, 2021. Kamerstukken II 2020-2021,35 572, nr. 95. Geen volgende evaluatie beoogd. Regeling loopt af. |
Doeltreffend: |
Niet of beperkt doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Nee Geen aanbeveling Is afgeschaft per 2024 |
Ramingsgrond: |
Cijfers Belastingdienst t/m 2020. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastingplichtigen in dat jaar zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen. |
Regeling: |
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters |
Beschrjving: |
In 2021 is de tariefdifferentiatie in de OVB ingevoerd waardoor woningen bestemd voor hoofdbewoning onder het lage tarief van 2% vallen en woningen niet bestemd voor hoofdbewoning onder het algemene tarief vallen. Voor niet-starters is een OVB tarief van 2% van toepassing. Dit tarief is uitsluitend van toepassing op de verkrjging van woningen. |
Doelstelling: Ministerie: |
Structureel bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt. BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012, CPB, 2020. Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012. De regeling zal in 2024 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB |
Doeltreffend: |
Onzeker of doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: Ramingsgrond: |
Onzeker of doelmatig Nee Nee Geen aanbeveling Geen wjzigingen Totale ontvangsten overdrachtsbelasting volgens raming CPB. |
Regeling: |
OVB Vrjstelling woning starters |
Beschrijving: |
Eenmalige vrjstelling voor aankoop van een woning door een persoon die meerderjarig is en jonger is dan 35 jaar en de woning zelf gaat bewonen. |
Doelstelling: Ministerie: |
De positie van starters op de woningmarkt verbeteren ten opzichte van andere kopers. BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
De regeling zal in 2024 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: Ramingsgrond: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. Data Kadaster |
Regeling: |
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen |
Beschrjving: |
Het terugkopen van een VoV (verkoop onder voorwaarden)-woning van een particulier door een VoV-aanbieder wordt onder specifieke voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting. |
Doelstelling: |
Het aantrekkelijk houden voor VoV-aanbieders om, ook na invoering van de wet differentiatie overdrachtsbelasting, VoV-woningen met gunstige voorwaarden te verkopen aan koopstarters. |
Ministerie: |
BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
De regeling zal in 2024 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Cjfers van Opmaat, de grootste aanbieder van verkoop onder voorwaarden producten, over het aantal licentiehouders en aantal verkopen per jaar. |
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Regeling: |
Vermindering verhuurderheffing |
Beschrjving: |
Deze regeling is beschikbaar voor belastingplichtigen in het kader van de verhuurderheffing, die onder andere investeren in huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens. Het bedrag aan heffingsvermindering dat genoemd is in de investeringsverklaring van RVO, wordt van de verhuurderheffing afgetrokken. Het budget is € 698,5 miljoen over de jaren 2014 tot en met 2021. Met ingang van 2019 is een nieuwe heffingsvermindering geïntroduceerd. Het doel hiervan is het stimuleren van de verduurzaming van huurwoningen door verhuurders. Het beschikbare budget voor deze nieuwe heffingsvermindering loopt jaarlijks op met € 26 miljoen tot structureel € 104 miljoen in 2022. Per 2020 is in de verhuurderheffing aanvullend een structurele heffingsvermindering van € 100 miljoen per jaar opgenomen voor nieuwbouw van woningen in regio's waar de druk op de woningmarkt het grootst is. De verhuurderheffing is per 2023 afgeschaft. Hierdoor vervalt per 2023 ook het recht op heffingsverminderingen. |
Doelstelling: |
Stimulering van maatschappelijk gewenste investeringen (zoals sloop, renovatie, transformatie en nieuwbouw van huurwoningen). |
Ministerie: |
BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing, Ecorys, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 27 926, nr. 321. Er is geen volgende evaluatie beoogd, aangezien de verhuurderheffing met ingang van 2023 is afgeschaft. |
Doeltreffend: |
Niet of beperkt doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: Ramingsgrond: |
Niet of beperkt doelmatig Nee Nee Intensiveren Is per 2023 afgeschaft Cjfers Belastingdienst t/m 2022. |
Regeling: |
Kamerverhuurvrjstelling |
Beschrjving: |
Indien de inkomsten uit verhuur - anders dan voor korte duur - van woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, niet meer bedragen dan een maximumbedrag per jaar, blijft het verhuurde deel van de eigen woning vallen onder de fiscale behandeling van de eigen woning, in plaats van de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. Het maximumhuurbedrag wordt jaarlijks op basis van de huurontwikkeling geïndexeerd. |
Doelstelling: Ministerie: |
Vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten. BZK, Artikel 3: Woningmarkt. |
Evaluatie: |
Evaluatie kamerverhuurvrijstelling, BZK, 2017. Kamerstukken II 2017-2018, 33 104, nr. 12. De volgende evaluatie is beoogd in 2026. |
Doeltreffend: |
Onzeker of doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
Onzeker of doelmatig Nee Nee Vervolgonderzoek Vervolgonderzoek |
Ramingsgrond: |
Raming zonder recente gegevensbron. Laatst gebruikte bron betreft cjfers VROM uit 2006 over aantal kamers. |
Regeling: |
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 |
Beschrjving: |
In het overgangsrecht van de Wet IB 2001 zjn vrjstellingen voor bepaalde kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten opgenomen. Onder voorwaarden geldt een box 1-vrjstelling voor het voordeel (de uitgekeerde rente of het rendement op de premie/inleg) uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) waardoor deze niet in box 3 vallen. Per 1 april 2013 is de faciliteit vervallen en voor bestaande contracten ondergebracht in het overgangsrecht. Het kapitaal dan wel de inleg kunnen niet meer worden verhoogd en de looptijd kan niet worden verlengd. Tevens gelden er vrjstellingen voor andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964. |
Doelstelling: Ministerie: |
Eerbiedigen van bestaande rechten op bepaalde vrjstellingen kapitaalsuitkeringen. FIN, Artikel 1: Belastingen. |
Evaluatie: |
Deze regeling is niet eerder geëvalueerd. Geen evaluatie beoogd, want de regeling is vervallen voor nieuwe gevallen. |
Doeltreffend: |
(nog) Niet onderzocht |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: |
(nog) Niet onderzocht Nee Nee N.v.t. N.v.t. |
Ramingsgrond: |
Gegevens van DNB (tot en met 2015) en het Verbond van Verzekeraars (tot en met 2016) over levensverzekeringen. |
Regeling: |
Vrjstelling rechten op kapitaalsuitkering bj overljden box 3 |
Beschrjving: |
Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige worden tot een bedrag van maximaal € 7.348 vrijgesteld van de rendementsgrondslag. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer). |
Doelstelling: |
Sociaal beleid (aangezien sprake is van financiering van een begrafenis of crematie) en doelmatigheid (het voorkomen van administratieve lasten voor polissen met een financieel beperkte omvang). |
Ministerie: |
FIN, Artikel 1: Belastingen. |
Evaluatie: |
Evaluatierapport Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden in box 3, FIN, 2005. Kamerstukken II 2005-2006, 30 375, nr. 2, bijlage 11. Geen evaluatie beoogd. |
Doeltreffend: |
Onzeker of doeltreffend |
Doelmatig: Horizonbepaling: Toetsingskader: Aanbeveling: Beleidsuitwerking: Ramingsgrond: |
Onzeker of doelmatig Nee Nee PM PM Gegevens van DNB over overlijdensverzekeringen t/m 2017 |
Regeling: |
Vrjstelling groen beleggen box 3 |
Beschrjving: |
Op grond van deze regeling is € 60.429 aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling van € 120.858. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd. |