Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA (bijlage bij 33835,nr.160) - Main contents
Officiële titel | Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA (bijlage bij 33835,nr.160) |
---|---|
Document date | 26-05-2020 |
Publication date | 03-06-2020 |
Nummer | 2020D20365 |
Reference | 33835, nr. 160 |
External link | original article |
Original document in PDF |
Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Februari 2020
kpmg.nl
Inhoud
-
1.Inleiding 3
-
2.Verschillende perspectieven bij elkaar gebracht 6
2.1 De NVWA ligt binnen de bandbreedtes van de 7 verschillende perspectieven
2.2 Er bestaan verschillende beelden over de hoogte van de 9 tarieven
2.3 Aanbevelingen 12
-
3.Inzicht in de kosten van de NVWA 14
3.1 Inleiding 15 3.2 Inzichten in de kosten van de NVWA 15
-
4.Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties 27
4.1 Inleiding 28 4.2 Verschillende onderwerpen inzake allocaties nader bezien 28 4.3 Overige observaties 33
-
5.Verkenning wet- en regelgeving 36
5.1 Inleiding 37 5.2 Het van toepassing zijnde kader 37
-
6.De NVWA vergeleken met andere organisaties 45
6.1 Inleiding 46 6.2 Uitkomsten vergelijking met organisaties in Nederland 46 6.3 Tariefvergelijking met organisaties in het buitenland 61
Bijlagen
-
A.Onderzoeksverantwoording B. Omschrijving sectoren C. De onderlinge perceptie op de NVWA in een aantal beelden D. Nadere beschrijving van relevante wet- en regelgeving F. Overzicht definities benchmark G. Lijst betrokken personen
Deze rapportage is tot stand gekomen met medewerking van een ingestelde stuurgroep, adviesgroepen en de NVWA. Zie voor een nadere toelichting van de onderzoek verantwoording en betrokken personen de bijlagen A en G. Alle rechten voorbehouden. KPMG aanvaardt geen aansprakelijkheid voor het gebruik van dit rapport anders dan waarvoor het is opgesteld en aanvaardt geen aansprakelijkheid jegens andere partijen dan het Ministerie van LNV als opdrachtgever. De aard van de werkzaamheden houdt in dat wij geen accountantscontrole, beoordelingsopdracht of andere assuranceopdracht hebben uitgevoerd op de aan ons aangeleverde cijfers. Daarom kan aan onze rapportage geen zekerheid met betrekking tot de getrouwheid van financiële of andere informatie worden ontleend. Wij benadrukken dat KPMG geen beslissingen neemt namens of participeert in enig
© 2020 KPMG Advisory N.V. besluitvormingsproces. In deze rapportage worden derhalve geen keuzes gemaakt.
Inleiding
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) KPMG is gevraagd om een onderzoek te doen naar de staat als toezichthouder voor de veiligheid van voedsel en kostentoerekening tussen overheid en bedrijfsleven van de consumentenproducten, voor dierenwelzijn en voor de NVWA en de hoogte van het kostenniveau van de NVWA natuur. De NVWA controleert en bevordert de naleving ten opzichte van vergelijkbare organisaties in Nederland. In van wet- en regelgeving. De NVWA heeft een brede het kader van het onderzoek is een benchmark met vergetaakopdracht. Maatschappelijke en economische belangen lijkbare organisaties in Nederland uitgevoerd, alsmede een moeten beschermd worden en een groot aantal EU-verorverkenning van wet- en regelgeving met betrekking tot deningen moeten worden uitgevoerd. de bepaling van de retributietarieven. Het kostprijsmodel
van de NVWA en de mate van kostendekkendheid van de De twee grootste opdrachtgevers van de NVWA zijn het tarieven zijn ook onderwerp van dit onderzoek.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn Het onderzoek is onafhankelijk door KPMG uitgevoerd. Het en Sport (VWS). De Europese controleverordeningen, onderzoek is uitgevoerd in nauwe afstemming met en met beleidsprioriteiten van deze opdrachtgevers en de kennis betrokkenheid van de overheid (ministeries van LNV, VWS en inzichten uit de risicoanalyses van de NVWA kleuren en Financiën) en een brede vertegenwoordiging van het samen prioriteiten voor de inzet van het toezicht van de bedrijfsleven zonder dat KPMG – gelet op zijn onafhanke NVWA. lijke rol – daaraan gebonden is geweest. De bevindingen
vertegenwoordigen dan ook niet per definitie de zienswijze De opdrachtgevers stellen financiële middelen ter van de stuurgroep of de zienswijze van de adviesgroepen. beschikking aan de NVWA. Aanvullend kent de NVWA het retributiesysteem, waarbij er tarieven worden geheven Het onderzoek is uitgevoerd in de context van een aan het bedrijfsleven voor verschillende activiteiten die de NVWA-brede herbezinning. De minister van LNV heeft
NVWA uitvoert. het advies van het Bureau ICT-toetsing overgenomen om te stoppen met het ontwikkelen van Inspect en een
Afrekening van de geleverde werkzaamheden voor de periode van herbezinning in te lassen. 5 De uitvoering van opdracht gevende departementen vindt plaats aan de de herbezinning loopt van april 2019 tot eind februari 2020. hand van de kostprijs. Afrekening voor de uitgevoerde Resultaat van de bezinning is een probleemanalyse en werkzaamheden met het bedrijfsleven geschiedt aan de een set van maatregelen die in samenhang oplossingen hand van de vastgestelde tarieven. moeten bieden voor de gesignaleerde vraagstukken. 6
Het retributiesysteem van de NVWA is in 2014 algeheel herzien. Deze herziening stond een vereenvoudiging van het retributiestelsel voor met meer transparantie voor het bedrijfsleven. Daarnaast heeft het kabinet ervoor gekozen om toe te werken naar kostendekkende tarieven. 1
De hoogte en de wijze van berekening van deze tarieven zijn regelmatig onderwerp van gesprek bij zowel bedrijfsleven als politiek. Het bedrijfsleven geeft aan onvoldoende inzicht te hebben in de opbouw van de in rekening gebrachte retributietarieven.
In het Regeerakkoord is opgenomen dat de NVWA wordt doorgelicht op kosteneffectiviteit en efficiëntie. 2 De
Auditdienst Rijk (ADR) heeft deze doorlichting uitgevoerd van juli 2018 tot en met maart 2019 en twee onderzoeksrapporten opgeleverd. 3 De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft bij de aanbieding van de beide ADR-rapporten per brief aan de Tweede Kamer aangegeven een vervolgonderzoek in te stellen. 4
1 Kamerstuk II 2013/14, 33 835, 2, p. 1.
2 VVD, CDA, D66 en ChristenUnie (2017), Vertrouwen in de toekomst: Regeerakkoord 2017 – 2021, p. 46.
3 Auditdienst Rijk (2019). Beheersing kosteneffectiviteit en efficiëntie NVWA.
Auditdienst Rijk (2019). Onderzoek kostenopbouw tarieven NVWA. 4 Kamerstuk II 2018/19, 33 835, 118, p. 1.
5 Kamerstuk II 2018/19, 33 835, 127, p.1.
6 Kamerstuk II 2019/20, 33 835, 131, p.6.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inleiding | 4
Leeswijzer
In dit document presenteren wij de uitkomsten van het onderzoek. Het rapport is opgebouwd in analogie met de opzet van het onderzoek zoals visueel hieronder in onderlinge samenhang weergeven op de belangrijkste onderdelen.
FIGUUR 1 Verschillende onderdelen in samenhang
Transparantie Vertrouwen Draagvlak
Aanbevelingen voor verbeteringen in de toekomst
Projectmanagement gericht op borgen vertrouwen en draagvlak
Allocaties — Wet- en Benchmark verschuivingen regelgeving
FUNDAMENT: Analyse kostenstructuur
Het onderzoek steunt op de analyse en begrip van de In het rapport brengt hoofdstuk 2 de inzichten uit de kostenstructuur van de NVWA (het kostprijsmodel) en verschillende onderdelen van het onderzoek samen tot is daarmee het fundament en eindigt met een samenéén geheel en worden aanbevelingen gegeven voor de hangend concluderend beeld van de onderzoekspeilers toekomst. Hoofdstuk 3 beschrijft de kostenstructuur van met aanbevelingen voor de toekomst. De drie onderzoeksde NVWA en de wijze waarop kosten worden toegepeilers zijn: rekend tussen overheid en het bedrijfsleven. Hoofdstuk 4 — Allocatieverschuivingen: geeft inzicht in de allocaverkent de keuzes van de allocatiemethodiek en de impact
tiemethodiek biedt inzicht in de gemaakte keuzes in hiervan op de kosten voor de overheid, het bedrijfsleven
het model en het maakt transparant uit welke kostenen sectoren hierbinnen. Hoofdstuk 5 bevat een analyse
soorten de retribueerbare kosten zijn opgebouwd, wat van het wetgevend kader en een kwantitatieve doorrewel-
en wat niet in rekening wordt gebracht. kening van een aantal keuzes ten aanzien van de invulling
— Wet- en regelgeving: biedt inzicht in de ruimte om van de beleidsruimte omtrent de bepaling van de retrikosten op te nemen in de tarieven of voor rekening te butietarieven. In hoofdstuk 6 zijn de uitkomsten van de laten komen voor de opdrachtgevers. benchmark met vergelijkbare organisaties in Nederland
— Benchmark: geeft inzicht in hoe de kosten van de weergegeven.
NVWA zich verhouden ten opzichte van vergelijkbare
organisaties.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inleiding | 5
Verschillende perspectieven bij elkaar gebracht
2.1 De NVWA ligt binnen de bandbreedtes redelijk in lijn liggen met vergelijkbare organisaties in van de verschillende perspectieven Nederland. De verticale as laat zien dat enerzijds vanuit
Het onderzoek richt zich primair op de retribueerbare wetgeving en richtlijnen het mogelijk is om aanvullende kosten van de NVWA. Het totaal aan retribueerbare kosten kosten in de retributietarieven op te nemen en anderbedraagt EUR 85 mln., waarvan EUR 82 mln. retribuzijds er sprake is van een verschil in zienswijze en/of een eerbaar is in de tarieven van het bedrijfsleven. 7 De totale andere keuze in de toepassing van de wetgeving mogelijk voorcalculatorische kosten gedragen door het bedrijfsleven is, waardoor een deel van de kosten niet retribueerbaar is.
zijn EUR 103 mln., omdat een deel van de kosten (voor
KDS en E-CertNL ad EUR 21 mln. 8 ) buiten de scope van dit Op basis van figuur 2 kan geconcludeerd worden dat
onderzoek vallen. de NVWA vanuit de verschillende perspectieven in dit onderzoek binnen de gevonden bandbreedtes opereert.
De totale kostenbasis van de NVWA is EUR 357 mln., De figuur brengt op grafische wijze de belangrijkste waarvan de genoemde EUR 103 mln. door het bedrijfsbevindingen uit de vergelijking met andere organisaties leven wordt gedragen en EUR 254 mln. door de overheid. 9 in Nederland samen op de horizontale as (zie hiervoor De totale kostenbasis vormt de basis voor de benchmark, hoofdstuk 6). De verkenning op de wet- en regelgeving (zie waarin we de totale kosten van de NVWA hebben vergehiervoor hoofdstuk 5) en de analyse op de kostenstructuur leken met vergelijkbare organisaties in Nederland op het en kostenallocatie (zie hiervoor hoofdstukken 3 en 4) is totaalniveau van de organisatie. Dit is wenselijk geweest in zichtbaar op de verticale as.
verband met de betere vergelijkbaarheid van de gegevens. De NVWA is als blauwe bol weergegeven in de figuur. De
Onderstaande figuur geeft een totaalbeeld van het verticale as toont de retribueerbare kosten van de NVWA resultaat van de uitgevoerde analyses in voorliggend in de tarieven voor het bedrijfsleven (EUR 82 mln.). De onderzoek. De horizontale as laat de uitkomsten van horizontale as toont de kosten per productief uur van de benchmark zien. Het maakt duidelijk dat de kosten een directe fte (EUR 124) als proxy voor de positie van (toezicht en keuren) van de NVWA over het algemeen de NVWA ten opzichte van vergelijkbare organisaties in
FIGUUR 2 Totaalbeeld van de verschillende analyses
NVWA ondergrens gemiddeld EUR 124 bovengrens
bovengrens
NVWA
NVWA 82 EUR mln.
ondergrens 1 Zienswijze Raad van State
osten (EUR x mln.)
ondergrens 2 Standaard vergoedingen
R etribueerbare k
Totale kosten per productief uur directe fte (EUR)
7 De voorcalculatorisch retribueerbare kosten van de NVWA bedragen EUR 85 mln. Deze zijn gecorrigeerd door twee maatregelen genomen door de overheid (EUR 2,8 mln.). Dit betreft de demping tarieven i.v.m. tariefstijgingen en compensatie kleine slagers. Dit resulteert in EUR 82 mln. aan retribueerbare kosten in de tarieven van het bedrijfsleven. Zie voor een verdieping hoofdstuk 3.
8 KDS staat voor Kwaliteitskeuring Dierlijke sector. E-CertNL is een digitaal portaal voor exportcertificaten. Zie voor een verdieping hoofdstuk 3.
9 De systematiek rekent in totaal EUR 106 mln. (EUR 85 mln. in kostprijsmodel + EUR 21 mln. KDS en E-CertNL) toe aan het bedrijfsleven en EUR 251 mln. komt ten laste van de overheid. Zie hiervoor ook paragraaf 3.2.1. Op basis van deze toerekening hebben correcties plaatsgevonden (dekking tariefstijgingen en compensatie kleine slagers), resulterend in een voorcalculatorische bijdrage van EUR 103 mln. (EUR 82 mln. + EUR 21 mln.) voor het bedrijfsleven en EUR 254 mln. voor de overheid.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verschillende perspectieven bij elkaar gebracht | 7
Nederland. 10 De bandbreedtes (ondergrens en boven De ruimte ‘links van de verticale lijn’ ten opzichte van grens) op beide assen zijn de uitkomsten van de uitgede NVWA staat gelijk aan het verschil tussen de NVWA voerde analyses. De uitkomsten dienen in samenhang te en de organisatie in de benchmark die de laagste (beste) worden geïnterpreteerd, omdat de verschillende cijfers en score heeft op deze ratio. Enkele resultaten waarbij de inzichten op elkaar ingrijpen. Zo heeft een verschuiving van NVWA verbeterpotentieel heeft ten opzichte van de de NVWA op de horizontale as direct impact op de omvang referentiegroep betreffen de Informatisering & Automativan de bandbreedtes op de verticale as. sering-kosten en het ziekteverzuim. Een nadere toelichting
hierop is gegeven in hoofdstuk 6. De ruimte ‘boven de horizontale lijn’ ten opzichte van de NVWA staat gelijk aan de som van gevonden kosten Het benutten van deze ruimte leidt tot een lastenverdie nu niet als retribueerbare kosten worden beschouwd, lichting voor het bedrijfsleven en een lastenverlichting voor maar waarbij wetgeving en richtlijnen de NVWA niet de overheid. verhinderen om deze kosten eventueel wel in rekening te brengen. Dit gebeurt nu niet, want deze kosten worden De ruimte ‘rechts van de verticale lijn’ ten opzichte van door de overheid gedragen. 11 Een nadere toelichting hierop de NVWA staat gelijk aan het verschil tussen de NVWA is gegeven in hoofdstuk 4. en de organisatie in de benchmark die de hoogste (minst
goede) score heeft op deze ratio. Enkele resultaten waarbij Het benutten van deze ruimte leidt tot een lastenverde NVWA positief presteert ten opzichte van de referentielichting voor de overheid en een lastenverzwaring voor het groep betreffen: productiviteit, kosten voor opsporing en bedrijfsleven. laboratoria.
De ruimte ‘onder de horizontale lijn’ ten opzichte De positieve productiviteit is deels een gevolg van de van de NVWA staat gelijk aan de som van gevonden vergoeding (en daarmee productiviteit) die de ambulante kosten die nu als retribueerbaar worden beschouwd (en directe medewerkers van de NVWA behalen als gevolg dus in rekening worden gebracht bij het bedrijfsleven), van de zogenaamde ‘reistijd is werktijd’-regeling (hierna maar waarbij andere varianten in het toepassen van de RT=WT), waarbij geldt dat de woonplaats tevens de wetgeving mogelijk zijn. Het betreft hier het verschil in standplaats is. Door deze arbeidsvoorwaarde is de tijd zienswijze op de wet- en regelgeving tussen het kabinet van woon-werkverkeer van deze NVWA-medewerkers en de Raad van State, alsook de doorrekening wanneer, productief. De overheid draagt de kosten van deze op basis van de Europese wetgeving, niet langer met arbeidsvoorwaarde, maar hier staat feitelijk nu geen ‘reële berekende kosten maar met standaard vergoedingen productiviteit’ tegenover. Deze arbeidsvoorwaarde kan, bij wordt gerekend. 12 Wel merken wij op dat beide onderafschaffing, beschouwd worden als een efficiencymaatgrenzen indicatief zijn, tot stand zijn genomen gebruikregel, omdat deze tijd dan grotendeels ingezet kan worden makend van aannames en afhankelijk zijn c.q. interfereren op bijvoorbeeld keurings- of toezichtsactiviteiten. met het huidige kabinetsbeleid.
Een nadere toelichting hierop is gegeven in hoofdstuk 6. Het benutten van deze ruimte leidt tot een lastenverlichting voor het bedrijfsleven en een lastenverzwaring voor de overheid. De lastenverlichting voor het bedrijfsleven bij het hanteren standaard vergoedingen zal fors groter zijn, omdat in figuur 2 de kosten van KDS niet zijn meegenomen. 13 Een nadere toelichting hierop is gegeven in hoofdstuk 5.
10 In dit onderzoek is de NVWA vergeleken met zeven andere organisaties in Nederland. Zie voor een verdieping hoofdstuk 6. De getoonde ratio Totale kosten per productief uur directe fte is berekend door gerealiseerde kosten van de NVWA in 2018 te delen door het aantal gerealiseerde productieve uren van de fte die als direct zijn gekwalificeerd.
11 Dit zijn de kosten die nu niet in rekening worden gebracht. Zie tabel in paragraaf 4.2.2. voor een verdere verdieping.
12 Het eerste weergegeven minimum is de kwantificering van het verschil in zienswijze tussen kabinet en Raad van State. Het tweede weergegeven minimum is de doorrekening van standaard vergoedingen op basis van VO 2017/625, bijlage lV waar mogelijk, aangevuld met Maat houden. Kosten voor herinspecties zijn hier niet in meegenomen, omdat kosten niet kwantificeerbaar waren. Het gegeven minimum kan zodoende nog naar boven schuiven. In het kader van dit onderzoek is besloten geen kwantitatieve aannames te doen op de uitkomst van het lopende juridisch traject. Daarom is onzeker welk effect dit heeft op de retribueerbare kosten. Het gegeven minimum kan zodoende nog naar beneden schuiven. Zie hoofdstuk 5 voor een verdere verdieping.
13 In figuur 2 zijn de retribueerbare kosten van de NVWA opgenomen. Omdat de NVWA en KDS in roodvleesslachthuizen controles uitvoeren op hetzelfde volume mogen de standaard vergoedingen slechts één keer worden toegepast. Zie voor een verdieping paragraaf 5.2.5.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verschillende perspectieven bij elkaar gebracht | 8
2.2 Er bestaan verschillende beelden over de 2.2.1 Duidelijkheid opbouw van de tarieven hoogte van de tarieven Transparantie in de samenstelling van de
Zoals hiervoor is toegelicht, bevinden de kosten van de kostenopbouw
NVWA zich binnen aanvaardbare bandbreedtes. De totale Het is niet altijd duidelijk uit welke kosten de verschillende kosten van de NVWA bevinden zich in het algemeen tarieven bestaan die in rekening worden gebracht bij het redelijk in lijn met vergelijkbare organisaties in Nederland bedrijfsleven. Het blijkt complex deze te doorgronden, en qua tarieven die in rekening worden gebracht zijn er ondanks het feit dat de NVWA op haar website 14 uitleg aanknopingspunten om meer maar ook om minder in geeft over de opzet en werking van het huidige model. rekening te brengen bij het bedrijfsleven. Onderstaande tabel toont hoe verschillende kostensoorten
bijdragen aan de retribueerbare kosten die in rekening
Tegelijkertijd is er het signaal vanuit het bedrijfsleven dat worden gebracht bij het bedrijfsleven.
er onvrede is over de tarieven van de NVWA. Wij identificeren
hier op hoofdlijnen een drietal redenen voor: De personeelskosten zijn met ruim 58% de voornaamste 1. Duidelijkheid opbouw van de tarieven kostenpost. De kosten van direct personeel, denk
-
2.De gemaakte keuzes in de opzet van het kostprijsmodel hierbij aan dierenartsen en/of inspecteurs, zijn hier een
-
3.Dommunicatie tussen verschillende betrokkenen. onderdeel van. Grosso modo 37% van de totale kosten
die in rekening worden gebracht aan het bedrijfsleven betreft kosten voor direct personeel. Aanvullend bestaan de specifieke kosten (11,5%) voornamelijk uit de kosten voor inhuur van practitioners. Daarnaast zijn hier de kosten voor uitbesteed onderzoek in het kader van het Nationaal Plan Residuen Vlees ondergebracht. De tabel laat verder het aandeel automatiseringskosten (5,3%) en het aandeel huisvesting (3,1%) in de retribueerbare kosten zien. Een gedetailleerde specificering is opgenomen in paragraaf 3.2.8. Per product van de NVWA zal de verhouding tussen de verschillende kostencategorieën wel verschillen ten opzichte van dit gemiddelde totaalbeeld.
TABEL 1 Onderscheid in kosten binnen de retributiekosten
Kostensoorten Totale kosten (EUR mln.) Aandeel totale kosten (%)
Direct personeel 31,2 36,7% Semidirect personeel 9,2 10,8%
Overhead personeel 8,4 9,9%
Inhuur 0,9 1,0%
Personeelskosten 49,7 58,4%
Specifieke kosten 9,7 11,5%
Automatiseringskosten 4,5 5,3%
Afschrijvingskosten 3,3 3,8%
Algemene materiële kosten 2,8 3,2%
Huisvesting 2,6 3,1%
Overig 0,9 1,0%
Laboratorium kosten 5,5 6,4%
CoA-kosten 6,1 7,2%
Totaal retribueerbare kosten 85,0 100,0%
Demping tarieven 1,7
Kleine slagers 1,1
Totaal retribueerbare kosten in tarief bedrijfsleven 82,2
14 www.nvwa.nl/tarieven.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verschillende perspectieven bij elkaar gebracht | 9
Transparantie in de tijdsbesteding van een dierenarts 2.2.2 De gemaakte keuzes in de opzet van het of inspecteur kostprijsmodel
Onderstaande tabel toont ter indicatie de opbouw van Verschillen tussen sectoren komen soms niet tot uiting de productiviteit van een directe medewerker binnen de in het kostprijsmodel categorie Erkende Bedrijven. Dit zijn bijvoorbeeld inspec Het kostprijsmodel is in het verleden, mede op basis van teurs (vis) of dierenartsen (vlees). wensen van het bedrijfsleven, tot stand gebracht. Dit heeft
geleid tot een vereenvoudiging in tarieven en een reductie
De tabel maakt duidelijk dat ongeveer 31% van de in beheerslasten voor de NVWA. Het kostprijsmodel rekent contracturen de medewerker niet productief is. Dit zijn kosten toe naar een aantal categorieën, waardoor een uren samenhangend met vakantie, ziekteverzuim, feestgroep van bedrijven in verschillende sectoren één start- en dagen, maar ook indirecte uren besteed aan bijvoorbeeld kwartiertarief of één stuktarief krijgt doorberekend.
training en overleg. 15 Ongeveer 30% van de tijd wordt
besteed aan reis- en voorbereidingstijd (gedekt in het Zo krijgt een verscheidenheid 16 aan bedrijven hetzelfde starttarief) in combinatie met RT=WT. De eerstgenoemde tarief doorbelast, ondanks dat er onderlinge verschillen reis- en voorbereidingstijd wordt in rekening gebracht zijn, zoals in facturabiliteit 17 en functiemix van het ingezette bij het bedrijfsleven, de RT=WT wordt gedragen door personeel. Zo wordt voor een dierenarts ingezet op een de overheid. De RT=WT is de arbeidsvoorwaarde voor bedrijf met permanent toezicht gerekend met dezelfde ambulante medewerkers, waarbij geldt dat de woonplaats voorbereidings- en reistijd in het starttarief als een collega tevens de standplaats is. Dit heeft tot gevolg dat elke die meerdere bedrijven op een dag bezoekt. En er wordt werkgerelateerde reis die zij maken geclassificeerd wordt in het huidige model geen rekening gehouden met het als een dienstreis, waarvan alle reistijd als werktijd wordt gegeven dat binnen de sector vlees duurder personeel aangemerkt. Dit is productieve tijd. Ongeveer 39% van wordt ingezet (dierenartsen, schaal 11 à 12) in vergelijking de tijd van deze medewerker wordt productief gezien in met bijvoorbeeld vis, waar met name inspecteurs worden het kwartiertarief en wordt in rekening gebracht bij het ingezet (schaal 9).
bedrijfsleven. Dit is de voor het bedrijfsleven zichtbare
productiviteit op locatie. Een nader inzicht in hoe de Het starttarief is op basis van een berekening uit het productiviteit van de NVWA zich verhoudt ten opzichte van verleden en wordt jaarlijks geïndexeerd andere organisaties is uitgewerkt in paragraaf 6.2.5. Ongeveer 65% van de totale retributie-inkomsten wordt
verrekend op basis van een start- en kwartiertarief. 18 Het starttarief is een vergoedingsbedrag dat bepaald is op basis van een berekening in 2013, en wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de procentuele wijziging van de kostprijzen.
Het starttarief is niet gebaseerd op een zuivere toerekening van actuele informatie over reis- en voorbereidingstijd en is op die manier ook niet met tijdsallocatie in het model opgenomen. Hiermee is er geen actuele en zuivere verdeling tussen de start- en kwartiertarieven.
TABEL 2 Productiviteitsopbouw directe fte Erkende Bedrijven
Beschrijving Uren Aandeel in contracturen (%)
Totaal contract uren (o.b.v. werkweek van 36 uur) 1.880 100% Uren verlof, feestdagen, ziekte en indirecte uren 577 31%
Totaal productieve uren 1.303 69%
Uren productief bij klant (kwartiertarief) 728 39%
Uren productief reis- en voorbereidingstijd (starttarief) 375 20%
Uren productief RT=WT 200 10%
Totaal productieve uren 1.303 69%
15 Het aantal productieve uren in de Handleiding Overheidstarieven 2018 is 1.378 op basis van 1.880 contracturen.
16 Ter illustratie: in de categorie Erkende Bedrijven zit Roodvlees, Pluimvee en Vis. Binnen Roodvlees en Pluimvee geldt aanvullend dat daarbinnen sprake kan zijn van permanent toezicht.
17 Met facturabiliteit wordt bedoelt de facturabele inspectie- en keuringsuren per fte. Facturabiliteit bestaat uit facturabele kwartieren (via kwartiertarief) en facturabele reistijd en voorbereidingstijd (via het starttarief).
18 De overige inkomsten (35%) komen voort uit tarieven op basis van volume-eenheden, zoals # kg, # certificaten, etc.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verschillende perspectieven bij elkaar gebracht | 10
Het kostprijsmodel rekent niet met integrale In de praktijk is voor de betrokkenen duidelijk dat deze taak kostprijzen toebehoort aan de departementen (VWS en LNV). Dit is Het kostprijsmodel gaat niet uit van integrale kostprijzen. een discrepantie met de vastlegging in de raamovereen Sommige kosten worden buiten het kostprijsmodel komst. gehouden 19 als gevolg van beleidsmatige keuzes. Deze kosten worden separaat gefinancierd door het Ministerie Voor de VWS-tarieven geldt dat de opdrachtgever de van LNV en het Ministerie van VWS. Deze methodiek consultatie met het bedrijfsleven organiseert. Dit wordt wordt al een aantal jaar toegepast, maar over de juistheid meegenomen in het Regulier Overleg Warenwet (ROW). hiervan zijn inmiddels twijfels ontstaan. 20 Dit heeft Dit is een vaste overlegstructuur tussen het Ministerie van betrekking op de wijze waarop de administratie wordt VWS en betrokken organisaties uit het bedrijfsleven. Voor gevoerd en de kostprijs wordt berekend. Het heeft niet de LNV-tarieven geldt dat er in het verleden onduidelijkheid direct betrekking op de wijze waarop kosten in de retribuis geweest wie binnen het departement verantwoordelijk tietarieven gebracht worden. is voor dit overleg. In het verleden heeft opdrachtgever het
overleg gefaciliteerd, waarna deze verantwoordelijkheid is De verdeling van IT-kosten in het model kent een overgedragen aan de eigenaar (SG), ondersteund door de beperkte causale relatie directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie Een deel van de IT-kosten (EUR 17 mln.) wordt in het van LNV (FEZ). huidige model verdeeld op basis van het aantal fte. De aanname is dat personeelsintensieve kostenplaatsen meer Omdat de NVWA bij vragen over de hoogte van de
IT gebruiken. De huidige verdeling kent een beperkte tarieven doorverwijst naar de ministeries én binnen het causale relatie tussen kosten en kostenveroorzaker, omdat LNV-domein in het verleden niet alles duidelijk was, fte in beperkte mate de intensiteit van het gebruik van bestond er een risico op onduidelijkheid. Om effectief te IT verklaart. Het houdt geen rekening met specifieke IT kunnen communiceren, moet het voor alle betrokkenen benodigd voor bepaalde afdelingen en/of activiteiten en de helder zijn wie waarover gaat en hoe daarover gecommunigenerieke IT. Bovendien houdt het geen rekening met het ceerd wordt. feit dat een hogere automatiseringsgraad op afdelingen gepaard kan gaan met hoge IT-kosten en daarom juist een Reguliere afstemming met het bedrijfsleven relatief laag aantal mensen (fte). De NVWA heeft als toezichthouder te maken met een
bedrijfsleven dat bestaat uit veel verschillende sectoren Voor de NVWA bestaat op dit moment geen inzicht in en bedrijven. Er zijn periodiek sector- en themaoverleggen eventuele effecten van een alternatieve verdeling. tussen de NVWA en ketenpartijen en maatschappelijke
organisaties. Deze overleggen zijn veelal georganiseerd
2.2.3 Onderlinge communicatie heeft invloed op de per keten. Aanvullend is er periodiek strategisch overleg relatie met de strategische klankbordgroep van de NVWA met
Uit gesprekken met diverse betrokkenen uit het bedrijfsdaarin een vertegenwoordiging van betrokkenen uit het leven ontstaat het beeld dat het bedrijfsleven tevreden is bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en wetenmet de ‘A van autoriteit’, maar er ook zorgen zijn over de schapsinstituten. Ondanks deze verschillende overleginteractie met het bedrijfsleven. Dit raakt zowel de NVWA structuren zijn er de signalen dat er behoefte is om als het Ministerie van LNV en het Ministerie van VWS. nauwer en beter in verbinding te staan, omdat het gevoel
leeft dat het potentieel van de samen¬werking beter kan
Afstemmingsproces tarieven worden benut. Daarbij kan aangetekend worden dat er
Het kostprijsmodel rekent toe naar voorgestelde tarieven. ook onvrede van bedrijven is over het toezicht, terwijl dat Deze worden na in concept te zijn vastgesteld, besproken feitelijk gaat over de inhoud van de regelgeving waarop met het georganiseerde bedrijfsleven, waarna deze de NVWA toeziet. Dat is iets waarvoor het beleidsdepardefinitief worden vastgesteld door de minister van LNV tement c.q. de Tweede Kamer verantwoordelijk is.
en door de minister van VWS. Betrokkenen geven aan dat
verbetering in dit proces mogelijk is. Er is een gezamenlijk belang voor het bedrijfsleven en de
NVWA in de vorm van veiligheid van voedsel en consu
In de raamovereenkomst 21 tussen opdrachtgevers en mentenproducten, voor dierenwelzijn en plantgezondheid. de NVWA is vastgelegd dat opdrachtnemer (NVWA) Het perspectief hierop is soms toch anders. Een natuurde vastgestelde concepttarieven bij het georganiseerd lijke spanning tussen het bedrijfsleven en de NVWA is bedrijfsleven consulteert. Hieruit volgt een definitief vrijwel onvermijdelijk. Het bedrijfsleven moet zich, als voorstel dat voorgelegd wordt aan opdrachtgevers om via onder toezicht gestelde, houden aan de geldende wet- en deze weg door de minister te worden vastgesteld. regelgeving en de NVWA controleert als toezichthouder
19 Zie voor een verdieping paragraaf 3.2.3.
20 LNV heeft lopend voorliggend onderzoek aangegeven dat in het kader van de jaarrekening 2019 de ADR een verscherpt toetsingskader heeft opgesteld n.a.v. aanwijzingen van de Algemene Rekenkamer over de wijze waarop de ADR de Rijksbegrotingsvoorwaarden moet interpreteren. Dit proces loopt nog tussen de NVWA, de ADR en FEZ. Op dit moment is zodoende niet duidelijk of deze methode nog langer mogelijk is.
21 Raamovereenkomst tussen Opdrachtgevers en Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 2014, artikel 18, lid 5.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verschillende perspectieven bij elkaar gebracht | 11 de naleving hierop. De NVWA voert haar activiteiten uit het bedrijfsleven, in overweging. Daarnaast helpt een op basis van de wetgeving, beleidsprioriteiten van de evaluatie van gedane aannames/veronderstellingen opdrachtgevers en de eigen risico-inschattingen, tegelijin het huidige model bij de uitlegbaarheid en vergroot kertijd zal het bedrijfsleven de gemaakte keuzes hierin niet deze de transparantie. altijd herkennen en/of hier andere ideeën/oplossingen bij hebben. Er blijven immers altijd andere perspectieven. Dit b. Heroverweeg de wijze waarop IT-kosten in het model past bij de relatie en het verschil in onderlinge verantwoorworden verdeeld naar afdelingen en/of kostenplaatsen. delijkheden. Hierdoor is in gesprek blijven en uitleg blijven Neem hierin ook de structurele IT-kosten mee die nu geven over gemaakte keuzes belangrijk, om zodoende te buiten het kostprijsmodel worden gehouden. De kosten blijven werken aan begrip voor elkaar. zijn materieel en de huidige verdeelsleutel vertegenwoordigt
maar in beperkte mate een causale relatie
2.3 Aanbevelingen met de kostenveroorzakers. Een keuze voor een andere
De observaties laten zien dat de NVWA zich binnen de verdeelsleutel kan leiden tot een verschuiving tussen bandbreedte van de verschillende perspectieven bevindt. kosten voor de overheid en het bedrijfsleven.
Daarbij kunnen een aantal zaken wel degelijk beter. Het
traject heeft opgeleverd dat alle partijen met elkaar een c. Evalueer de wijze waarop de kosten van het starttarief nieuwe dialoog willen aangaan. Hiervoor staat niets in de worden geraamd. Herbereken het starttarief, zodat dit weg. Beoordeel in gezamenlijk overleg tussen de NVWA, gebaseerd is op werkelijke en actuele urenbestedingen de betrokken ministeries en het bedrijfsleven op welke en maak de urenbesteding (verdeling) onderdeel van wijze deze dialoog in een nieuwe structuur gegoten kan het kostprijsmodel.
worden. Ga hiermee samen een ‘nieuwe fase’ in met
elkaar. De dialoog is gericht is op het samen benutten d. Evalueer de wijze waarop de tijdsbesteding over de van kansen in de keten, het adresseren van zorgen en het categorieën wordt geraamd. De NVWA neemt nu het versterken van de samenwerking. Door in deze dialoog de gemiddelde van de afgelopen drie jaar samen met een werkprocessen (en de inzet van middelen) waar nodig en interne expertschatting als basis voor de prognose van mogelijk als hulpinstrument te gebruiken kan de NVWA het aantal uren. Deze methode kijkt vooral terug en kan noodzakelijke verbeteringen in het kostprijsmodel en de daardoor zorgen voor grotere schommelingen in de registraties doorvoeren en waar mogelijk ook efficiencyvertariefontwikkeling per jaar.
beteringen concreet maken en doorvoeren (zowel binnen
de werkprocessen van de NVWA als binnen de keten). e. Onderzoek de werkprocessen en normering van activiteiten,
tijdsbesteding en overige middelen. Hiermee is
Onderstaande aanbevelingen bieden hierbij handvatten en het ook mogelijk om beter meerjarig vooruit te kijken concentreren zich rondom een drietal onderwerpen: naar tariefontwikkelingen en grotere schommelingen 1. Verbeteringen in en rondom het kostprijsmodel van de te egaliseren. Ook is het daarmee beter mogelijk om
NVWA beleidseffecten financieel te kwantificeren. Evalueer
-
2.Potentiële efficiencyverbeteringen vanuit het onderzoek met deze inzichten of en waar eventuele aanpassingen
en de benchmark of verdieping in de opzet en inrichting of hoogte van de
-
3.Verbeteren van de dialoog tussen bedrijfsleven, NVWA tarieven wenselijk is. Neem in deze evaluatie expliciet
en opdrachtgevende ministeries het eventuele verschil tussen sectoren en/of toezicht
mee (zie ook punt a) en de overige potentiële verbeter
2.3.1 Verbeteringen in en rondom het kostprijsmodel punten.
van de NVWA
Zoals hiervoor is aangegeven, zijn er nog mogelijkheden f. In lijn met de voorgestelde verbeteringen voor het om het kostprijsmodel verder te ontwikkelen. We denken kostprijsmodel stellen wij ook voor om op enkele
daarbij aan het hiernavolgende: wezenlijke punten de wijze waarop medewerkers uren verantwoorden te verbeteren. Gedurende het
-
a.Evalueer of het hanteren van een uniform tarief voor onderzoek bleek dat betrouwbare data om verder meerdere sectoren en/of type bedrijven in de huidige verdiepende analyses te maken veelal niet voorhanden categorie-indeling nog passend is bij de kosten voor was. Denk hierbij onder meer aan een split tussen die bedrijven. Beoordeel met name de mate waarin reis- en voorbereidingstijd en de registratie van RT=WT de geïdentificeerde verschillen in facturabiliteit en om inzicht te krijgen in de werkelijke omvang van deze functiemix impact hebben op het kwartiertarief. Voer uren. Een gedetailleerde nacalculatie helpt ook bij het de evaluatie op het juiste (detail)niveau uit door zowel verschaffen van inzichten.
sectorverschillen mee te nemen, als verschillen tussen
het type toezicht (permanent of niet permanent). g. Onderzoek gezamenlijk vanuit de NVWA, ADR en FEZ Constateer op basis van de evaluatie welke aanpasop welke wijze het model aansluiting houdt met de singen in het model wenselijk zijn. Verfijn het model (laatste) richtlijnen door toe te werken naar integrale waar nodig en neem hierbij het effect op de adminiskostprijzen.
tratieve beheerslasten voor de NVWA, alsook de
toenemende complexiteit in het tariefsmodel voor h. De wetgeving biedt op onderdelen ruimte om enerzijds aanvullende kosten in rekening te brengen en ander©
2020 KPMG Advisory N.V. Verschillende perspectieven bij elkaar gebracht | 12
zijds om te werken met standaard vergoedingen als 2.3.3 Verbeteren van de dialoog
alternatief voor berekende kosten of minder kosten Onderzoek op welke wijze het inzetten van communicatiein rekening te brengen door de zienswijze van de methoden en middelen verdere mogelijkheden biedt om Raad van State te volgen. Deze rapportage geeft een de interactie met het bedrijfsleven verder te verbeteren. indicatie van de impact in EUR. Wij raden aan om een Beschouw dit als een gezamenlijke verantwoordelijkheid keuze vanuit een breder perspectief te benaderen dan van de NVWA, de ministeries en het bedrijfsleven.
sec de EUR impact. Zo heeft dit invloed op de structuur
en de opzet van het kostprijsmodel, en op de mate Ondanks dat op verschillende manieren overleg plaatsvan transparantie waar dit nu ontbreekt (zie ook het vindt en de website informatie geeft over onder andere juridisch traject zoals genoemd in hoofdstuk 5). Tegelijde tariefsopbouw, zijn er de signalen dat de tarieven en/ kertijd is een keuze voor standaard vergoedingen een of activiteiten van de NVWA niet transparant zijn en/ beperking in de sturing/beïnvloeding van kosten, zoals of niet worden begrepen door het bedrijfsleven. Maak nu bijvoorbeeld het geval is in de allocatiemethodiek en/ daarom ook naar elkaar en richting het bedrijfsleven of bij het hanteren van de tariefsopbouw (zoals start- en duidelijk wie waarvan is en waar men voor welke vragen kwartiertarieven). Verder kan meegewogen worden terechtkan (NVWA, LNV als eigenaar, LNV en VWS als dat een keuze verder reikt dan de NVWA (zie ook onze opdrachtgevers). Zorg er zo gezamenlijk voor dat vragen opmerkingen over KDS) en dat standaard vergoedingen opgepakt worden. Blijvende aandacht en het aanbrengen leiden tot een grotere afhankelijkheid van overheidsvan structuur op de verschillende niveaus leiden hierin tot gelden. meer duidelijkheid. Actualiseer hiertoe de raamovereenkomst.
2.3.2 Potentiële efficiency verbeteringen
Vanuit de benchmark zijn beperkt inzichten naar boven Een goede dialoog tussen de NVWA en het bedrijfsgekomen voor efficiencyverbeteringen. Doordat verdieleven draagt er aan bij dat de samenwerking effectiever pende KPI’s niet vergelijkbaar en/of beschikbaar waren wordt, omdat beter wordt begrepen waar ieders zorgen, in de benchmarkgroep was het niet mogelijk om echt behoefte, maar ook mogelijk- en onmogelijkheden zitten. verdiepende analyses met betrouwbare resultaten uit te Alle partijen hebben daarbij een verantwoordelijkheid in voeren. Wij raden daarom aan om de benchmarkgroep het borgen van de kwaliteit van overleg: zowel de NVWA verder te continueren en in de vervolgstappen de verdieals het bedrijfsleven (inclusief zorgen dat de achterban pende KPI’s verder de harmoniseren en ook beschikbaar te goed meegenomen wordt door de verschillende vertemaken voor verdere analyses binnen de benchmarkgroep. genwoordigers). Denk hierbij aan aansluiting op de
De benchmark kan hiermee dienen als een nieuw prikkelwerkprocessen van het bedrijfsleven en meedenken op mechanisme voor de NVWA. herbezinning van typen keuringen. Dit leidt potentieel
tot aanpassingen in de wijze waarop activiteiten van de Er zijn wel indicaties naar voren gekomen voor gebieden NVWA (ook) plaats kunnen vinden. Dit draagt bij aan het waar verbeteringen te behalen zijn. Wij denken daarbij aan vergroten van de effectiviteit en kostenbesparingen in de het terugdringen van het ziekteverzuim, het voeren van keten. Bespreek daarom de signalen en borg opvolging in gericht beleid op in- en uitstroom om gemiddelde persode verschillende bestaande overlegstructuren, maar koppel neelskosten terug te brengen en het terugbrengen van deze dialoog los van de gesprekken over tarieven. Ga waar IT-kosten en/of het laten bijdragen van IT aan efficiëntie in nodig in gesprek met individuele bedrijven. De bedrijfsbede keten. Daarnaast valt er belangrijke winst te behalen zoeken die gedurende dit onderzoek – veelal in gezamendoor, samen met het Ministerie van BZK, de RT=WT-prolijkheid – zijn afgelegd zijn hier een goed voorbeeld van. blematiek op te lossen aangezien daar een substantieel Dit helpt ook bij het identificeren van prikkels om het deel van de werktijd feitelijk niet direct productief wordt toezicht efficiënter in te richten met potentieel een hogere ingezet op toezichts- en keuringsactiviteiten. Ook zien wij kwaliteit en tevredenheid tot gevolg. Uit de benchmark in het starttarief dat een substantieel deel van de produckwam naar voren dat de NVWA relatief weinig middelen tieve tijd besteed wordt aan voorbereidings- en reistijd. inzet op communicatie ten opzichte van de partijen in de Zoals hiervoor in hoofdstuk 2.2.1 gepresenteerd, is het referentiegroep. Verken hoe andere partijen communioverall beeld dat een gemiddelde directe fte van de NVWA catie inzetten en beoordeel hoe dit bij kan dragen aan het uiteindelijk daarmee 39% van de tijd zichtbaar productief vergroten van draagvlak en vertrouwen in de NVWA. Heb is voor het bedrijfsleven. Een evaluatie van deze tijdsbestehierbij waar mogelijk ook aandacht voor de achterliggende dingen lijkt daarmee gewenst. economische belangen, zodat beoordeeld kan worden hoe
deze gezamenlijk het beste te adresseren.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verschillende perspectieven bij elkaar gebracht | 13
Inzicht in de kosten van de NVWA
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 14
3.1 Inleiding Dit zijn kosten die buiten de kostprijsberekening zijn
Dit hoofdstuk beschrijft de kostenstructuur van de NVWA gehouden op basis van politieke besluiten, en separaat en de wijze waarop kosten worden toegerekend. Zo worden gefinancierd. Dit betreft bijvoorbeeld IT-kosten wordt transparant gemaakt welke retribueerbare kosten waarvan de overheid heeft besloten deze voor haar per sector aan het bedrijfsleven in rekening worden rekening te nemen, maar ook incidentele kosten zoals gebracht en welk deel van de kosten wordt gedragen door inhuur en advisering ten aanzien van NVWA 2020 en ten de overheid. Ook wordt beschreven welke kosten niet slotte kosten die gerelateerd zijn aan overheidstaken zoals worden meegenomen en zodoende buiten de kostprijstoezicht en monitoring. Deze uitgesloten kosten worden berekening worden gehouden. De basis voor de analyses zodoende niet gealloceerd aan toezichts- of keuringsactivivormt het kostprijsmodel van de NVWA. De basis van de teiten en bestaan voor EUR 42 mln. uit indirecte kosten en cijfers wordt gevormd door de begroting 2018. 22 voor EUR 13 mln. uit directe kosten. In totaal bedraagt het
aandeel van de overheid hiermee EUR 251 mln. of 70%
3.2 Inzichten in de kosten van de NVWA van de totale kosten van de NVWA. De overige EUR 106 mln. (30%) betreft kosten die toegerekend worden naar
activiteiten voor het bedrijfsleven.
3.2.1 De kosten van de NVWA zijn in totaal EUR
357 mln. Hiervan wordt EUR 251 mln. (70%) De retribueerbare kosten (EUR 85 mln.) vormen het toegerekend naar de overheid en wordt grootste deel van de kosten die bij het bedrijfsleven EUR 106 mln. (30%) toegerekend naar het middels de retributietarieven in rekening worden gebracht. bedrijfsleven. Aanvullend worden de kosten voor de inzet van KDS bij
De totale kosten van de NVWA in 2018 bedragen EUR 357 roodvleesslachthuizen via de NVWA in rekening gebracht mln. Deze kosten bestaan uit verschillende kostensoorten (EUR 18 mln.) en brengt de NVWA de kosten van e-CertNL zoals personeel gerelateerde kosten, materiële kosten, à EUR 3 mln. in rekening bij het bedrijfsleven. 24 kosten voor afschrijvingen etc.
Voorliggend onderzoek concentreert zich op de retribu Het merendeel van deze kosten (EUR 196 mln.) bestaat uit eerbare kosten (EUR 85 mln.) zoals deze in het kostprijskosten samenhangend met toezichts- en monitoringsactimodel zijn opgenomen. De kosten van KDS en e-CertNL viteiten. Deze activiteiten zijn overheidstaken en worden vormen geen onderdeel van deze retribueerbare kosten en vergoed door LNV en VWS als de twee opdrachtgevers zijn derhalve geen onderdeel van dit onderzoek. van de NVWA. Aanvullend financieren genoemde partijen
EUR 55 mln. aan zogenoemde uitgesloten kosten. 23
FIGUUR 3 Totale kosten NVWA uitgesplitst tussen overheid en bedrijfsleven
400 Kosten overheid 70% Kosten bedrijfsleven 30%
357 350
300
250
mln 200
EUR
150 196
100 55 85
18 3
50
0 Totale kosten Kosten LNV Uitgesloten KDS E-CertNL Retribueerbare VWS kosten kosten
22 Begroting 2018 geeft het meest actuele inzicht, omdat de aansluiting te maken is met de tarieven 2018. In 2019 zijn de tarieven geïndexeerd op basis van 2018. De versie van het kostprijsmodel waar in voorliggend onderzoek mee gewerkt is omvat EUR 357 mln. aan kosten, en is de definitieve versie waarop de tarieven zijn gebaseerd voor 2018.
23 Een nadere uitwerking van deze kosten is opgenomen in paragraaf 3.2.3.
24 KDS staat voor Kwaliteitskeuring Dierlijke sector. KDS levert officiële dierenartsassistenten voor het verrichten van post mortem keuringswerkzaamheden in alle Nederlandse roodvlees slachthuizen. De NVWA brengt de kosten namens KDS in rekening bij het bedrijfsleven, nadat KDS deze bij de NVWA in rekening heeft gebracht (wordt doorgefactureerd). E-CertNL is een digitaal portaal dat de aanvraag en afgifte van exportcertificaten regelt. De kosten van E-CertNL lopen in het kostprijsmodel van de NVWA buiten het model om. Deze worden als toeslag separaat in rekening gebracht. Deze kosten maken geen onderdeel uit van de kostprijs.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 15 FIGUUR 4 Metamodel NVWA (EUR mln.)
Kostensoorten 357,3
enbasis Personeel
gerelateerde kosten Materiële kosten Afschrijvingen Dotaties en voorzieningen Rente lasten
K ost 225,5 114,1 16,9 0,5 0,3
Retribueerbaar (NVWA Tarieven) Overige kosten
en 85 bedrijfsleven Overheid
heid er
ijfslev Directe kosten Semidirecte kosten Overhead kosten E-CertNL KDS Kosten Kosten 51,8 12,9 20,3 3,1 17,9 overheid uitgesloten
Bedr en Ov 196,0 55,2
Overige kosten Retribueerbaar (NVWA Tarieven) bedrijfsleven Overheid or
EB EB NP LD IMP PL VWS CoA Overig 40,9 5,1 14,7 13,2 1,3 0,0 6,2 3,6
Vlees Kosten Kosten Plant E-CertNL KDS overheid uitgesloten
oduct & Sect Rood Vis Zuivel Fyto
Levende Overig 3,1 17,9 196,0 55,2 Pr vlees Pluimvee Overig 2,5 0,5 sanitair
dieren 19,0 28,4 15,3 3,2 1,3
14,8
et Retribueerbaar (NVWA Tarieven)
Omzet uit retributies
Omz 81
Bovenstaande figuur biedt schematisch een vereenen Productveiligheid), Import Veterinair, Tabak, Levensvoudigd inzicht in het kostprijsmodel van de NVWA (hierna middelen Bedrijven (Herinspecties) en Ei.
metamodel). Dit model ondersteund bij het analyseren van — In de vierde laag wordt de realisatie 2018 (EUR 81 de kostenstructuur van de NVWA. mln.) weergegeven om de vergelijking met de voorcalculatie
(EUR 85 mln.) te kunnen maken. Het metamodel laat zich het beste vergelijken met een
‘knikkerbak’, waarin de kosten (knikkers) eenduidig door de In de volgende paragrafen zoomen we nader in op de verschillende lagen van het model zijn gevolgd (van boven samenstelling van de kosten en de wijze waarop deze naar beneden). Zo is transparant gemaakt hoe kosten leiden tot tarieven. De structuur van de bevindingen in dit van de NVWA leiden tot kosten die in rekening worden hoofdstuk volgt de structuur van bovenliggend metamodel. gebracht bij het bedrijfsleven en/of worden gedragen door Allereerst wordt er in 3.2.2 t/m 3.2.5 ingegaan op de de overheid. Hieronder worden de lagen kort toegelicht. tweede laag van het metamodel, vervolgens wordt er
— De bovenste laag bevat de kostenbasis van de NVWA in 3.2.6 t/m 3.2.8 ingegaan op de derde laag van het (EUR 357 mln.). metamodel. Tot slot wordt de vierde laag behandeld in
— De tweede laag laat het onderscheid zien tussen 3.2.9.
kosten voor het bedrijfsleven (EUR 106 mln.) en voor
de overheid (251 mln.). Bij de retribueerbare kosten 3.2.2 De totale overheadkosten bedragen EUR 108 (EUR 85 mln.) is in de figuur onderscheid gemaakt mln. Dit is 30% van de totale kosten binnen de naar directe kosten, semidirecte kosten en overhead. NVWA. Hiervan wordt EUR 87 mln. (81%) door In deze laag zijn ook de kosten van KDS en e-CertNL de overheid gedragen en hiervan wordt EUR ondergebracht om aansluiting te houden met de 20 mln. (19%) bij het bedrijfsleven in rekening kostenbasis van de NVWA. Daarnaast bevat deze laag gebracht
de kosten die voor rekening komen van de overheid. Kosten voor overhead bestaan uit de kosten van de
— De derde laag van het kostprijsmodel is de productondersteunende functies / overheadfuncties die binnen de en sectorlaag. Dit is een verdere verdieping van de overheid doorgaans worden aangeduid met het acroniem voorgaande laag. De producten omvatten de verschil PIOFACH (Personeel, Informatievoorziening, Organilende
retributietarieven die de NVWA aan het bedrijfssatie, Financiën, Algemene zaken, Communicatie en leven in rekening brengt. Verder is deze laag verrijkt Huisvesting).
met de verschillende sectoren die zijn gedefinieerd
ten behoeve van voorliggend onderzoek: Roodvlees, De NVWA hanteert in haar kostprijsmodel de kosten Pluimvee, Overige producten dierlijke oorsprong, Vis, plaatsmethode. Hierdoor worden kosten voor overhead zuivel, Plant - fytosanitair, Levende Dieren (Export) en eerst toegerekend aan afdelingen binnen directies, om Levende Dieren (Herinspecties) en Overig, bestaande vervolgens te worden toegerekend naar kostendragers uit Import Hoog Risico (Levensmiddelen, Diervoeders (producten Handhaven en Keuren van de NVWA).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 16 Hierdoor rekent de NVWA in het kostprijsmodel met Het verschil tussen beide wordt veroorzaakt door twee productieve afdelingen en niet-productieve afdelingen. In factoren. Enerzijds doordat het aandeel van KDS en eerstgenoemde zijn de kosten van direct en semidirect e-CertNL bij het bedrijfsleven in de berekening van het personeel betrokken bij het primaire proces opgenomen. overheadspercentage is meegenomen (EUR 21 mln.). In laatstgenoemde zijn de overheadkosten opgenomen. Anderzijds doordat het aandeel overhead bij de overheid Deze methodiek zorgt ervoor dat productieve afdelingen deels bestaat uit de eerder genoemde EUR 42 mln. een-op-een worden toegewezen aan producten. Niet-prooverheadkosten als onderdeel van de kosten die door ductieve afdelingen (overhead) worden op basis van de NVWA buiten het kostprijsmodel worden gehouden. het aantal productieve uren (van direct en semidirect Figuur 5 maakt dit inzichtelijk. personeel) toegerekend naar de producten van de NVWA.
Op basis van de ingeschatte retribueerbare uren worden Als het onderscheid wordt gemaakt in toerekening vervolgens de kosten bepaald op basis van de kostprijzen. voor keuringsactiviteiten enerzijds en toerekening voor Deze methode borgt dat overheadkosten eenduidig inzichtoezichtactiviteiten anderzijds dan tekent dezelfde telijk zijn te maken. verdeling zich af. In totaal bedraagt de toerekening van
overhead voor keuringsactiviteiten EUR 19 mln. en voor De totale overheadkosten bedragen EUR 108 miljoen, toezichtsactiviteiten geldt dat EUR 46 mln. wordt toegeofwel 30% van de totale kosten binnen de NVWA. Hiervan rekend. Tabel 4 maakt dit inzichtelijk. komt EUR 20 mln. (19%) ten laste van het bedrijfsleven 25 en EUR 87 mln. (81%) wordt gedragen door de overheid 26 . De volgende paragraaf brengt een verdieping op de kosten Zodoende bestaat 19% van de kosten in rekening gebracht voor de overheid en de navolgende paragraaf gaat in op de aan het bedrijfsleven uit overhead. Voor de overheid geldt retribueerbare kosten die het bedrijfsleven draagt. dat het aandeel overhead in de totale kosten die door de overheid worden gedragen 35% bedraagt.
TABEL 3 Aandeel directe kosten en overhead l Bedrijfsleven en Overheid (EUR mln.)
Type NVWA Bedrijfsleven Overheid
KDS 18 18 - E-CertNL 3 3 -
Uitgesloten directe kosten 14 - 14
Directe kosten (in kostprijs) 215 65 150
Totaal directe kosten 250 86 164
Uitgesloten indirecte kosten 42 - 42
Overhead (in kostprijs) 66 20 46
Totaal overhead 108 20 87
Totaal 357 106 251
FIGUUR 5 Aandeel directe kosten en overhead 19%
30% 35%
70% 65%
81%
TABEL 4 Verdeling totale NVWA kosten over Toezicht en Keuren (EUR mln.)
Toezicht en Overige Omschrijving NVWA Keuren Toezicht Keuren kosten
Directe kosten 250 215 151 63 35 Overhead kosten 108 65 46 19 42
Totaal direct en indirect 357 280 197 83 78
25 Gehanteerde aanname: De kosten samenhangend met KDS en e-CertNL zijn geclassificeerd als directe kosten. Wanneer deze aanname niet gehanteerd zou worden en de kosten buiten beschouwing zouden worden gehouden, bedraagt het percentage overhead voor het bedrijfsleven 23%. Afgerond op hele miljoenen. KDS en e-CertNL zijn verder buiten scope van dit onderzoek.
26 Voor de overheid geldt dat dit bedrag deels bestaat uit de eerder genoemde EUR 42 mln. overheadkosten als onderdeel van de EUR 55 mln. buiten het kostprijsmodel gehouden kosten (separaat gefinancierd door de opdrachtgevers).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 17
3.2.3 De totale bijdrage van de overheid bedraagt a) Inhuur personeel: EUR 20,4 mln. (36%) bestaat uit EUR 251 mln.
27 Dit zijn grotendeels kosten kosten inhuur van personeel. Een nadere specificering samenhangend met toezicht (EUR 196 is opgenomen in onderstaande tabel. De externe inhuur mln.), aangevuld met het deel (EUR 55 mln.) heeft grotendeels betrekking op inzet op automatisedat de NVWA buiten het kostprijsmodel ringsprogramma’s zoals NVWA 2020 en Inspect. Deze heeft gehouden en derhalve niet in de kosten worden buiten het kostprijsmodel gehouden, retributiekosten terechtkomt. omdat deze incidenteel van aard zijn en omdat het
Het merendeel van de kosten bestaat uit kosten samenontwikkelkosten betreft. Deze kosten zijn zodoende hangend met toezichts- en monitoringsactiviteiten. Deze niet opgenomen in de kostprijs (zie tabel 7).
activiteiten zijn overheidstaken waarvan de kosten worden
vergoed door LNV en VWS als de twee opdrachtgevers b) Automatiseringskosten: EUR 15,4 mln. (28%) zijn van de NVWA. Deze kosten komen tot stand door de automatiseringskosten. Dit betreft de zogenoemde geraamde uurinzet te vermenigvuldigen met de kostprijs ‘Jacobi-gelden’, naar aanleiding van de motie van Jacobi per uur. c.s. van juli 2012. In deze motie is verzocht om te
28
komen met maatregelen om grote overschrijdingen van
Daarnaast wordt EUR 55,2 mln. buiten de kostprijsbehet budget bij de NVWA in de toekomst te voorkomen. rekening gehouden. Deze kosten worden gefinancierd Een van de maatregelen hiervan is geweest dat LNV door de opdrachtgevers (LNV en VWS). Zie hiervoor ook structureel een deel van de licenties DICTU voor
29
laag 2 en 3 van het metamodel. Doordat deze kosten uit rekening zijn neemt. Deze kosten zijn zodoende nu niet de kostprijsberekening worden gehouden, heeft dit een opgenomen in de kostprijs.
30
dempend effect op de hoogte van de kostprijzen. Tabel 6 toont een specificatie van deze uitgesloten kosten. Deze zijn vervolgens toegelicht.
TABEL 5 Totale kosten overheid
Omschrijving Totale kosten (EUR mln.) Aandeel totale kosten (%)
Kosten LNV VWS 196 78,01%
Uitgesloten kosten 55 21,99%
Totaal 251 100,00%
TABEL 6 Kostenbasis uitgesloten kosten
Kostensoort Totale kosten (EUR mln.) Aandeel totale kosten (%)
-
A.Inhuur 20,4 36,9%
-
B.Automatiseringskosten 15,4 27,9%
-
C.Specifieke kosten 15,2 27,5%
-
D.Afschrijvingskosten IMVA 4,2 7,6%
Totaal 55,2 100,00%
TABEL 7 Kosten inhuur
Beschrijving Totale kosten (EUR mln.) Aandeel totale kosten (%)
Inhuur advisering automatisering 16,6 81,6%
Inhuur Beleidsadvies 3,6 17,8%
Inhuur Uitzendkracht / Int. -management 0,1 0,5%
Totaal 20,4 100,00%
27 Dit betreft voorcalculatorische cijfers, in de gehanteerde dataset wordt geen nadere uitsplitsing gemaakt naar LNV en VWS. Op basis van de jaarrekening 2018 kan hiervoor wel een indicatie worden gegeven. In 2018 financiert LNV 64%, VWS 34% en overige overheid 2%. Het toepassen van deze verhouding resulteert in een voorcalculatorische bijdrage van EUR 161 mln. voor LNV, EUR 85 mln. voor VWS en EUR 5 mln. voor overige overheid.
28 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 240 XIII, nr. 18.
29 Dienst ICT Uitvoering. DICTU is ICT dienstverlener binnen de overheid. 30 Bij de agentschapsdoorlichting van het Ministerie van Financiën op de NVWA is vastgesteld dat deze kosten structureel zijn, en dat er
vanuit de eigenaar de wens is om deze kosten onderdeel te laten zijn van de integrale kostprijs. Het voorstel is een deel ten laste te laten komen van het bedrijfsleven (Doorlichting NVWA, 2016).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 18
-
c)Specifieke kosten: EUR 15,2 mln. (27%) is gekwali Aanvullend worden de kosten voor de inzet van KDS bij ficeerd als specifieke kosten. Dit betreft voornamelijk roodvleesslachthuizen via de NVWA in rekening gebracht toezicht of monitoring, uitbesteed werk en weten(EUR 18 mln.) en brengt de NVWA de kosten van e-CertNL schappelijk onderzoek bestaande uit werkzaamheden à EUR 3 mln. in rekening bij het bedrijfsleven. De retribuuitgevoerd door derden o.a. Rijksinstituut voor Volksgeeerbare kosten van EUR 85 mln. komen tot stand door (a) zondheid en Milieu (RIVM), Centraal Orgaan voor Kwalieen inschatting van de benodigde retribueerbare uren te teitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en Team vermenigvuldigen met (b) de kostprijzen per uur.
Invasieve Exoten (IE). De kosten worden beschouwd
als een overheidstaak en/of als kosten voortvloeiend a) Het aantal benodigde uren betreft een inschatting voor
uit organisatorische wijzigingen. Deze kosten zijn 31 het direct personeel en het semidirect personeel. De
zodoende niet opgenomen in de kostprijs. gemiddelde urenrealisatie van de afgelopen drie jaar dient bij deze raming als uitgangspunt. Deze raming
-
d)Afschrijvingskosten IMVA: EUR 4,2 mln. betreft wordt intern binnen de NVWA getoetst door CSIs afschrijvingskosten immateriële vaste activa. De (Coördinerend Specialistisch Inspecteur) en teamleiders uitgesloten afschrijvingskosten IMVA betreffen de op bestendigheid.
afschrijvingen op Programma Blik op NVWA 2017. De b) De retribueerbare kosten worden vervolgens bepaald kosten worden gefinancierd vanuit het EGB (Extern 32 door de retribueerbare uren te vermenigvuldigen Geoormerkt Budget). Het betreft eenmalige afschrijmet de kostprijs per uur. Hierbij geldt dat directe en vingen van modernisering van ICT en gebruik van semidirecte kosten een-op-een worden gealloceerd aan Commercial off the shelf (COTS) software. Deze kosten retribueerbare producten, waarbij overhead op basis zijn zodoende niet opgenomen in de kostprijs. van directe uren wordt toegerekend aan producten.
De EUR 55,2 mln. zijn als gevolg van beleidsmatige keuzes De opbouw van de retribueerbare kosten is als volgt: niet in de kostprijsberekening opgenomen en worden directe kosten (EUR 52 mln.), semidirecte kosten (EUR 13 separaat gefinancierd. Deze methodiek wordt al een mln.) en overhead (EUR 20 mln.). Het verschil is hieronder aantal jaar toegepast, maar over de juistheid hiervan zijn kort toegelicht.
inmiddels twijfels ontstaan. LNV heeft aangegeven dat in
het kader van de jaarrekening 2019 de ADR een verscherpt Directe kosten (EUR 52 mln.) zijn kosten van het primaire toetsingskader heeft opgesteld n.a.v. aanwijzingen van proces (keuren en toezicht). Dit betreft kosten van het de Algemene Rekenkamer over de wijze waarop de ADR personeel dat direct bij het primaire proces is betrokken de Rijksbegrotingsvoorwaarden moet interpreteren. Dit (dierenartsen en inspecteurs), die keuringen, monsterproces loopt nog tussen de NVWA, de ADR en FEZ. Op names, inspecties etc. uitvoeren. Binnen de NVWA wordt dit moment is zodoende niet duidelijk of deze methode hieraan ook wel gerefereerd als TU (Toezicht Uitvoering).
(uitsluiten van kosten uit de kostprijs) in de toekomst nog
langer mogelijk is. Aanpassingen in deze berekeningswijze Semidirecte kosten (EUR 13 mln.) zijn kosten van onderhebben
impact op de hoogte van de kostprijs. steunende activiteiten, nauw gerelateerd aan het primaire proces. Dit betreft kosten ten behoeve van professionele
3.2.4 De retribueerbare kosten bedragen EUR 106 ondersteuning, zoals het ontwerpen, voorbereiden, mln. Deze kosten komen tot stand door een bewaken van uniformiteit en evalueren van werkzaaminschatting van benodigde retribueerbare uren heden en ontwikkelen van protocollen en werkvoorte
vermenigvuldigen met de kostprijs schriften voor de Toezicht Uitvoering. Daarnaast bestaan semidirecte werkzaamheden ook uit de planning van
De kosten voor het bedrijfsleven bedragen EUR 106 inspecteurs en dierenartsen, voorscreening, technische mln. De retribueerbare kosten (EUR 85 mln.) vormen administratie en voorbereidingen voor afgifte van certifihet grootste deel van de kosten die bij het bedrijfsleven caten op locatie. Binnen de NVWA wordt hier ook wel aan middels de retributietarieven in rekening worden gebracht. gerefereerd als TO (Toezicht Ondersteuning)-uren.
TABEL 8 Retributiekosten uitgesplitst
Type Totale kosten (EUR mln.) Aandeel totale kosten (%)
24%
Direct 52 60,9% Direct
Semidirect 13 15,2% Semidirect
Overhead 20 23,9% 15% 61% Overhead
Totaal 85 100,00%
31 Betreft kosten Merita EUR 0,5 mln. Zie verder paragraaf 4.2.2
32 Er zijn verschillende soorten EGB’s: 1) Een door LNV of VWS beschikbaar gesteld lumpsum gefinancierd budget voor een specifiek omschreven taak, die wordt uitgevoerd door een externe instantie. 2) Bijdrage van eigenaar voor kosten die buiten de kostprijs moeten worden gehouden. (De financier, dus opdrachtgever LNV/VWS of eigenaar LNV bepaalt of het een EGB is. De NVWA neemt dit
vervolgens op in het financiële jaarplan).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 19
Overheadkosten (EUR 20 mln.) zijn de resterende bureaus. Zij fungeren als flexibele schil voor de organisatie. kosten. Dit zijn de gealloceerde kosten van de ondersteu Op basis van de realisatie 2018 blijkt dat alle practitioners nende functies / overheadfuncties die binnen de overheid in de retribueerbare keuringen zijn ingehuurd door twee doorgaans worden aangeduid met het acroniem PIOFACH uitzendbureaus. De NVWA verrekent de voorheffing
(Personeel, Informatievoorziening, Organisatie, Financiën, omzetbelasting van 21% voor dienstverlening door inhuur Algemene zaken, Communicatie en Huisvesting). Deze zijn van practitioners niet. De btw op de facturen van uitzendin een eerdere paragraaf beschreven. bureaus wordt door de overheid betaald. Daarnaast wordt
de btw-compensatie voor KDS ook voor rekening van LNV
3.2.5 Een aantal kosten zijn geen onderdeel van genomen (ongeveer EUR 3,8 mln.). de gecalculeerde retribueerbare kosten (EUR
85 mln.) door beleidsmatige keuzes en een Interne opleidingskosten zijn met terugwerkende gerechtelijke uitspraak. kracht uit de tarieven gehaald en gecompenseerd aan
Een aantal postenposten worden als gevolg van beleidshet bedrijfsleven (EUR 2,9 mln.) matige keuzes en een gerechtelijke uitspraak niet in Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft een rekening gebracht bij het bedrijfsleven, maar door de tussenuitspraak gedaan dat op basis van de geldende overheid genomen. Deze zijn hieronder toegelicht. wet- en regelgeving de kosten van interne opleidingen van
officiële assistenten, officiële dierenartsen en practitioners
Kosten voor Reistijd = Werktijd problematiek (RT=WT) aan slachthuizen, uitsnijderijen en wildverwerkingseenworden gedragen door de overheid (EUR 8,6 mln.) heden niet mogen worden doorbelast aan het bedrijfs
Voor de ambulante medewerkers van de NVWA geldt dat leven. Deze kostenposten zijn uit de betreffende retributiewoonplaats tevens standplaats is. Dit heeft tot gevolg dat tarieven 33 gehaald.
elke werkgerelateerde reis die zij maken, gekwalificeerd
wordt als een dienstreis, waarbij deze reistijd (woon-werk) 3.2.6 De sector Roodvlees levert de grootste als werktijd wordt aangemerkt. bijdrage aan retributiekosten, gevolgd door
Pluimvee en Export Levende dieren. De
Door de NVWA is in het verleden ingeschat dat EUR 8,6 omvang van de bijdrage is direct gerelateerd miljoen zou kunnen worden bespaard door een forfaitaire aan de uurinzet per sector
reistijd in te voeren, waardoor deze reistijd niet langer als De NVWA hanteert in het kostprijsmodel geen specifiek werktijd wordt aangemerkt. sectoronderscheid. 34 Zodoende is er ook geen kostentoerekening
naar sectoren in het model. De NVWA hanteert Het is de NVWA tot op heden nog niet gelukt om hierover in haar model een indeling op basis van categorieën 35 , tot overeenstemming te komen met de bonden, betrokwaaronder vervolgens meerdere sectoren (kunnen) vallen kenheid van BZK is hierbij nodig. (zie laag 3 van het metamodel). Alhoewel categorieën
in sommige gevallen zijn te relateren aan een sector, is Omdat het als niet redelijk wordt geacht deze kosten in het vaak niet mogelijk om de categorieën een-op-een te rekening te brengen bij het bedrijfsleven, komen deze uren vertalen naar een sector. Het uitgangspunt van de catego(en daarmee de kosten) van deze arbeidsvoorwaarde voor rieën is dat de onderliggende werkzaamheden van een rekening van LNV. Deze inschatting is de laatste jaren niet groep bedrijven binnen de categorie vergelijkbaar zijn, herijkt. waardoor er binnen de categorie voor het grootste deel
één tarief bestaat. Het doel van deze categorieën is het Omzetbelasting 21% voor inhuur practitioners wordt leveren van een bijdrage aan een vereenvoudiging voor het niet verrekend (EUR 1,9 mln.) bedrijfsleven en aan een rekenkundige en administratieve Voor het opvangen van pieken zet de NVWA practitioners vereenvoudiging voor de NVWA. in. Dit betreft de inhuur van dierenartsen via uitzend
TABEL 9 Beleidsmatige aanpassingen (EUR mln.)
Onderwerp Ten gunste van bedrijfsleven
RT = WT 8,6 BTW-compensatie inhuur practitioners (21%) 1,9 Interne opleidingskosten - CBb 2,9 Totaal 13,4
33 In totaal omvat de correctie voor interne opleidingskosten EUR 4,4 mln. Hiervan betreft EUR 1,5 mln. correcties voor KDS en EUR 2,9 mln. voor de NVWA-retributies.
34 Wanneer in deze rapportage wordt gesproken over sectoren, dan zijn dit sectoren zoals genoemd in de onderzoeksvragen. Het betreft Vlees (roodvlees, pluimveevlees, overige dierlijke producten), Vis, Levend Vee (export), Zuivel, Plant, overige producten dierlijke
oorsprong, Import Veterinair en Import Hoog Risico, Tabak, Ei en Levensmiddelen overige bedrijven. Deze indeling is geïdentificeerd ten behoeve van voorliggend onderzoek. Zie bijlage B voor een omschrijving.
35 De categorieën zoals gehanteerd door de NVWA in het kostprijsmodel zijn Erkende Bedrijven en Erkende Bedrijven NP, Levende
Dieren, Import, Plant, en Overig (VWS, CoA, Herinspecties).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 20 Om inzicht te geven in onderscheid tussen sectoren was — Vervolgens zijn de uren (direct en semidirect) per het ten behoeve van voorliggend onderzoek nodig om de werkpakket leidend geweest voor de allocatie van verbinding tussen beide te maken om vervolgens kosten kosten. Uitzondering hierop zijn de categorieën Laboranaar sectoren te kunnen toerekenen op basis van de torium (Lab) en Certificering op Afstand (CoA). Deze gerealiseerde directe en semidirecte uren per sector. De onderdelen voeren werkzaamheden uit voor diverse verbinding is in drie stappen gemaakt: sectoren. De uren en daarmee kosten hiervan zijn
— Allereerst zijn de categorieën uit het kostprijsmodel vervolgens gealloceerd aan de sectoren op basis van gemapt naar de sectoren. Er is een mapping gemaakt verdeelsleutels. Lab is deels direct toe te wijzen aan per categorie waaraan sector(en) te relateren zijn. sectoren en deels op basis van het aantal monsters. Hierbij was het in een aantal gevallen mogelijk om de CoA is toegewezen op basis van het aantal certificaten. aansluiting een-op-een te maken. Zo staat de categorie De kosten van Lab en CoA worden als directe kosten Export Levende Dieren gelijk aan de sector Levend meegenomen.
Vee (export). In andere gevallen was deze aansluiting — Tot slot is gebruikmakend van de kostprijzen (P x Q) de
niet eenduidig te maken en was het nodig om een inzet financieel gemaakt en is zodoende een indicatie
categorie onder te verdelen naar meerdere sectoren. van EUR-omvang per sector berekend.
De gehanteerde verdeelsleutel zijn de begrote directe
en semidirecte uren per werkpakket. Een werkpakket Onderstaande tabel laat zien hoe de totale retributieis
een verzameling van directe en semidirecte activikosten (EUR 85 mln.) zijn verdeeld naar sectoren. Dit
teiten uitgevoerd binnen een domein.
36 Op deze wijze maakt inzichtelijk dat Vlees het grootste aandeel heeft:
is bijvoorbeeld de categorie Erkende Bedrijven (grosso Roodvlees en Pluimveevlees vormen samen circa 50%
modo 50% van de retributiekosten) onderverdeeld van de totale retributiekosten.
naar sectoren Roodvlees, Pluimvee, Vis en overige
producten dierlijke oorsprong.
TABEL 10 Kosten per sector en aandeel van totaal retribueerbare kosten (EUR mln.)
Beschrijving Totale kosten Aandeel totale kosten
Vlees
Roodvlees excl. Import 28,4 33,4% Pluimveevlees excl. Import 15,3 18,0%
Vis excl. Import 2,5 2,9% Overige prod. dierlijke oorsprong 3,2 3,8% Zuivel 0,5 0,6% Plant - Fytosanitair 1,3 1,6%
Levende dieren
Export Levende dieren 14,1 16,6% Herinspecties Levende dieren 0,7 0,8%
Import uit derde landen
Import Vlees 3,4 4,0% Import Vis 4,0 4,7% Import Overig 3,4 4,0%
Import Veterinair 10,8 12,7%
Import Hoog Risico 2,5 2,9%
Overig
Levensmiddelen bedrijven 4,9 5,8% Tabak 0,6 0,7% Ei 0,2 0,2%
Totaal retributies 85,0 100,00%
36 Op basis van de benaming van het werkpakket en/of de benaming van het domein is de aanname gedaan dat uren gelijk staan aan inzet op een sector. Deze aanname is gevalideerd door de NVWA. Een voorbeeld van een domein is ‘Visketen’. Een voorbeeld van een werkpakket is ‘WO VIS Aanlandkeuring derden’. De werkpakketten bestaan uit begrote uren 2018. Deze calculatiemethode biedt grotendeels het gewenste inzicht ten behoeve van dit onderzoek, maar is vrij grofmazig in haar opzet. Zij vertegenwoordigt beperkt de causale relatie tussen kosten en kostenveroorzakers (zoals allocatie op basis van activiteiten dat bijvoorbeeld sterker doet).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 21 Van belang bij de interpretatie hiervan is dat genoemde omvang per sector exclusief toegerekende kosten van import is. De retributiekosten samenhangend met import van deze sectoren zijn opgenomen onder Import veterinair
(EUR 10,8 mln.). Dit betreft inspecties op grensinspectieposten zoals Schiphol (luchtvracht) en Rotterdam
(zeevracht) en bestaat uit een combinatie van Vlees, Vis en Overig. 37 Op basis van geregistreerde gerealiseerde kilogrammen zijn de kosten gesplitst naar deze categorieën. Op basis van deze aanname geldt dat visproducten de grootste omvang kennen (EUR 4 mln.) gevolgd door vleesproducten (EUR 3 mln.) en overige (EUR 3 mln.).
De categorie Overig omvat verschillende producten zoals hondenvoer, kattenvoer, ingewanden, gelatine etc. Als gevolg van beperkingen van de data is het niet mogelijk gebleken om de kosten verder uit te splitsen.
Export Levende Dieren draagt EUR 14,1 mln. van de retributiekosten. De overige sectoren, zoals Plant – Fytosanitair en Zuivel zijn relatief klein. De retributies voor 38 de sector Plant – Fytosanitair bestaan voornamelijk uit inspecties (start- en minuuttarief) maar ook uit bijvoorbeeld aanvraag van transportvergunningen, laboratoriumonderzoeken van genomen monsters etc.
De sector Overige producten dierlijke oorsprong (EUR
3 mln.) omvat voornamelijk dierlijke bijproducten (DBP), uren voor wildbewerkingsinrichtingen en kosten voor mestcertificaten. Deze categorie bevat ook kosten voor de
Roodvlees- en Pluimveesector, maar een nader onderscheid is niet mogelijk door datalimitaties.
Import Hoog Risico: niet-dierlijke levensmiddelen, diervoeders (plantaardige producten) en productveiligheid
(EUR 2,5 mln.) omvat import van hoog risico producten zoals groenten, fruit en aardnoten, etc.
Levensmiddelenbedrijven ziet op de subsectoren BED,
HAP en IP 39 en bedraagt EUR 4,9 mln. Dit betreft herinspecties waarvan de kosten worden doorbelast aan het bedrijfsleven wanneer een bedrijf een overtreding heeft begaan. Tabak (EUR 0,6 mln.) bestaat voornamelijk uit onderzoek van TNCO-gehalten (teer, nicotine, koolmonoxide) om te bepalen of fabrikanten niet te hoge waarden aan schadelijke stoffen in het product hanteren. De
Ei-sector (EUR 0,2 mln.) betreft onderzoek in het kader van NP-residuen. In bijlage B zijn de sectoren zoals hier gehanteerd nader toegelicht. In paragraaf 3.2.7 en 3.2.8 wordt het inzicht in de kosten per sector in meer detail inzichtelijk gemaakt.
37 Vlees bestaat uit een combinatie van Roodvlees en Pluimvee. De categorie Overig omvat verschillende producten zoals hondenvoer, kattenvoer, ingewanden, gelatine etc. Deze driedeling is gemaakt door de douanecodes import kilogrammen als verdeelsleutel te
hanteren. Een nadere uitsplitsing (bijv. naar roodvlees en pluimvee) is niet mogelijk gebleken door het ontbreken van betrouwbare data.
38 Het volledige fytosanitaire domein betreft activiteiten van de NVWA én de keuringsdiensten. De vier keuringdiensten betreffen NAK, NAKtuinbouw, KCB en BKD. Deze keuringsdiensten voeren het merendeel van de activiteiten uit binnen het fytosanitaire domein, dit betreft veelal het verzorgen van importcontroles, afgifte van plantenpaspoorten en fytosanitaire certificaten.
39 Onder levensmiddelenbedrijven vallen Bijzondere eet- en drinkwaren (BED), Horeca Ambachtelijke Productie (HAP) en geregistreerde Industriële Productie (IP). De NVWA voert jaarlijks inspecties uit op deze bedrijven en hun producten. Deze inspecties worden niet in rekening gebracht bij het bedrijfsleven maar wanneer een bedrijf een overtreding begaat wordt de herinspectie wel doorbelast.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 22
3.2.7 Een nadere specificering van kosten per meer verklaard door toegerekende kosten van laborasector toont de onderliggende verhouding toriumonderzoeken in het kader van Nationaal Plan tussen directe kosten, semidirecte kosten en Residuen Vlees (EUR 3,9 mln.). Voor Pluimvee is dit overhead per sector EUR 1,2 mln. en voor Roodvlees is dit EUR 2,7 mln.
Tabel 11 toont per sector het onderscheid tussen directe, Aanvullend kan de dierenarts tijdens het keuringssemidirecte en overheadkosten. Zie hiervoor ook laag 3 proces labonderzoeken initiëren.
van het metamodel. — Herinspecties Levende Dieren hebben een relatief laag aandeel semidirecte kosten (7%), omdat hier relatief
Onderstaande tabel laat zien dat de kosten voor Roodvlees minder inzet van Ontwikkeling & Ondersteuning voor excl. import 40 voor 61,3% uit directe kosten, voor 13,9% benodigd is. Herinspecties Levende Dieren vinden uit semidirecte kosten en voor 24,8% uit overhead plaats als er een overtreding is begaan op het gebied bestaan. Ook wordt inzichtelijk dat het aandeel semidirect van welzijn, diergezondheid en gebruik van diergeneesbij Vis in verhouding een kleiner aandeel van de totale middelen bij dieren en niet tijdig kan worden aangekosten beslaat (7,8%). Een aantal elementen geven inzicht toond dat de overtreding opgeheven is. Herinspecties in de kosten: zijn een vorm van repressieve handhaving en vallen — Het aandeel overhead is voor alle sectoren grosso daarmee onder toezicht.
modo gelijk. Dit is een resultante van de gehanteerde — Binnen Overige producten van dierlijke oorsprong (EUR
allocatiemethode (opslag over uren). De uitzondering 3,2 mln.) en Levensmiddelenbedrijven (EUR 4,9 mln.)
bij Tabak (1,1%) wordt verklaard doordat deze sector wordt veel gebruikgemaakt van certificering op afstand
relatief weinig uurinzet kent. De directe kosten zijn (CoA). CoA betreft op afstand verstrekken van een
voornamelijk specifieke kosten gerelateerd aan uitbeexportcertificaat op basis van toegezonden informatie.
steed onderzoek via het RIVM. Het in ontvangst nemen, verwerken en goedkeuren
— De directe kosten zijn kosten van het primaire proces. van een aanvraag heeft weinig tot geen (plannings)
Dit omvat met name kosten van het direct personeel, ondersteuning nodig. Deze kosten zijn opgenomen in
waaronder personeelskosten, maar ook de kosten de directe kosten van deze sectoren. De totale kosten
voor reis- en voorbereidingstijd). Binnen de NVWA van CoA binnen de NVWA bedragen EUR 6,2 mln.
wordt hier ook wel aan gerefereerd als TU (Toezicht Hiervan bestaat het merendeel uit directe kosten en
Uitvoering). De directe kosten voor Pluimvee (EUR wordt circa 10% besteed aan toezichtontwikkeling.
9,2 mln.) en Roodvlees (EUR 17,4 mln.) worden onder Hiervan komt EUR 2,7 mln. ten laste van Overige
TABEL 11 Kosten per sector, uitgesplitst naar direct, semidirect en overhead
Kosten als percentage Totale kosten (EUR mln.) van totale kosten (%)
Sector Totaal Direct Semidirect Overhead Direct Semidirect Overhead
Vlees
Roodvlees excl. Import 28,4 17,4 3,9 7,0 61,3% 13,9% 24,8% Pluimveevlees excl. Import 15,3 9,4 2,2 3,7 61,7% 14,3% 23,9%
Vis excl. Import 2,5 1,7 0,2 0,6 68,7% 8,2% 23,1% Overige prod. dierlijke oorsprong 3,2 2,1 0,3 0,8 65,0% 10,7% 24,3% Zuivel 0,5 0,3 0,1 0,1 53,0% 24,1% 22,9% Plant - Fytosanitair 1,3 0,9 0,1 0,3 69,2% 7,6% 23,1%
Levende dieren
Export Levende dieren 14,1 7,2 3,6 3,3 51,4% 25,6% 23,0% Herinspecties Levende dieren 0,7 0,5 0,0 0,2 69,8% 7,0% 23,1%
Import uit derde landen
Import Veterinair 10,8 6,6 1,5 2,6 61,5% 14,0% 24,5% Import Hoog Risico 2,5 1,5 0,4 0,6 61,0% 15,2% 23,8%
Overig
Levensmiddelen bedrijven 4,9 3,3 0,4 1,2 68,0% 8,0% 24,0% Tabak 0,6 0,6 0,0 0,0 98,4% 0,4% 1,1% Ei 0,2 0,1 0,0 0,0 71,2% 5,6% 23,1%
Totaal retributies 85,0 51,8 12,9 20,3 60,9% 15,1% 23,9%
40 Voor een nadere specificering van Import Veterinair naar Vlees, Vis en Overig zie paragraaf 3.2.6.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 23 producten van dierlijke oorsprong (84% van directe sectoren. Complexere wet- en regelgeving zorgt onder kosten) en EUR 2,9 mln. ten laste van Levensmiddemeer voor meer en/of uitgebreidere werkvoorschriften/ lenbedrijven (59% van directe kosten). protocollen, de noodzaak voor exportcertificaten etc.
— Keuringen binnen de Vleessector zijn grotendeels Deze activiteiten worden uitgevoerd door Ontwikkeling vraaggestuurd 41 ; de inspectieverzoeken komen vanuit & Ondersteuning (O&O) en worden beschouwd als het bedrijfsleven waarop de NVWA moet plannen. Dit Toezicht Ondersteuning.
vraagt inzet van planningscapaciteit en semidirecte
uren binnen de NVWA. De mate waarin er efficiënt 3.2.8 Onderscheid in kostensoorten leert dat
gepland kan worden is echter ook afhankelijk van personeelskosten een flink aandeel
de situatie. Een wisseling in aanvraagtijden bijvoorvormen van de retributiekosten (58%),
beeld vereist extra planningstijd van het semidirecte gevolgd door specifieke kosten (12%) en
personeel. Gevraagde flexibiliteit van bedrijven vertaalt automatiseringskosten (5,3%)
zich naar meer gevraagde planningscapaciteit van de Tabel 12 maakt inzichtelijk uit welke kostensoorten de retri
NVWA. Ook diensten die niet aansluiten bij reguliere bueerbare kosten per sector bestaan.·. Hieronder worden
arbeidstijden van medewerkers kunnen minder een aantal belangrijke kosten nader toegelicht.
efficiënt worden gepland. De kosten voor planning
vormen een onderdeel van de semidirecte kosten van Personeelskosten: Het aandeel personeelskosten is
sectoren. Voor Vis geldt gedeeltelijk (bij aanlandkeuverschillend per sector, maar betreft vaak het grootste
ringen verse vis en visvoedselveiligheid) dat de NVWA aandeel van de kosten binnen een sector. Binnen de
haar planning zelf kan bepalen. Het aandeel semidipersoneelskosten kan het onderscheid worden gemaakt
recte kosten (8%) ligt hier lager dan bij de vleessecnaar direct personeel (EUR 31,2 mln.) en semidirect
toren (14%) en wordt hier deels door verklaard. personeel (EUR 9,2 mln.). Onderstaande tabel toont een
— Het aandeel semidirect bij Export Levende dieren verdieping hiervan. De gemiddelde personeelslast van de is relatief hoog (26%) in vergelijking met andere directe fte is grosso modo EUR 76.500. Aanvullend is ook
TABEL 12 Kosten per sector uitgesplitst naar kostensoorten
osten
osten osten osten
e k osten . k
esting osten osten
Personeelsk % Specifiek % A utomat. k % Afschrijv % Algemene materiële k % Huisv % O verig % Lab k % CoA k % Totaal (EUR mln)
Vlees
Roodvlees excl. Import 16,9 59,5 3,9 13,7 1,5 5,4 1,1 3,9 0,9 3,2 0,9 3,1 0,3 1,0 2,7 9,6 0,2 0,6 28,4 Pluimveevlees excl. Import 9,3 60,9 2,0 12,9 0,8 5,5 0,6 3,9 0,5 3,3 0,5 3,1 0,2 1,1 1,2 7,5 0,3 1,7 15,3
Vis excl. Import 1,8 72,8 0,2 6,5 0,2 6,2 0,1 4,5 0,1 3,8 0,1 4,4 0,0 1,2 0,0 0,2 0,0 0,5 2,5 Overige prod. dierlijke oorsprong 0,4 12,2 0,0 1,2 0,0 1,0 0,0 0,8 0,0 0,6 0,0 0,7 0,0 0,2 0,1 1,6 2,6 81,8 3,2 Zuivel 0,3 65,5 0,1 10,0 0,0 5,8 0,0 4,2 0,0 3,5 0,0 3,6 0,0 1,1 0,0 6,4 - - 0,5 Plant - Fytosanitair 0,8 56,2 0,0 3,7 0,1 4,7 0,0 3,4 0,0 2,9 0,0 3,5 0,0 0,9 0,3 24,7 0,0 0,1 1,3
Levende dieren
Export Levende dieren 9,7 68,4 1,7 12,2 0,9 6,2 0,6 4,3 0,5 3,5 0,5 3,4 0,2 1,2 - - 0,1 0,8 14,1 Herinspecties Levende dieren 0,5 74,7 0,0 4,9 0,0 6,2 0,0 4,5 0,0 3,9 0,0 4,6 0,0 1,2 - - - - 0,7
Import uit derde landen
Import Veterinair 7,4 68,8 1,0 9,4 0,7 6,5 0,6 5,2 0,5 4,6 0,4 3,7 0,1 1,3 0,1 0,5 - - 10,8 Import Hoog Risico 1,0 41,6 0,1 6,0 0,1 3,9 0,1 3,1 0,1 2,7 0,1 2,2 0,0 0,8 1,0 39,7 - - 2,5
Overig
Levensmiddelen bedrijven 1,5 30,2 0,1 2,0 0,1 2,5 0,1 1,8 0,1 1,6 0,1 1,9 0,0 0,5 - - 2,9 59,5 4,9 Tabak 0,0 3,6 0,6 95,3 0,0 0,3 0,0 0,2 0,0 0,2 0,0 0,2 0,0 0,1 - - 0,0 0,1 0,6 Ei 0,1 28,4 0,0 1,9 0,0 2,4 0,0 1,7 0,0 1,5 0,0 1,8 0,0 0,5 0,1 61,9 - - 0,2
Totaal retributies 49,7 58,4 9,7 11,5 4,5 5,3 3,3 3,8 2,8 3,2 2,6 3,1 0,9 1,0 5,5 6.4 6,1 7,2 85,0
41 Uitzondering vormen de grote slachterijen met permanent toezicht. Bij Roodvlees betreft het hier grosso modo 20 bedrijven op een totaal van 150 onder toezicht gestelde bedrijven. Bij Pluimvee geldt dat permanent toezicht vrijwel de norm is, doordat de sector
bestaat uit veel relatief grote slachterijen.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 24 TABEL 13 Personeelskosten uitgesplitst per sector (EUR mln.)
Sector Personeelskosten Direct Semidirect Overhead Inhuur
Vlees
Roodvlees excl. Import 16,9 10,9 2,9 2,9 0,3 Pluimveevlees excl. Import 9,3 6,0 1,6 1,6 0,2
Vis excl. Import 1,8 1,3 0,2 0,3 0,0 Overige prod. dierlijke oorsprong 0,4 0,2 0,1 0,1 0,0 Zuivel 0,3 0,2 0,1 0,1 0,0 Plant - Fytosanitair 0,8 0,6 0,1 0,1 0,0
Levende dieren
Export Levende dieren 9,7 5,1 2,8 1,7 0,2 Herinspecties Levende dieren 0,5 0,4 0,0 0,1 0,0
Import uit derde landen
Import Veterinair 7,4 4,9 1,1 1,3 0,1 Import Hoog Risico 1,0 0,6 0,3 0,2 0,0
Overig
Levensmiddelen bedrijven 1,5 1,1 0,1 0,2 0,0 Tabak 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Ei 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
Totaal 49,7 31,2 9,2 8,4 0,9
de toegerekende overhead (OH) en inhuur opgenomen. EUR 5,5 mln. ten laste van het bedrijfsleven. Deze doorbe Inhuur (EUR 0,9 mln.) betreft de kosten voor ingehuurd laste kosten voor het bedrijfsleven omvatten de kosten personeel of inleenkrachten van de NVWA die niet nader voor de laboratorium analyses. In deze kosten is ook te specificeren zijn naar direct, semidirect of overhead. overhead omgeslagen, zoals huisvesting, automatiserings Voor inleenkrachten wordt in tegenstelling tot voor de kosten, personele overhead etc., die daarmee terechtkomt inhuur van practitioners geen btw gecompenseerd. in de laboratoriumtarieven voor het bedrijfsleven.
Specifieke kosten bestaan voornamelijk uit de kosten voor De kosten voor het uitvoeren van het nationale monitoinhuur van practitioners (EUR 7,2 mln. in de retributies), ringsplan NP Residuen wordt doorbelast aan het bedrijfsen uitbesteed onderzoek in het kader van Nationaal Plan leven. Binnen het Nationaal Plan Residuen worden
Residuen Vlees (EUR 0,9 mln.) aan het laboratorium RIKILT monsters onderzocht in de sectoren Roodvlees, Pluim(WUR).
Daarnaast hebben de specifieke kosten binnen veevlees (zowel op de boerderij/primaire fase als in de
Tabak ook een groot aandeel (95%) in de totale kosten; slachtfase), Zuivel, Ei, en Import derde landen. Ook dit wordt veroorzaakt door uitbesteed onderzoek aan het worden monsters in het kader van de keuring en in het RIVM (EUR 0,6 mln.) en diverse overig (EUR 1 mln.). kader van verdenkingen binnen de Roodvleessector onderzocht
door het laboratorium en in het kader van erken Laboratoriumkosten omvatten laboratoriumonderzoek ningverlening en onderhoud binnen de sector Overige in het kader van Nationaal Plan Residuen , onderzoek 42 producten dierlijke oorsprong. geïnitieerd door dierenartsen/inspecteurs in slachthuizen en bij bedrijven met dierlijke bijproducten, controles met Exportcontroles worden uitgevoerd voor bedrijven, zodat betrekking tot de import en export en onderzoek binnen zij toestemming krijgen voor export naar een ander land. het Nationaal Referentiecentrum Fytosanitair (NRC) labora Diverse landen zoals de Verenigde Staten vereisen dat torium voor de sector Plant. bepaalde laboratoriumcontroles zijn voltooid. Is dit niet het
geval, dan mogen producten niet worden geëxporteerd. De totale kosten voor het lab Voeder- en Voedselvei Onderzoek met betrekking tot de export ziet voornaligheid 43 en NRC bedragen respectievelijk EUR 16,1 mln. melijk op de Roodvleessector. Het NRC lab legt de focus en EUR 7,9 mln. in 2018 (begroot). Hiervan komt in totaal
42 Het Nationaal Plan Residuen betreft een monitoringsprogramma van de NVWA met als richtlijnen monitoring ter controle van normoverschrijding, surveillance van het overall beeld en monitoring gericht op signaleren van nieuwe en opkomende risico’s. Het Nationaal Plan Residuen is de uitwerking van de Europese Richtlijn nr. 96/23/EG over controlemaatregelen voor bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan. Daarmee vormt het Nationaal Plan Residuen een belangrijke pijler voor het vrije verkeer van dierlijke producten en voor de export van dierlijke producten buiten de EU.
43 Het lab Voeder-Voedselveiligheid is samen met het RIKILT(WUR) per 2019 gefuseerd tot Wageningen Food Safety Research (WFSR).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 25 op plantenziekten en plagen, vectoren (organismen die — Demping tarieven. De ministeries van LNV en VWS ziekten kunnen dragen) en invasieve planten en voert hebben besloten om in 2018 niet alle tariefstijgingen onderzoek uit op verzoek van het bedrijfsleven, meestal die noodzakelijk waren om kostendekkend te zijn door ten behoeve van de export. te belasten aan het bedrijfsleven. In enkele gevallen
werd de verhoging als te groot ingeschat. Het ging De kosten van bijvoorbeeld monitoring van ziekteverin 2018 over tarieven die meer dan 10% ten opzichte wekkers worden niet doorbelast aan het bedrijfsleven. van de tarieven van 2017 zouden moeten stijgen. De Dit valt onder toezicht en niet onder keuren. Ten aanzien impact van deze maatregel is EUR 1,7 mln.
van het referentielaboratorium worden de referentietaken — Demping tarieven. Kleine slagers. Roodvlees omvat betaald door de overheid. circa 90 kleine slagers. Deze 90 kleine slagers maken
aanspraak op een gecorrigeerd tarief voor de ante
De overige kosten omvatten diverse kosten zoals Bureaumortem (AM) en post mortem (PM) keuringen. Slagers kosten (EUR 0,7 mln.), Dotaties voorzieningen (EUR 0,1 lager dan 10 GVE betalen één tarief dat gelijk staat mln.) en Rentelasten (EUR 0,1 mln.) en de kosten hiervoor aan circa 12% van het reguliere starttarief. 45 Bij kleine worden voor meer dan 85% gedragen door de sectoren slagers wordt geen kwartiertarief in rekening gebracht. Roodvlees (34%), Pluimvee (19%), Export Levende dieren Het verschil wordt gedragen door LNV. De impact van (19%) en Import Veterinair (16%). deze maatregel is EUR 1,1 mln.
3.2.9 De retributie-inkomsten dekken niet het totaal — Ten slotte is de realisatie lager dan verwacht. In de
van retributiekosten (EUR 85 mln.) realisatie zijn er minder kwartieren in rekening gebracht dan begroot. Het totale effect hiervan is grosso modo
De voorgaande paragrafen gaven inzicht in de voorcalcu EUR 1,2 mln.
latorische retributiekosten (EUR 85 mln.). De omzet (zie laag 4 van het metamodel) bedraagt EUR 81 miljoen. 44 Het verschil van EUR 4 mln. wordt verklaard door drie factoren.
Deze zijn hieronder toegelicht.
TABEL 14 Niet kostendekkende tarieven (EUR mln.)
Onderwerp Totale kosten
Retribueerbare kosten | Voorcalculatie 85,0
Demping overheid
Demping tarieven 1,7
Kleine slagers 1,1
2,8
Retributies tarieven | Voorcalculatie 82,2
Retributies tarieven | Nacalculatie 81,0
Verschil voorcalculatie en nacalculatie 1,2
44 In hoofdstuk 2 wordt gesproken over retribueerbare kosten in tarieven van bedrijfsleven (EUR 82 mln.). Dit zijn de retributie tarieven l Voorcalculatie zoals hier weergegeven.
45 De Europese Verordening (882/2014) schrijft diverse minimumvergoedingen voor. Er mag echter een lager tarief worden gehanteerd dan het minimumtarief voor kleine slagers wanneer wordt voldaan aan een van de criteria van lid 5 punt b: ‘b) de belangen van
bedrijven met een geringe productie’. Kleine slagers betreffen bedrijven met geringe productie; daarom is toegestaan een lager tarief te hanteren dan het minimumtarief. Dit hoort onlosmakelijk bij artikel 27 lid 6. In verordening 2017/625 is het hanteren van een lager tarief beschreven onder artikel 79, lid 3a.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 26
Inzicht in impact
van gehanteerde kostenallocaties
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties | 27
4.1 Inleiding Voor de IT-kosten die worden meegenomen in de kostprijs
Dit hoofdstuk gaat in op de (beleids)keuzes die zijn vinden twee stappen plaats om kosten te alloceren. Allergemaakt ten behoeve van de kosten-allocatiemethodiek. eerst worden de IT-kosten toegerekend aan afdelingen op De gehanteerde methodiek resulteert in kosten voor basis van het aantal fte. Vervolgens worden de IT kosten overheid en bedrijfsleven. In 2014 is er, mede op verzoek op de afdelingen op basis van directe (en semidirecte) van het bedrijfsleven, gekozen voor een herziening van uren gealloceerd naar de kostprijzen.
het kostprijsmodel. Dit heeft geleid tot een vereenvoudigd
model met bijbehorende vereenvoudigde tariefstructuur. Bij de keuze voor een verdeelsleutel dient zo veel als
Dit hoofdstuk beschrijft gemaakte keuzes in deze mogelijk is uitgegaan te worden van een causaal verband methodiek en verkent wat de impact van alternatieven kan tussen kosten en kostenveroorzakers. De huidige sleutel zijn. is relatief grofmazig, omdat deze in beperkte mate een
causale relatie vertegenwoordigt. Er wordt van uitgegaan
4.2 Verschillende onderwerpen inzake dat personeelintensieve kostenplaatsen/afdelingen veel IT allocaties nader bezien gebruiken.
Het is ook voor te stellen dat een hogere automatiserings
4.2.1 De wijze van het alloceren van IT-kosten graad op een kostenplaats/afdeling resulteert in relatief is relatief grofmazig. Een verfijning leidt hoge IT-kosten en een relatief laag aantal mensen (fte). potentieel tot verschuivingen van kosten Het aantal mensen verklaart zodoende in beperkte mate tussen overheid en bedrijfsleven de intensiteit van het gebruik van IT.
De totale automatiseringskosten binnen de NVWA
(exclusief personele kosten) zijn EUR 35 mln. en bestaan Verder zou differentiatie tussen specifieke en generieke uit de verschillende onderdelen zoals weergegeven in IT leiden tot een zuiverder beeld. Hierbij worden allereerst onderstaande tabel. specifieke IT-systemen ten behoeve van bepaalde activiteiten
of afdelingen gealloceerd, alvorens de generieke
FIGUUR 6 Totale IT kosten (excl. personeel) (EUR mln.) kosten te verdelen over het aantal gebruikers/werkplekken,
al dan niet met onderscheid tussen light users en heavy
Kosten Kosten users. 47 Een dergelijke verfijning van het alloceren van de
DICTU Kosten (Uitgesloten) 15,4 IT-kosten leidt tot zuiverder kostprijzen, omdat dit recht doet aan de cost drivers (gebruiker betaalt).
Specifieke IT kosten e-CertNL 2,0
IT kosten ln Kostprijzen 17,4 Het doorrekenen van het effect van het anders alloceren
Totaal 34,8 van IT-kosten in het kostprijsmodel, waarbij tevens rekening wordt gehouden met specifieke en generieke
IT-kosten en alloceren op basis van (type) IT users vereist een hoge mate van aannames. De benodigde informatie is
DICTU Kosten (Uitgesloten) niet aanwezig in het kostprijsmodel. In het kostprijsmodel
staan de IT-kosten op één niveau geboekt, zonder nadere
50% 44% Specifieke IT kosten e-CertNL specificatie welke systemen het bijvoorbeeld betreft.
IT kosten ln Kostprijzen Daardoor is geen onderscheid te maken tussen generieke 6% en specifieke IT-kosten om tot een nauwkeuriger allocatie
te komen. Wel is gekeken naar de DICTU dienstverlenings
In Retributietarief
30% overeenkomst (DVO) 2018 om specifieke en generieke
IT-kosten te splitsen. Echter, omdat de IT-kosten in het
Overheid 70% kostprijsmodel op een hoog abstractieniveau niveau zijn
opgenomen, is de aansluiting tussen de DVO en het kostprijsmodel op een gedetailleerd niveau niet te maken om dit onderscheid te duiden.
De NVWA houdt EUR 15 mln. 46 uit de kostprijsberekening
en EUR 2 mln. wordt specifiek toegerekend aan e-CertNL. Omdat betrouwbare data ontbreekt in het kostprijsmodel De overige IT-kosten (EUR 17 mln.) worden meegenomen en aannames derhalve onvoldoende inhoudelijke grond in de kostprijsberekening. Hiervan komt een deel voor zouden hebben, is ervoor gekozen geen kwantitatieve rekening van het bedrijfsleven (30%) via de retributietadoorrekening te doen.
rieven en een deel hiervan komt voor rekening van de overheid (70%).
46 Zie paragraaf 3.2.3 betreft: “Jacobi” gelden.
47 Light users worden gezien als personeel dat weinig tot geen gebruikmaakt van IT en Heavy users worden gezien als personeel dat met enige regelmaat of tamelijk veel gebruikmaakt van IT. Voor dit onderzoek was geen data voorhanden die inzicht geeft in gebruik van IT.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties | 28
4.2.2 Een deel van de kosten die nu niet in rekening en bedrijfsleven) is een verdeling aangebracht in deze worden gebracht bij het bedrijfsleven zou kosten. Dit geeft een indicatie van de impact op de mogelijk wel in rekening gebracht kunnen retribueerbare kosten. Voor inhuur betreft dit EUR 6,1 worden mln. en voor afschrijvingskosten gaat het om EUR
De totale kosten van de NVWA zijn EUR 357 mln. Dit 1,3 mln. Wel wordt opgemerkt dat het hier deels bestaat uit EUR 251 mln., toegerekend naar de overheid incidentele kosten betreft en kosten van projecten die en EUR 106 mln. aan retribueerbare kosten, inclusief KDS niet en/of slechts deels gerealiseerd zijn. Zodoende en e-CertNL, toegerekend naar het bedrijfsleven. is, ondanks dat er wettelijk geen restrictie geldt, de
Van het deel dat de overheid betaalt wordt door beleidshuidige (bedrijfseconomische) afweging om kosten niet matige keuzes EUR 71,4 mln. niet in rekening gebracht. in rekening te brengen begrijpelijk.
Dit betreft EUR 55,2 mln. die als uitgesloten kosten niet
worden meegenomen in de kostprijsberekening (zie ook B. Deze automatiseringskosten zijn uitgesloten uit de paragraaf 3.2.3), aangevuld met EUR 13,4 mln. aan kostenkostprijs. Dit zijn de zogenoemde Jacobi-gelden. Bij posten (zie paragraaf 3.2.5) die niet-retribueerbaar worden de agentschapdoorlichting van het Ministerie van geacht. Tot slot wordt EUR 2,8 mln. uit de retribueerbare Financiën van de NVWA is vastgesteld dat deze kosten tarieven voor het bedrijfsleven gehouden (zie paragraaf inmiddels een structureel karakter hebben en daarmee 3.2.9). Er is voor deze kosten niet altijd een restrictie vanuit in de kostprijs gebracht dienen te worden.
49 Uitgaande
de wetgeving en richtlijnen. Deze kosten zijn hieronder 48 hiervan heeft de NVWA het deel voor het bedrijfsleven genoemd. gecalculeerd op EUR 4,6 mln.
50 De overige kosten (EUR 10,8) blijven ten laste van de overheid.
-
A.Deze kosten (inhuur en afschrijvingskosten IMVA)
zijn uitgesloten uit de kostprijs en hebben betrekking C. Deze specifieke kosten zijn uitgesloten uit de kostprijs. op de gehele NVWA. Deze worden dus gemaakt ten Deze kosten worden grotendeels beschouwd als een behoeve van de overheid en het bedrijfsleven. De overheidstaak (EUR 14,8 mln.). Een klein deel (EUR kosten ten behoeve van het bedrijfsleven zouden deels 0,5 mln.) betreft kosten samenhangend met Stichting in rekening gebracht kunnen worden. Op basis van Merita. Diverse keurmeesters hebben in 2006 de de aanname 70% overheid en 30% bedrijfsleven (dit overstap gemaakt van de VWA naar Stichting Merita volgt de huidige verdeling van kosten tussen overheid (onderdeel van KDS). Het personeel van Stichting
TABEL 15 Kosten die potentieel in rekening gebracht kunnen worden (EUR mln.)
EUR Kosten Kosten Totale kosten doorbelasting potentieel voor potentieel voor gedragen door mogelijk o.b.v. de overheid bedrijfsleven Kostensoort de overheid wettelijk kader o.b.v. wetgeving o.b.v. wetgeving Referentie
Inhuur 20,4 deels 14,3 6,1 A Automatiseringskosten 15,4 deels 10,8 4,6 B Specifieke kosten 15,2 deels 14,8 0,5 C Afschrijvingskosten IMVA 4,2 deels 2,9 1,3 A
Totaal
Uitgesloten kosten 55,2
RT = WT 8,6 ja 8,6 D BTW-compensatie inhuur practitioners (21%) 1,9 ja 1,9 D Interne opleidingskosten - CBb 2,9 nee 2,9* E
Totaal
Beleidsmatige aanpassingen 13,4
Demping tarieven 1,7 ja 1,7 D Kleine slagers 1,1 ja 1,1 D Totaal
Demping overheid 2,8
Totaal 71,4 45,7 25,7
-
*Hierbij is geen sprake van “potentieel”. Bij deze kosten is vastgesteld dat deze niet in rekening gebracht mogen worden bij het bedrijfsleven.
48 Zie voor het gehanteerde kader hoofdstuk 5
49 Ministerie van Financiën (2016). Doorlichting NVWA.
50 Doorrekening op basis van kostprijsmodel.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties | 29
Merita werkt voor KDS. Dit personeel wordt ingezet Indicatie impact van het opnemen kosten voor de PM-keuringen in slachthuizen. Ten behoeve van automatisering in retribueerbare kosten (categorie B). deze medewerkers zijn bijzondere arbeidsvoorwaarden De kosten van automatisering (EUR 15,4 mln.) zijn als opgesteld. De kosten van deze bijzondere arbeidsvoorstructureel gekwalificeerd en uitgesloten uit de kostprijs. waarden worden door Stichting Merita aan de NVWA Deze kosten zijn doorgerekend om een indicatie te krijgen gefactureerd, maar er is besloten dat deze kosten door van de impact op de retribueerbare kosten en daarbij op de de overheid worden gefinancierd. tarieven. Voor de kosten inhuur en afschrijvingen IMVA is ervoor gekozen deze niet door te rekenen, omdat het hier
-
D.Deze kosten zijn specifiek voor het bedrijfsleven en deels incidentele kosten betreft en kosten van projecten worden in mindering gebracht, omdat deze kosten die niet en/of slechts deels gerealiseerd zijn. De demping vanuit beleidsmatig perspectief niet als reëel worden tarieven en kleine slagers zijn niet doorgerekend omdat het geacht. Zodoende is, ondanks dat er wettelijk geen een aanpassing op de tarieven betreft, en niet van invloed restrictie geldt, de huidige afweging om kosten niet is op de kostenbasis in het kostprijsmodel. Voor de overige in rekening te brengen begrijpelijk. Specifiek geldt kosten (specifieke kosten, RT=WT, btw-compensatie) geldt dat bij de demping kleine slagers (EUR 1,1 mln.) in de dat het model technisch niet in staat is om deze kosten wetgeving is opgenomen dat lidstaten rekening houden toe te rekenen naar tarieven.
met de belangen van bedrijven met kleine productie (EU verordening nr. 882/2004, artikel 27, lid 5). De Het uitgangspunt bij de doorrekening van de kosten korting doet recht aan dit punt. automatisering is dat het doorrekenen van deze kosten op basis van dezelfde toerekensystematiek geschiedt als in
-
E.Deze kosten werden tot en met 2018 in rekening het kostprijsmodel, en deze kosten dus in de kostprijzen gebracht bij het bedrijfsleven. Het betreft de initiële terecht komen. Conform de uitgangspunten van het
opleidingskosten voor dierenartsen. Op 17 juli 2018 kostprijsmodel zijn deze kosten op basis van het aantal fte
heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven gealloceerd naar afdelingen, en vervolgens gealloceerd op
(CBb) een tussenuitspraak gedaan dat deze werkwijze basis van directe uren naar de producten (kostprijzen).
strijdig is met de EU verordening nr. 882/2004 en de
bijbehorende bijlage VI. Zodoende worden kosten Het effect hiervan wordt op twee dimensies weergegeven:
niet langer in rekening gebracht. Naar aanleiding 1. Op totaalniveau: Retribueerbare kosten en kosten die
hiervan is het bedrijfsleven gecompenseerd en zijn de overheid dekt.
tarieven aangepast. Zodoende geldt hier een wette 2. Op acht tarieven en drie aggregaties (Overig import,
lijke restrictie. Kosten mogen niet in rekening worden Plant en Overig). Deze elf onderdelen maken in totaal
gebracht bij het bedrijfsleven. 90% van de retribueerbare kosten uit. De overige 10%
bestaat uit diverse tarieven. Deze zijn opgenomen als
‘Overig’. Voor de aggregaties en de groep ‘Overig’ is
alleen de impact op totale kosten doorgerekend.
Hieronder is het effect van het doorberekenen van de automatiseringskosten inzichtelijk gemaakt op deze twee dimensies.
-
1.Op totaalniveau wordt van de doorbelaste IT-kosten (EUR 15,4 mln.) EUR 4,6 mln. toegerekend aan het bedrijfsleven en EUR 10,8 mln. aan de overheid. Het bedrijfsleven krijgt als gevolg van het doorbelasten van de automatiseringskosten circa 5,4% meer kosten toegerekend, terwijl de overheid 1,7% minder kosten toegerekend krijgt, zoals blijkt uit tabel 16.
TABEL 16 Impact op totale kosten bij doorberekening IT kosten (EUR mln.)
Totale kosten na Procentuele stijging Beschrijving Totale kosten 2018 doorberekenen van kosten (%)
Bedrijfsleven 85 90 5,4% Overheid 272 267 -1,7%
Totale kosten NVWA 357 357 -
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties | 30
Als gevolg van het doorbelasten van de automatiserings 4.2.3 Tarieven kunnen verschuiven bij een kosten, komt er EUR 4,6 mln. extra voor rekening van het specifiekere toerekening van kosten
bedrijfsleven. Dit resulteert in onderstaande impact op de Het kostprijsmodel van de NVWA is ingedeeld naar tarieven. categorieën. Hierdoor komen potentiele verschillen 51
tussen sectoren soms onvoldoende tot uitdrukking in het
-
2.De tabel hieronder laat het effect van het doorberetariefgebouw. De kostentoerekening is zodoende relatief kenen van de automatiseringskosten op acht NVWA-tagrofmazig en hierdoor bestaat een potentieel risico van rieven (productniveau) zien. Om de aansluiting met de kruissubsidiëring tussen sectoren. Dit komt vooral tot totale retribueerbare kosten te houden, is bij een aantal uiting bij een tweetal zaken 52 , namelijk facturabiliteit 53 en categorieën (Overig import, Plant, Overig) het effect op de functiemix. Sectoren Roodvlees, Pluimveevlees en een geaggregeerd niveau inzichtelijk gemaakt: Vis worden hierbij als voorbeeld aangehaald, omdat er — Overig import bevat tarieven voor diverse momenteel een identiek start- en kwartiertarief wordt
import labonderzoeken (Tarief Aflatoxine is apart gehanteerd in de tarieven voor Erkende Bedrijven.
gehouden vanwege de omvang van kosten die het tarief dekt) bijvoorbeeld Melamine, Sulfiet, Ochratoxine etc.
— Plant bevat een grote verscheidenheid aan kleine tarieven, waardoor deze zijn geaggregeerd. Het
grootste tarief ziet op de inspectie van houten verpakkingsmateriaal.
— Overig bestaat uit diverse overige tarieven van NP
Residuen, Erkende Bedrijven, Levende dieren en CoA. Daarnaast omvat deze groep ook tarieven voor Herinspecties bij levensmiddelenbedrijven en tarieven voor de Tabaksector.
TABEL 17 Impact op tarieven bij doorberekening IT kosten (EUR mln)
Totale Procentuele Totale kosten kosten na Tarief na stijging van Beschrijving 2018 doorberekenen Tarief 2018 doorberekenen het tarief (%)
Erkende bedrijven
Kwartiertarief 29 30 33,8 35,7 5,5% Starttarief 9 10 164,4 173,4 5,4%
Levende dieren
Kwartiertarief 8 9 44,4 46,9 5,5% Starttarief 5 5 108,2 114,1 5,5%
Import
Veterinair - Kilogram tarief 11 11 0,0116 0,0122 5,8% IMP Tarief Aflatoxine 1 1 570,2 602,2 5,6% Overig import* 2 3 nvt nvt nvt
CoA
Prijs per certificaat op afstand 5 6 55,2 58,0 5,2%
NP Residuen
EB NP vlees - Tarief per ton geslacht gewicht 4 5 1,7 1,8 4,5%
Plant* 1 1 nvt nvt nvt
Overig* 9 9 nvt nvt nvt
Totaal 85 90 nvt nvt nvt
51 De categorieën zoals gehanteerd door de NVWA zijn Erkende Bedrijven, Erkende Bedrijven NP, Levende Dieren, Import, Plant, VWS, CoA, Herinspecties
52 Niet limitatief. Deze voorbeelden kwamen voort uit gesprekken met betrokkenen bij de NVWA en het bedrijfsleven.
53 Met facturabiliteit wordt bedoeld de facturabele inspectie- en keuringsuren per fte. Facturabiliteit bestaat uit facturabele kwartieren (via kwartiertarief) en facturabele reistijd en voorbereidingstijd (via het starttarief).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties | 31 Tabel 18 geeft een beeld van de vastgestelde (voorcal Wanneer permanent toezicht een hogere facturabiliteit culatorische) start- en kwartiertarieven voor de sectoren heeft dan niet-permanent toezicht en dit als onder
Roodvlees, Pluimvee en Vis. Omdat er in de huidige scheidende factor wordt toegepast in de berekening systematiek geen onderscheid wordt gemaakt tussen van het starttarief, dan zou dit tot een lager starttarief sectoren, zijn de start- en kwartiertarieven en de onderligleiden voor deze bedrijven. gende aannames (bijvoorbeeld ten aanzien van facturabiliteit) identiek binnen de sectoren. Zo wordt er uitgegaan Bovenstaande geeft het beeld dat wanneer gerekend van een facturabiliteit van 66% via het kwartiertarief en zou worden met een facturabiliteit per sector, waarbij
34% die gedekt dient te worden via het starttarief. Dit is onderscheid wordt gemaakt tussen sectoren en/of tussen gebaseerd op het uitgangspunt bij de bepaling van het bedrijven (permanent of geen permanent toezicht) en bij starttarief in 2013. 54 een gelijkblijvende kostenbasis, een gedifferentieerd tarief
voor de vleesindustrie (zowel roodvlees als pluimveevlees) Facturabiliteit als onderscheidende factor 55 en Vissector recht zou doen aan het onderscheid tussen
Facturabiliteit is een belangrijke factor die verschillend is sectoren en tussen bedrijven. per sector, maar waar het kostprijsmodel in zijn huidige opzet onvoldoende rekening mee houdt. Facturabiliteit Het beeld bestaat dat dierenartsen bij slachterijen met kan worden benaderd per sector, waarbij het starttarief de permanent toezicht in vergelijking met de situatie bij kosten voor reistijd en voorbereidingstijd dient te dekken slachterijen zonder permanent toezicht minder voorbereien het kwartiertarief de facturabele uren (kwartieren) zou dingstijd en minder reisbewegingen (resulterend in minder moeten dekken. Grosso modo is te stellen dat: reistijd) hebben, wat mogelijk tot uiting zou kunnen komen — inspecteurs binnen de Vissector in de praktijk in een lager starttarief. Daarnaast kunnen er per sector
inspecties uitvoeren op diverse locaties in Nederland. 56 en daarbinnen tussen bedrijven met permanent toezicht
Zij zijn vaak niet op één dag bezig met inspecties of zonder permanent toezicht ook verschillen bestaan in
bij één bedrijf (en dus één locatie). Dit zorgt voor de voorbereidingstijd. Ook hierdoor kunnen er verschillen
meer reisbewegingen en voorbereidingstijd. Dit ontstaan in starttarieven tussen sectoren of verschillende
is herleidbaar naar een lagere facturabiliteit in het typen bedrijven. In dit geval ontstaat er dus een voordelig
kwartiertarief dan bij de vleessector. De NVWA maakt effect voor de Pluimvee- en Roodvleessector en een
op dit moment geen onderscheid in starttarieven nadelig effect voor de Vissector wanneer er een onderbinnen
Erkende Bedrijven. Het starttarief is genorscheidend tarief per sector zou worden gehanteerd.
meerd (EUR 164 voor erkende bedrijven). 57
— de vleesindustrie (roodvlees en pluimvee) in te delen Een kwantificering van de impact van het hanteren van
is in grote, midden en kleine bedrijven.
58 Enerzijds zijn verschillende facturabiliteitsnormen op de tarieven binnen
er de grote slachterijen waar sprake is van permanent de sectoren is niet mogelijk op basis van de beschikbare
toezicht; anderzijds zijn er midden en kleine bedrijven data. Het kostprijsmodel voorziet niet in de genoemde
waar geen permanent toezicht is. Permanent toezicht doorsneden, o.a. omdat er vanuit de tijdschrijfregisresulteert
in de praktijk in minder reis- en voorbereitratie geen onderscheid wordt gemaakt tussen reis- en
dingstijd en leidt tot een hogere facturabiliteit in het voorbereidingstijd en de tijd samenhangend met RT=WT.
kwartiertarief. Er zou zodoende minder tijd moeten Zodoende is ervoor gekozen geen kwantitatieve doorrezitten
in het starttarief. Dit verschil in facturabiliteit kening te doen, omdat het model dit niet faciliteert en
komt echter in de huidige situatie niet tot uiting in het aannames onvoldoende inhoudelijke grond hebben.
starttarief, omdat geen onderscheid wordt gemaakt
naar permanent en niet-permanent toezicht.
TABEL 18 Huidige start- en kwartiertarieven voor Roodvlees, Pluimvee en Vis op basis van 2018 (EUR mln.)
Facturabel via Facturabel via Omschrijving Kwartiertarief Starttarief kwartiertarief starttarief
Roodvlees 34 164 66% 34% Pluimvee 34 164 66% 34% Vis 34 164 66% 34%
54 Het starttarief is bepaald middels een kostprijsberekening in 2013, zie ook 4.2.1
55 Betreft een illustratief voorbeeld om perspectief mee te geven. Werkelijke impact en/of de keuze voor een andere methodiek vraagt een verdiepende analyse en is geen onderdeel geweest van voorliggend onderzoek.
56 Dit betreft inspecties bij aanlandkeuringen diepvriesvis, aanlandkeuringen verse vis, exportkeuringen en voedselveiligheid vis
57 Zie ook paragraaf 4.3 Overige observaties.
58 De Roodvleessector omvat circa 20 grote slachterijen met permanent toezicht, 40 middelgrote (regionale) slachterijen en 90 kleine slachterijen. De Pluimveesector bevat circa 18 grote slachterijen en 4 kleine slachterijen. Voor Roodvlees betreffen de grote slachterijen circa 95% van de omvang en bij Pluimvee circa 99% van de omvang.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties | 32
Functiemix als onderscheidende factor 59 4.3 Overige observaties
Uit gesprekken met betrokkenen is het beeld naar voren Deze paragraaf beschrijft overige observaties die gekomen dat er verschillen bestaan tussen sectoren gedurende dit onderzoek aan bod zijn gekomen in op het gebied van functiemix. Binnen de Pluimvee- en gesprekken met betrokkenen vanuit de diverse betrokken Roodvleessector worden voornamelijk dierenartsen met ministeries en/of vanuit het bedrijfsleven. Er bestond een functieschaal 11/12 ingezet, terwijl bij de Vissector behoefte aan nadere duiding op deze onderwerpen.
voornamelijk inspecteurs met een functieschaal 9
werkzaam zijn. In de huidige systematiek wordt een start 4.3.1 De grondslag voor het starttarief
en kwartiertarief berekend voor Erkende Bedrijven waar de
sectoren Roodvlees, Pluimveevlees en Vis onder vallen. Het starttarief is gebaseerd op een kostprijsberekening
Dit betekent dat het verschil in functiemix niet tot uiting uit 2013, en wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de komt in de tarieven. procentuele wijziging van de kostprijzen. De kosten die
gedekt moeten worden in het starttarief worden bepaald
Op basis hiervan lijkt de Vissector ook te betalen voor door een inschatting van het aantal starts te vermenigvulde hogere personele kosten binnen de Roodvlees- en digen met het starttarief. Deze kosten worden afgetrokken Pluimveevleessector. Anderzijds lijken de Roodvlees- en van de totale kosten die in rekening worden gebracht
Pluimveevleessector profijt te hebben van lagere persobinnen de categorie (bijvoorbeeld voor Erkende Bedrijven). neelslasten binnen de Vissector. Het effect van het Het totaal van start-, toeslag- en kwartiertarief sluit aan differentiëren tussen sectoren kan dan ook leiden tot op de geraamde kosten in het kostprijsmodel, er is alleen een verschuiving van minder personele kosten bij Vis, geen toerekening van reis- en voorbereidingstijd (uren) aan naar hogere personeelskosten binnen de Pluimvee- en het starttarief.
Roodvleessectoren. In dit geval ontstaat er dus een
nadelig effect voor de Pluimvee- en Roodvleessector en Het starttarief is dus niet gebaseerd op de werkelijke een voordelig effect voor de Vissector wanneer er een kosten (en tijd) die door het starttarief zouden moeten onderscheidend tarief per sector zou worden gehanteerd. worden gedekt. Zodoende worden niet de werkelijke
reis- en voorbereidingskosten in rekening gebracht in het
Een kwantificering van de impact van het hanteren van starttarief.
verschillende functiemixen op de tarieven binnen de
sectoren is niet mogelijk op basis van de beschikbare data Voor het principe van het starttarief geldt dat dit tarief de in het kostprijsmodel. In de opzet van het kostprijsmodel is uren (en daarmee de kosten) dient te dekken die worden er geen inzicht in verschillende functies, zoals dierenartsen gebruikt voor reistijd en voorbereidingstijd. Door deze en inspecteurs. Alle fte’s waaronder direct en semidirect kosten te delen door het aantal starts wordt het starttarief personeel, en daarmee dus ook de kosten en uren zijn berekend.
60 De overige kosten zijn dan facturabel via het
geaggregeerd op één kostenniveau (personeel). Hier zit kwartiertarief. Dit kwartiertarief wordt berekend door deze dus een mix in van zowel direct als semidirect personeel. kosten te delen door het aantal facturabele kwartieren.
61
Via de kostprijzen worden de kosten op basis van uren
toegerekend naar de categorieën. Zodoende is ervoor Het aantal uren per fte dat gedekt dient te worden door gekozen geen kwantitatieve doorrekening te doen, omdat het start- en kwartiertarief is in het kostprijsmodel genorhet model dit niet faciliteert en aannames onvoldoende meerd. In 2013 is het uitgangspunt gehanteerd dat er een inhoudelijke grond hebben. productiviteitsnorm geldt van 1.300 uur per directe fte.
Op basis van tijdsregistratiesystemen is destijds vastgesteld dat 66% (Erkende Bedrijven) en 51% (Levende 62 Dieren) van de uren facturabel is en gedekt wordt door het kwartiertarief.
TABEL 19 Overzicht Facturabiliteit
Facturabel via Facturabel via Categorie kwartiertarief starttarief Totaal
Erkende Bedrijven 66% 34% 100% Uren 909 469 1.378
Levende Dieren 51% 49% 100% Uren 703 675 1.378
59 Betreft een illustratief voorbeeld om perspectief mee te geven. Werkelijke impact en/of de keuze voor een andere methodiek vraagt een verdiepende analyse en is geen onderdeel geweest van voorliggend onderzoek.
60 Het aantal starts voor Erkende Bedrijven (begroting 2018) bedraagt 56.752 en voor Levende Dieren 46.318.
61 Het aantal kwartieren voor Erkende Bedrijven bedraagt (begroting 2018) 845.618 en voor Levende Dieren 187.833.
62 Tabel 19 toont dat facturabiliteit in het kwartiertarief voor Levende Dieren lager is dan voor Erkende Bedrijven. Dit wordt veroorzaakt door de aard van de werkzaamheden. Binnen Levende Dieren worden meer kortdurende activiteiten uitgevoerd en bestaat meer
reisbeweging.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties | 33 De overige tijd wordt gedekt door het starttarief. Het starttarief is daarmee de voorbereidings- en reistijd (375 starttarief voor Erkende Bedrijven bedraagt EUR 164 in uur). Een nadere split tussen voorbereidingstijd en reistijd 2018, het startarief voor Levende Dieren bedraagt in 2018 is niet te maken. Dat komt doordat deze tijd niet apart EUR 108. wordt geschreven. De geschreven tijd wordt namelijk
op een totaalniveau geschreven, zonder een nadere In 2018 is de productiviteitsnorm bijgesteld naar 1.378 in uitsplitsing naar reistijd en voorbereidingstijd. de HOT. 63 De genormeerde verhoudingen facturabiliteit en reis-en werktijd zijn niet aangepast in de tussentijd. De reden waarom de RT=WT tijd is weergegeven in Gegeven een blijvende 66% declarabel en 34% reistijd/ bovenstaande uitsplitsing van productiviteit is dat deze voorbereidingstijd verhouding voor Erkende Bedrijven, tijd als productief wordt geschreven. Deze tijd wordt niet betekent dit 909 uur facturabele uren en 469 uren reistijd/ apart geregistreerd, waardoor de werkelijke RT=WT niet voorbereidingstijd per fte. inzichtelijk is.
4.3.2 Wat is het aandeel voorbereidingstijd en reistijd Bij de voorcalculatorische facturabiliteit (66%) is ervan in het starttarief? uitgegaan dat de RT=WT problematiek opgelost zou zijn.
Onderstaande figuur geeft een uitsplitsing van de produc Dit verklaart ook deels waarom de gerealiseerde facturabitiviteit van een directe fte binnen de categorie Erkende liteit lager ligt dan de voor-calculatorische facturabiliteit (de Bedrijven. Het totaal aan beschikbare uren per fte is RT=WT uren worden immers geschreven). Deze arbeids
66
1.880. 64 De gerealiseerde productiviteit van een directe fte voorwaarde kan, bij afschaffing, beschouwd worden als in 2018 is 1.303 uur. Deze uren zijn te verdelen naar gereaeen efficiencymaatregel, omdat deze tijd dan grotendeels liseerde facturabele uren in het kwartiertarief (728 uur) en ingezet kan worden op bijvoorbeeld keurings- of toezichtsgerealiseerde
facturabele uren in het starttarief (575 uur). activiteiten. Voor afschaffing is overeenstemming met de vakbonden nodig en het is de NVWA tot op heden nog niet
De kosten die gedekt moeten worden door het starttarief gelukt om dit te bereiken. Betrokkenheid van het Minisbestaan uit voorbereidings- en reistijd. De RT=WT wordt terie van BZK via het georganiseerd overleg tussen het vergoed door de overheid; hierdoor maakt RT=WT geen Rijk en de bonden lijkt hierbij nodig.
deel uit van het starttarief. De uren, en daarmee kosten
van RT=WT worden toegerekend aan de overheid. Om Met de behulp van figuur 7 kan per sector een inschatting het aandeel voorbereidings- en reistijd in te schatten is de worden gemaakt van wat het effect zou zijn wanneer aanname gedaan dat het aandeel RT=WT grosso modo voorbereidingstijd of reistijd zou worden gemaximeerd of 200 uur per fte bedraagt. 65 Het restant van de uren in het genormaliseerd.
FIGUUR 7 Uitsplitsing productiviteit directe fte binnen Erkende Bedrijven
Totaal uur per fte niet productief
577 uur (31%)
Facturabel in kwartiertarief
728 uur (39%)
RT=WT
Totaal uur per fte Totaal uur per fte Facturabel in 200 uur (10%)
beschikbaar gerealiseerde productiviteit starttarief Voorbereiding + Reistijd
1.880 uur (100%) 1.303 uur (69%) 575 uur (30%) 375 uur (20%)
Niet productief Retribueerbaar bedrijfsleven Kosten overheid
63 Handleiding overheidstarieven, 2018.
64 Handleiding overheidstarieven, 2018.
65 229.500 uur reistijd aan de randen van de dag in 2015 / 1.198 ambulante medewerkers in 2015 = 192 uur = 200 uur per fte (afgerond naar boven).
66 Zie voor gerealiseerde facturabiliteit bijlage c
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties | 34
4.3.3 Hoe komt het verschil tot stand tussen de kostprijs en de retributietarieven?
De kostprijs per uur voor overheid bedraagt grosso modo
EUR 100, terwijl het uurtarief voor Erkende Bedrijven
(bedrijfsleven) EUR 135 bedraagt. 67
De kostprijs van EUR 100 wordt berekend door de toegerekende kosten (inclusief overhead) naar Handhaven en Keuren producten te delen door de totale directe en semidirecte uren zoals professionele ondersteuning
(Toezicht Ontwikkeling, afdeling Ontwikkeling & Ondersteuning) en administratieve ondersteuning.
Het verschil wordt verklaard doordat het retributietarief van EUR 135 per uur wordt gecalculeerd door de toegerekende kosten (inclusief overhead) te delen door alleen het aantal directe facturabele kwartieren .
Ook binnen de categorie Levende Dieren wordt het starten kwartiertarief gehanteerd. De rekenmethodiek van deze tarieven is gelijk aan die bij Erkende Bedrijven. Het uurtarief voor Levende Dieren bedraagt 4 × EUR 44,43 =
EUR 177,72.
67 Ter illustratie worden de starttarieven en kwartiertarieven binnen Erkende Bedrijven gebruikt. Deze vormen grosso modo 50% van de retributiekosten. In het voorbeeld wordt het kwartiertarief voor Erkende Bedrijven vermenigvuldigt met 4 om tot de kosten per uur te komen (EUR 33,81 maal 4 kwartieren is EUR 135,24).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in impact van gehanteerde kostenallocaties | 35
Verkenning wet- en regelgeving
© 2020 KPMG Advisory N.V. Inzicht in de kosten van de NVWA | 36
5.1 Inleiding december 2019 de basis van het kader waarin de ruimte
De Europese verordeningen, nationaal beleid, wetgeving voor retributietarieven werd geboden. Hierin werden en richtlijnen vormen de basis voor datgene wat in de retride activiteiten die vallen onder officiële controles, de butietarieven in rekening moet en/of mag worden gebracht eventueel geldende minimale vergoedingen, en de in bij het bedrijfsleven. Dit hoofdstuk bevat een analyse van aanmerking komende kostensoorten die in tarieven mogen dit landschap en schetst daarmee de kaders vanuit de wetworden doorberekend vastgesteld. Vanuit verschillende en regelgeving voor dit onderzoek. andere verordeningen werd verwezen naar de verordening
882/2004, welke de grondslag gaf om tarieven voor
Het voorliggend onderzoek is uitgevoerd in de tijdsperiode officiële controles in rekening te brengen.
68
september 2019 – januari 2020. In dit tijdsvlak heeft de
verordening 2017/625 de verordening 882/2004 vervangen Verordening (EU) Nr. 2017/625 betreffende diervoeders,
(zie ook hoofdstuk 5.2). Doordat gedurende het onderzoek levensmiddelen, diergezondheid, dierenwelzijn,
beide verordeningen (deels) van toepassing waren, zijn plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen
beide meegenomen in de analyse. (geldend vanaf 14 december 2019)
De Europese verordening 2017/625 vervangt vanaf 14
5.2 Het van toepassing zijnde kader december 2019 de Europese verordening 882/2004 en andere Uniehandelingen die gelden voor officiële controles
Een selectie van wetgeving en richtlijnen vormt in en activiteiten op specifieke gebieden en brengt deze samenhang binnen dit onderzoek het kader voor datgene samen in één wetgevingskader. 69 Het vormt daarmee wat de NVWA in rekening kan brengen bij het bedrijfsvanaf 14 december de basis van het kader waarin de leven. Dit is een combinatie van Europese wetgeving en ruimte voor retributietarieven wordt geboden. Het nationaal beleid. betreft zodoende, evenals de verordening 882/2004, de
vaststelling van de activiteiten die vallen onder officiële
De figuur hieronder laat de samenhang zien tussen de controles, de wijze waarop vergoedingen of heffingen wetgeving en richtlijnen met betrekking tot de bepaling worden geïnd en de berekeningswijze waarop dit mogelijk van de retributietarieven van de NVWA in de tijd. Er is (standaard vergoedingen of berekende kosten).
bestaat een duidelijke hierarchie tussen de Europese
verordeningen en richtlijnen en nationaal beleid. De Naast de Europese verordeningen nr. 882/2004 en Europese regelgeving is leidend in de bepaling van de retri 2017/625 gelden er twee Europese richtlijnen 2000/29/EG butietarieven. Daar waar de Europese regelgeving beleidsen 2014/40/EU waarin ook voor Plant en Tabak informatie ruimte biedt, bijvoorbeeld door alleen de mogelijkheid over het innen van retributies staat beschreven. In richtlijn tot hanteren van tarieven te bieden, wordt het nationaal 2000/29/EG (plant) genoemde standaard vergoedingen beleidskader Maat houden toegepast. komen overeen met verordening 2017/625. In richtlijn
2014/40/EU (tabak) zijn geen standaard vergoedingen
In dit onderzoek vormt de samenhang tussen, en daarmee opgenomen, wel wordt genoemd dat lidstaten retributies de combinatie van, de Europese regelgeving en de kunnen innen.
toepassing van Maat houden het kader.
Maat houden
Verordening (EG) Nr. 882/2004 inzake officiële Maat houden is het nationaal beleidskader dat voorschrijft controles op de naleving van de wetgeving inzake wanneer toelatings- en handhavingskosten mogen worden diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften doorberekend. In zoverre de doorberekening van toelainzake diergezondheid en dierenwelzijn (geldend tot 14 tings- of handhavingskosten niet op Europees niveau december 2019) is voorgeschreven of beleidsruimte biedt, dient zo veel De Europese verordening 882/2004 vormde tot 14 mogelijk aangesloten te worden bij de uitgangspunten van
FIGUUR 8 Samenhang tussen wetgeving en richtlijnen
1 2
Verordening (EG) Nr. 882/2004 aangevuld met richtlijnen 2000/29/EG en 2014/40/EU Verordening (EU) 2017/625 aangevuld met richtlijnen 2000/29/EG en 2014/40/EU
3
Maat houden
1 januari 2006 28 september 2012 14 december 2019
68 Voorbeelden hiervan zijn Europese verordening 852/2004 inzake levensmiddelen, 853/2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong en 854/2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.
69 Ten tijde van het opstellen van bovengenoemd kader als onderdeel van dit onderzoek was allereerst VO 882/2004 van kracht en werd vervolgens VO 2017/625 van kracht. Derhalve is dit onderscheid zo in dit kader opgenomen.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verkenning wet- en regelgeving | 37 Maat houden. Een aantal ontwikkelingen zijn van belang 70 Gegeven de onzekerheid over de uitkomst van het traject om mee te nemen in de analyse. is het lastig het effect ervan op de tarieven te kwantificeren.
In afstemming is besloten om aannames over de
5.2.1 Er loopt een zaak bij het College van Beroep uitkomst van het traject, en de mogelijke effecten hiervan voor het bedrijfsleven over welke kosten op de tarieven, niet nader uit te werken als onderdeel van mogen worden doorbelast in de tarieven voor dit onderzoek, om een onjuiste of onvolledige uitwerking slachthuizen volgens Europese verordening te voorkomen.
882/2004. De uitspraak wordt in 2020
verwacht. 5.2.2 De nieuwe verordening 2017/625 is veelal een
Tussen de NVWA en het bedrijfsleven bestaat een verschil specificering van de verordening 882/2004, in interpretatie van de kosten die doorbelast mogen maar heeft op onderdelen impact op de worden in de tarieven volgens de Europese verordening retribueerbare activiteiten van de NVWA.
882/2004 voor slachthuizen en uitsnijderijen. Dit verschil De Europese verordening 2017/625 vervangt vanaf 14 wordt momenteel via verschillende zaken behandeld december 2019 de verordening 882/2004 en andere door het College van Beroep voor het bedrijfsleven. 71 De Uniehandelingen die momenteel gelden voor officiële kosten die ter discussie staan zijn de salariskosten van controles en activiteiten op specifieke gebieden en brengt het betrokken personeel, de doorberekening van aangedeze samen in één wetgevingskader.
vraagde maar niet gewerkte controletijd (kwartieren),
en een component ten behoeve van de opbouw van het Wat betreft de bepaling van tarieven en de in aanmerking weerstandsvermogen in de tarieven van Kwaliteitskeuring komende kostensoorten is de nieuwe verordening op veel Dierlijke Sector (KDS). onderwerpen vooral een specificering van de inhoud van
de verordening 882/2004. De verordening beschrijft ook in
Op 17 juni 2018 heeft het College van Beroep voor het meer detail volgens welke berekeningsmethode de geïnde bedrijfsleven (CBb) in de tussenuitspraak aangegeven dat vergoedingen of heffingen worden bepaald. 73 Op basis de interne opleidingskosten tot officiële assistent, officiële hiervan lijkt de invoering van de verordening 2017/625 ten dierenarts en practitioner geen deel uit mogen maken opzichte van de verordening 882/2004 geen aanpassingen van de door te belasten kosten voor werkzaamheden in op te leveren in de in aanmerking komende kostensoorten slachthuizen en uitsnijderijen. Na deze uitspraak heeft de en retributietarieven van de NVWA. Vooralsnog zijn hier NVWA deze kosten uit de retributietarieven gehaald. Voor twee uitzonderingen op bekend;
de overige aspecten heeft het CBb prejudiciële vragen — Er is niet langer beleidsruimte op het al-dan-niet gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, innen van vergoedingen of heffingen voor de officiële omdat er twijfel over de toepassing van de Europese controles in slachthuizen. In verordening 882/2004 verordening 882/2004 bestaat. bestond deze ruimte er deels wel. 74 Dit betekent een
aanpassing in de beleidsruimte voor nationaal beleid, Op 18 september 2019 heeft de advocaat-generaal advies en daarmee de toepassing van Maat houden voor deze uitgebracht over de prejudiciële vragen aan het Hof van bedrijven.
Justitie van de Europese Unie. 72 — Enkele nieuwe retribueerbare activiteiten zijn voorzien
voor de categorie Plant; transit/transshipment, import
De conclusie op Nationaal niveau uit dit juridisch van land- en bosbouwmachines en herinspecties (fyto traject is er nog niet en gewasbescherming). Het effect hiervan wordt op Dit advies van de advocaat-generaal geeft richting en dit moment verder uitgewerkt en zal in de loop van diende als input voor de uitspraak van het Hof van Justitie 2020 bekend zijn.
van de Europese Unie. Deze uitspraak heeft op 19
december 2019 plaatsgevonden. Een analyse van deze Verder kunnen er nog andere aanpassingen optreden naar uitspraak heeft geen deel uitgemaakt van dit onderzoek aanleiding van de uitvoeringsverordeningen (delegated en is niet nader beoordeeld omdat het juridisch traject nog acts). Deze bevatten meer informatie over de concrete lopende is. Na deze uitspraak zal namelijk het College van vertaling van de effecten van de nieuwe verordening.
Beroep voor het bedrijfsleven de beroepszaken voortzetten Hoewel er geen grote aanpassingen worden verwacht, kan en een uitspraak doen. De verwachting is dat dit in de loop de inhoud van deze uitvoeringsverordeningen nog effect van 2020 gedaan zal worden, maar de datum en tijdslijnen hebben op de retribueerbare activiteiten van de NVWA.
zijn vooralsnog onbekend.
70 Maat houden – Rapport van de interdepartementale werkgroep Herziening Maat houden, d.d. 11-4-2014, pagina 14.
71 Tussenuitspraken College van Beroep voor het bedrijfsleven met referentie ECLI:NL:CBB:2018:340 en ECLI:NL:CBB:2018:341, d.d. 17 juli 2018.
72 Conclusie van advocaat-generaal P. Pikamäe van 18 september 2019 over gevoegde zaken C-447/18 en C-478/18 Exportslachterij J.
Gosschalk en Zn. BV (C-477/18) en Compaxo Vlees Zevenaar BV, Ekro BV, Vion Apeldoorn BV, Vitelco BV (C-478/18) tegen minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
73 Zie artikel 82 van VO 2017/625 voor alle voorschriften voor de berekening van de tarieven.
74 Zie hiervoor artikel 79 en bijlage lV hoofdstuk 2 in VO 2017/625 ten opzichte van artikel 27 lid 1 en lid 2 en bijlage IV, afdeling A en bijlage V, afdeling A in VO 882/2004.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verkenning wet- en regelgeving | 38
5.2.3 Er bestaat een verschil in zienswijze tussen de het verlengde van deze keuringstaken en andersom. Zo zal Raad van State en het kabinet met betrekking bijvoorbeeld de dierenarts die verantwoordelijk is voor de tot Maat houden. Dit verschil concentreert zich PM-keuring ook het reguliere (dagelijkse) toezicht op het
op de wijze waarop de kosten van toezicht op slachthuis invullen, zoals onder andere het toezicht op het naleving in rekening worden gebracht. hygiënisch werken.
Het algemene uitgangspunt van Maat houden is dat
handhaving van wet- en regelgeving in beginsel uit de Om een beeld te geven van hoe de kosten van de NVWA algemene middelen moet worden gefinancierd. Dit omdat zich verhouden tot deze categorieën wordt gesteund op deze activiteiten over het algemeen plaatsvinden ten de categorisering uit het PwC-onderzoek.
76 In genoemd
behoeve van het algemeen belang. 75 Uitzonderingen op dit onderzoek is op basis van de tarieven het aandeel uitgangspunt zijn echter mogelijk indien er sprake is van: toelating, toezicht op naleving of repressieve handhaving
— het profijtbeginsel: als individuele of groepen van vastgesteld. Tevens is een inschatting van de omzet partijen in substantiële mate profijt hebben bij toezicht gemaakt. Onderliggende tabel de uitkomsten hiervan.
en handhaving door de overheid; TABEL 20 Verdeling omzet langs categorieën van
— het ‘veroorzaker betaalt’-beginsel: als individuele Maat houden
of groepen van partijen de overheid aanwijsbaar
noodzaken tot meer dan regulier toezicht en # Categorie % van de omzet
handhaving;
1 Toelating 65% — Indien sprake is van een van deze beginselen, dient de
doorberekening van kosten aan een aantal basisprin 2 Toezicht op naleving 6%
cipes en randvoorwaarden te voldoen (zie bijlage voor 3 Repressieve handhaving 0%
meer informatie). 4 Toelating en toezicht op naleving 29%
Totaal 100% Maat houden definieert binnen het domein handhaving drie categorieën met daarbij een advies over doorberekening: In 2016 heeft de Raad van State een voorlichting opgesteld
— Toelating: Het door de overheid toetsen (of laten over de doorberekening van kosten door het ministerie toetsen, middels bijvoorbeeld certificering) of bedrijven van EZ met betrekking tot de kosten van de NVWA en en burgers voldoen aan de wettelijke eisen om een de ACM op basis van Maat houden. De begrippen in de 77 bepaalde activiteit te mogen verrichten, het verlenen voorlichting sluiten aan bij de begrippen zoals die in Maat van de toestemming daartoe (i.c. bijvoorbeeld door houden worden gebruikt.
middel van een vergunning) en het eventueel daaraan
verbinden van voorschriften. Deze activiteiten kennen De Raad van State acht de doorberekening van kosten van
een concreet en individualiseerbaar profijt voor het toelating gerechtvaardigd, niet vanwege het individuele
betrokken bedrijf en de kosten die daarmee doorbeprofijt dat een betrokkene heeft, maar omdat betaald moet
rekend mogen worden. worden voor een concreet aanwijsbare tegenprestatie
— Toezicht op naleving: Alle controleactiviteiten, stelselzoals een ontheffing, keuring, erkenning of vergunning.
matig of steekproefsgewijs, aangekondigd of niet
aangekondigd, gericht op de naleving van wetgeving. Daarnaast onderschrijft de Raad van State het
In de regel worden kosten voor toezicht op naleving uitgangspunt van Maat houden dat de kosten van
niet doorberekend. toezicht op de naleving in beginsel uit de algemene middelen moeten worden voldaan, omdat wetgeving
— Repressieve handhaving: Handhavingsactiviteiten steeds wordt opgesteld vanuit een algemeen belang en die zijn gebaseerd op een redelijk vermoeden van een de handhaving ervan dus ook een algemeen belang dient. strafbaar feit of een bestuursrechtelijke overtreding. In Tegelijkertijd stelt de Raad van State dat de geformuleerde de regel worden kosten voor repressieve handhaving uitzonderingen op dit uitgangspunt, het profijtbeginsel niet doorberekend. en het ‘veroorzaker betaalt’-beginsel, geen rechtvaardiging
vormen voor het doorberekenen van de kosten
De categorieën in Maat houden zijn niet eenduidig te van toezicht op naleving . Dit betekent dat in elk geval vertalen naar de kostenstructuur van de NVWA. Op een deel van de kosten van toezicht op naleving uit de hoofdlijnen geldt dat de NVWA-werkzaamheden van algemene middelen moet worden betaald. De Raad van
Keuren overeenkomen met Toelating en de NVWA-defi State geeft hier geen uitsluitsel over welk deel of type nitie van Toezicht overeenkomt met Toezicht op naleving. kosten niet doorberekend zou moeten worden. Dit laat
De NVWA kiest echter voor het model waarin keuring in ruimte voor interpretatie.
voorkomende gevallen wordt uitgebreid met toezicht in
75 Maat houden – Rapport van de interdepartementale werkgroep Herziening Maat houden, d.d. 11 april 2014, pagina 5.
76 PwC (2016). Internationale vergelijking kosten keuring en toezicht NVWA en Toets aan Maat houden.
77 Voorlichting over de doorberekening van kosten door het Ministerie van Economische Zaken aan het bedrijfsleven, in het bijzonder ten aanzien van de huidige wijze van doorberekening van handhavings-, toezichts- en keuringskosten door de Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit (NVWA), d.d. 5 september 2016.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verkenning wet- en regelgeving | 39 Specifiek met betrekking tot de NVWA stelt de Raad van aan het bedrijfsleven. Het kabinet stelt verder dat in ieder State dat het NVWA-retributiestelsel geen duidelijk ondergeval een deel van de kosten van toezicht op naleving scheid maakt tussen kosten voor toelating en kosten voor wordt betaald uit de algemene middelen. Toch kan op een toezicht op naleving. Daardoor is er niet te beoordelen bepaald terrein, in een concreet geval, volledige doorbein hoeverre het stelsel voldoet aan de eisen van Maat rekening van toezichts- en handhavingskosten in de rede houden. De conclusie die de Raad van State trekt is dat liggen. er lijkt te worden afgeweken van het uitgangspunt dat de
kosten van toezicht op naleving uit de algemene middelen 5.2.4 Het verschil in zienswijzen tussen de Raad van worden betaald. State en het kabinet is grosso modo EUR 1,8
mln. Dit komt bij toepassing in vermindering op
Dit staat tegenover het huidige kabinetsbeleid, en het de retribueerbare kosten van de NVWA.
Ministerie die dit beleid in bepaling van de retributietarieven
toepast, waarin op basis van Maat houden voor De Raad van State stelt in de voorlichting dat er bij de bepaalde activiteiten kosten van toezicht op naleving NVWA lijkt te worden afgeweken van het uitgangspunt
worden doorberekend aan het bedrijfsleven. 78 Maat houden dat de kosten van toezicht op naleving uit algemene middelen worden betaald. De uitwerking
In november 2016 heeft de staatsecretaris van Econovan deze zienswijze beoogt daarmee het kwantitatieve mische Zaken in een brief aan de kamer aangegeven dat effect op de retributietarieven te tonen in het geval alle naar aanleiding van de voorlichting van de Raad van State kosten van toezicht op naleving die momenteel worden een interdepartementale werkgroep is ingesteld die zal opgenomen in de retributietarieven niet meer doorbelast bezien wat deze voorlichting betekent voor het kabinetsbezouden worden.
leid. 79 Ook zijn de resultaten van het PwC-onderzoek Toets
aan Maat houden in deze brief gedeeld. Daarbij is gecon De uitwerking van de zienswijze vraagt om duidelijke cludeerd dat voor alle activiteiten van de NVWA waarvoor afbakening van de kosten met betrekking tot toezicht op tarieven worden doorberekend die niet op EU-niveau naleving. Doordat de begrippen van Maat houden niet zijn voorgeschreven, geldt dat het profijt- of ‘veroorzaker zuiver kunnen worden aangesloten op de kostenstructuur betaalt’-beginsel van toepassing is, de randvoorwaarden van de NVWA, is in afstemming met de NVWA gebruikgedie Maat houden stelt aan goed toezicht grotendeels op maakt van de categorisering door PwC in het genoemde orde zijn en de basisprincipes voor doorberekening grotenonderzoek om de kosten van toezicht op naleving uit de deels worden gevolgd. 80 tarieven te destilleren.
De interdepartementale werkgroep heeft in de brief van
29 maart 2017 gereageerd op de voorlichting. Het kabinet geeft hierin aan dat alles overwegende het huidige kader voor het doorberekenen van toezichts- en handhavingskosten volgens het kabinet geen aanpassing behoeft, ook niet in het licht van de voorlichting van de Raad van State. 81
Er wordt aangegeven dat de uitgangspunten, grondslagen en beperkingen voor de doorberekening van toezichtsen handhavingskosten binnen de rijksoverheid van Maat houden een bestendig kader vormen om in concrete gevallen te komen tot een uitdrukkelijke belangenafweging over doorberekening van toezichts- en handhavingskosten
TABEL 21 Categorieën van Maat houden naar uitgangspunten kabinet en Raad van State
# Categorie Huidige situatie Kabinet Raad van State
1 Toelating
2 Toezicht op naleving
78 Onderbouwing retributietarieven NVWA 2019, april 2019, pagina 4.
79 Kamerstuk 33835, nr. 28 - Brief van de staatssecretaris van Economische Zaken betreffende de Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit, d.d. 18 november 2016. 80 Internationale vergelijking kosten keuring en toezicht NVWA en Toets aan Maat houden – PwC, d.d. 29 september 2016. 81 Kabinetsbeleid over doorberekening van toezichts- en handhavingskosten in relatie tot voorlichting van de Afdeling advisering van de
Raad van State aan de Tweede Kamer inzake de doorberekening van toezichts- en handhavingskosten, d.d. 29 maart 2017.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verkenning wet- en regelgeving | 40 In het onderzoek van PwC is 29% van de omzet uit bedrijfsleven, waarbij de inschatting van de NVWA is dat 2015 gecategoriseerd als zowel toelating als toezicht op 16% van de tijd wordt besteed aan toezicht op naleving naleving (zie derde kolom in de tabel hieronder). Voor en de inschatting van het bedrijfsleven is dat 31% van de de uitwerking van de zienswijze is de aanname gedaan tijd wordt besteed aan toezicht op naleving. Bovenstaande dat de omzetmix de afgelopen jaren grotendeels gelijk uitsplitsingen zijn zodoende een inschatting. 82 is gebleven. Deze aanname is geverifieerd bij de NVWA. Vervolgens is op basis van de voorcalculatorische omzet Tabel 23 laat zien dat de totale kosten van toezicht op de verdeling naar de categorieën opnieuw gemaakt door naleving EUR 13,5 mln. zijn op basis van de raming van de langs de inhoud van de werkzaamheden een uitsplitsing NVWA en EUR 25,5 mln. op basis van de raming van het te maken naar toelating of toezicht op naleving. De tabel bedrijfsleven. hieronder toont het resultaat van de uitsplitsing uit de gesprekken met de NVWA en uit de gesprekken met het Vervolgens is ingeschat voor welk deel van toezicht op bedrijfsleven. naleving beleidsruimte bestaat voor de toepassing van
Maat houden (oftewel, geen verplichte doorberekening Uit de gesprekken blijkt dat de werkzaamheden van op Europees of nationaal niveau is voorgeschreven). Uit toelating en toezicht op naleving overeenkomen met de doorrekening blijkt dat de kosten voor het bedrijfsleven de definitie van keuren respectievelijk toezicht van de EUR 1,8 mln. lager zijn als de totale kosten van toezicht NVWA. Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat de werkzaamop naleving met beleidsruimte niet doorberekend worden. heden van de dierenarts bij slachthuizen sterk met elkaar Deze kosten bestaan enerzijds uit de kosten die volledig zijn verweven. Gegeven deze complexiteit en door het zijn toe te rekenen aan toezicht op naleving (zie categorie ontbreken van betrouwbare data, is niet eenduidig te 2 in tabel 22) en anderzijds uit de kosten van toezicht op herleiden welk deel van de tijd besteed wordt aan toelating naleving die met gebruik van aannames uitgesplitst zijn of toezicht op naleving. Dit draagt ook bij aan het verschil uit tarieven die zowel toelating als toezicht op naleving in inzicht tussen de betrokkenen van de NVWA en het betreffen (zie categorie 4 in tabel 22).
TABEL 22 Verdeling van NVWA-omzet langs categorieën van Maat houden
% van de omzet in % van de omzet na % van de omzet na onderzoek ‘Toets aan uitsplitsing in uitsplitsing in afstem# Categorie Maat houden’ afstemming met NVWA ming met bedrijfsleven
1 Toelating 65% 84% 69%
2 Toezicht op naleving 6% 16% 31%
3 Repressieve handhaving 0% 0% 0%
4 Toelating en toezicht op naleving 29% 0% 0%
Totaal 100% 100% 100%
TABEL 23 Ramingen toezicht op naleving met en zonder beleidsruimte
B1. Toezicht A1. Toezicht op naleving A2. Toezicht B2. Toezicht A. Toezicht B. Toezicht op naleving zonder op naleving op naleving op naleving op naleving zonder bebeleids- met beleidsmet beleidsinschatting inschatting leidsruimte ruimte o.b.v. ruimte o.b.v. ruimte o.b.v. Categorie NVWA bedrijfsleven o.b.v. NVWA bedrijfsleven NVWA bedrijfsleven
Erkende Bedrijven 8,8 20,8 7,2 19,2 1,6 1,6
Levende Dieren 1,1 1,1 0,8 0,8 0,3 0,3
Import Veterinair 0,4 0,4 0,4 0,4 - -
Certificering Op Afstand - - 0,0 0,0 - -
Nationaal Plan Residuen - EB 0,6 0,6 0,6 0,6 - -
Import Hoog Risico 0,2 0,2 0,2 0,2 - -
Levensmiddelen Bedrijven 2,0 2,0 2,0 2,0 - -
Plant 0,0 0,0 0,0 0,0 - -
Laboratorium Veterinair 0,5 0,5 0,5 0,5 - -
Totaal 13,5 25,5 11,7 23,7 1,8 1,8
82 Zie bijlage D voor een gedetailleerde toelichting van de gehanteerde methodiek.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verkenning wet- en regelgeving | 41 Het verschil van inzicht tussen het bedrijfsleven en de NVWA ten aanzien van de omvang van toezicht op naleving vertaalt zich niet in kwantitatieve zin, omdat het verschil in inzicht zich concentreert op werkzaamheden in slachthuizen. Op basis van verordening 2016/275 is er geen ruimte voor het toepassen van Maat houden in deze categorie bedrijven. 83 Zodoende vertaalt het verschil in zienswijzen tussen de Raad van State en het kabinet zich naar grosso modo EUR 1,8 mln. Deze doorrekening maakt gebruik van aannames en geeft een indicatie. Gegeven de complexiteit is nader onderzoek nodig om tot scherpere inschatting te komen indien ervoor gekozen wordt de zienswijze van de Raad van State te overwegen.
5.2.5 Het verschil tussen de huidige berekeningswijze en het hanteren van standaard vergoedingen is grosso modo EUR 18,6 mln. Dit is een verlaging van de kosten voor het bedrijfsleven. De totale impact op de kosten voor het bedrijfsleven is naar schatting EUR 36,6 mln.
Voorliggend onderzoek hanteert een combinatie tussen
Europese wetgeving en nationaal beleid als kader. De
Europese verordening 2017/625 schrijft voor of een lidstaat tarieven moet innen voor officiële controles en indien dit verplicht wordt gesteld, welke methoden de lidstaat heeft dit te doen. Er zijn op hoofdlijnen twee berekeningsmethoden voor de wijze waarop vergoedingen of heffingen kunnen worden geïnd. 84 Enerzijds berekend op basis van kosten zoals voorgeschreven in de verordening, anderzijds op basis van standaard vergoedingen per eenheid (# kg, # zending, etc.) zoals opgenomen in de verordening. 85
Op dit moment worden de retributietarieven door de
NVWA berekend op basis van kostprijzen. Zodoende hanteren de departementen de eerstgenoemde variant.
Zie voor een verdieping hoofdstuk 3. In zoverre doorberekening van kosten op Europees niveau niet is voorgeschreven of beleidsruimte biedt, is Maat houden van toepassing.
In deze paragraaf is de impact van het hanteren van standaard vergoedingen, als alternatief voor de berekende kosten, in nauwe afstemming met de NVWA verkend. Er zijn standaard vergoedingen gegeven voor de controles ten aanzien van de categorieën import (veterinair en fytosanitair), slachthuizen, uitsnijderijen, wildverwerkingsinrichtingen, melkproductie en de productie – en het in de handel brengen van visserij- en aquacultuurproducten. 86
83 Zie ook paragraaf 5.2.2.
84 VO 2017/625, artikel 79, lid 1.
85 VO 2017/625, artikel 79, lid 3 en artikel 79, lid 4 geven lidstaten ruimte vergoedingen te verminderen en/of niet in rekening brengen om recht te kunnen doen aan specifieke omstandigheden. Denk hierbij aan de belangen van exploitanten met geringe productie en/of wanneer inningskosten niet opwegen tegen de baten.
86 VO 2017/625, bijlage lV.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verkenning wet- en regelgeving | 42 Onderstaande tabel geeft een indicatief inzicht in de 5.2.4. Deze keuzes resulteren in een drietal uitkomsten in mogelijkheden die het wetgevend kader biedt. In kolom A de daarnaast gelegen kolommen (1, 2 en 3). is de huidige situatie weergegeven. Kolom B en C tonen A. Kolom A bevat per sector een overzicht van de huidige de verplichte retributies voor activiteiten, waarbij er een retributies zoals op dit moment van toepassing. Deze keuze is te werken met berekende kosten (B) of standaard retributies komen overeen met tabel 10 in hoofdstuk 3. vergoedingen (C). Kolom D toont verplichte retributies B. Kolom B omvat per sector een indicatie van de kosten voor activiteiten waarbij het verplicht is te werken met die de lidstaat verplicht is te innen op basis van berekende kosten. Tot slot toont kolom E de kosten voor 87 artikel 79, lid 1. In deze kolom is de berekeningswijze activiteiten waarbij de lidstaat keuze heeft deze in rekening opgenomen die nu door de NVWA wordt toegepast én te brengen (niet verplicht) en toont kolom F de zienswijze waarbij de doorberekening verplicht is. van de Raad van State, zoals beschreven in de paragraaf
TABEL 24 Inzicht in keuzes binnen het wetgevend kader
Retributies per sector bezien vanuit verordening 2017/625 en Maat houden in EUR mln. Uitkomsten verschillende keuzes A B C D E F 1 2 3 Zienswijze
Verplicht, Verplicht, Optioneel Raad van Standaard Verplicht, met met (Maat State op vergoedinmet keuze keuze voor verplichhouden) Huidige huidige gen waar
voor standaard ting voor Optioneel conform retriburetribu- mogelijk, Huidige berekende vergoedinberekende (Maat zienswijze ties o.b.v. ties o.b.v. aangevuld retributies kosten gen kosten houden) RvS berekende berekende met Maat
kosten kosten houden
Artikel 79, Artikel 79, lid 1b en Artikel 79, Sector EUR % lid 1a bijlage lV lid 2 Artikel 80 B+D+E B+D+F C+D+E
Roodvlees
excl. import 28,4 33,4% 43,7 30,3 n.b. - -
43,7 43,7 30,3 Pluimveevlees
excl. import 15,3 18,0% n.b. - -
Vis excl. import 2,5 2,9% 2,5 0,2 n.b. - - 2,5 2,5 0,2
Overig prod. dierlijke 3,2 3,8% - - 0,3 2,9 1,4 3,2 1,7 3,2 oorsprong
Zuivel 0,5 0,6% 0,4 * n.b. 0,1 0,1 0,5 0,5 * + 0,1
Plant –
Fytosanitair 1,3 1,5% - - **1,0 0,3 0,3 1,3 1,3 1,3
Export levende
dieren 14,1 16,6% - - - 14,1 13,8 14,1 13,8 14,1
Herinspecties
Levende dieren 0,7 0,8% - - 0,7 - - 0,7 0,7 0,7
Import Vlees 3,4 4,0% 10,8 8,3 n.b. - -
Import Vis 4,0 4,7% n.b. - - 10,8 10,8 8,3
Import Overig 3,4 4,0% n.b. - -
Import Hoog
Risico 2,5 2,9% - - 2,5 - - 2,5 2,5 2,5
Levensmiddelen
bedrijven 4,9 5,8% - - 2,0 2,9 2,9 4,9 4,9 4,9
Tabak 0,6 0,7% - - - 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
Ei 0,2 0,2% - - 0 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
Totaal 85 100% 57,4 38,8 6,5 + n.b. 21,1 19,3 85 83,2 66,4
0 -1,8 -18,6
Indien ‘-’ in de tabel is opgenomen dan is de kolom niet van toepassing voor de betreffende sector. Indien n.b. is opgenomen was de data niet voorhanden om tot een kwantificering te komen. Dit heeft met name betrekking op herinspecties.
-
*Binnen zuivel worden activiteiten grotendeels uitgevoerd door COKZ. Een doorrekening van standaard vergoedingen op tonnen melkproductie in relatie tot de activiteiten en kostenbasis van de NVWA is zodoende niet mogelijk en buiten beschouwing gelaten.
** 1,0 mln. is incl. 0,4 mln. controles op hout en verpakkingsmateriaal zoals voorgeschreven in 2000/29, artikel 13 quinquies. In 2020 is deze activiteit voor de NVWA komen te vervallen.
87 Deze indicatie is gebaseerd op de voorcalculatorisch retribueerbare kosten van de NVWA. De correcties à EUR 2,8 mln. (demping tarieven en compensatie kleine slagers) zijn buiten beschouwing gelaten.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verkenning wet- en regelgeving | 43 C. Kolom C is een alternatief voor de berekeningswijze in Een aantal noties zijn van belang bij de interpretatie van
kolom B. Kolom C omvat per sector een indicatie van deze uitkomsten:
de kosten die de lidstaat verplicht is te innen op basis — Deze doorrekening maakt gegeven de complexiteit van artikel 79, lid 1 en waarbij gerekend wordt met de en het ontbreken van data op onderdelen gebruik van standaard vergoedingen zoals opgenomen in bijlage aannames en geeft een indicatie. De aannames zijn lV. Hiertoe zijn de inschattingen op de volumes per beschreven in bijlage D. Nader onderzoek is nodig om eenheid 88 gedaan. De volumes zijn vermenigvuldigd tot een scherpere inschatting te komen van de impact.
met standaard vergoedingen in de verordening.
-
D.Kolom D omvat per sector een indicatie van de kosten — De uitkomsten richten zicht op de kosten van de die de lidstaat verplicht is te innen op basis van artikel NVWA. Tegelijkertijd levert KDS de inzet van officiële 79, lid 2. Dit zijn in hoofdlijnen de Hoog Risico-proassistenten bij roodvleesslachthuizen. De totale ducten (lid 2a), controles in bedrijven op verzoek van kosten van KDS bedragen EUR 18 mln. en deze de ondernemers teneinde een diervoedererkenning te kosten zijn buiten scope van de retribueerbare kosten verkrijgen (lid 2b) 89 , controles als gevolg van niet-navan de NVWA
93 . Omdat de NVWA en KDS controles
leving (lid 2c). Daar waar in de tabel n.b. opgenomen is uitvoeren op hetzelfde volume, geldt dat dit volume
betreft dit herinspecties. Voor de categorieën in kolom de basis vormt voor de berekening van de gecombi
D is er geen mogelijkheid te rekenen met standaard neerde activiteiten van de NVWA en KDS. Zodoende
vergoedingen. kunnen bij een keuze voor standaard vergoedingen de
-
E.Kolom E omvat per sector een indicatie van de activiteiten van KDS niet aanvullend aan de NVWA in
kosten die niet verplicht zijn op basis van verordening rekening gebracht worden.
2017/625, maar waarvoor ruimte bestaat om Maat — Een vergelijking tussen het toepassen van de houden toe te passen. standaardvergoedingen en berekende kosten binnen
-
F.Kolom F omvat per sector een indicatie van de kosten het domein van plant-fytosanitair en binnen het domein waarvoor ruimte bestaat om Maat houden toe te van zuivel schetst een onjuist beeld en is zodoende passen en waarin de zienswijze van de Raad van State niet opgenomen in bovenstaande tabel. Een groot deel in mee is genomen (uitkomst paragraaf 5.2.4). van de activiteiten binnen het domein van plant-fytosanitair
wordt niet uitgevoerd door de NVWA, maar door
De kosten voor het bedrijfsleven zijn grosso modo EUR de keuringsdiensten. Binnen zuivel worden activiteiten 18,6 mln. lager als de keuze gemaakt zou worden voor grotendeels uitgevoerd door COKZ. De activiteiten standaard vergoedingen als alternatief voor berekende door de keuringsdiensten en COKZ zijn buiten scope kosten. De totale kosten voor het bedrijfsleven worden van dit onderzoek en er is geen beeld van de EUR grosso modo EUR 36,6 mln. 90 lager, omdat bij de keuze omvang van de activiteiten bij deze diensten waar een voor standaard vergoedingen de activiteiten van KDS niet standaard vergoeding voor geldt. Een vergelijking is aanvullend in rekening kunnen worden gebracht. Indien de zodoende niet te maken.
zienswijze van de Raad van State wordt overgenomen dan — Herinspecties zijn grotendeels niet te distilleren uit de leidt dit tot lagere kosten voor het bedrijfsleven van grosso beschikbare data. Daar waar dit onderscheid niet te modo 1,8 mln. maken is zijn deze opgenomen als n.b. De kosten voor
herinspecties zijn meegenomen in kolom B. Indien
De huidige retributiekosten van de NVWA zijn EUR 85 de keuze wordt gemaakt standaard vergoedingen toe mln., een deel hiervan is verplicht en een deel hiervan te passen, dan gelden voor de activiteiten van herinis een keuze vanuit nationaal beleid. specties aanvullende kosten.
— Grosso modo EUR 63,9 mln. 91 (75%) wordt verplicht — De verordening sluit niet uit dat per sector/domein door Europese wetgeving op basis van de gekozen de keuze voor standaard vergoedingen gemaakt
methodiek van berekende kosten. Indien gekozen kan worden. Wel dient deze keuze onderbouwd en
wordt voor inning op basis van standaard-vergoedingen gerechtvaardigd te worden. Indien de overweging zich
is grosso modo EUR 45,3 mln. 92 verplicht retriburicht op het domein van plant-fytosanitair of zuivel dan
eerbaar (53%). Dit is een alternatief voor de genoemde heeft dit invloed op de keuringsdiensten en COKZ.
EUR 63,9 mln.
— In totaal EUR 21,1 mln. (25%) van de huidige retribueerbare kosten komt voort uit toepassing van Maat houden. Deze kosten worden zodoende niet verplicht vanuit Europese wetgeving.
88 Denk hierbij aan # volwassen runderen, # eenden en ganzen, # varkens met slachtgewicht van minder dan 12 kg, etc. Zie voor een totaaloverzicht VO 2017/625, bijlage IV, hoofdstuk ll.
89 Controles in bedrijven op verzoek van de ondernemers teneinde een diervoedererkenning te verkrijgen wordt door de NVWA als zeer incidenteel ingeschat (1 à 2 keer per jaar). Zodoende zijn deze activiteiten buiten beschouwing gelaten.
90 EUR 36,6 mln. is impact standaardvergoedingen incl. de omzet van KDS = EUR 18,6 mln. + EUR 18 mln.
91 EUR 63,9 mln. = 57,4 mln. + 6,5 mln.
92 EUR 45,3 mln. = 38,8 mln. + 6,5 mln. + n.b.
93 Zie voor een verdieping hoofdstuk 3.2.1
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verkenning wet- en regelgeving | 44
De NVWA vergeleken met andere organisaties
© 2020 KPMG Advisory N.V. Verkenning wet- en regelgeving | 45
Op organisatieniveau is de NVWA vergeleken met andere 6.2 Uitkomsten vergelijking met organisaties organisaties. Paragraaf 6.1 beschrijft de doelstelling die in Nederland
ten grondslag ligt aan de benchmarkanalyses. In paragraaf
6.2 staan de uitkomsten weergegeven van de benchmark 6.2.1 De kosten van de NVWA zijn over het van overhead, semidirecte en directe kosten van de algemeen in lijn met vergelijkbare organisaties NVWA met zeven vergelijkbare organisaties in Nederland. in Nederland
Paragraaf 6.3 beschrijft de tariefvergelijking met het
buitenland. Uit de benchmark van het onderzoek komt naar voren dat de kosten van de NVWA over het algemeen in lijn zijn
Voorgaande hoofdstukken richtten zich met name op het met vergelijkbare organisaties in Nederland. De NVWA als retribueerbare deel van de kosten van de NVWA (EUR geheel, de overheadkosten, semidirecte kosten en directe 85 mln.). Dit hoofdstuk richt zich op de volledige kosten kosten blijken voor de NVWA namelijk over het algemeen van de NVWA in vergelijking met zeven organisaties in in lijn te zijn met de bandbreedte van de zeven verge
Nederland. In dit hoofdstuk wordt geen onderscheid lijkbare organisaties in Nederland (de referentiegroep). gemaakt tussen retribueerbare kosten en niet-retribu Daarnaast zijn bepaalde specifieke kosten of resultaten
eerbare kosten. omtrent productiviteit en ziekteverzuim voor de NVWA wel relatief hoog of laag in verhouding tot de referentiegroep.
Enkele resultaten waarbij de NVWA positief
6.1 Inleiding presteert ten opzichte van de referentiegroep betreffen: De benchmark heeft tot doel de NVWA op organisaproductiviteit, kosten voor opsporing en laboratoria. Voor tieniveau te vergelijken met andere keuringsinstanties, een aantal uitkomsten, waaronder de kosten van inforinspecties en vergelijkbare organisaties in Nederland en matisering & automatisering en het ziekteverzuim, heeft daaruit waar mogelijk financieel verbeterpotentieel voor de NVWA verbeterpotentieel ten opzichte van de referende NVWA te identificeren. Het onderzoek is erop gericht tiegroep. Het verschilt per ratio welke organisatie aan de inzicht in de NVWA te verkrijgen in relatie tot vergelijkbare onderkant (minimum) of aan de bovenkant (maximum) organisaties over een aantal doorsnedes: van de referentiegroep zit. Dit betreft niet uitsluitend één
— De totale kosten en de belangrijkste kostensoorten organisatie. In het vervolg van deze paragraaf duiden we daarbinnen (ten opzichte van vergelijkbare organisaties de mogelijkheden die de NVWA heeft voor verbetering en
in Nederland) het creëren van meer efficiëntie in de uitvoering en welke prikkels daarbij nodig zijn.
— De omvang van en relatie tussen de kosten van de
overhead en de kosten van het primaire proces (ten 6.2.2 De NVWA kan mogelijk kosten besparen door
opzichte van vergelijkbare organisaties in Nederland) gericht te sturen op de hoogte van I&A-kosten
— Kwalitatieve aspecten, zoals gemiddelde leeftijd en en personeelskosten
ziekteverzuim (ten opzichte van vergelijkbare organi Alvorens de verbetermogelijkheden voor de NVWA te
saties in Nederland) identificeren, is het van belang aan te merken dat er
— De retributietarieven (ten opzichte van vergelijkbare sprake is van samenhang in verschillende kostencategoorganisaties in het buitenland) rieën. Het sturen op verlaging van kosten in één categorie kan leiden tot een verhoging van kosten in een andere
Voor een juiste interpretatie van de benchmarkuitkomsten categorie. Dit betekent dat de organisatie de samenhang is het van belang om de meerwaarde en beperkingen van van sturingsmaatregelen en neveneffecten moet analyeen benchmark te duiden. Een benchmark is een cijferseren voordat de totale impact en efficiencybesparing matige vergelijking. Kwalitatieve aspecten maken geen kunnen worden vastgesteld. deel uit van de benchmark, maar dienen ter duiding van de cijfermatige uitkomsten van een benchmark. Uitkomsten De NVWA heeft in vergelijking met de referentievan specifieke analyses dienen in samenhang met het groep relatief hoge Informatisering & Automatisering geheel van analyses en in de context van de gehele (I&A)-kosten, zowel voor de jaarlijks terugkerende organisatie te worden bezien. Een benchmark biedt inzicht I&A-kosten als de incidentele I&A-kosten met betrekking in potentiële financiële verbetermogelijkheden en bespatot programma’s en projecten. De incidentele I&A-kosten ringsmogelijkheden. De mate waarin deze daadwerkelijk houden verband met grote IT-vernieuwingen. Voor de van toepassing zijn voor een organisatie en gerealiseerd NVWA betreft dit de ontwikkeling van Inspect, een kunnen worden is afhankelijk van de specifieke context ICT-systeem ter ondersteuning van de keuren- en toezichtvan die organisatie. werkzaamheden van de NVWA. De NVWA heeft in de
afgelopen jaren het programma NVWA 2020 uitgevoerd. Inspect was hier onderdeel van. De implementatie van de ICT-vernieuwing is stopgezet naar aanleiding van de BIT-toets. Hierdoor is tevens een groot deel van de efficiencybesparingen als gevolg daarvan komen te vervallen. Gericht sturen op het verlagen van de I&A-kosten biedt mogelijkheden om de kosten voor de organisatie te verlagen. Tegelijkertijd kan de NVWA besluiten om te
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 46 TABEL 25 Prestatie NVWA t.o.v. referentiegroep (EUR mln.)
Overheadkosten zijn afgerond op hele getallen. Totale kosten, semidirecte kosten en directe kosten zijn afgerond op duizendtallen. Totale kosten en overheadkosten zijn gedeeld door het totaal aantal fte (bijv. Personeel & Organisatie kosten gedeeld door totaal fte). Semidirecte kosten en directe kosten zijn gedeeld door het aantal fte van de specifieke categorie (bijv. Inspectie kosten gedeeld door inspectie fte).
Ratio Minimum Gemiddelde Maximum NVWA
Totaalbeeld
Totale kosten per fte (n=8) 91.000 117.000 142.000 133.000
Gerealiseerde productieve uren per directe fte (n=4) 1.034 1.175 1.303 1.303
Percentage ziekteverzuim (n=7) 3,2% 4,9% 6,6% 5,7%
Gemiddelde leeftijd personeel (n=8) 46 49 53 50
Percentage instroom (n=8) 5,8% 14,8% 39,7% 5,8%
Percentage uitstroom (n=8) 3,9% 9,2% 28,4% 3,9%
Overhead
Percentage overheadkosten van totale kosten (n=8) 18,0% 29,8% 41,3% 35,3%
Personeel & Organisatie kosten per fte (n=7) 690 1.669 2.459 2.033
Financiën & Control kosten per fte (n=7) 673 2.012 3.388 1.769
Informatisering & Automatisering kosten per fte (n=8) 5.377 14.356 30.769 16.719
Marketing, Communicatie & Kwaliteitszorg kosten per fte (n=7) 251 1.040 2.754 790
Facilitaire Zaken kosten per fte (n=8) 602 2.085 3.495 2.106
Semidirecte kosten
Klantcontact / meldkamer kosten per fte (n=5) 59.000 80.000 126.000 66.000
Beleidsondersteuning kosten per fte (n=6) 78.000 95.000 118.000 80.000
Directe kosten
Inspectie kosten per fte (n=7) 64.000 84.000 105.000 73.000
Keuren kosten per fte (n=2) 1 70.000 81.000 91.000 91.000
Opsporing kosten per fte (n=4) 72.000 76.000 81.000 72.000
Laboratoria kosten per fte (n=2) 64.000 69.000 75.000 64.000
Juridische zaken (n=5) 81.000 97.000 137.000 91.000
1 Vanwege slechts één andere organisatie in de referentiegroep is de zeggingskracht beperkt.
investeren in I&A-kosten om bijvoorbeeld door middel van op het verlagen van de gemiddelde leeftijd beperkt. De automatisering de efficiëntie in de keten te bevorderen en/ gemiddelde leeftijd kan worden verlaagd door gericht of een verlaging in bijvoorbeeld de personeelskosten te beleid te voeren op de leeftijd van medewerkers die realiseren. instromen, al dan niet in combinatie met het sturen op de
leeftijd van medewerkers die uitstromen. Ongeveer 39% De NVWA heeft met betrekking tot de totale persovan het personeelsbestand bevindt zich in de leeftijdsneelskosten een tweede mogelijkheid om de kosten categorie van 55 tot 64 jaar. Op middellange termijn zal te verlagen. Hierin spelen een aantal factoren, zoals zodoende een aanzienlijk deel van het personeelsbestand gemiddelde leeftijd en ziekteverzuim, een rol. De gemidde pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Hierdoor valt delde leeftijd van NVWA-medewerkers is met 50,4 jaar een verlaging van de gemiddelde leeftijd te verwachten. relatief hoog ten opzichte van de referentiegroep, die een bandbreedte van 46 tot 53 jaar kent. Een relatief De NVWA kent een ziekteverzuim dat relatief hoog ligt hoge gemiddelde leeftijd betekent dat personeel veelal in ten opzichte van de referentiegroep (5,70%). Het ziekterelatief hoge loonschalen zit (c.q. binnen de loonschalen verzuim heeft met name betrekking op de medewerkers in relatief hoge treden) wat gemiddeld hogere personeelsin het primaire proces van de NVWA. Onderzoek over het kosten betekent. gericht sturen op het verlagen van de gemiddelde leeftijd
en ziekteverzuim biedt de NVWA de mogelijkheid om De NVWA kent daarnaast een lage instroom en uitstroom de personeelskosten voor de gehele organisatie, zowel van interne medewerkers. Restrictief aannamebeleid binnen overheadfuncties als binnen het primaire proces, te en een relatief oud personeelsbestand zijn hiervan de verlagen. oorzaak. Op korte termijn zijn de sturingsmogelijkheden
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 47
De organisatie met het laagste ziekteverzuim in de referen 6.2.4 De kosten van NVWA zijn over het algemeen in tiegroep (3,20%) heeft dit binnen een jaar aanzienlijk lijn met vergelijkbare organisaties in Nederland
weten te verlagen door hier specifiek beleid op te voeren. Uit het benchmarkonderzoek komt naar voren dat de
In 2017 bedroeg het ziekteverzuim van deze organisatie kosten van de NVWA over het algemeen in lijn zijn met die 5,80%. Deze organisatie heeft specifiek beleid gevoerd van de vergelijkbare organisaties. Op hoofdlijnen zijn de om het ziekteverzuim te verlagen. Zo is het personeel overheadkosten van de NVWA hoger, terwijl de semidimiddels trainingen en workshops getraind hoe om te recte kosten en de directe kosten lager zijn in vergelijking gaan met verzuim. Bij directie en management is bewustmet de zeven andere organisaties in Nederland.
wording gecreëerd en aangegeven hoe kan worden
gestuurd op het verlagen van verzuim. Focus daarbij Ongeveer twee derde (65%) van de kosten van de NVWA was het sturen op verzuim, niet het sturen op ziek zijn. bestaat uit semidirecte en directe kosten. 35% van de Managers zijn verantwoordelijk gemaakt voor de hoogte kosten bestaat uit overhead. In vergelijking met de andere van het verzuim van de afdeling die zij aansturen. organisaties zijn de overheadkosten hoog. Het gemiddelde
overheadpercentage van de referentiegroep bedraagt circa
6.2.3 Het verhogen van de communicatie-uitgaven 30%.
biedt de NVWA mogelijkheden om het
draagvlak voor en vertrouwen in de NVWA te Het overheadpercentage verschilt met het overheadlaten
groeien percentage in hoofdstuk 3, omdat in het kader van de
De Marketing, Communicatie & Kwaliteitszorgkosten van benchmark vanwege onderlinge vergelijkbaarheid tussen de NVWA (EUR 790 per fte) zijn relatief laag ten opzichte de organisaties een afwijkende definitie van overheadvan de referentiegroep, die een bandbreedte van EUR kosten is gehanteerd.
251 tot EUR 2.754 kent. 94 De personeelsomvang van deze functie (0,69%) is in vergelijking met de referentiegroep
(0,29% - 3,18%) eveneens beperkt. Dat wil zeggen dat in relatie tot de totale omvang van de NVWA relatief weinig personeel werkzaam is binnen Marketing, Communicatie
-
&Kwaliteitszorg. Tijdens de validatie van de uitkomsten met de referentiegroep kwam naar voren dat andere inspecties intensiever gebruikmaken van communicatie, waardoor de kosten en formatie groter zijn.
FIGUUR 9 Verdeling totale kosten over overhead en semidirecte en directe kosten (in %)
18% 21%
35% 29% 41% 35% 32% 28%
82% 79%
65% 71% 72% 59% 65% 68%
NVWA
Semidirecte en directe kosten Overhead
94 Kosten voor het klantcontactcentrum van de NVWA maken geen deel uit van dit bedrag. Klantcontactcentrum is afzonderlijk vergeleken met de organisaties in de referentiegroep.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 48
6.2.5 Totale kosten per fte NVWA aan de hoge kant Ruim 6% van de totale kosten van de NVWA heeft van de referentiegroep, alsook ziekteverzuim betrekking op extern geoormerkte budgetten (EGB’s). en gemiddelde leeftijd Deze budgetten worden door LNV en VWS aan de NVWA
Uit de benchmark komt naar voren dat bij de NVWA de ter beschikking gesteld met een specifiek, extern bestetotale kosten per fte aan de hoge kant zijn in verhouding dingsdoel. Hier staan geen fte’s voor de NVWA tegenover, tot de referentiegroep. De gemiddelde leeftijd van het waardoor de kosten per fte naar boven worden gedreven. personeel en het ziekteverzuim ligt bij de hoogsten van Bij de andere organisaties in de referentiegroep is hier de referentiegroep, terwijl de in- en uitstroom relatief laag niet, of slechts in zeer beperkte mate sprake van. Ruim zijn. 5% van de totale kosten van de NVWA heeft betrekking
op Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS). Dit betreft
Deze uitkomsten hangen met elkaar samen. Een relatief uitbesteed werk. Ook hier staan geen fte’s voor de NVWA hoge gemiddelde leeftijd betekent dat personeel veelal in tegenover, waardoor de kosten per fte naar boven worden relatief hoge loonschalen zit (c.q. binnen de loonschalen in gedreven. Zowel EGB’s als KDS betreffen directe kosten. relatief hoge treden) waar gemiddeld hogere loonkosten Het onderzoek sluit aan bij de kostenbasis van de NVWA. mee zijn gemoeid. Het NVWA-personeel is daarmee Om een zuivere analyse en vergelijking te maken zijn er relatief duur. geen correcties toegepast op de data van de NVWA en/of
van andere organisaties.
Totale kosten per fte NVWA zijn aan de hoge kant van
de referentiegroep (zie figuur 10) Eveneens speelt de mate van het uitbesteden van taken De totale kosten bestaan uit overhead, semidirecte in deze ratio een rol. Organisaties die relatief veel taken en directe kosten. De totale kosten per fte geven een hebben uitbesteed (wel de kosten, geen fte’s) komen grofmazig beeld van de totale kosten van de organisatie relatief hoog uit ten opzichte van de referentiegroep.
per fte. 95 De totale kosten per fte bij de NVWA (EUR
133.000 per fte) zijn relatief hoog ten opzichte van de referentiegroep (gemiddeld EUR 117.000 per fte).
De totale kosten per directe fte zijn bij de NVWA (EUR
161.000 per fte) eveneens relatief hoog ten opzichte van de referentiegroep (gemiddeld EUR 139.000 per fte). Directe fte betreft het personeel dat belast is met onder meer inspectie en keuren en daarmee productieve werkzaamheden uitvoert. Verklaringen van deze uitkomst zijn te herleiden tot de verschillen tussen de organisaties op het gebied van overhead, semidirecte en directe kosten
(zie hierna).
FIGUUR 10 Totale kosten per fte (in EUR)
132.739
Per fte 91.198 142.076
161.435
Per directe fte 107.870 169.970
90.000 110.000 130.000 150.000 170.000
Leeswijzer grafieken
De horizontale lijn geeft de spreiding weer van de benchmarkuitkomsten. De blauwe rondjes betreffen de geanonimiseerde uitkomsten van de vergelijkbare organisaties in Nederland. De uitkomsten van de NVWA zijn weergegeven middels een groter lichtblauw rondje, de waarde van de NVWA staat daarbij weergegeven. Eveneens zijn de minimale en maximale uitkomsten van de referentiegroep weergegeven.
95 De totale kosten zijn gedeeld door het totaal fte.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 49
Direct personeel NVWA heeft de hoogste productiviteit deze tijd grotendeels kunnen worden ingezet op bijvoor(inclusief
RT=WT) ten opzichte van drie andere beeld keurings- of toezichtactiviteiten. Voor afschaffing is vergelijkbare organisaties (zie figuur 11) overeenstemming met de vakbonden nodig en het is de Gerealiseerde productiviteit 96 van direct personeel is NVWA tot op heden nog niet gelukt om dit te bereiken. beperkt voorhanden bij de organisaties in de referentie Betrokkenheid van het Ministerie van BZK via het georgagroep, omdat de medewerkers van een aantal organiniseerd overleg tussen het Rijk en de bonden lijkt hierbij saties geen tijd registeren. Deze gegevens zijn bij vier nodig. van de acht organisaties voorhanden (gemiddeld 1.175 uur). Binnen de referentiegroep kent de NVWA met 1.303 In 2015 bedroeg het aandeel RT=WT grosso modo 200 gerealiseerde productieve uren per directe fte de hoogste uur per fte. 99 De kosten voor RT=WT worden gedragen productiviteit. De gerealiseerde productiviteit ligt daarmee door de overheid. Deze arbeidsvoorwaarde is niet van ongeveer 5% onder de norm van 1.378 productieve uren toepassing voor de andere drie organisaties. Dit heeft uit de Handleiding Overheidstarieven 2018. De gereali 97 een opwaarts effect op de productiviteit van de NVWA, seerde productiviteit wordt in belangrijk mate beïnvloed ook in relatie tot de anderen, waar reistijd in het kader van door een hoog ziekteverzuim en relatief hoge verlofrechten woon-werkverkeer niet als werktijd en productieve tijd zoals regulier verlof, PAS- en ouderschapsverlof. Daarnaast wordt aangemerkt. was er in 2018 enig productieverlies in verband met de transitie (met name Inspect). Dit verlies is opgevangen De reistijd tussen inspectielocaties wordt bij drie van de door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwavier organisaties net als bij de NVWA wel aangemerkt als liteit (LNV) en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn productieve tijd. Bij de organisatie waar dit niet het geval en Sport (VWS). is, heeft deze organisatie de data hiervoor gecorrigeerd
teneinde een zuivere vergelijking tussen de organisaties te De definitie van productieve tijd is per organisatie waarborgen. verschillend. Zo geldt bij de NVWA voor ambulante medewerkers de arbeidsvoorwaarde ‘reistijd = werktijd’ Personele lasten zijn in lijn met het gemiddelde van de (RT=WT). Voor ambulante medewerkers geldt dat hun referentiegroep (zie figuur 12) woonplaats tevens hun standplaats is. Dit heeft tot gevolg De personele lasten per fte lopen binnen de referentiedat elke werkgerelateerde reis die zij maken geclassifigroep uiteen van circa EUR 62.000 per fte tot circa EUR ceerd wordt als een dienstreis waarvan alle reistijd als 96.000 per fte (gemiddeld EUR 82.000 per fte). De 100 werktijd wordt aangemerkt. Dit betekent dat de reistijd NVWA komt gemiddeld uit ten opzichte van de referenwordt aangemerkt als productieve tijd. 98 Als de RT=WT tiegroep met circa EUR 82.000 per fte. Vier organisaties arbeidsvoorwaarde niet van toepassing zou zijn, dan zou verschillen hier met minder dan EUR 1.000 mee. Personele
FIGUUR 11 Productiviteit direct personeel (in uren)
1.034 1.303 Productiviteit
direct personeel
1.000 1.050 1.100 1.150 1.200 1.250 1.300 1.350 1.400
FIGUUR 12 Personele lasten per fte (in EUR)
61.523 82.382 Personele 95.538
lasten per fte
60.000 65.000 70.000 75.000 80.000 85.000 90.000 95.000 100.000
96 De norm voor het aantal productieve uren voor 2018 bedraagt 1.378 uren per jaar conform de Handleiding Overheidstarieven.
Gerealiseerde productiviteit van direct personeel betreft het daadwerkelijke aantal productieve uren voor direct personeel. Direct personeel is werkzaam in het primaire proces.
97 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2017). Handleiding Overheidstarieven 2018.
98 Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2011). Overeenkomst arbeidsvoorwaarden nVWA.
Bij de totstandkoming van NVWA is met bonden en ondernemingsraden een overeenkomst over de arbeidsvoorwaarden gesloten, de
‘Overeenkomst Arbeidsvoorwaarden nVWA’. Daarin is onder meer het volgende opgenomen: “Voor nVWA geldt het volgende beleid:
Voor ambulante medewerkers geldt: woonplaats = standplaats. Ambulante medewerkers zijn rechercheurs en inspecteurs bij de
nVWA, zoals in het OB vastgesteld. In bijlage 1 is een limitatieve opsomming opgenomen van de functies die ambulant zijn.”
99 229.500 uur reistijd aan de randen van de dag in 2015 / 1.198 ambulante medewerkers in 2015 = 192 uur = circa 200 uur per fte.
100 De personele lasten bestaan uit de som van personele lasten voor interne medewerkers en personele lasten voor externe
medewerkers, uitzendkrachten en gedetacheerd personeel.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 50 lasten worden in belangrijke mate bepaald door de De organisatie met het laagste ziekteverzuim in de referenleeftijdsopbouw, het ziekteverzuim en het opleidingsniveau tiegroep (3,20%) heeft dit aanzienlijk weten te verlagen. van het personeel en de mate waarin taken zijn gedigitali In 2017 bedroeg het ziekteverzuim van deze organisatie seerd en/of geautomatiseerd. 5,80%. Deze organisatie heeft specifiek beleid gevoerd
om het ziekteverzuim te verlagen. Zo is het personeel Leeftijdsopbouw en ziekteverzuim komen later in deze middels trainingen en workshops getraind hoe om te paragraaf aan de orde. Gegevens over het opleidinggaan met verzuim. Bij directie en management is bewustsniveau van het personeel zijn beperkt voorhanden. wording gecreëerd en aangegeven hoe kan worden
Hierdoor is onderlinge vergelijkbaarheid hiervan beperkt. gestuurd op het verlagen van verzuim. Focus daarbij
Het opleidingsniveau binnen de NVWA loopt sterk uiteen: was het sturen op verzuim, niet het sturen op ziek zijn. van gemiddeld mbo bij inspectie tot wo bij bijvoorbeeld Managers zijn verantwoordelijk gemaakt voor de hoogte dierenartsen bij keuren. van het verzuim van de afdeling die zijn aansturen.
De mate waarin taken zijn gedigitaliseerd en/of geauto Bij de NVWA is monitoring en sturing op ziekteverzuim matiseerd loopt tussen de organisaties uiteen. Zo heeft onderdeel van de reguliere werkprocessen middels een aantal organisaties de ambitie om de dienstverlening maandelijkse managementrapportages en interne en zo veel mogelijk digitaal aan te bieden. Bijvoorbeeld door externe sturingsgesprekken. Daarnaast zijn er acties op het opzetten van een portaal waar klanten / onder toezicht het gebied van preventie en re-integratie onder handen. gestelden gegevens kunnen invoeren, inzien en wijzigen. Met een gemiddelde leeftijd van 50,4 jaar voor de interne Of door vrijwel al het contact met klanten digitaal te laten medewerkers zit de NVWA eveneens aan de hoge kant verlopen. Dit biedt mogelijkheden om de personele lasten van de referentiegroep (46,0 - 53,0; gemiddeld: 49,0). Een te verlagen. relatief hoge gemiddelde leeftijd betekent dat er sprake
is van relatief veel werkervaring, mogelijk gemiddeld De NVWA kent een relatief hoog ziekteverzuim; lagere opleidingskosten en potentieel gemiddeld minder instroom en uitstroom van personeel zijn aan de lage inwerktijd. kant (zie figuur 13)
Met een ziekteverzuim van 5,70% zit NVWA aan de hoge Een relatief hoge gemiddelde leeftijd betekent daarnaast kant van de referentiegroep (3,20 - 6,60%; gemiddeld: dat personeel veelal in relatief hoge loonschalen zit (c.q. 4,85%). Ziekteverzuim betreft met name medewerkers binnen de loonschalen in relatief hoge treden) waar in het primaire proces van de NVWA. Het ziekteverzuim gemiddeld hogere loonkosten mee zijn gemoeid. De wordt onder andere veroorzaakt door disbalans tussen kosten van het NVWA-personeel zijn daarmee relatief werk-privé, werkbelasting, spanning in de arbeidsrelatie hoog. De NVWA kent daarnaast een lage instroom (5,83% en toekomstonzekerheid. Het ziekteverzuim bij de NVWA ten opzichte van het gemiddelde 14,73%) en uitstroom is de afgelopen vier jaar gestegen; van 4,20% in 2015 en (3,86% ten opzichte van het gemiddelde 9,21%) van 4,50% in 2016 tot 4,80% in 2017 en 5,70% in 2018. interne medewerkers. Restrictief aannamebeleid en een
relatief oud personeelsbestand zijn hiervan de oorzaak.
FIGUUR 13 Kengetallen personeelsbestand
Ziekteverzuim 3,20% 5,70% 6,60%
(t.o.v. aantal te werken dagen)
3,0% 3,5% 4,0% 4,5% 5,0% 5,5% 6,0% 6,5% 7,0%
46,00 50,40 Gemiddelde 53,00
leeftijd (jaren)
45 47 49 51 53 55
Instroom 5,83% 39,66%
(t.o.v. interne medewerkers)
Uitstroom 3,86% 28,38%
(t.o.v. interne medewerkers)
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40%
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 51
Organisaties in de referentiegroep met een relatief lage kosten, overige afschrijvingskosten en opleidingskosten.
gemiddelde leeftijd geven aan dat dit is veroorzaakt door Vanwege het uiteenlopende karakter van de overige
een groei in het personeelsbestand. Zo is het personeelsoverheadkosten is de vergelijkbaarheid tussen organisaties
bestand van de organisatie met de laagste gemiddelde beperkt. De gehanteerde sturingsfilosofie en mate van
leeftijd de afgelopen vijf jaar toegenomen met ruim 30% zelfsturing zijn bijvoorbeeld van invloed op de hoogte van
(exclusief fusies). De groei van het personeelsbestand personele kosten voor management.
wordt veelal ingevuld door het aannemen van relatief jong
personeel. Dit zorgt ervoor dat de gemiddelde leeftijd Vanwege het ontbreken van de benodigde gegevens is er
afneemt. Jonge werknemers blijven relatief minder lang niet voor alle organisaties een volledig beeld omtrent de
werkzaam bij een organisatie. Relatief hoge instroom van verdeling van de overheadkosten. Dit zet de onderlinge
(jong) personeel hangt daarmee samen met relatief hoge vergelijkbaarheid van de verdeling van de overheadkosten
uitstroomcijfers. onder druk. Daarom is ervoor gekozen om in het vervolg
van deze paragraaf de overheadkosten en de overheadfor
Onderzoek naar het gericht sturen op het verlagen van het matie te relateren aan het totaal aantal fte’s.
ziekteverzuim en het verlagen van de gemiddelde leeftijd
biedt inzicht in de consequenties hiervan op de kosten Op hoofdlijnen zijn de overheadkosten van de NVWA
voor de gehele organisatie, zowel binnen overheadfuncties hoger in vergelijking met de referentiegroep. De kosten
als binnen het primaire proces. Zo kan een goed ondervan Personeel & Organisatie bij de NVWA zijn aan de hoge
bouwd besluit hieromtrent worden genomen. kant van de referentiegroep door de in het verleden gewijzigde
organisatie-inrichting, terwijl Marketing, Commu
6.2.6 Kosten Personeel & Organisatie NVWA relatief nicatie & Kwaliteitszorg relatief beperkt van omvang en hoog, terwijl Marketing, Communicatie & goedkoop is.
Kwaliteitszorg relatief beperkt van omvang en goedkoop is
Overheadkosten 101 van de NVWA betreffen voor een groot deel ICT-kosten (45%). Andere overheadkostencategorieën zijn significant kleiner. De overige overheadkosten (30%) van de NVWA bestaan met name uit personele kosten voor management, de interne auditdienst en de afdeling die zich met sturing en risicobeheersing bezighoudt. Eveneens vallen onder overige overhead onder meer proceskosten, bureaukosten, algemene materiële
FIGUUR 14 Verdeling overheadkosten over de diverse overheadkostencategorieën
NVWA 45% 11% 4% 4% 2% 4% 30%
32% 23% 5% 11% 1% 12% 15%
38% 25% 3% 9% 4% 3% 18%
23% 26% 5% 7% 4% 12% 23%
65% 12% 4% 7% 2% 5% 6%
48% 8% 5% 1% 5% 5% 27%
44% 5% 7% 3% 1% 4% 36%
76% 20% 4%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Informatisering en Automatisering Huisvesting Personeel en Organisatie Financiën & Control
Marketing, Communicatie en Kwaliteitszorg Facilitaire Zaken Overig Overhead
101 Dit betreffen personele en materiële kosten.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 52 Zowel de kosten als de personele omvang van Kosten en personele omvang Financiën & Control Personeel & Organisatie NVWA zijn aan de hoge NVWA zijn lager ten opzichte van het gemiddelde van kant van het gemiddelde van de referentiegroep; de referentiegroep (figuur 17 en 18) recent gewijzigde organisatie-inrichting, extra inzet De kosten voor Financiën & Control zijn relatief laag met op terugdringen ziekteverzuim en recruitment zijn EUR 1.800 per fte ten opzichte van het gemiddelde van mogelijke oorzaken hiervan (figuur 15 en 16) de referentiegroep (EUR 2.000 per fte). De personeel De NVWA heeft een relatief grote P&O-functie. Dit is somvang van deze functie (2,07%) is in vergelijking met zowel terug te zien in de P&O-formatie ten opzichte van het gemiddelde van de referentiegroep (2,51%) eveneens het totale personeelsbestand (2,12% ten opzichte van relatief klein. het gemiddelde van de referentiegroep 1,67%) als in de kosten verdeeld over het aantal fte’s (circa EUR 2.000 per De NVWA hanteert net als vijf andere organisaties in de fte ten opzichte van het gemiddelde van de referentiereferentiegroep het baten-lastenstelsel. Twee organisaties groep van EUR 1.700 per fte). Hieraan ligt ten grondslag hanteren het kasverplichtingenstelsel Een baten-lasteneen relatief hoge jaarlijkse uitgave op het gebied van stelsel is een boekhoudkundige systematiek die zowel werving-en-selectiekosten, loopbaanbegeleiding en de dient voor het opstellen van begrotingen en verantwoorkosten voor de uitbesteding van de personeelsadminisdingen als voor het ondersteunen van de bedrijfsvoering. tratie. Net als de NVWA zijn er binnen de referentiegroep organisaties die het baten-lastenstelsel toepassen, alsook De recent gewijzigde organisatie-inrichting heeft tot gevolg organisaties die gebruikmaken van het kasverplichtingengehad dat de personele inzet is toegenomen, bijvoorstelsel. Het hanteren van het baten-lastenstelsel vraagt beeld rondom duurzame inzetbaarheid in de vorm van het een grotere financiële functie in vergelijking met een inrichten van het Coördinatiepunt Duurzame Inzetbaarheid kasverplichtingenstelsel. Zo kent een baten-lastenstelsel (CDI). Daarnaast is de personele inzet verhoogd vanwege activering en waardering van activa en afschrijving op het terugdringen van ziekteverzuim en het werven van activa. Organisaties met baten-lastenstelsels kennen nieuw personeel. daardoor relatief hogere kosten op het gebied van Financiën & Control dan organisaties met een kasverplichtingenstelsel.
FIGUUR 15 Formatie Personeel & Organisatie (in % van totaal fte)
2,12%
0,81% 2,37%
0,00% 1,00% 2,00% 3,00% 4,00% 5,00%
FIGUUR 16 Kosten Personeel & Organisatie per fte (in EUR)
2.033
690 2.459
0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 4.000
FIGUUR 17 Formatie Financiën & Control (in % van totaal fte)
2,07%
0,90% 3,64%
0,00% 1,00% 2,00% 3,00% 4,00% 5,00%
FIGUUR 18 Kosten Financiën & Control per fte (in EUR)
1.769
673 3.388
0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 4.000
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 53 Doordat een deel van de inkomsten van de NVWA werkzaam is binnen Marketing, Communicatie & Kwalivoortkomt uit retributietarieven voert de NVWA een teitszorg. De afdeling Communicatie binnen de directie debiteurenadministratie. Dit brengt kosten met zich mee Strategie omvat 18,7 fte. en vraagt personele inzet. De NVWA ontvangt circa EUR 85 mln. van marktpartijen. De meeste organisaties in de Andere inspecties maken intensiever gebruik van commureferentiegroep worden geheel of gedeeltelijk middels nicatie, waardoor de kosten en formatie groter zijn. Het retributies bekostigd. gericht inzetten van communicatiemiddelen zou mogelijkheden kunnen bieden om de relatie met onder toezicht Een aantal organisaties heeft taken op het gebied van gestelden te verbeteren. Financiën & Control uitbesteed aan een financieel dienstencentrum. Kosten en personele omvang Facilitaire Zaken NVWA zijn in lijn met de referentiegroep (figuur 21 en 22) Kosten en personele omvang Marketing, De kosten van Facilitaire Zaken van de NVWA (EUR 2.100 Communicatie & Kwaliteitszorg NVWA zijn aan de lage per fte) zijn in lijn met het gemiddelde van de referentiekant van het gemiddelde van de referentiegroep door groep (EUR 2.100 per fte). De omvang van de formatie beperkte inzet van communicatie (figuur 19 en 20) Facilitaire Zaken ligt met 3,84% boven het gemiddelde De NVWA kent geen marketingfunctie en de kosten (2,83%). Een tweetal organisaties in de referentiegroep voor communicatie en kwaliteitszorg (EUR 2,1 mln.) zijn kent relatief gezien een grotere personele omvang bij relatief beperkt met EUR 790 per fte ten opzichte van het facilitaire zaken. De mate van uitbesteding van facilitaire gemiddelde van referentiegroep (EUR 1.000 per fte). De taken, zoals beveiliging, schoonmaak en inkoop, speelt personeelsomvang van deze functie (0,69%) is in vergehierbij mogelijk een rol. lijking met het gemiddelde van de referentiegroep (1,08%) eveneens beperkt. Dat wil zeggen dat in relatie tot de 102 totale omvang van de NVWA relatief weinig personeel
FIGUUR 19 Formatie Marketing, Communicatie & Kwaliteitszorg (in % van totaal fte)
0,69%
0,29% 3,18%
0,00% 1,00% 2,00% 3,00% 4,00% 5,00%
FIGUUR 20 Kosten Marketing, Communicatie & Kwaliteitszorg per fte (in EUR)
790
251 2.754
0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 4.000
FIGUUR 21 Formatie Facilitaire Zaken (in % van totaal fte)
3,84%
0,28% 4,99%
0,00% 1,00% 2,00% 3,00% 4,00% 5,00%
FIGUUR 22 Kosten Facilitaire Zaken per fte (in EUR)
2.106
602 3.495
0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 4.000
102 Kosten en formatie van het klantcontactcentrum van de NVWA maken geen deel uit van deze cijfers. Klantcontactcentrum is afzonderlijk vergeleken met de organisaties in de referentiegroep.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 54
Kosten Informatisering & Automatisering NVWA zijn aantal afgenomen producten en diensten (Q) afneemt, dit
aan de hoge kant ten opzichte van de referentiegroep. een potentieel opwaarts effect heeft op de prijs (P) per
NVWA kent relatief hoge incidentele ICT-kosten (figuur afgenomen product of dienst.
23 en 24)
Kosten Informatisering & Automatisering vallen uiteen in De organisaties die gebruikmaken van DICTU hebben
incidentele (EUR 12,1 mln.) en niet-incidentele I&A-kosten gemiddeld gezien hogere I&A-kosten ten opzichte van de
(EUR 45,2 mln.). referentiegroep. Een aantal organisaties heeft taken op het
gebied van Informatisering & Automatisering uitbesteed
Voor de NVWA bedroegen de niet-incidentele I&A-kosten aan SSC-ICT.
in 2018 circa EUR 45,2 mln. 103 De I&A-kosten per fte lopen
sterk uiteen binnen de referentiegroep; van circa EUR In het verleden zijn diverse rapporten verschenen waarin
5.400 tot EUR 30.800 per fte. Met circa EUR 16.700 per erop is gewezen dat de processen, informatie- en ICT-sysfte
ligt de NVWA boven het gemiddelde van de referentietemen van de NVWA niet van adequaat niveau zijn. Dit
groep (EUR 14.400 per fte). zijn o.a. de rapporten Hoekstra (2008), Vanthemsche I
(2008), Vanthemsche II (2011), Rapport van de Algemene
Organisaties met een hogere digitale volwassenheid c.q. Rekenkamer over de fusie van de NVWA (2013) en Rapport
hoger ambitieniveau hebben relatief hogere I&A-kosten. Onderzoeksraad over risico’s vleesketen (2014). In lijn met
Deze organisaties hebben echter wel veelal lagere persode aanbevelingen van deze rapporten heeft de NVWA
neelslasten in relatie tot de totale kosten, alsook in relatie besloten om te investeren in de modernisering van ICT. 105
tot de uitgevoerde taken. Personeelskosten zijn lager De NVWA heeft in zowel absolute als relatieve zin de
doordat taken zijn gedigitaliseerd en/of geautomatiseerd. hoogste incidentele I&A-kosten in vergelijking met de
referentiegroep. Dit zijn kosten die verband houden met
Een groot aantal organisaties in de referentiegroep grote ICT-vernieuwingen. Voor de NVWA betreft dit de
inclusief de NVWA is verplicht afnemer van DICTU. Voor ontwikkeling van Inspect. Hier was in 2018 circa EUR 12,1
de NVWA heeft EUR 38 mln. van de EUR 45,2 mln. niet-inmln. mee gemoeid. De andere organisaties kennen geen
cidentele I&A-kosten betrekking op DICTU (circa 86%). incidentele ICT-kosten, of in mindere mate.
De incidentele I&A-kosten (EUR 12,1 mln.) hebben geen
betrekking op DICTU. De NVWA heeft in de afgelopen jaren het programma
NVWA 2020 uitgevoerd; Inspect was hier onderdeel van.
De beïnvloedbaarheid van de DICTU-kosten is beperkt. De implementatie van de ICT-vernieuwing is stopgezet naar
De prijs van de DICTU-dienstverlening is een gegeven en aanleiding van de BIT-toets. Als gevolg daarvan is een groot
daarmee niet-beïnvloedbaar voor de NVWA. Het volume deel van de efficiencybesparingen komen te vervallen.
is wel door de NVWA te beïnvloeden, bijvoorbeeld door
het aantal werkplekken dat wordt afgenomen of het aantal Gericht sturen op het verlagen van de I&A-kosten biedt
gebruikers waarvoor licenties worden aangeschaft. Circa mogelijkheden om de kosten voor de organisatie te
55% van de DICTU-kosten wordt afgerekend op basis van verlagen. Tegelijkertijd kan de NVWA besluiten om te
P*Q en kan worden aangemerkt als variabel. Het overige investeren in I&A-kosten om bijvoorbeeld door middel van
deel (45%) van de DICTU-kosten wordt op basis van een automatisering de efficiëntie in de keten te bevorderen en/
fixed price bedrag afgerekend en kan worden aangemerkt of om bijvoorbeeld een verlaging in de personeelskosten
als vast. Belangrijke nuancering daarbij is dat als het 104 te realiseren.
FIGUUR 23 (niet-incidentele) formatie Informatisering & Automatisering (in % van totaal fte)
2,96%
2,15% 4,35%
0,00% 1,00% 2,00% 3,00% 4,00% 5,00%
FIGUUR 24 (niet-incidentele) kosten Informatisering & Automatisering per fte (in EUR)
16.719
5.377 30.769
5.000 15.000 25.000 35.000
103 De I&A-kosten die buiten de kostprijs worden gehouden door de NVWA (EUR 15,4 mln.) maken deel uit van de niet-incidentele I&A- kosten
104 Dienstverleningsovereenkomst 2018 tussen de NVWA en Dienst ICT Uitvoering.
105 Kamerstuk II 2013/14, 33 835, 1. NVWA (2018). Programmaplan Procesvernieuwing, Informatie & ICT (PI&I).
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 55 Huisvestingskosten NVWA zijn in lijn met het Overheadkosten zijn relatief vast gemiddelde van de referentiegroep (figuur 25) Een groot deel van het personeelsbestand van de NVWA De huisvestigingskosten per medewerker lopen in de bestaat uit interne medewerkers (94%). De personele referentiegroep uiteen van circa EUR 4.000 per fte tot lasten van interne medewerkers bedragen circa 55% van circa EUR 7.500 per fte (met één uitschieter naar beneden: de totale kosten van de NVWA. Aangenomen dat een EUR 1.500 per fte). 106 Met EUR 5.100 per fte zit de aanzienlijk deel van de interne medewerkers een vaste NVWA in lijn met het gemiddelde van de referentiegroep aanstelling heeft, maakt dat de flexibiliteit van de perso(gemiddeld EUR 5.200 per fte). Belangrijke verklarende neelskosten beperkt is. Personeelskosten van externe factor betreft de bezetting van de werkplekken; een aantal medewerkers kennen een grotere mate van flexibiliteit. organisaties geeft aan relatief aan de lage kant te zitten Externe medewerkers, zoals uitzendkrachten, beslaan vanwege krapte. een klein deel (6%) van het totale personeelsbestand. De personele lasten van externe medewerkers bedragen circa Ook de gehanteerde norm van aantal medewerkers per 7% van de totale kosten. werkplek speelt een belangrijke verklarende rol. Organisaties met een relatief hoge norm hebben logischerwijs Verder geldt dat de overheadkosten van de NVWA voor hogere huisvestingskosten. De NVWA heeft met circa een groot deel bestaan uit ICT-kosten (45%). Andere 1.580 werkplekken ongeveer 0,6 werkplek per fte. Het overheadkostencategorieën zijn significant kleiner. De aantal werkplekken verschilt tussen kantoorpersoneel en NVWA is verplicht afnemer van DICTU. 86% van de ambulante medewerkers. Voor kantoorpersoneel loopt reguliere ICT-kosten wordt betaald aan DICTU. De DICTU- de werkplek per fte afhankelijk van de locatie uiteen van kosten worden afgerekend op basis van het afgenomen 0,7 tot 0,9. Voor ambulante medewerkers is er sprake van volume, zoals aantal werkplekken of het aantal gebruikers. ongeveer 0,2 werkplek per fte. Hiermee zijn de DICTU-kosten flexibel voor een krimp of groei van het primaire proces. 108 Met het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst heeft het kabinet een werkpleknorm van 0,9 werkplek Grotere flexibiliteit van de overheadkosten is potentieel per fte vastgesteld en een ambitie uitgesproken van 0,7 mogelijk door overheadtaken uit te besteden aan derden werkplek per fte. 107 zoals taken op het gebied van financiën en control (bijvoorbeeld debiteurenadministratie) en taken op het gebied van De NVWA heeft kantoorlocaties op diverse plekken in het facilitaire zaken. Bij uitbesteding hangt de mate van flexibiland. Een deel van het personeelsbestand van de NVWA liteit af van de precieze invulling en duur van de afspraken. is veelal buiten kantoor aan het werk, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van inspecties en keuringen. Organisaties Voor een onderbouwde keuze is inzicht in de mogelijke binnen de referentiegroepen hebben veelal ook een deel consequenties ten aanzien van kosten, flexibiliteit en van het personeel dat veelal buiten de eigen kantoorlokwaliteit van de dienstverlening noodzakelijk. caties werkzaam is.
FIGUUR 25 Huisvestingskosten per fte (in EUR)
5.087
1.569 7.615
1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000
106 Deze uitschieter naar beneden wordt veroorzaakt doordat een aanzienlijk deel van de huisvestigingskosten van deze organisatie wordt betaald door het moederdepartement.
107 Vaststellingsbesluit Rijkshuisvestingsstelsel kantoren, artikel 1.1. Werkpleknorm.
108 E.e.a. afhankelijk van de specifieke contractuele afspraken met DICTU of krimp/groei van vraag.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 56
6.2.7 Personeelskosten klantcontactpersoneel De relatieve omvang van semidirecte en directe functies
NVWA is in lijn met de referentiegroep, terwijl (bijvoorbeeld ten opzichte van de hele organisatie) beleidspersoneel relatief goedkoop is biedt geen inzicht in de efficiëntie van de organisaties,
Vanwege verschillen in het takenpakket van de organimaar slechts in de breedte van het takenpakket van de saties in de referentiegroep zijn niet alle semidirecte en betrokken organisaties, en daarmee samenhangend de directe kosten zuiver en betrouwbaar te vergelijken. Het totale (semi)directe kosten.
verschilt per kostensoort met hoeveel organisaties de
vergelijking kan worden gemaakt. Personeelskosten klantcontactpersoneel NVWA zijn in
lijn met het gemiddelde van de referentiegroep, terwijl
Ten aanzien van de semidirecte kosten en directe kosten medewerkers Beleidsondersteuning relatief goedkoop zijn uitsluitende personele kosten vergeleken. Materiële zijn
109 (figuur 26)
kosten maken geen deel uit van de vergelijking. Met circa EUR 66.000 per fte zijn de kosten voor het klant
Bepaalde taken en activiteiten, zoals bijvoorbeeld keuren, contactpersoneel van de NVWA gemiddeld, ten opzichte zijn van toepassing voor een zeer beperkt aantal organivan de referentiegroep (gemiddeld EUR 80.000 per fte). saties. Hiermee is de zeggingskracht van de benchmar Klantcontactpersoneel handelt meldingen, klachten, (aan) kuitkomsten in dergelijke gevallen beperkt. Daarnaast vragen en informatieverzoeken van burgers en bedrijven af. geldt dat bepaalde taken onderling sterk van elkaar Twee andere organisaties zitten hier zo’n 10% (EUR 6.000) kunnen verschillen vanwege de inhoudelijke diversiteit. Zo per fte onder. Eén andere organisatie steekt hier qua verschillen het type en de duur van inspecties tussen de kosten ruim bovenuit (circa EUR 126.000 per fte). Deze organisaties sterk. gegevens zijn bij vijf van de acht organisaties voorhanden.
Tabel 26 geeft een overzicht van welke taken en activi Met circa EUR 80.000 per fte zijn de kosten voor teiten van toepassing zijn voor de organisaties in de medewerkers Beleidsondersteuning van de NVWA referentiegroep. gemiddeld lager ten opzichte van de referentiegroep
(gemiddeld EUR 96.000 per fte). Dit betreft het deel van personeel dat beleidsondersteunende werkzaamheden uitvoert, zoals onder andere technische beleidsondersteuning aan de beleidsmedewerkers van LNV. De genoemde cijfers voor de NVWA hebben betrekking op beleidsondersteuning Fyto en Gewasbescherming (o.a.
TABEL 26 Overzicht toepasselijkheid taken en activiteit organisaties in referentiegroep
NVWA #2 #3 #4 #5 #6 #7 #8 Totaal
Semidirecte kosten
Beleidsondersteuning - - 6
Klantcontactcentrum - - - 5
Directe kosten
Inspectie - 7
Keuren - - - - - - 2
Opsporing - - - - 4
Laboratoria - - - - - - 2
Juridische zaken - - - 5
FIGUUR 26 Kosten klantcontact / Beleidsondersteuning per klantcontact / Beleidsondersteuning per fte (in EUR)
65.935
Klantcontact
per fte 59.114 125.626
80.000
Beleidsondersteuning
per fte 78.352 118.496
50.000 60.000 70.000 80.000 90.000 100.000 110.000 120.000 130.000 140.000
109 Dit betreffen uitsluitend personele kosten.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 57
vertegenwoordiging in Brussel). Eén andere organisatie zit Personeelskosten inspecteurs NVWA zijn relatief hier dicht onder, terwijl drie andere organisaties hier ruim laag ten opzichte van de referentiegroep, terwijl de boven liggen: twee organisaties met circa EUR 20.000 per personeelskosten van medewerkers Keuren relatief fte en één organisatie met circa EUR 40.000 per fte. Deze hoog zijn (figuur 27) gegevens zijn bij vijf van de acht organisaties voorhanden. Zeven van de acht organisaties in de referentiegroep
hebben inspecteurs in dienst. De personeelskosten per
6.2.8 De personeelskosten van inspecteurs, fte in de referentiegroep lopen sterk uiteen; van ongeveer medewerkers Opsporing en Laboratoria NVWA EUR 64.000 per fte tot ongeveer EUR 105.000 per fte. zijn relatief laag, terwijl de personeelskosten De NVWA zit met EUR 73.000 aan de onderkant van de van medewerkers keuren relatief hoog zijn referentiegroep. Het gemiddelde van de referentiegroep is
Op hoofdlijnen zijn personeelskosten van de directe EUR 84.000 per fte. 111
afdelingen van de NVWA lager in vergelijking met de
referentiegroep. 110 De personeelskosten van medewerkers De personeelskosten van medewerkers Keuren van de
Keuren van de NVWA zijn ruim EUR 20.000 per fte hoger NVWA zijn ruim EUR 20.000 per fte hoger dan die van de dan die van de enige andere organisatie in de referentieenige andere organisatie in de referentiegroep. Dit wordt groep. De zeggingskracht hiervan is beperkt, omdat naast verklaard door het verschil in type keuringen en daarmee de NVWA maar één andere organisatie in de referentiehet verschil in het vereiste opleidingsniveau tussen beide groep keuringen uitvoert. organisaties. Deze gegevens zijn bij twee van de acht
organisaties voorhanden. Hiermee is de zeggingskracht
De personeelskosten van inspecteurs van de NVWA zijn beperkt.
relatief lager (EUR 73.000 per fte) in vergelijking met
het gemiddelde van de referentiegroep (EUR 84.000 per De verschillen in personeelskosten tussen inspecteurs en fte). Hetzelfde geldt voor medewerkers Opsporing (EUR medewerkers Keuren worden bepaald door de schaal waar 72.000 per fte ten opzichte van gemiddeld EUR 76.000 het personeel in zit. Inspecteurs bij de NVWA zitten vooral per fte) en Laboratoria (EUR 64.000 per fte ten opzichte in schaal 9, terwijl medewerkers Keuren bij de NVWA, van gemiddeld EUR 69.000 per fte). zoals dierenartsen, in hogere schalen zitten. Ongeveer
twee derde van het personeel zit in schaal 11 en ongeveer een derde zit in schaal 12.
FIGUUR 27 Kosten Inspectie en Keuren per Inspectie en Keuren fte (in EUR)
73.326
Inspectie
per fte 63.995 104.690
90.973
Keuren
per fte 70.085
60.000 70.000 80.000 90.000 100.000 110.000 120.000 130.000 140.000
110 Dit betreffen uitsluitend personele kosten.
111 Inspectie betreft grotendeels de directie Handhaven en keuren betreft grotendeels de directie Keuren. Retribueerbare werkzaamheden van de directie Handhaven zijn toegevoegd aan Keuren, terwijl circa 12% van de directie Keuren betrekking heeft op toezicht en daarom is meegenomen onder inspectie.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 58
Personeelskosten opsporing- en laboratorium 6.2.9 Overige observaties
medewerkers NVWA zijn relatief laag ten opzichte van Deze paragraaf beschrijft een aantal overige observaties de referentiegroep. Personeelskosten Juridische Zaken die gedurende het onderzoek aan bod zijn gekomen in NVWA zitten aan de bovenkant van de referentiegroep gesprekken met betrokkenen vanuit de diverse betrokken De personeelskosten voor opsporingsmedewerkers ministeries en/of vanuit het bedrijfsleven.
binnen de referentiegroep kennen een beperkte spreiding;
van circa EUR 72.000 per fte tot circa EUR 81.000 per fte. Uit de benchmark kunnen geen lessen worden
De kosten van opsporingspersoneel bij de NVWA zijn het getrokken over het verbeteren van de efficiënte in laagst van de referentiegroep. 112 de samenwerking tussen toezichthouder en onder
toezicht gestelden. Gevoerde gesprekken gedurende
Voor de laboratoriummedewerkers zit de NVWA eveneens het onderzoek bieden hier wel handvatten voor.
aan de onderkant van de referentiegroep; met circa EUR
64.000 per fte ten opzichte van de enige andere organi Verdiepende data waaruit prikkels of lessen over de directe satie in de referentiegroep (circa EUR 75.000 per fte). De kosten (het primaire proces) kunnen worden getrokken NVWA heeft laboratoria voor productveiligheid, voedselwaren onvoldoende beschikbaar binnen de benchmarkveiligheid en plantgezondheid. Laboratoriumpersoneel groep. Vanwege het ontbreken van deze gegevens kunnen dat zich bezighoudt met werkzaamheden op het gebied geen gerichte aanbevelingen op basis van inzichten uit van productveiligheid (EUR 72.000 per fte) is gemiddeld de benchmark worden gedaan ten aanzien van via welke duurder dan laboratoriumpersoneel dat zich bezighoudt prikkels de NVWA en stakeholders gezamenlijk voor meer met voedselveiligheid (EUR 62.000 per fte) of plantgeefficiëntie kunnen zorgen binnen de primaire ketens, met zondheid (EUR 64.000 per fte). In 2019 heeft de NVWA het een optimale balans tussen kwaliteit van de dienstverlaboratorium voor voeder- en voedselveiligheid uitgeplaatst lening en de kosten.
naar het RIKILT.
Gedetailleerd inzicht in de werkprocessen, taken en
Deze gegevens zijn bij twee van de acht organisaties activiteiten van de NVWA kan inzicht bieden in ‘best voorhanden. Hiermee is de zeggingskracht beperkt. practices’ ten aanzien van efficiënte uitvoeringsvormen Vijf van de acht organisaties in de referentiegroep hebben tussen toezichthouder en onder toezicht gestelden. Wat gegevens aangeleverd voor hun afdeling Juridische goed werkt in één sector, kan als voorbeeld dienen voor Zaken. De personeelskosten per juridisch medewerker de wijze waarop toezicht wordt uitgevoerd in andere lopen uiteen van circa EUR 81.000 per fte tot circa EUR sectoren.
95.000 per fte (met één uitschieter naar boven: circa EUR
137.000 per fte). 113 De NVWA zit met circa EUR 91.000 Uitgangspunt in het Toezichtkader NVWA is dat de NVWA per fte aan de bovenkant van deze groep. Het gemiddelde risicogericht en kennis gedreven toezicht houdt. 114 Met voor de referentiegroep exclusief de uitschieter bedraagt dezelfde capaciteit boekt de NVWA betere resultaten, EUR 87.000 per fte. Binnen Juridische Zaken lopen de omdat de capaciteit beter wordt gericht op de grootste personeelskosten per medewerker uiteen. Medewerkers risico’s. Dat moet leiden tot effectievere en efficiëntere van de teams Bestuurlijke Maatregelen bij de NVWA controles. 115
zijn gemiddeld goedkoper dan medewerkers van de teams Advisering en Bezwaar en Beroep, gelet op de complexiteit en het al dan niet repetitieve karakter van de werkzaamheden.
FIGUUR 28 Kosten Opsporing / Laboratoria / Juridische Zaken per opsporing / Laboratoria / Juridische Zaken fte
(in EUR)
71.835
Opsporing
per fte 81.120
64.178
Laboratoria
per fte 75.400
90.685
Juridische zaken
per fte 81.339 137.265
60.000 70.000 80.000 90.000 100.000 110.000 120.000 130.000 140.000
112 Dit betreft de divisie Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD).
113 Deze uitschieter naar boven wordt veroorzaakt doordat deze organisatie een zeer kleine afdeling Juridische Zaken heeft.
114 Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Economische Zaken (2015). Toezichtkader NVWA: Leidende principes voor toezicht en handhaving.
115 Auditdienst Rijk (2019). Beheersing kosteneffectiviteit en efficiënte NVWA.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 59
Effectieve afstemming en interactie met het bedrijfsleven met de strategische klankbordgroep van de NVWA met is een andere basis om samen te zorgen voor prikkeldaarin een vertegenwoordiging van betrokkenen uit het vorming en efficiëntie binnen de ketens. In gesprekken bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en wetenmet het bedrijfsleven gedurende het onderzoek ontstaat schapsinstituten . 117 het beeld dat men tevreden is met de “A van autoriteit”, maar dat er ook zorgen zijn over de interactie met het Ondanks deze verschillende overlegstructuren zijn er bedrijfsleven. Dit raakt zowel de NVWA, alsook het Minisde signalen dat er behoefte is om nauwer en beter terie van LNV en het Ministerie van VWS. in verbinding te staan, omdat het gevoel leeft dat het
potentieel van de samenwerking beter kan worden benut. A) Afstemmingsproces tarieven Denk hierbij aan aansluiting op de werkprocessen van
Het kostprijsmodel rekent toe naar voorgestelde tarieven het bedrijfsleven en het meedenken op herbezinning van (zie hoofdstuk ook 4). Deze worden na in concept te zijn type keuringen. In sectoroverleggen kunnen de NVWA vastgesteld, besproken met het georganiseerde bedrijfsen het bedrijfsleven gezamenlijk verkennen hoe toezicht leven, waarna deze definitief worden vastgesteld door de en keuren efficiënt kunnen worden ingericht. Hierbij kan minister van LNV en door de minister van VWS. Betrokworden gedacht aan bijvoorbeeld in welke gevallen het kenen geven aan dat verbetering in dit proces mogelijk efficiënter is om te kiezen voor certificeren op afstand in is. In de raamovereenkomst 116 tussen opdrachtgevers en plaats van certificeren op locatie. 118 Daarnaast kan worden de NVWA is vastgelegd dat opdrachtnemer (NVWA) de verkend hoe goede naleving zo veel mogelijk kan worden vastgestelde concepttarieven bij het georganiseerd bedrijfsbeloond. Of door IT-investeringen te doen die deels leven consulteert. Hieruit volgt een definitief voorstel dat bijdragen aan het vereenvoudigen van werkprocessen bij voorgelegd wordt aan opdrachtgevers om via deze weg het bedrijfsleven, om zo ook de administratieve last bij het door de minister te worden vastgesteld. In de praktijk is bedrijfsleven te verlagen. voor de betrokkenen duidelijk dat deze taak toebehoort aan de departementen (VWS en LNV). Dit is een discrepantie Er is een gezamenlijk belang voor het bedrijfsleven en met de vastlegging in de raamovereenkomst. de NVWA in de vorm van de veiligheid van voedsel en
consumentenproducten, voor dierenwelzijn en plantge Voor de VWS tarieven geldt dat de opdrachtgever de zondheid. Het perspectief hierop is soms toch anders. Een consultatie met het bedrijfsleven organiseert. Dit wordt natuurlijke spanning tussen het bedrijfsleven en de NVWA meegenomen in het Regulier Overleg Warenwet (ROW). is vrijwel onvermijdelijk. Het bedrijfsleven moet zich als Dit is een vast overlegmoment tussen VWS en betrokken onder toezicht gestelde houden aan de geldende wet- en organisaties uit het bedrijfsleven. Voor de LNV tarieven regelgeving en de NVWA controleert als toezichthouder geldt dat er in de afgelopen periode onduidelijkheid is de naleving hierop. De NVWA voert haar activiteiten uit geweest wie binnen het departement verantwoordelijk is op basis van de wetgeving, beleidsprioriteiten van de voor dit overleg. In het verleden heeft opdrachtgever het opdrachtgevers en de eigen risico inschattingen, tegelijoverleg gefaciliteerd, waarna deze verantwoordelijkheid kertijd zal het bedrijfsleven de gemaakte keuzes hierin niet is overgedragen aan de eigenaar (SG), ondersteund door altijd herkennen en/of hier andere ideeën / oplossingen bij FEZ. hebben. Er blijven immers altijd andere perspectieven. Dit
past bij de relatie en het verschil in onderlinge verantwoor Omdat de NVWA bij vragen over de hoogte van de delijkheden. Hierdoor is in gesprek blijven en uitleg blijven tarieven doorverwijst naar de ministeries én binnen het geven over gemaakte keuzes belangrijk, om zodoende te LNV domein in het verleden niet alles duidelijk was, blijven werken aan begrip voor elkaar. bestond er een risico op onduidelijkheid. Om effectief te kunnen communiceren, moet het voor alle betrokkenen Het realiseren van efficiëntie in de uitvoering leidt tot helder zijn wie waar over gaat en hoe daarover gecommulagere (retribueerbare) kosten bij de NVWA en daarmee niceerd wordt. lagere tarieven voor het bedrijfsleven. Verbetermaatregelen
vertalen zich echter niet altijd in kostenverlagingen. B) Reguliere afstemming met het bedrijfsleven Bijvoorbeeld bij risicogericht werken constateert de NVWA De NVWA heeft als toezichthouder te maken met een meer afwijkingen die optreden vergen. Afhandeling kost bedrijfsleven dat bestaat uit veel verschillende sectoren hierdoor meer tijd, bijvoorbeeld door een toename in en bedrijven. Er zijn periodiek sector- en thema overleggen bezwaarschriften. 119 tussen de NVWA met ketenpartijen en maatschappelijke organisaties. Deze overleggen zijn veelal georganiseerd per keten. Aanvullend is er periodiek strategisch overleg
116 Raamovereenkomst tussen Opdrachtgevers en Nederlandse Voedsel – en Warenautoriteit 2014, artikel 18, lid 5.
117 https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/organisatie/opbouw-van-de-nederlandse-voedsel-en-warenautoriteit
118 Voorbeeld dat opkwam in gesprekken: Certificering op Afstand betreft het verstrekken van certificaten op afstand. Afrekening is P x Q. Wanneer in het huidige systeem meerdere certificaten tegelijkertijd worden aangevraagd is dit soms duurder dan wanneer keuring op locatie door een dierenarts plaatsvindt. Bij CoA is er geen schaalvoordeel, maar een dierenarts lijkt dit in zijn/haar werkzaamheden wel te halen (minder tijdsbesteding).
119 Auditdienst Rijk (2019). Beheersing kosteneffectiviteit en efficiënte NVWA, p. 28.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 60
Het bedrijfsleven in het fytosanitaire domein heeft De (meer)kosten van de geoormerkte capaciteit kunnen behoefte aan waarborgen voor continuïteit van niet door middel van een opslag in het NVWA-tarief in capaciteit en is bereid daar financieel aan bij te dragen rekening worden gebracht bij het bedrijfsleven. De export Het bedrijfsleven is bezorgd over de capaciteit bij de keuringen worden immers niet door de NVWA uitgevoerd, NVWA voor het organiseren van markttoegang. De zorg maar door de keuringsdiensten. Een mogelijkheid is de spitst zich met name toe op het fytosanitaire domein kosten via de keuringsdiensten in rekening te brengen; waar het bedrijfsleven afhankelijk is van de overheid. zij doen de exportkeuringen binnen het fytosanitaire
Markttoegang is benodigd voor het exporteren naar derde domein. Hierbij factureert de NVWA de kosten aan de landen (landen buiten de EU). Markttoegang betreft het keuringsdiensten, die deze vervolgens omslaan in de eigen maken en onderhouden van afspraken met derde landen tarieven. Een andere variant is om de kosten in rekening te om de export van goederen mogelijk te maken. Dit is een brengen bij de brancheorganisatie. gezamenlijke taak van LNV en de NVWA. Binnen de EU wordt markttoegang geregeld voor de inkomende plant Het door het bedrijfsleven financieren van capaciteit staat aardige handel en daarin heeft Nederland een economisch los van de vraag of dergelijke capaciteit zonder meer belang. Markttoegang is vanwege bedrijfseconomische voorhanden is gegeven de gepercipieerde schaarste in de redenen van groot belang voor het bedrijfsleven, om dit markt. belang te verdedigen is capaciteit nodig. Het ontbreken
van markttoegang betekent dat niet geëxporteerd kan 6.3 Tariefvergelijking met organisaties in worden naar derde landen. Dit maakt het verdienvermogen het buitenland
van het bedrijfsleven mede afhankelijk van tijdige en
voldoende inzet van LNV en de NVWA. Het is niet mogelijk gebleken om tot een volledige en betrouwbare tariefvergelijking met het buitenland te
De NVWA prioriteert de inzet van haar medewerkerkers op komen basis van de Europese controleverordeningen, beleidspri De onderzoeksvraag vanuit het Ministerie van Landbouw, oriteiten van haar opdrachtgevers (LNV en VWS) en de Natuur en Voedselkwaliteit is erop gericht om inzicht te kennis en inzichten uit de risicoanalyses van de NVWA verkrijgen in de wijze waarop de tarieven van de NVWA zelf. Deze inzet wordt gedekt door de financiële middelen zich verhouden tot die van vergelijkbare organisaties in het vanuit de opdrachtgevers en de tarieven die worden buitenland.
geheven aan het bedrijfsleven voor verschillende activiteiten
die de NVWA uitvoert. De zorg is dat de econo De stuurgroep van het onderzoek heeft besloten dat mische belangen onvoldoende worden meegewogen in de de tariefvergelijking zich richt op de ons omringende
prioritering van activiteiten. landen België, Denemarken en Duitsland. Ten aanzien van Duitsland richt de vergelijking zich op de deelstaten
Voor het ontwikkelen en beheren van markttoegang is Noordrijn-Westfalen, Hessen en Hamburg. De deelstaat specifieke kennis benodigd. De NVWA levert deze kennis. Noordrijn-Westfalen grenst aan Nederland. Voor Hessen Uit gesprekken komt het beeld naar voren dat deze is gekozen vanwege de aanwezigheid van luchthaven expertise schaars voorhanden is. Het bedrijfsleven heeft Frankfurt, relevant in verband met export en import. Voor zijn zorgen geuit dat continuïteit van deze capaciteit (betreft Hamburg is gekozen vanwege de aanwezigheid van een grosso modo 3,5 fte) bij de NVWA niet structureel geborgd haven.
is en dat door uitstroom en/of andere prioriteiten binnen
de NVWA de betreffende mensen niet voldoende de tijd Een dergelijke tariefvergelijking tussen verschillende hebben om deze activiteiten uit te voeren. Hierop heeft het landen geeft geen direct inzicht in de doelmatigheid van bedrijfsleven de suggestie gedaan een financiële bijdrage de NVWA. Uit eerder onderzoek is namelijk gebleken
te leveren als dit zou leiden tot continuïteit op dit domein. dat, ondanks het feit dat alle toezichthoudende instanties aan dezelfde Europese regelgeving moeten voldoen,
Met geoormerkte financiële middelen van het bedrijfsdiverse landen een eigen systeem van keuring en toezicht leven zou de NVWA meer specifieke medewerkers kunnen hanteren, waardoor niet altijd dezelfde kosten worden werven c.q. vrijstellen voor werkzaamheden op het gebied toegerekend naar retributietarieven. Echter, een vergevan markttoegang. Hiermee kunnen de economische lijking op tarieven geeft wel inzicht of er aanleiding is te belangen van het bedrijfsleven beter worden geborgd, vermoeden dat er sprake is van een ongelijk speelveld, zonder afbreuk te doen aan de onafhankelijke positie van waar zich dit voordoet en of dit wordt veroorzaakt door de de NVWA als toezichthouder. De NVWA vormt zich een wijze van financieren en het gekozen systeem en/of de onafhankelijk en onpartijdig oordeel. Net als bij andere doelmatigheid van het toezichthoudend orgaan.
activiteiten waar retributies aan de orde zijn. In het vervolg van deze paragraaf is te lezen waarom ten
Het vergroten van de capaciteit op dit domein om contitijde van de uitvoering van het onderzoek is besloten de nuïteit te borgen, zodat deze op aanvraag gericht kan tariefvergelijking van de NVWA met het buitenland stop te worden ingezet, leidt in de regel tot een suboptimale zetten.
inzet van medewerkers. Dergelijke inefficiënties dienen in beschouwing te worden genomen bij een beslissing hieromtrent.
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 61
6.3.1 Teneinde een betrouwbaar beeld over berekenen van tarieven verschilt tussen landen; alle tarieven van de NVWA te verschaffen о de opslagen of kortingen die worden toegepast; en uitspraken te kunnen doen over о de kosten die in de tarieven zijn verwerkt of eventuele tariefverschillen is een volledige separaat in rekening worden gebracht. informatieverzameling benodigd — Daarnaast verschilt het tussen landen welke kosten
Een volledige informatieverzameling houdt in dat voor middels retributies worden doorbelast aan het bedrijfsalle geselecteerde landen (in het geval van Duitsland de leven en welke kosten uit de algemene rijksoverheidsgekozen deelstaten) voor alle sectoren de benodigde informiddelen worden bekostigd.
matie is aangeleverd. Dit betreft: — De NVWA is in opzet een organisatie met een breed
— voor elk van de sectoren een vergelijkend overzicht van takenpakket. De NVWA is een landelijke organisatie de NVWA-tarieven met de tarieven in het buitenland. met toezicht en keuren, maar ook opsporing. Deze
Het gaat daarbij om de tarieven in 2019; opzet is veelal anders in omringende landen (bijvoor—
een kwalitatieve toelichting op de tarieven omtrent beeld op landelijk niveau, gedecentraliseerd niveau of verschillen tussen Nederland en de andere landen, een combinatie van beide).
zoals kwaliteit, openingsuren, doorlooptijden en — Verschillen in de aard, duur en hoeveelheid van
betrokken organisaties in de logistieke keten; de keuringen en (toezicht)activiteiten die voor een
— authentieke broninformatie zoals tariefbladen/facturen. tarief worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld verschillen in inspectietijd die in rekening wordt gebracht, alsook
Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen, is een kwaliverschillen in bereikbaarheid, doorlooptijd en beschiktatieve toelichting bij de gegevens randvoorwaardelijk. baarheid van inspecteurs.
Ter illustratie: enkel een uurtarief geeft geen inzicht in de
kosten van keuren (en toezicht) als er geen inzicht is in 6.3.3 Ondanks alle verrichte inspanningen is het niet de inspectie-/keuringstijd en welke kosten er eventueel gelukt om een volledige informatieverzameling separaat in rekening worden gebracht (bijvoorbeeld laborate realiseren om een betrouwbare vergelijking toriumonderzoeken). met de tarieven in het buitenland uit te kunnen
voeren
Bij een onvolledige informatieverzameling (niet alle Het resultaat van de informatieverzameling is, gelet op de tarieven inzichtelijk) bestaat het risico dat er geen zuiver eerder beschreven complexiteit, fragmentarisch: beeld van de tariefverschillen ontstaat. Een beperkte set — Voor een groot deel van de sectoren zijn Nederlandse aan informatie brengt het risico van potentiële ‘kruis-suben Belgische tarieven verzameld, maar er zijn beperkt sidiering’ met zich mee, waardoor de betreffende tarieven tarieven verzameld voor Denemarken of de Duitse in de selectie mogelijk relatief laag of hoog uitvallen deelstaten.
ten opzichte van de referentiegroep (omdat andere niet — Voor een groot deel van de sectoren is de vereiste in beeld gebrachte tarieven evenredig hoger of lager authentieke brondocumentatie verzameld (maar niet uitvallen). alle).
6.3.2 De context van de NVWA en die van de — De kwalitatieve toelichting bij de verzamelde tarieven buitenlandse inspectiediensten verschillen over en brondocumentatie is beperkt ontvangen. Om een dermate diverse set aan factoren dat het betrouwbare uitspraken te kunnen doen is een kwalitacreëren van een betrouwbaar beeld over de tieve duiding en toelichting bij de gegevens randvoorgehele
NVWA te complex is gebleken waardelijk. Enkel het analyseren van tariefbladen/ facturen volstaat niet.
Gegeven de doelstelling om tot een betrouwbaar beeld
over de NVWA te komen, is een volledige informatieverza Het is daarbij niet mogelijk gebleken om met meer tijd en meling vereist. Dit is niet haalbaar gebleken door de grote energie wel tot een volledige informatieverzameling te verschillen die bestaan tussen de landen ten aanzien van: komen. De huidige en verwachte informatieverzameling is
— de tariefstructuur (wie brengt wat in rekening?); daarmee onvoldoende om een betrouwbaar beeld over de
— de mate waarin kosten worden doorbelast aan het gehele NVWA te verschaffen.
bedrijfsleven;
— de wijze waarop keuren (en toezicht) is georganiseerd Er is voor gekozen om in het rapport geen informatie weer (wie doet wat, denk aan eventuele werkverdelingen te geven over niet volledige gegevens die zijn ontvangen.
tussen partijen); Op basis van het bovenstaande is geconcludeerd dat het niet mogelijk is gebleken tot een volledige en betrouwbare
— de aard, duur en frequentie van keuren (en toezicht) tariefvergelijking met het buitenland te komen op het
(wat valt onder keuren en toezicht?). organisatieniveau van de NVWA. Zodoende kunnen we
niet betrouwbaar vaststellen of de tarieven van de NVWA
Denk hierbij concreet aan de volgende verschillen (niet lager of hoger liggen in vergelijking met de tarieven in het limitatief): buitenland.
— De tariefstructuur ten aanzien van onder andere:
о de eenheid die wordt gehanteerd voor het
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 62
Bijlagen
-
A.Onderzoeksverantwoording B. Omschrijving sectoren C. De onderlinge perceptie op de NVWA in een aantal beelden D. Nadere beschrijving van relevante wet- en regelgeving F. Overzicht definities benchmark G. Lijst betrokken personen
© 2020 KPMG Advisory N.V. De NVWA vergeleken met andere organisaties | 63
-
A.Onderzoeksverantwoording
Inleiding Eveneens heeft de afstemming met de stuurgroep en de
KPMG heeft in opdracht van het Ministerie van LNV een adviesgroepen ertoe geleid dat vooraf beoogde onderonafhankelijk onderzoek uitgevoerd. delen van het onderzoek zijn stopgezet, zoals de tariefvergelijking
met organisaties in het buitenland. Dit heeft ertoe
In het kader van het onderzoek is op organisatieniveau geleid dat een aantal van de vooraf opgestelde ondereen benchmark met vergelijkbare organisaties uitgevoerd, zoeksvragen niet beantwoord konden worden. Zo zijn alsmede een verkenning van wet- en regelgeving met bijvoorbeeld eventuele verschillen ten aanzien van de wijze betrekking tot de bepaling van de retributietarieven. Het waarop de NVWA haar keuring uitvoert in vergelijking met kostprijsmodel van de NVWA en de kostentoerekening andere EU-lidstaten niet inzichtelijk geworden.
tussen overheid en bedrijfsleven (mate van kostendekkendheid
van de tarieven) zijn ook onderwerp van dit Tussentijdse conceptbevindingen zijn gedurende het onderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode onderzoek teruggekoppeld naar de stuurgroep en de medio september tot medio december 2019. adviesgroepen. Feedback is meegenomen in de totstandkoming
van dit eindrapport, zonder afbreuk te doen aan de
Deze bijlage beschrijft de verantwoording van het onafhankelijkheid waarmee KPMG als externe onderzoeonderzoek. Allereerst wordt de betrokkenheid van de kende partij tot conclusies is gekomen.
overheid en het bedrijfsleven bij het onderzoek toegelicht.
Daarna worden een aantal noties toegelicht. Tot slot komt Algemene uitgangspunten de verantwoording van twee specifieke onderdelen van onderzoeksverantwoording
het onderzoek aan de orde: (i) het transparant maken van Het onderzoek heeft zich gericht op de kostenkant van de de kostenstructuur, en (ii) de vergelijking met organisaties NVWA en de in de benchmark betrokken organisaties. Het in Nederland. onderzoek heeft zich uitdrukkelijk niet gericht op het in
kaart brengen of meten van activiteiten, output, outcome
Opdrachtgever, stuurgroep en adviesgroepen of impact. Op basis van dit rapport is het dan ook niet
Het Ministerie van LNV is de directe opdrachtgever van mogelijk om uitspraken te doen over de effectiviteit van de dit onderzoek, dat onafhankelijk door KPMG is uitgevoerd. NVWA en de betrokken organisaties in de benchmark.
Het onderzoek is uitgevoerd in nauwe afstemming met en
met betrokkenheid van de overheid (o.a. ministeries van Er is geen accountantscontrole uitgevoerd en derhalve
LNV, VWS en Financiën) en een brede vertegenwoordiging geen accountantsverklaring afgegeven bij de in het rapport vanuit het bedrijfsleven. opgenomen data. Wel zijn diverse activiteiten ondernomen
om de kwaliteit van de data zo hoog mogelijk te krijgen.
Het onderzoek is begeleid door een breed samengestelde Een uitgebreide toelichting staat in de specifieke onderstuurgroep en twee adviesgroepen (adviesgroep overheid zoeksverantwoording hieronder.
en adviesgroep bedrijfsleven), die gevraagd en ongevraagd
hebben geadviseerd, zonder dat KPMG – gelet op zijn De gegevens in het rapport zijn afkomstig van de NVWA, onafhankelijke rol – daaraan gebonden is geweest. De diverse betrokkenen bij de ministeries en de organibevindingen vertegenwoordigen dan ook niet per definitie saties in de benchmark. Gedurende het onderzoek is de de zienswijze van de stuurgroep of de zienswijze van de beschikbaarheid van gegevens een beperking gebleken. adviesgroepen. Indien het mogelijk was om op basis van interviews en
documenten goed onderbouwde, betrouwbare aannames
Gedurende het onderzoek is hoor en wederhoor te maken, is voor dit alternatief gekozen. Het was echter toegepast. Met de stuurgroep is negenmaal overlegd. Met niet in alle gevallen mogelijk om betrouwbare aannames te de adviesgroep overheid en de adviesgroep bedrijfsleven doen. Hierdoor is het niet mogelijk gebleken om bepaalde is zevenmaal overlegd. analyses geheel of op het gewenste detailniveau uit te
voeren. Dit heeft ertoe geleid dat de vooraf opgestelde
De aanpak en opzet van het onderzoek zijn gedurende onderzoeksvragen met een verschillend niveau van het onderzoek afgestemd met de stuurgroep en de diepgang beantwoord zijn. Zo is bijvoorbeeld de suggestie adviesgroepen. Doel hiervan was om het onderzoek aan om het percentage overheadkosten van de totale kosten te sluiten bij de behoefte van zowel de overheid als het in de tijd te volgen of bepaalde kosten per sector of type bedrijfsleven. Dit heeft ertoe geleid dat op onderdelen het bedrijf transparant te maken niet mogelijk gebleken.
onderzoek in een grotere mate van detail is uitgevoerd dan initieel was voorzien en aanvullende onderdelen aan het onderzoek zijn toegevoegd.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 64 Het onderzoek sluit aan bij de kostenbasis van de NVWA. documenten. 121 Tot slot is, ten behoeve van dit onderzoek, Om een zuivere analyse en vergelijking te maken zijn er het onderscheid naar sectoren gemaakt. Het kostprijsgeen correcties toegepast op de kostenbasis. Voor de model van de NVWA maakt dit onderscheid niet. analyse kostenstructuur (hoofdstuk 3 en 4) is de kosten Observaties en bevindingen zijn tussentijds gevalideerd basis begroting 2018. Voor de benchmark met vergemet betrokkenen van de NVWA, betrokkenen vanuit lijkbare organisaties in Nederland is de kostenbasis realide overheid en betrokkenen uit het bedrijfsleven zoals satie 2018 (hoofdstuk 6). Begroting 2018 en realisatie 2018 vertegenwoordigd in de adviesgroepen om te borgen dat wijken op onderdelen af. Dit verklaart mogelijke verschillen de juiste inhoudelijke keuzes in het onderzoek werden tussen beide uitkomsten. gemaakt die leiden tot bruikbare inzichten.
Onderzoeksverantwoording – analyse Figuur 29 biedt schematisch een vereenvoudigd inzicht in kostenstructuur en -allocatie het kostprijsmodel van de NVWA (hierna metamodel). Dit
Voor de analyse is gesteund op het kostprijsmodel van de model helpt ons bij het analyseren van de kostenstructuur.
NVWA in QPR CostPerform. Het huidige kostprijsmodel
van de NVWA is tot stand gekomen met de herziening Het metamodel laat zich het beste vergelijken met een van het retributiestelsel in 2014. Dit heeft geleid tot ‘knikkerbak’, waarin de kosten (knikkers) eenduidig door een vereenvoudigd model ten opzichte van de periode de verschillende lagen van het model zijn gevolgd. Zo is
daarvoor met minder tarieven. transparant gemaakt hoe kosten van de NVWA leiden tot kosten die in rekening worden gebracht bij het bedrijfs
Het model bevat de begroting 2018. 120 Dit model is leven en/of worden gedragen door de overheid.
doorgrond, waarbij aanvullende inzichten zijn opgehaald in gesprekken met verschillende kennishouders binnen de
NVWA. Dit was nodig om niet alleen rekenkundig, maar ook inhoudelijk te duiden hoe (beleidsmatige) keuzes hun beslag hebben gekregen in de structuur van het model en/ of welke alternatieven hiervoor mogelijk zijn. Aanvullend is deskresearch uitgevoerd op basis van relevante
FIGUUR 29 Metamodel NVWA
Kostensoorten
enbasis Personeel
K ost gerelateerde kosten Materiële kosten Afschrijvingen Dotaties en voorzieningen Rente lasten
en Overige kosten heid Retribueerbaar (NVWA Tarieven) bedrijfsleven Overheid
er
ijfslev Directe kosten Semidirecte kosten Overhead kosten E-CertNL KDS Kosten Kosten
overheid uitgesloten
Bedr en Ov
Overige kosten Retribueerbaar (NVWA Tarieven) bedrijfsleven Overheid or
EB EB NP LD IMP PL VWS CoA Overig
Vlees Kosten Kosten
Plant E-CertNL KDS overheid uitgesloten oduct & Sect Rood Vis Zuivel Fyto
Levende
Pr vlees
Pluimvee Overig sanitair dieren
Overig
et Retribueerbaar (NVWA Tarieven)
Omz Omzet uit retributies
120 Begroting 2018 geeft het meest actuele inzicht omdat de aansluiting te maken is met de tarieven 2018. In 2019 zijn de tarieven geïndexeerd op basis van 2018.
121 Hierbij valt te denken aan 1) Auditdienst Rijk (2019). Onderzoek kostenopbouw tarieven NVWA, 2) PwC (2013). Validering retributiestelsel NVWA. 3) Documenten verkregen van de NVWA, Jaarplan NVWA, Onderbouwing retributietarieven NVWA 2018.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 65 Het metamodel maakt inzichtelijk welke kosten(comde NVWA zijn inspectiediensten en keuringsdiensten in ponenten) aan welke producten ten behoeve van welke Nederland geanalyseerd aan de hand van diverse aspecten sectoren worden toegerekend. Hieronder worden de lagen zoals type werkzaamheden, takenpakket, grootte (in euro’s kort toegelicht. en aantal fte) en complexiteit van wet- en regelgeving.
— De bovenste laag bevat de kostenbasis van de NVWA. Aan de hand van deze criteria is een selectie gemaakt van
— De tweede laag bevat de retribueerbare kosten, de te betrekken organisaties. Deze organisaties zijn alle waarbij er onderscheid kan worden gemaakt naar bereid geweest om deel te nemen aan de benchmark.
126
overhead, semidirecte en directe kosten. Daarnaast De benchmark omvat naast de NVWA zeven vergelijkbare
bevat deze laag de kosten die voor rekening komen organisaties in Nederland:
van de overheid. Tot slot bevat de tweede laag ook — Agentschap Telecom (‘AT’)
de kosten van KDS 122 en e-CertNL ; deze kosten zijn 123 — DCMR Milieudienst Rijnmond
hier weergegeven om aansluiting te houden met de — Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (‘IGJ’)
kostenbasis van de NVWA, omdat deze onderdeel zijn
van de begroting van de NVWA. De kosten voor KDS — Inspectie Leefomgeving en Transport (‘ILT’)
en e-CertNL zijn buiten scope van dit onderzoek. — Inspectie SZW (‘iSZW’)
— De derde laag van het kostprijsmodel is de product- en — Kwaliteits-Controle-Bureau (‘KCB’)
sectorlaag. De producten omvatten de verschillende — Naktuinbouw
retributietarieven die de NVWA aan het bedrijfsleven
in rekening brengt. Verder is deze laag verrijkt De benchmark richt zich op de kostenkant van de organimet
de verschillende sectoren die zijn gedefinieerd: satie. De totale kosten van een organisatie vallen uiteen
Roodvlees, Pluimvee, Overige producten dierlijke in overhead, semidirecte en directe kosten. Deze vormen
oorsprong, Vis, zuivel, Plant - fytosanitair, Levende tezamen de totale kosten.
Dieren (Export) en Levende Dieren (Herinspecties) en — Binnen de overheid worden de ondersteunende/
Overig, bestaande uit Import Hoog Risico (Levensmidoverheadfuncties doorgaans aangeduid met het
delen, Diervoeders en Productveiligheid ), Import 124 acroniem PIOFACH (Personeel, Informatievoorziening,
Veterinair, Tabak, Levensmiddelen Bedrijven (Herin Organisatie, Financiën, Algemene zaken, Commuspecties)
en Ei. nicatie en Huisvesting). Bij deze categorisering is
— Ten slotte kan de omzet (realisatie 2018) tegen de aangesloten.
kosten (begroting 2018) worden afgezet. — Semidirecte kosten zijn kosten die betrekking hebben
— De structuur van de bevindingen in dit hoofdstuk volgt op afdelingen die een ondersteunende rol vervullen de structuur van het metamodel. aan inspectie en keuren. Dit betreft bij de NVWA
beleidsondersteuning, klantcontactcentrum en
Onderzoeksverantwoording – vergelijking planning. Bij deze categorisering is aangesloten.
met organisaties in Nederland — Directe kosten zijn de kosten die betrekking hebben
Eerder onderzoek leert dat de NVWA als totaal niet op alle afdelingen die een rol hebben in het primaire eenduidig te vergelijken is met andere organisaties. proces. Ter bepaling van welke directe kosten worden 125 Daarom is gekozen voor verschillende perspectieven die meegenomen in de benchmark, is gekeken naar samen het verhaal vertellen. De benchmark op organisahet takenpakket en het type werkzaamheden van tieniveau bestaat uit een vergelijking van de kosten van de de betrokken organisaties. Op basis daarvan is een NVWA met de kosten van zeven vergelijkbare organisaties selectie gemaakt van overeenkomstige en goed vergein
Nederland. lijkbare afdelingen binnen de betreffende organisaties. Dit betreft bij de NVWA inspectie, keuren, opsporing,
Overhead, semidirecte en directe kosten van de NVWA laboratoria en juridische zaken.
zijn vergeleken met zeven vergelijkbare organisaties in Bij de allocatie van de totale kosten naar overhead, semidi Nederland recte en directe kosten, is aangesloten bij het kostprijs Om te komen tot een goed vergelijkbare benchmark van model van de NVWA. Ten behoeve van het maken van een
vergelijking met de zeven andere organisaties in Nederland
122 KDS staat voor Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector. KDS levert officiële dierenartsassistenten voor het verrichten van post mortem keuringswerkzaamheden in alle Nederlandse roodvlees slachthuizen. De NVWA brengt de kosten namens KDS in rekening bij het bedrijfsleven, nadat KDS deze bij de NVWA in rekening heeft gebracht (wordt doorgefactureerd).
123 E-CertNL is een digitaal portaal dat de aanvraag en afgifte van exportcertificaten regelt. Exporteurs voeren zelf de benodigde exportgegevens digitaal in waarna geautomatiseerd een aantal controles plaatsvinden in het systeem. De NVWA voert daarnaast nog een handmatige controle uit waarna een conceptcertificaat opgesteld kan worden. Tot slot wordt het certificaat in de meeste gevallen nog aanvullend gecontroleerd door een dierenarts en afgemaakt.
124 De kosten van de steekproefcontroles op Levensmiddelen (niet-veterinair), Diervoeders en Productveiligheid die een risico kunnen vormen voor de volksgezondheid worden doorbelast aan het bedrijfsleven. Het betreft waren met een tijdelijke maatregel of een levensmiddel waar een noodmaatregel op van toepassing is. Producten die een risico vormen zijn bijvoorbeeld groenten, fruit en
aardnoten uit bepaalde derde landen. 125 Auditdienst Rijk (2019). Onderzoek kostenopbouw tarieven NVWA. 126 De gegevens van de zeven vergelijkbare organisaties in Nederland worden in het rapport geanonimiseerd weergegeven.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 66 zijn enkele aanpassingen hierop gedaan. Daarmee zijn er voor overhead zijn gebaseerd op gangbare definities verschillen in de rubricering, waardoor er op onderdelen zoals deze worden gehanteerd door de Rijksverschillen zijn tussen de benchmarkcijfers en de cijfers brede Benchmark Groep en Berenschot Overhead uit het kostprijsmodel. Het totaal sluit aan en de orde van Benchmark. Voor de directe kostencategorieën is grootte van deze verschillen is beperkt. Verder zijn de aangesloten bij definities zoals deze in afstemming uitkomsten in de benchmark gebaseerd op gerealiseerde met de organisaties in de referentiegroep zijn cijfers uit het jaar 2018. 127 opgesteld. In de startbijeenkomst voorafgaand aan
de gegevensaanlevering zijn de definities met de De benchmark richt zich primair op parameters die betrokken organisaties doorgesproken en aangebetrekking hebben op kosten. Secundair richt de scherpt;
benchmark zich op parameters ten aanzien van de — het uitvoeren van diverse controles op de aangeleproductiviteit; deze parameters zijn mogelijk verklarend verde gegevens. De door de organisaties aangeleverde voor de uitkomsten ten aanzien van kosten. Eveneens zijn set van gegevens is, middels het uitvoeren van diverse mogelijke verklarende factoren – zoals leeftijdsopbouw checks, getoetst op betrouwbaarheid. Zo is een groot en andere kostendrijvers – uitgevraagd ter duiding van de aantal ratio’s uitgerekend, en op basis daarvan is beoorbenchmarkuitkomsten. deeld of de aangeleverde gegevens een betrouwbare
ordegrootte aangeven. Eveneens is getoetst of alle
Het relateren van personele inzet of kosten aan operatikosten en fte zijn opgenomen in de gegevensaanonele uitkomstvariabelen levert geen bruikbare inzichten levering. Hiermee is het risico dat kosten/fte buiten op. Denk bijvoorbeeld aan het relateren van aantallen beschouwing worden gelaten, verminderd;
inspecties aan een inspectie fte. Als gevolg van een divers
takenpakket loopt de tijdsbesteding dermate uiteen (van — het valideren en duiden van de benchmarkuitkomsten tientallen minuten tot meerdere dagen per inspectie) dat met de betrokken organisaties. Tijdens een gezamenhet niet mogelijk is om hier gefundeerde uitspraken over lijke validatiebijeenkomst met de betrokken organite
doen. saties is de eerste integrale versie gegevensaanlevering gevalideerd. Gezamenlijk zijn de uitkomsten
De benchmark met vergelijkbare organisaties in Nederland geduid, verschillen tussen de organisaties verklaard en omvat geen tariefvergelijking. Dit is geen onderdeel van de vastgesteld wat er aanvullend nodig is om te komen opdracht geweest. De organisaties in de referentiegroep tot betrouwbare inzichten. Dit heeft geleid tot een maken verschillende keuzes omtrent het toerekenen verdere aanscherping en verhoogde bruikbaarheid van van kosten tussen overheid en bedrijfsleven en kennen de gegevens voor de benchmark. Op basis van deze verschillende tariefstructuren. De uitkomsten van de validatie hebben organisaties hernieuwde gegevens benchmark ten aanzien van kosten zijn dan ook niet te aangeleverd. Hiermee is de onzekerheids¬marge zo
relateren aan de hoogte van tarieven. klein mogelijk gemaakt. Teneinde een transparante vergelijking te maken heeft KPMG bij de presen
Gegevens over de impact van de wijze waarop toezicht tatie van de uitkomsten in voorliggend rapport geen of keuren wordt vormgegeven (bijvoorbeeld risicogegegevens gecorrigeerd of gegevens verwijderd, maar richt toezicht of systeemtoezicht) al dan niet in relatie in plaats daarvan een kwalitatieve duiding van de met de kwaliteit en de wijze waarop de onder toezicht onderlinge verschillen opgenomen.
gestelden zijn georganiseerd (bijvoorbeeld met of zonder — het voorzien door betrokken organisaties van een bedrijfskeurders), op de efficiëntie van de uitvoering van toelichting op de berekeningswijze bij het aanletoezicht of keuren zijn niet voorhanden bij de organisaties veren van de gegevens. Dit is van belang voor het in de referentiegroep. Vanwege het ontbreken van deze correct interpreteren van de uitkomsten. Eveneens gegevens kunnen geen aanbevelingen worden gedaan ten zijn, op basis van de definitieve set aan gegevens, aanzien van via welke prikkels de NVWA en stakeholders in gesprekken met de betrokken organisaties de gezamenlijk voor meer efficiëntie kunnen zorgen binnen gegevens nader geduid. Verklarende factoren van de ketens, met een optimale balans tussen kwaliteit van kostenniveaus, zoals bijvoorbeeld de in-/uitbesteding de dienstverlening en de kosten. van taken, zijn besproken.
De benchmark is zo vormgegeven dat deze continu
Verzamelde gegevens zijn gevalideerd met de gemonitord kan blijven worden.
betrokken organisaties: betrouwbaarheid van de gegevens is op diverse manieren geborgd.
Om te komen tot betrouwbare inzichten uit de benchmark zijn gedurende de uitvoering een aantal activiteiten bewerkstelligd. De betrouwbaarheid van de gegevens is geborgd door:
— het hanteren van heldere en eenduidige definities.
Elke parameter in de gegevens uitvraag is voorzien
van een heldere eenduidige definitie. De definities
127 De kostenbasis zoals gehanteerd in hoofdstuk 3 Inzicht in de kosten van de NVWA wijkt af; dit betreft begroting 2018.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 67
-
B.Omschrijving sectoren
Vlees willen blijven van ziekten en plagen. Hiervoor zijn internati
Een groot deel van de retribueerbare inspecties en het onale afspraken gemaakt met betrekking tot het monitoren retribueerbaar toezicht van de NVWA vindt plaats op het van ziekten en plagen en het afgeven van certificaten die gebied van de Vleesketen / Voedselveiligheid slachthuizen bevestigen dat de geïmporteerde planten aan de eisen van en uitsnijderijen. Binnen dit gebied is onderscheid gemaakt het ontvangende land voldoen en vrij zijn van schadelijke in drie sectoren, namelijk Roodvlees, Pluimveevlees en organismen. Onder het convenant Plantkeur (2006) is Overige producten dierlijke oorsprong. Onderscheid is de keuring en controle ondergebracht bij de plantaardige gemaakt op basis van het soort bedrijven en het product. keuringsdiensten. De vier keuringsdiensten betreffen Roodvlees betreft runderen, varkens, paarden, schapen NAK, Naktuinbouw, KCB en BKD. Deze keuringsdiensten en geiten slachthuizen en bijbehorende uitsnijderijen en voeren het merendeel van de activiteiten uit binnen het vleesverwerkers. Pluimveevlees slachthuizen en uitsnijfytosanitaire domein; dit betreft veelal de controles ten derijen betreffen witvlees slachthuizen (bijvoorbeeld kip) behoeve van de afgifte van plantenpaspoorten en fytosaen bijbehorende uitsnijderijen en vleesverwerkers. Door nitaire certificaten. De keuringsdiensten factureren kosten middel van audits en/of dagelijks toezicht houdt de NVWA voor inspectie en afgifte certificaat rechtstreeks aan het de naleving in de gaten bij slachterijen en uitsnijderijen. bedrijfsleven. Dit betreffen dus geen retributies van de
NVWA, maar retributies van de keuringsdiensten. De
De restcategorie Overige producten dierlijke oorsprong hoogte van retributies behoeft goedkeuring van het Minisbetreft voornamelijk Dierlijke Bijproducten (DBP), wildverterie. Een aparte opslag voor e-CertNL wordt opgelegd werkingsinrichtingen en kosten voor mestcertificaten, door de NVWA die door de keuringsdiensten wordt geïnd die wegens datalimitaties niet eenduidig kunnen worden maar wordt één op één doorgegeven aan de NVWA.
toegerekend aan bijvoorbeeld roodvlees, pluimvee, vis,
etc. Levende Dieren
Retribueerbare activiteiten zien ook toe op export levende
Vis dieren en herinspecties levende dieren. Zo mogen levende
Bevat retribueerbare activiteiten zoals aanlandkeuringen dieren alleen geëxporteerd worden als er verklaringen diepvriesvis, aanlandkeuringen verse vis, exportkeuringen bij zitten waarin een bevoegde instantie aangeeft dat de en voedselveiligheid van vis. producten voldoen aan de eisen van het ontvangende
land. In Nederland is de NVWA die bevoegde instantie. De
Zuivel herinspecties zien toe op dierenwelzijn, diergezondheid en gebruik van diergeneesmiddelen bij veehouders.
Binnen de sector Zuivel voert de NVWA inspecties uit in Herinspecties zijn een vorm van repressief toezicht. het kader van Nationaal Plan Residuen Zuivel. Daarnaast Indien een inspecteur tijdens regulier toezicht constateert ziet het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden dat er regels zijn overtreden, en er niet tijdig voldoende in de Zuivel (COKZ) toe op de export van zuivelproducten kan worden aangetoond dat de overtreding blijvend is en voert het COKZ het eerstelijnstoezicht voedselveiopgeheven, dan kan een veehouder een herinspectie ligheid uit. verwachten. Deze herinspectie wordt in rekening gebracht
bij het betreffende bedrijf.
Plant – Fytosanitair
Plant – Fytosanitair 128 ziet voornamelijk toe op import, teelt Import en handel en exportinspecties met als doel te voorkomen De NVWA inspecteert producten bij binnenkomst in dat quarantaine(waardige) organismen Nederland binnen(lucht)havens en importlocaties. Retribueerbare activikomen en zich verspreiden, niet alleen binnen Nederland teiten binnen Import zijn Import Veterinair (IMP VET) en maar ook binnen de EU en naar derde landen. Planten en Import Hoog Risico (IMP HR). Import Hoog Risico betreft plantaardige producten worden na import gecontroleerd import en doorvoerwerkzaamheden voor Hoog Risico op besmettingen. Binnen teelt en handel worden uitgangs Producten Levensmiddelen waaronder verse groente en materiaal, planten bestemd voor de consument en groene fruit, Diervoeders en Productveiligheid (productveiligheid ruimte, snijbloemen, groenten, fruit, verpakkingshout en betreft hier specifieke retribueerbare noodmaatregelen, overige plantaardige producten gecontroleerd op schadein 2018 ging het bijvoorbeeld extra inspecties ten aanzien lijke organismen. Een groot deel van de retribueerbare van kwalijke stoffen in keukengerei zoals bakspatels). activiteiten van de NVWA ziet toe op controles van verpak Import Veterinair houdt zich bezig met keuringen van kingshout. Fytosanitaire vrijwaring (handel van ziektevrije dieren en dierlijke producten welke dienen te voldoen aan planten) betekent dat ontvangende landen gevrijwaard wettelijke voorwaarden. De NVWA controleert deze dieren
128 Dit betreft ook activiteiten van de NVWA op het gebied van gewasbescherming. Dit gebied is echter relatief klein waardoor geen verdere vermelding is opgenomen.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 68 en producten daarom bij binnenkomst in grensinspectieposten ((lucht)havens). Dit gebeurt in samenwerking met de Douane. Met deze controles wordt voorkomen dat er dierziekten en onveilige producten de Europese Unie in komen.
Levensmiddelenbedrijven
Hieronder vallen Bijzondere eet- en drinkwaren (BED),
Horeca Ambachtelijke Productie (HAP) en geregistreerde
Industriële Productie (IP). De NVWA voert jaarlijks inspecties uit op deze bedrijven en hun producten. Deze inspecties worden niet in rekening gebracht bij het bedrijfsleven, maar wanneer een bedrijf een overtreding begaat wordt de herinspectie wel doorbelast.
Tabak
Op basis van de Tabaks- en rookwarenregeling brengt de
NVWA bij producenten en importeurs kosten (retributies) in rekening voor verschillende NVWA- én RIVM-werkzaamheden. Het betreft controles op producteisen en rapportageverplichtingen.
Ei
Binnen de sector Ei voert de NVWA inspecties uit in het kader van het Nationaal Plan Residuen Ei. Daarnaast ziet de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE) toe op de export van ei(producten) en voert de NCAE het eerstelijnstoezicht voedselveiligheid uit.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 69
-
C.De onderlinge perceptie op de NVWA in een aantal beelden
Tijdens gesprekken met betrokkenen kwamen een personeel. Overhead personeel en inhuur. De kosten voor aantal beelden naar voren. Het zijn daarmee een aantal inhuur practitioners (11,2%) zijn in onderstaande tabel voor voorbeelden van beelden die leven bij betrokkenen. Deze het overzicht weergegeven als personeelskosten. In het beelden zijn verzameld en hieronder opgenomen met als kostprijsmodel en daarmee in de overige paragrafen in doel de bevindingen en feiten uit dit onderzoek te laten deze rapportage, zijn deze kosten door de NVWA gerubrispreken. ceerd als specifieke kosten.
-
A.“Eén dierenarts van de NVWA kost EUR 326.000 Het beeld dat de optelling van start- en kwartiertarieven per jaar” kan leiden tot een totaalsom aan permanent toezicht van
Dit beeld binnen permanent toezicht is gevormd door het EUR 326.000 is juist. Het beeld dat deze kosten sec de kwartiertarief van Erkende Bedrijven (EUR 34) te vermepersoneelskosten van één dierenarts betreffen is onjuist. nigvuldigen met 160 kwartier (40 uur) en 52 weken (8.320 kwartier of ruim EUR 282.880). Daarbij komen ook nog B. “Er wordt te veel planning- en toezichtontwikkeling de kosten van het starttarief: 52 weken maal 5 dagen in rekening gebracht bij bepaalde sectoren” per week vermenigvuldigd met het starttarief (Erkende Planning- en bijvoorbeeld toezichtontwikkeling wordt als Bedrijven) van EUR 164. Dit komt neer op EUR 42.640. onderdeel van de semidirecte kosten meegenomen in In totaal bedragen de jaarkosten permanent toezicht voor de bepaling van retribueerbare kosten en de tarieven. Er het starttarief en het kwartiertarief dan grosso modo EUR bestaan echter verschillen in de intensiteit van plannings 326.000. activiteiten per sector. Dit terwijl er binnen bijvoorbeeld
Erkende Bedrijven voor het grootste deel gelijke tarieven Hier zijn drie kanttekeningen bij de plaatsen: gehanteerd worden. Dit betekent dat voor sectoren die
— Het tarief bestaat naast de salariskosten van de daaronder vallen, zoals roodvlees, pluimveevlees en vis, dierenarts ook uit andere kosten. Dit zijn de kosten de verschillen in planningsintensiteit maar ook zaken als van semidirect personeel dat voorziet in professionele voorbereidingstijd, door de huidige kostprijssystematiek ondersteuning voor Toezicht Uitvoering, de toereniet tot uiting komen en daarmee niet te beoordelen zijn. kening van overhead en kosten voor bijvoorbeeld Wanneer planning bijvoorbeeld relatief meer capaciteit huisvesting en automatisering. vraagt voor de vleessector in vergelijking met de vissector,
— Verder geldt dat meer capaciteit dan één dierenarts dan is het zo dat in de huidige opzet de vissector via de nodig is om de vraag (8.320 kwartier) in te vullen. uniforme tarieven meer betaalt voor planning, omdat er in Dit komt door de beschikbare productiviteit per de tarieven niet wordt gedifferentieerd tussen kosten en dierenarts. Het aantal productieve uren in het kwartiertarieven per sector. Hetzelfde gaat op voor bedrijven die te tarief is 728 uur (of 2.912 kwartier) per jaar. Om de 129 maken hebben met permanent toezicht.
gevraagde capaciteit van 8.320 kwartier per jaar in TABEL 27 Opbouw van het kwartiertarief naar
te kunnen vullen, zijn er dus in werkelijkheid 2,85 fte kostensoorten
(8.320/2.912) aan dierenartsen nodig. Aandeel totale
— De genoemde benodigde capaciteit (2,85 fte) wordt Beschrijving kosten (%) niet volledig door het bedrijfsleven betaald. De Direct personeel 44,6% productiviteit in het kwartiertarief wordt beïnvloed Semidirect personeel 11,0% door de RT=WT problematiek. Zou RT=WT niet van Overhead personeel 11,6% toepassing zijn, dan is het aantal productieve uren dat Inhuur practitioners 11,2% ingezet kan worden op keuringsactiviteiten 928 uur 130 Inhuur (overig) 1,2%
(of 3.712 kwartier) per jaar en zijn 2,24 fte nodig om de
gevraagde capaciteit in te vullen. Dit is de capaciteit Personeelskosten 79,6%
die wordt betaald door het bedrijfsleven. Automatiseringskosten 6,2%
Afschrijvingskosten 4,4%
De tabel hiernaast laat zien hoe de kosten van het Algemene materiële kosten 3,7% kwartiertarief binnen Erkende Bedrijven is opgebouwd uit Huisvesting 3,5% diverse kostensoorten. Zo is te zien dat 79,6% bestaat Specifieke kosten 1,4% uit personeelsgeraleerde kosten. Dit bestaat naast de Overig 1,2%
inzet van direct personeel, ook de inzet van semidirect Totaal retributies | kwartiertarief 100,0%
129 Zie ook paragraaf 2.2.1. voor een productiviteitsopbouw.
130 Zie ook tabel 2 in paragraaf 2.2.1
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 70 Het beeld dat voor een aantal sectoren en/of voor speci Een evaluatie op de uitgangspunten van het model is fieke bedrijven potentieel te veel plannings- en voorbenodig om te beoordelen of er een effect van permanent reidingstijd in rekening wordt gebracht is goed mogelijk. toezicht is en zo ja, wat de omvang van dat effect is. Dit Tegelijkertijd betekent dit dat bij andere sectoren potengegeven de andere effecten die hier doorheen lopen, en tieel te weinig tijd in rekening wordt gebracht. Echter of deze effecten elkaar inderdaad nog uitmiddelen. Een onderbouwing vanuit tijdschrijfinfo of genormeerde en kwantitatieve doorrekening is niet mogelijk, omdat een gedetailleerde werkprocessen ontbreekt. Een aanpassing onderbouwing vanuit tijdschrijfinformatie ontbreekt. in de toerekening heeft direct financiële consequenties voor andere bedrijven en/of sectoren. D. “De NVWA mag alles in rekening brengen bij het
bedrijfsleven en wordt hierin niet geremd” C. “De grote betalen voor de kleintjes” Kosten worden niet zonder meer doorberekend aan het Facturabiliteit is een belangrijk verschil tussen grote en bedrijfsleven en sectoren betalen niet voor wat er misgaat kleine bedrijven. Hierin wordt aangenomen dat bedrijven en eventuele faalkosten (denk bijvoorbeeld aan het met permanent toezicht ook de grote bedrijven zijn. Het stopzetten van de ontwikkeling van het ICT-systeem en de kostprijsmodel maakt in de huidige opzet geen verschil ruime arbeidsvoorwaarden). tussen grote bedrijven met permanent en overige bedrijven zonder permanent toezicht. Het kostprijsmodel rekent toe naar kostendekkende
(voorgestelde) tarieven. Deze worden na in concept te Het beeld bestaat dat wanneer er gerekend zou worden zijn vastgesteld, besproken met het georganiseerde met een gedifferentieerde facturabiliteit tussen grote of bedrijfsleven, waarna deze definitief worden vastgekleine bedrijven (permanent of geen permanent toezicht) steld door de minister van LNV en door de minister van en bij een gelijkblijvende kostenbasis, een gedifferentieerd VWS. Zo hebben LNV en VWS in 2018 besloten niet tarief voor bedrijven met en zonder permanent toezicht alle noodzakelijke tariefstijgingen om kostendekkend te recht zou doen aan het onderscheid tussen dit type zijn door te belasten aan het bedrijfsleven en wordt een bedrijven. aanzienlijk deel van de kosten door het ministerie van LNV
en het ministerie van VWS buiten het model gehouden. De aanname is dat de facturabiliteit wordt beïnvloed Aanvullend vindt periodiek overleg plaats tussen eigenaar door de mate van permanent toezicht. De gerealiseerde en de NVWA waarin ook kostenbeheersing besproken facturabiliteit 2018 in het kwartiertarief is bij pluimvee wordt. 131 Tegelijkertijd is door betrokkenen aangegeven 63%, bij roodvlees 60% en bij vis 48%. Dit volgt de dat ten aanzien van de communicatie van tarieven richting mate van permanent toezicht per sector. Bij pluimvee is betrokkenen verbeteringen mogelijk zijn in het proces (zie de inschatting dat er bij 99% sprake is van permanent ook hoofdstuk 6). toezicht, bij roodvlees is dit 95% en bij vis komt dit niet voor. Het beeld dat de NVWA geen prikkels heeft om kosten te
beheersen is onjuist. Permanent toezicht resulteert in de praktijk in minder reis- en voorbereidingstijd en leidt daarmee tot een hogere E. “De NVWA zit op een triple A-locatie in Utrecht en facturabiliteit in het kwartiertarief, en minder facturabele daar betaalt het bedrijfsleven voor” uren die gedekt worden door het starttarief. Omdat het De huisvestingskosten worden als overheadkosten deels starttarief is bepaald op basis van de gemiddelde facturadoorbelast aan het bedrijfsleven via de retributietarieven. biliteit (waar ook middelgrote en kleine slachterijen tussen De huisvestingskosten omvatten een klein deel van de zitten) kan er gesteld worden dat grote bedrijven met retribueerbare kosten (3,1%). Uit de benchmark blijkt dat permanent toezicht een nadelig effect ondervinden van de de huisvestingskosten van de NVWA in lijn liggen met het huidige systematiek. gemiddelde van de referentiegroep. Huisvesting heeft
daarmee een zeer beperkt effect op de tarieven. In de huidige opzet van het model is het uitgangspunt gehanteerd dat verschillen tussen bedrijven (en sectoren) F. “De productiviteit van de NVWA is erg laag” elkaar uitmiddelen, omdat er tegengestelde effecten Uit de benchmark blijkt dat de productiviteit van de bestaan (enerzijds de facturabiliteit en anderzijds de NVWA in vergelijking met andere organisaties juist hoog functiemix). In het model van de NVWA wordt uitgegaan is. Binnen de referentiegroep kent de NVWA met 1.303 van categorieën; hierbij is het uitgangspunt dat de ondergerealiseerde productieve uren per directe fte de hoogste liggende werkzaamheden van een groep bedrijven binnen productiviteit. De gerealiseerde productiviteit ligt wel de categorie vergelijkbaar zijn. Er wordt geen onderscheid ongeveer 5% onder de norm van 1.378 productieve uren gemaakt tussen bedrijven met en zonder permanent uit de Handleiding Overheidstarieven 2018. 132 Hierbij toezicht. dient wel te worden opgemerkt dat hier het effect van
de RT=WT doorheen loopt, omdat deze tijd als werktijd wordt geschreven. 133 Dit is de realiteit van de NVWA. Als
131 ADR. (2019) Rapport onderzoek beheersing kosteneffectiviteit en efficiëntie NVWA.
132 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2017). Handleiding Overheidstarieven 2018.
133 Zie ook paragraaf 2.2.1.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 71 de RT=WT-arbeidsvoorwaarde niet van toepassing zou zijn, dan zou deze tijd grotendeels kunnen worden ingezet op bijvoorbeeld keurings- of toezichtsactiviteiten.
-
G.“De overheid betaalt een deel van de kosten voor het bedrijfsleven”
De opdrachtgevers van de NVWA, het ministerie van LNV en het ministerie van VWS hebben op basis van beleidsmatige keuzes ervoor gekozen een deel van de kosten niet in rekening te brengen bij het bedrijfsleven. Dit betreft in totaal EUR 25,7 mln. aan kosten, waarbij vanuit wetgeving en richtlijnen geen restrictie geldt. Het betreft hier bijvoorbeeld voorgestelde tariefstijgingen die niet redelijk werden geacht, compensatie voor de RT=WT-regeling in de arbeidsvoorwaarden, een deel van de ICT-kosten en een korting op het tarief van kleine slagers. 134
Het beeld dat de overheid een deel van de kosten voor het bedrijfsleven betaalt is juist.
134 Zie ook paragraaf 4.2.2.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 72
-
D.Nadere beschrijving van relevante wet- en regelgeving
Europese verordening nr. 882/2004 inzake officiële De verordening stelt ook vast dat alle kosten voor activicontroles op de naleving van wetgeving inzake teiten bij vermoeden van niet-naleving of aanvullende diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften officiële controles moeten worden doorberekend aan de inzake diergezondheid en dierenwelzijn (geldend tot niet-nalever:
14 december 2019) — De exploitant verantwoordelijk voor de zending draagt
De verordening stelt dat lidstaten vergoedingen of de kosten die de autoriteit moet maken voor maatreheffingen kunnen innen ter dekking van de kosten van gelen bij vermoeden van niet-naleving, speciale behanofficiële controles. De verordening laat de lidstaten vrij in deling of terugsturen van zendingen (artikel 22). 136
het vaststellen van retributietarieven, zolang de kosten — Indien de vaststelling van niet-naleving aanleiding geeft die worden doorberekend in de tarieven vallen onder de tot officiële controles die verder gaan dan de gewone criteria voor de berekening van vergoedingen (zie tabel controleactiviteiten, worden de uitgaven hiervoor hieronder). op de exploitanten verhaald (artikel 28). Activiteiten
die hieronder vallen zijn het nemen en analyseren
Voor twee typen activiteiten verzekeren de lidstaten dat van monsters en het uitvoeren van controles om de vergoedingen of heffingen worden geïnd: omvang van een probleem vast te stellen en na te
— Slacht en verwerking (activiteiten zoals beschreven gaan of er corrigerende maatregelen zijn genomen. in richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG, 93/119/EG en
96/23/EG). Europese richtlijn 2000/29/EG betreffende
— Dierlijke producten en levende dieren op het moment beschermende maatregelen tegen het van invoer in de EU (activiteiten zoals beschreven in binnenbrengen en de verspreiding van voor richtlijnen 97/78/EG en 91/496/EG). planten en voor plantaardige producten schadelijke
organismen
Voor deze activiteiten zijn minimumvergoedingen voorge Deze richtlijn is de communautaire regeling op fytosanitair schreven. 135 De minimumvergoedingen worden gesteld op gebied, waarin de voorwaarden, procedures en formalieen bedrag per eenheid (bijvoorbeeld volwassen runderen teiten zijn opgenomen die in fytosanitair opzicht gelden EUR 5 per dier). Het staat de lidstaten vrij hogere vergoevoor het binnenbrengen van planten en plantaardige dingen te stellen, zolang deze niet meer bedragen dan de producten en het verkeer binnen de Gemeenschap van kosten die vallen onder de criteria voor de berekening van planten en plantaardige producten. De richtlijn stelt dat vergoedingen. de lidstaten zorgen voor het innen van de retributies ter
dekking van de kosten van de vastgestelde controles van In deze balans is ook het wetgevend kader van dit de documenten, controles van de identiteit en fytosanitaire onderzoek opgesteld: de hoogte van de retributietarieven controles (artikel 13 quinquies, lid 1). wordt bepaald op basis van de Europese regelgeving, aangevuld met de toepassing van Maat houden. Sec de De lidstaten kunnen de hoogte van de retributie
Europese minimumvergoedingen aanhouden als ultiem vaststellen op basis van een gedetailleerde kostenbereminimum aan retribueerbare kosten doet geen recht aan kening (op basis van kostensoorten zoals omschreven in de aanwezigheid van Maat houden. Totale uitsluiting van tabel 29 op de volgende pagina), of de standaardretributies Maat houden en de geboden beleidsruimte in de Europese in de richtlijn 137 (artikel 13 quinquies, lid 2). wetgeving is geen realistisch uitgangspunt.
TABEL 28 In aanmerking komende kostensoorten volgens Europese verordening 882/2004
Bijlage VI Criteria voor de berekening van vergoedingen
— de salarissen van het personeel dat betrokken is bij de officiële controles;
— de kosten voor het personeel dat betrokken is bij de uitvoering van de officiële controles, inclusief kosten voor installaties, instrumenten, uitrusting, opleiding, alsmede reis- en daarmee verband houdende kosten;
— kosten voor bemonstering en laboratoriumonderzoek.
135 De minimumvergoedingen zoals beschreven in Bijlage IV, afdeling B en Bijlage V, afdeling B van de VO 882/2004.
136 De activiteiten zoals beschreven in artikelen 18 t/m 21 van de VO 882/2004.
137 De standaardretributies zoals vermeld in Bijlage VIII bis van Europese richtlijn 2000/29/EG.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 73 TABEL 29 Kostensoorten zoals omschreven in Europese richtlijn 2002/89/EG
Richtlijn 2000/29/EG m.b.t. binnenbrengen en verspreiden van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen
Artikel 13 quinquies, lid 1 a) de salarissen, met inbegrip van de sociale zekerheid premies, van de inspecteurs die bij de bovenbedoelde controles
betrokken zijn; b) het kantoor, de andere voorzieningen, de hulpmiddelen en de uitrusting ten behoeve van deze inspecteurs; c) de bemonstering voor visuele inspectie of voor laboratoriumtests; d) laboratoriumtests; e) de administratie (met inbegrip van vaste kosten) die nodig is voor het effectief uitvoeren van de betrokken controles,
waaronder de uitgaven voor de opleiding vooraf en de interne opleiding van controleurs.
Europese richtlijn 2014/40/EU betreffende de van teer, nicotine en koolmonoxide van sigaretten, het onderlinge aanpassing van de wettelijke en beoordelen van informatie over ingrediënten en emissies, bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten het bijhouden van een prioriteitenlijst van additieven en inzake de productie, de presentatie en de verkoop beoordelingen van nieuwe ingrediënten en producten. van tabaks- en aanverwante producten Verdere informatie over de hoogte van vergoedingen of
Deze richtlijn beoogt de onderlinge aanpassing van de welke kosten mogen worden doorberekend staat niet in wettelijke en bestuursrechtelijke bepaling van de lidstaten de richtlijn beschreven.
betreffende de ingrediënten en de emissies van tabaksproducten,
bepaalde aspecten van de etikettering en Europese verordening nr. 2017/625 betreffende verpakking van tabaksproducten, het verbod om tabak diervoeders, levensmiddelen, diergezondheid, voor oraal gebruik in de handel te brengen, de grensoverdierenwelzijn, plantgezondheid en schrijdende verkoop op afstand van tabaksproducten, de gewasbeschermingsmiddelen (geldend vanaf 14 verplichting om kennis te geven van nieuwsoortige tabakdecember 2019)
sproducten en het in de handel brengen en etiketteren van De tabel hieronder toont de verdere specificering van bepaalde producten die verwant zijn aan tabaksproducten de in aanmerking komende kostensoorten in de nieuwe (zoals elektronische sigaretten, navulverpakkingen en voor Europese verordening nr. 2017/625 ten opzichte van de roken bestemde kruidenproducten). 138 Europese verordening 882/2004.
Voor de activiteiten die de lidstaten uitvoeren in het De nieuwe Europese verordening 2017/625 specificeert kader van deze richtlijn kunnen lidstaten producten en ook verder de berekeningsmethode van de tarieven. Dit importeurs van tabaksproducten evenredige vergoekan op basis van standaard vergoedingen of op basis dingen in rekening brengen. Denk hierbij aan het meten van een berekening op basis van werkelijke kosten. De
lidstaat heeft in laatstgenoemde twee mogelijkheden.
TABEL 30 Vergelijking van kostensoorten tussen de verordeningen
Verordening 882/2004 Verordening 2017/625
(geldend tot 14 december 2019) (geldend vanaf 14 december 2019)
Bijlage VI Artikel 81
— de salarissen van het a) de salarissen en sociale zekerheids-, pensioen- en verzekeringskosten van personeel dat betrokken is bij personeelsleden die bij de uitvoering van officiële controles betrokken zijn, met de officiële controles; inbegrip van ondersteunend en administratief personeel;
— de kosten voor het personeel b) de kosten van faciliteiten en uitrusting, met inbegrip van onderhouds- en verzekedat betrokken is bij de ringskosten en andere aanverwante kosten; uitvoering van de officiële c) de kosten van verbruiksgoederen en instrumenten; controles, inclusief kosten d) de kosten van diensten die gemachtigde instanties voor aan hen gedelegeerde voor installaties, instruofficiële controles bij de bevoegde autoriteiten in rekening hebben gebracht; menten, uitrusting, opleiding, e) de kosten van de opleiding van de onder a) bedoelde personeelsleden, met alsmede reis- en daarmee uitzondering van opleiding die noodzakelijk is om de voor aanstelling door de verband houdende kosten; bevoegde autoriteiten vereiste kwalificaties te verkrijgen;
— kosten voor bemonstering en f) de reiskosten van de onder a) bedoelde personeelsleden, alsmede bijbehorende
laboratoriumonderzoek. verblijfskosten; g) de door officiële laboratoria in rekening gebrachte kosten van bemonstering en
laboratoriumanalyses, -tests en -diagnoses.
138 Zie artikel 1 van Europese richtlijn 2014/40/EU voor de volledige beschrijving van het onderwerp.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 74 Allereerst kan een vast tarief worden bepaald op basis van In het kader van ons onderzoek waarin we wetgeving de totale kosten van de officiële controles in een bepaalde beoordelen vanuit het perspectief van kostentoerekening periode. Hierin moet in de vaststelling wel rekening naar retributietarieven biedt de Regeling Agentschappen gehouden worden met het type en de omvang van de geen aanvullende inzichten en/of input voor ons kader. activiteit. In dit geval mogen de geïnde vergoedingen of Ter illustratie: het onderwerp dat het meest relevant is heffingen niet hoger zijn dan de totale kosten die in die voor ons onderzoek is financiering en bekostiging. In dit periode zijn gemaakt. De lidstaat kan ook op basis van de onderdeel is vastgelegd dat agentschappen een bijdrage berekening van werkelijke kosten van elke afzonderlijke ontvangen voor de door hen geleverde producten en officiële controle vergoedingen vragen. De vergoedingen diensten. Deze bijdragen worden bepaald op basis van de of heffingen mogen in dit geval niet meer bedragen dan de met de opdrachtgever(s) van het agentschap gemaakte daadwerkelijke kosten van de verrichte officiële controle. hoeveelheids-, kwaliteits- en prijsafspraken. Hiermee zijn
de te ontvangen bijdragen gekoppeld aan prestaties.
Maat houden Gegeven het algemene karakter van de beschrijving biedt
Maat houden stelt dat indien er sprake is van een van de Regeling Agentschappen geen aanvullend inzicht ten de twee uitzonderingsbeginselen – het profijtbeginsel of behoeve van ons onderzoek. Derhalve zullen wij deze het ‘veroorzaker betaalt’-beginsel – er ook moet worden regeling niet expliciet meenemen in ons kader.
voldaan aan een aantal basisprincipes en randvoorwaarden.
Deze zijn samengevat in tabel 31. Gedetailleerde toelichting van de methodiek voor
bepaling van de kosten van toezicht op naleving Regeling Agentschappen De categorieën gedefinieerd in Maat houden sluiten niet
Als agentschap valt de NVWA onder de Regeling Agentzuiver aan op de kostenstructuur van de NVWA. Om schappen. Deze regeling stelt een aantal voorwaarden alsnog een indicatie te geven in het verschil in zienswijze aan een agentschap omtrent sturingsmodel, financiering tussen de Raad van State en het kabinet op Maat houden en bekostiging, administratie en vastlegging, toezicht is een methodiek gehanteerd die gebruikmaakt van en systeemverantwoordelijkheid en een aantal overige aannames.
voorwaarden.
TABEL 31 Kader van Maat houden voor doorberekening van kosten
Doorberekeningen mogen er niet toe leiden dat:
-
1.de baten van doorberekening niet opwegen tegen de kosten;
-
2.dit onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor de concurrentiepositie van bedrijven ten opzichte van bedrijven in het buitenland (level playing field) of de financiële positie van (rechts)personen (draagkracht);
-
3.dit per saldo leidt tot een (onaanvaardbare) verhoging van de regeldruk en de nalevingslasten voor het bedrijfsleven; 4. toezicht wordt ingezet/gestuurd vanuit financiële motieven van de toezichthouder (meer toezicht leidt tot meer
inkomsten voor de toezichthouder); 5. er onverklaarbare verschillen ontstaan in het doorberekeningsbeleid in verschillende domeinen.
Daarbij dient er een zorgvuldige onderbouwing aan kosten ten grondslag te liggen.
-
6.Het moet duidelijk zijn welke kosten worden gemaakt en welke worden doorberekend, o.a. door transparante opbouw, duidelijke grondslag, vergelijkbare eenheden en specificatie van te betalen kosten.
-
7.De bijdrage moet redelijk zijn en gebaseerd zijn op de werkelijke kosten die worden gemaakt. De bijdrage mag de werkelijke kosten niet overschrijden.
-
8.De door te berekenen kosten moeten niet in een te ver verwijderd verband staan tot de handhavingsactiviteiten.
-
9.Indien mogelijk moet de hoogte van de bijdrage beïnvloedbaar zijn voor de betrokkene. Dat wil zeggen dat goede naleving zo veel mogelijk moet worden beloond.
-
10.Bij de bepaling van de hoogte dient in voorkomend geval redelijkerwijs rekening te worden gehouden met zelfreguleringsinitiatieven die sectoren hebben ondernomen om te voldoen aan wet- en regelgeving, voor zover deze het beslag op het overheidstoezicht verminderen.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 75 In afstemming met de NVWA is besloten om te steunen Uit de tabel blijkt dat EUR 48,6 mln. onder de categorie op de categorisering zoals toegepast in het PwC-onderzoek ‘Toelating’ vallen, EUR 6,6 mln. valt onder de categorie Toets aan Maat houden om de kosten van toezicht op ‘Toezicht op naleving’ en tot slot omvat de categorie naleving uit de tarieven te destilleren. In dit onderzoek ‘Toezicht op naleving en toelating’ in totaal EUR 28,3 mln. is langs de tarieven bepaald of het toelating, toezicht op Laatstgenoemde bestaat uit een tarief voor een omzet van naleving of repressieve handhaving betreft met daarbij EUR 27 mln. en 19 tarieven met een totale omzet van EUR een inschatting van het aandeel van de totale omzet van 1,3 mln.:
de NVWA. Wij nemen deze categorisering over om te 1. Het tarief voor EUR 27 mln. omzet betreffen werkzaambepalen welk aandeel van de totale NVWA-omzet toezicht heden verricht door een officiële dierenarts werkzaam op naleving betreft. Uit deze categorisering blijkt echter bij de NVWA, bij slachthuizen en levensmiddelenbedat er kosten (29% van de nacalculatorische omzet 2015) drijven ter zake van het slachten van landbouwhuisgecategoriseerd zijn als zowel toelating als toezicht op dieren, pluimvee, vrij en gekweekt wild. Hiervoor is een naleving (zie derde kolom in de tabel hieronder). Een opdeling naar toelating en toezicht op naleving gemaakt verdere uitsplitsing van deze categorie naar toelating en in afstemming met de NVWA. De gebruikte methode en toezicht op naleving is toegepast voor de doorrekening van aannames voor de splitsing naar toelating en toezicht op de zienswijze. Het resultaat is samengevat in tabel 32. naleving worden hieronder verder toegelicht.
Allereerst is in afstemming met de NVWA de inschatting 2. 19 tarieven voor EUR 1,3 mln. betreffen werkzaamvan de omzet uit 2015 bijgewerkt naar de cijfers van heden rondom erkenningsverlening, erkenningsonde voorcalculatie van 2018 139 , omdat de omzetmix van derhoud, en benodigd laboratoriumonderzoek. In tarieven relatief gelijk is gebleven. Daarin is de omzet van afstemming met de NVWA is de aanname gedaan KDS niet meegenomen, omdat deze tarieven buiten scope dat de omzet uit deze tarieven 10% toelating en 90% van dit onderzoek staan. Het resultaat staat in tabel 33 toezicht op naleving betreft.
hieronder en vormt de basis voor de uitsplitsing van de
kosten van toezicht op naleving. In de volgende paragrafen is uitgewerkt hoe de categorie ‘Toezicht op naleving en toelating’ is gesplitst naar
enerzijds ‘Toelating’ en anderzijds ‘Toezicht op naleving’.
TABEL 32 Verdeling van NVWA-omzet langs categorieën van Maat houden
% van de omzet in % van de omzet na % van de omzet na onderzoek ‘Toets aan uitsplitsing in uitsplitsing in afstem# Categorie Maat houden’ afstemming met NVWA ming met bedrijfsleven
1 Toelating 65% 84% 69%
2 Toezicht op naleving 6% 16% 31%
3 Repressieve handhaving 0% 0% 0%
4 Toelating en toezicht op naleving 29% 0% 0%
Totaal 100% 100% 100%
TABEL 33 Inschatting omvang voorcalculatie retributietarieven NVWA (EUR mln.)
Toezicht op Aandeel Toezicht op naleving Repressieve totale Categorie Toelating naleving en toelating handhaving Totale omzet omzet (%)
Erkende Bedrijven 9,6 2,5 27,7 - 39,8 47,6% Levende Dieren 13,6 0,7 0,4 - 14,7 17,6% Import Veterinair 10,5 0,4 - - 10,9 13,0% Certificering Op Afstand 6,2 - - - 6,2 7,4% Nationaal Plan Residuen - EB 4,4 0,6 - - 5,0 6,0% Import Hoog Risico 2,3 0,2 - - 2,5 2,9% Levensmiddelen Bedrijven - 2,0 - - 2,0 2,4% Plant 1,3 - 0,0 - 1,4 1,6% Laboratorium Veterinair 0,7 0,3 0,2 - 1,2 1,4%
Totaal 48,6 6,6 28,3 - 83,6 100%
139 De categorisering van activiteiten is niet eenduidig aan te sluiten aan rubricering in kostprijsmodel. De inschatting (EUR 83,6 mln.) wijkt op totaal niveau licht af van de retribueerbare kosten (EUR 85 mln.).
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 76 1. Splitsing van de categorie ‘toezicht op naleving en
toelating’ naar ‘toelating’ of ‘toezicht op naleving’ op basis van geraamde tijdsbesteding.
De werkzaamheden verricht door een officiële dierenarts werkzaam bij de NVWA, bij slachthuizen en levensmiddelenbedrijven ter zake van het slachten van landbouwhuisdieren, pluimvee, vrij en gekweekt wild zijn opgedeeld naar toelating en toezicht op naleving op basis van gesprekken met teamleiders Roodvlees en Pluimvee. Het doel van de gesprekken was om een indicatie te geven van de hoeveelheid tijd die een dierenarts spendeert aan toelating en toezicht op naleving.
De definities van toelating en toezicht op naleving , 140 evenals de bijbehorende werkzaamheden , zoals weerge 141 geven in tabel 34 zijn in de gesprekken met de teamleiders afgestemd.
Uit de gesprekken blijkt dat de werkzaamheden van toelating en toezicht op naleving overeenkomen met de definitie van keuren respectievelijk toezicht van de NVWA.
Tegelijkertijd is opgemerkt dat de werkzaamheden van de dierenarts bij slachthuizen sterk met elkaar zijn verweven.
Gegeven deze complexiteit en door het ontbreken van betrouwbare data, is niet eenduidig te herleiden welk deel van de tijd besteedt wordt aan toelating of toezicht op naleving. Zo is de dierenarts tijdens het uitvoeren van de
PM-keuring ook het reguliere (dagelijkse) toezicht op het slachthuis, zoals onder andere het toezicht op het hygië- nisch werken. De NVWA definieert deze werkwijze als
‘toezicht in het verlengde van keuren’.
TABEL 34
Vertaling van de categorieën Maat houden naar de werkzaamheden van de NVWA-dierenarts bij slachterijen
# Categorie Definitie in deze context Werkzaamheden
1 Toelating Toelating als het gaat om De officiële dierenarts voert in slachthuizen, wildverwerkingsinrichtingen
in handel brengen vers en uitsnijderijen die vers vlees in de handel brengen inspecties uit overeenvlees (artikel 5, lid 1, komstig de algemene voorschriften van bijlage I, sectie I, hoofdstuk II, en 854/2004) 1 de specifieke voorschriften van sectie IV, met name met betrekking tot: a) voedselketeninformatie; b) antemortemkeuring; c) dierenwelzijn; en
2 Toezicht op Toezicht op naleving De bevoegde autoriteit voert officiële controles uit om na te gaan of de naleving van verschillende exploitanten van levensmiddelenbedrijven voldoen aan de voorschriften van voorschriften (artikel 4, hygiëne van levensmiddelen, o.a.:
lid 2, 854/2004) 2 a) Verordening (EG) nr. 852/2004
-
b)Verordening (EG) nr. 853/2004
-
c)Verordening (EG) nr. 1069/2009
Op basis van de concordantietabel in VO 2017/625 is dit in VO 2017/625 Artikel 17, artikel 18, leden 1 en 2, artikel 18, lid 7, onder a) en
1
b), en artikel 18, lid 8, onder a) en d) 2 Op basis van de concordantietabel in VO 2017/625 is dit in VO 2017/625 Artikel 18, lid 1
140 PwC (2016). Toets aan Maat houden.
141 De werkzaamheden corresponderen met (wets)artikelen zoals genoemd bij ‘definitie’ in de tabel.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 77 Aan de hand van de variabelen in onderstaande figuur is bedrijfsleven is gesproken met vertegenwoordigers van een raming gemaakt van de tijdsbesteding aan toelating de sector roodvlees en pluimvee. In de tabellen 35 en 36 of toezicht op naleving. Figuur 30 figuur toont de opdeling zijn de bijbehorende observaties uit de gesprekken met de van tijd met enerzijds de inschatting van de NVWA en NVWA en het bedrijfsleven opgenomen. anderzijds de inschatting van het bedrijfsleven. Vanuit het
FIGUUR 30 Opdeling tijd tussen toelating en toezicht op naleving
Deskundigen NVWA Bedrijfsleven
Toelating 50% 25% PM keuring
50% Toezicht op
Slachterijen naleving 50% 75%
met permanent
toezicht Toelating 100% 70%
AM keuring
50% Toezicht op
naleving 0% 30%
Roodvlees
Toelating 0% 70% AM keuring
Overig 100% Toezicht op
middel en naleving
0% 70%
Werkzaamheden kleine dierenartsen en slachterijen Risicoofficiële
gebaseerd Toezicht op 10 tot 30 uur per
assistenten toezicht naleving
bedrijf per jaar 30%
NVWA bij slachterijen
Slachterijen Toelating 85% 10%
met PM / AM /
permanent toezicht Toezicht op
toezicht naleving 15% 90%
Pluimvee
Overig PM / AM / Toelating 90% 10%
middel en risicokleine
gebaseerd Toezicht op
slachterijen toezicht naleving 10% 90%
TABEL 35
Bevindingen uit de gesprekken met teamleiders betreffende de werkzaamheden van de dierenarts bij slachthuizen
# Observatie
1 Er bestaat een verschil in toezicht op naleving tussen werkzaamheden bij roodvleesslachthuizen en pluimveeslachthuizen
door het takenpakket van de dierenarts. Deze bevatten voor roodvleesslachthuizen relatief meer toezicht dan voor pluimveeslachthuizen omdat de aantallen dieren lager liggen en daarmee de tijd voor administratieve handelingen beperkter is.
2 Er bestaat een verschil in werkzaamheden bij slachthuizen onder permanent toezicht (altijd een dierenarts aanwezig) ten opzichte van slachthuizen zonder permanent toezicht (dierenarts op aanvraag aanwezig). Doordat de dierenarts bij slachthuizen onder permanent toezicht al aanwezig is, kan er relatief meer tijd besteed worden aan toezicht op
naleving.
3 Toezicht op naleving bij roodvleesslachthuizen met permanent toezicht wordt voornamelijk gedaan in de tijd van de postmortem (PM)-keuring. De verdeling van tijd binnen deze activiteit verschilt sterk per bedrijf en per type dier, maar gemiddeld wordt de tijd van toezicht op naleving geschat op 50% van alle tijd gerelateerd aan de PM-keuring.
4 Voor de overige roodvleesslachthuizen worden alleen AM-keuringen aangevraagd en worden de PM-keuringen door KDS uitgevoerd (buiten scope), waardoor er geen tot weinig tijd voor toezicht op naleving bestaat binnen deze tijd. Om alsnog toezicht te houden worden er vanuit de NVWA risico gebaseerd bezoeken gepland voor toezicht op verschillende voorschriften.
5 Voor de pluimveeslachthuizen met permanent toezicht wordt zo’n 15% van alle tijd aan toezicht op naleving gespendeerd. Voor de overige pluimveeslachthuizen wordt zo’n 10% aan toezicht op naleving gespendeerd. Dit is over alle werkzaamheden omtrent AM, PM en toezicht heen.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 78 TABEL 36
Bevindingen uit de gesprekken met het bedrijfsleven betreffende de werkzaamheden van de dierenarts bij slachthuizen
# Observatie
1 Roodvlees: De AM-keuring wordt geschat op 70% toelating en 30% toezicht op naleving, i.p.v. op 100% toelating,
omdat niet alle werkzaamheden onder toelating vallen, waaronder verschillende inspectietaken m.b.t. het opsporen van zoönoses en ziekten. Dit is een taak die voor nationaal belang wordt uitgevoerd en als zodanig niet kan worden geretribueerd.
2 Roodvlees: De PM-keuring wordt geschat op 25% toelating en 75% toezicht op naleving, i.p.v. op 50% toelating en 50% toezicht op naleving. De officiële dierenarts houdt voor deze keuring namelijk toezicht op de officiële assistenten van KDS, welke onder toezicht op naleving moet vallen.
3 Pluimvee: De tijdsverdeling van de dierenarts bij pluimveeslachthuizen wordt geschat op 10% toelating en 90% toezicht op naleving, i.p.v. op 85-90% toelating en 10-15% toezicht op naleving, omdat het merendeel van de werkzaamheden gericht is op controleactiviteiten op de naleving van wetgeving.
-
2.Kwantitatieve impact van splitsing categorie het bedrijfsleven zien. Hieruit wordt duidelijk dat EUR
‘toezicht op naleving en toelating’ naar ‘toelating’ 18,9 mln. is gekwalificeerd als toezicht op naleving. De
of ‘toezicht op naleving’ totale kosten voor toezicht op naleving dienen te worden
De kwantitatieve uitkomst van de uitsplitsing van de aangevuld met de eerder geïdentificeerde omzet voor
categorie “toezicht op naleving en toelating” is in de toezicht op naleving van EUR 6,6 mln. 142
tabellen 37 en 38 samengevat. Tabel 37 toont de inschattingen
van de NVWA en tabel 38 (op de volgende pagina) De totale kosten van Toezicht op naleving op basis van
toont de inschattingen van het bedrijfsleven. Het toont inschattingen door de NVWA bedragen zodoende EUR
de uitsplitsing van de werkzaamheden van dierenartsen 13,5 mln. Dit staat gelijk aan grosso modo 16% van de
bij slachthuizen (EUR 27 mln.) en de overige activiteiten totale omzet (84% is toezicht). De totale kosten van
met betrekking tot erkenningen, vergunningen en labon Toezicht op naleving op basis van inschattingen door het
derzoek (EUR 1,3 mln.). bedrijfsleven bedragen zodoende EUR 25,5 mln. Dit staat
gelijk aan grosso modo 31% van de totale omzet (69% is
Tabel 37 laat de inschattingen van de NVWA zien. Hieruit toezicht).
wordt duidelijk dat EUR 6,9 mln. is gekwalificeerd als
toezicht op naleving. Tabel 38 laat de inschattingen van
TABEL 37 Uitsplitsing “toezicht op naleving en toelating” naar toelating of toezicht op naleving
Toezicht op naleving Toezicht op Omschrijving en toelating Toelating naleving
Erkende bedrijven
Werkzaamheden verricht door officiële dierenarts
Permanent toezicht - omzet AM keuring 8,0 8,0 -
Permanent toezicht - omzet PM keuring 8,0 4,0 4,0
Midden/kleine roodvlees slachterijen - omzet AM keuring 0,8 0,6 0,2
Midden/kleine roodvlees slachterijen - omzet PM keuring - - -
Totaal omzet Roodvlees 16,9 12,6 4,3
Permanent toezicht - omzet AM en PM keuring 10,0 8,5 1,5
Kleine slachterijen - omzet AM en PM keuring 0,1 0,1 0,0
Totaal omzet Pluimvee 10,1 8,6 1,5
Totaal | Officiële dierenarts 27,0 21,2 5,8
Overige activiteiten
Totaal | Overige activiteiten 1,3 0,2 1,1
Totaal uitkomsten uitsplitsing 28,3 21,4 6,9
142 Zie ook tabel 33
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 79
TABEL 38 Uitsplitsing “toezicht op naleving en toelating” naar toelating of toezicht op naleving 143 , 144 , 145 , 146
Toezicht op naleving Toezicht op Omschrijving en toelating Toelating naleving
Erkende bedrijven
Werkzaamheden verricht door officiële dierenarts
Permanent toezicht - omzet AM keuring 8,0 5,6 2,4
Permanent toezicht - omzet PM keuring 8,0 2,0 6,0
Midden/kleine roodvlees slachterijen - omzet AM keuring 0,8 0,6 0,3
Midden/kleine roodvlees slachterijen - omzet PM keuring - - -
Totaal omzet Roodvlees 16,9 8,2 8,7
Permanent toezicht - omzet AM en PM keuring 10,0 1,0 9,0
Kleine slachterijen - omzet AM en PM keuring 0,1 0,0 0,1
Totaal omzet Pluimvee 10,1 1,0 9,1
Totaal | Officiële dierenarts 27,0 9,2 17,8
Overige activiteiten
Totaal | Overige activiteiten 1,3 0,2 1,1
Totaal uitkomsten uitsplitsing 28,3 9,4 18,9
143 De verdeling tussen roodvlees en pluimvee is gebaseerd op de gerealiseerde omzetverdeling uit 2018.
144 De directe omzetverdeling tussen slachthuizen onder permanent toezicht en de overige slachthuizen is niet beschikbaar in het kostprijsmodel. De debiteurenadministratie biedt ook niet zondermeer de gewenste dwarsdoorsneden op het juiste detailniveau. Aannames zijn nodig. In afstemming met de NVWA is voor omzet van permanent toezicht voor roodvlees 95% gehanteerd o.b.v. aantal geslachte dieren en voor pluimvee 99% gehanteerd omdat deze vrijwel volledig onder permanent toezicht staat.
145 De gerealiseerde omzetverdeling tussen PM- en AM-keuringen is 52% respectievelijk 48%. In deze berekening wordt aangenomen dat de verdeling 50/50 is.
146 De bestede tijd aan toezicht op naleving bij overige slachthuizen is gebaseerd op gemiddeld 20 uur toezicht op verschillende voorschriften per jaar, welke naar inschatting voor 50% worden doorberekend aan het bedrijfsleven (bron: NVWA). Dit is tegen een uurtarief van EUR 100 meegenomen in de uitsplitsing.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 80
-
3.Raming beleidsruimte binnen de categorie ‘toezicht Het verschil van inzicht in de omvang van toezicht op op naleving’. naleving tussen de NVWA en het bedrijfsleven vertaalt zich
Voor de tarieven van de categorie toezicht op naleving is niet in kwantitatieve zin, omdat het verschil in inzicht zich vervolgens bepaald of er beleidsruimte bestaat voor de concentreert op werkzaamheden in slachthuizen. Op basis toepassing van Maat houden (oftewel, geen verplichte van verordening 2017/675 is er geen ruimte voor de ziensdoorberekening op Europees of nationaal niveau is voorgewijze van de Raad van State in slachthuizen. Zodoende schreven). Dit is gedaan langs dezelfde categorisering vertaalt het verschil in zienswijzen tussen de Raad van als in het onderzoek Toets aan Maat houden, waarbij de State en het kabinet zich naar grosso modo EUR 1,8 mln. nationaal voorgeschreven tarieven of de Europees voorge Deze kosten bestaan enerzijds uit de kosten die volledig schreven tarieven zijn uitgesloten. Het resultaat is samenzijn toe te rekenen aan toezicht op naleving en anderzijds gevat in de tabel hieronder. uit de kosten van toezicht op naleving die met gebruik van
aannames uitgesplitst zijn uit tarieven die zowel toelating Tabel 39 laat zien dat de kosten voor het bedrijfsleven naar als toezicht op naleving betreffen. Zie voor de details tabel schatting EUR 1,8 mln. lager zijn als de kosten van toezicht 40. op naleving met beleidsruimte niet doorberekend worden.
TABEL 39 Ramingen toezicht op naleving met en zonder beleidsruimte
B1. Toezicht A1. Toezicht op naleving A2. Toezicht B2. Toezicht A. Toezicht B. Toezicht op naleving zonder op naleving op naleving op naleving op naleving zonder bebeleids- met beleidsmet beleidsinschatting inschatting leidsruimte ruimte o.b.v. ruimte o.b.v. ruimte o.b.v. Categorie NVWA bedrijfsleven o.b.v. NVWA bedrijfsleven NVWA bedrijfsleven
Erkende Bedrijven 8,8 20,8 7,2 19,2 1,6 1,6
Levende Dieren 1,1 1,1 0,8 0,8 0,3 0,3
Import Veterinair 0,4 0,4 0,4 0,4 - -
Certificering Op Afstand - - 0,0 0,0 - -
Nationaal Plan Residuen - EB 0,6 0,6 0,6 0,6 - -
Import Hoog Risico 0,2 0,2 0,2 0,2 - -
Levensmiddelen Bedrijven 2,0 2,0 2,0 2,0 - -
Plant 0,0 0,0 0,0 0,0 - -
Laboratorium Veterinair 0,5 0,5 0,5 0,5 - -
Totaal 13,5 25,5 11,7 23,7 1,8 1,8
TABEL 40 Ramingen toezicht op naleving met en zonder beleidsruimte
Categorie Inhoud werkzaamheden Toezicht op naleving met beleidsruimte
Erkende Bedrijven Controle op de naleving bij diervoederbedrijven 0,1
Erkende Bedrijven Controle op de naleving bij handelaren etc. 1,3
Erkende Bedrijven Controle op hygiënische omstandigheden waarin 0,1 aanlandingen en eerste verkoop plaatsvinden
Subtotaal | Toezicht op naleving met beleidsruimte o.b.v. directe toewijzing 1,4
Erkende Bedrijven Erkenning en periodieke controles hierop van een diervoederbedrijf 0,1
Erkende Bedrijven Erkenning en periodieke controles hierop van bedrijven i.r.t. toevoegings 0,1 middelen, voormengsels of diervoeders
Erkende Bedrijven Vergunning en periodieke controles voor vervaardigen of invoeren van 0,1 diervoer met een medicinale werking
Levende Dieren Erkenning en periodieke controles van opslag, entrepots, verzamelcentra, 0,3 handelaren etc.
Levende Dieren Vergunning en periodieke controles voor acquacultuurproductiebedrijven 0,0
Subtotaal | Toezicht op naleving met beleidsruimte na splitsing 'Toezicht op naleving en toelating' 0,5
Totaal | Toezicht op naleving met beleidsruimte 1,8
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 81 Deze doorrekening maakt gebruik van aannames en geeft ducten) en voert eerstelijnstoezicht op voedselveieen indicatie. Gegeven de complexiteit is nader onderzoek ligheid uit.
nodig om tot scherpere inschatting te komen indien ervoor — De categorieën opgenomen in de standaard vergoegekozen wordt de zienswijze van de Raad van State te dingen van VO 2017/625, bijlage lV voor controles overwegen. betreffende de productie en het in de handel brengen
van visserij- en aquacultuur producten sluit niet aan
Gehanteerde aannames bij de berekening van op de beschikbare data, omdat in de beschikbare data standaard vergoedingen ten opzichte van berekende geen onderscheid gemaakt wordt tussen de eerste 50 kosten ton en de volgende ton alsook niet in de verschillende
In paragraaf 5.2.5 is uiteengezet wat de keuzes zijn ten categorieën (a, b en c). Zodoende is het totaal volume aanzien van het wetgevend kader. Voorliggend onderzoek (478.783 ton) genomen en vermenigvuldigd met EUR hanteert een combinatie tussen Europese wetgeving 0,5. Aanname is dat overschatting (eerste verkoop en Nationaal beleid als kader. De Europese verordening op vismarkt) gecompenseerd door onderschatting 2017/625 schrijft voor of een lidstaat tarieven moet innen op de overige twee categorieën. Verder wordt in de voor officiële controles en indien dit verplicht is welke gehanteerde interpretatie ‘in de handel brengen van’ mogelijkheden de lidstaat heeft dit toe te passen. In aangenomen dat dit ook export omvat.
zoverre doorberekening van kosten op Europees niveau — De volumes van uitsnijderijen zijn bij de NVWA niet niet is voorgeschreven of beleidsruimte biedt is Maat bekend. Daarom is uitgegaan van gegevens uit het houden van toepassing. Onderstaande aannames zijn jaarverslag NEPLUVI 2018 en CBS-cijfers voor het gedaan bij de berekening. roodvlees. Volgens deze gegevens is de productie
— Ten aanzien van slachthuizen, wildverwerkingsinstelin kilogrammen in uitsnijderijen 14 % hoger dan lingen en uitsnijderijen is de aansluiting tussen de het geslacht gewicht van de slachthuizen (aantal benaming in VO 2017/625, bijlage lV en de beschikbare kilogrammen dat wordt gebruikt voor de NVWA-facgegevens van de NVWA niet altijd één op één te tuurregels Nationaal Plan Residuen). , Dit verschil kan maken. Denk hierbij aan het ontbreken van een worden verklaard door het saldo effect van de volumes gevraagde opsplitsing in de verordening tussen klein import, export en van uitsnijderij naar uitsnijderij. vederwild: 0,005 EUR/dier en klein haarwild: 0,01 EUR/ Zodoende worden de volumes waarbij één inrichting dier (wildverwerkingsinrichtingen) die samen één zowel een slachthuis, alsook een uitsnijderij bevat categorie vormen in de brondata. In deze gevallen zijn separaat geteld. Indien het op basis van VO 2016/275 inschattingen voor de verdeling gedaan. toelaatbaar is dat slechts één vergoeding kan worden
— Het volume van herinspecties is veelal niet te distilgevraagd voor diverse controles in één inrichting leren uit de data, omdat gerekend wordt met een dan heeft dit een dalend effect op de retribueerbare zelfde start en kwartiertarief als bij reguliere controles kosten. Ter illustratie hiervan: indien aangenomen en zodoende het onderscheid niet zichtbaar is in wordt dat 25% van de overcapaciteit van slachtde financiële administratie. In deze gevallen is n.b. huizen wordt verwerkt door losstaande uitsnijderijen, opgenomen in tabel 24. aanvullend op de eigen volumes (import, export en van
— Overige producties dierlijke oorsprong betreft op basis uitsnijderij naar uitsnijderij) dan heeft dit grosso modo van inschattingen 10% herinspecties. Omdat voor deze een dempend effect van EU 3,8 mln. op retribueerbare activiteiten geen verplichte inning vanuit Europese kosten. Hierin geldt; meer overcapaciteit van slachtwetgeving
geldt, is 90% toepassing van Maat houden. huizen leidt tot meer retribueerbare kosten, minder overcapaciteit leidt tot minder retribueerbare kosten.
— Import veterinair bedraagt in totaal EUR 10,8 mln. Op
deze activiteiten is het mogelijk standaard vergoe— Erkenningsverlening aan diervoederbedrijven op
dingen toe te passen. De tariefstructuur van de verzoek wordt door de NVWA als zeer incidenteel
NVWA en de structuur in VO 2017/625, bijlage lV zijn ingeschat (1 á 2 keer per jaar). Zodoende zijn deze
met elkaar vergeleken. Bij 81% van de tarieven (EUR activiteiten buiten beschouwing gelaten.
8,8 mln.) komen de categorieën overeen. Bij deze
categorieën geldt dat de NVWA tarieven gemiddeld
27% hoger zijn dan de standaard vergoedingen. Bij
de overige categorieën is deze aansluiting niet te
maken en is de inschatting dat het verschil ruimer
is. Dit betreft bijvoorbeeld tarieven ‘nachtdienst’ en
de tarieven ‘doorgevoerde of overgeladen zendingen
en goederen uit derde landen’. Op basis hiervan is
de aanname gehanteerd dat de NVWA tarieven voor
import veterinair 30% hoger liggen dan de standaard
vergoedingen.
— Herinspecties voor ei zijn gelijkgesteld aan EUR
0., omdat deze activiteit bij de NVWA zeer beperkt
voorkomt. De NCAE ziet toe op de export van ei(pro©
2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 82
-
F.Overzicht definities benchmark
Overhead
Nr. Parameter Definitie
1 Gemiddeld aantal fte Een fte is een volledige werkweek van 36 uur.
Het aantal uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden. Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal fte dat vanuit een andere organisaties is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
2 Gemiddeld aantal De overhead is het deel van personeel dat taken uitvoert ten behoeve van de eigen overhead fte organisatie dat niet direct betrokken is bij het primaire proces.
Het aantal uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden. Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal fte dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie. Een teamleider van een direct team valt onder directe kosten. Hetzelfde geldt voor divisiehoofden en afdelingshoofden. Directieniveau valt wel onder overhead. Juridische zaken, beleidsondersteuning en klantcontact/meldkamer vallen onder directe kosten.
3 Gemiddeld aantal Een interne medewerker is iemand die op de loonlijst van de organisatie staat. Stagiairs interne medewerkers tellen niet mee als interne medewerkers.
(fte)
4 Gemiddeld aantal Dit zijn uitzendkrachtkrachten en externe medewerkers. Het gaat hierbij om het externe medewerkers totaalaantal externe medewerkers, dus ook externe medewerkers die vallen onder de (fte) onderstaande definitie van parameter 5.
5 Gemiddeld aantal Dit zijn uitzendkrachtkrachten en externe medewerkers die taken uitvoeren in het kader externe medewerkers van een significant, incidenteel programma/project dat geen direct verband heeft met
(fte) - incidenteel de uitvoering van werkzaamheden in het primaire proces. Dit heeft geen betrekking op project/programma reguliere, periodiek terugkerende (verbeter)trajecten.
6 Totale kosten Alle personele en materiële kosten die verbonden zijn aan het functioneren van de ambtelijke organisatie. Apparaatskosten die op de winst-en- verliesrekening of in de jaarrekening voorkomen zijn: personele kosten, materiële kosten, afschrijvingskosten, ICT-kosten en rentelasten.
7 ICT-kosten De ICT-kosten bestaan uit aan de automatisering gerelateerde personele kosten. In de
(personele kosten) ICT-kosten worden zowel de reguliere als de projectmatige kosten meegenomen.
8 ICT-kosten De ICT-kosten bestaan uit de kosten voor hardware, software (licenties), (materiële kosten) telecommunicatie, pc’s, netwerken, ontwikkelkosten van eigen applicaties en onderhouds- en beheerkosten. Het betreft zowel de kantoorautomatisering als de geautomatiseerde ondersteuning van de primaire processen. In de ICT-kosten worden zowel de reguliere als de projectmatige kosten meegenomen.
9 ICT-kosten (incidentele Dit betreffen personele en materiële ICT-kosten die betrekking hebben op een
personele en materiële significant, incidenteel ICT-programma/ICT-project, niet zijnde reguliere, periodiek
kosten) terugkerende ICT-projectkosten.
10 Huisvestingskosten Onder huisvestingskosten vallen kosten die direct verband hebben met de panden en inventaris van de organisatie: huur, gas, water en licht, verzekeringspremies,
schoonmaakkosten en dergelijke, inrichtingskosten, zoals vloerbedekking, behang, bureau(s) en kastruimte (over deze kosten moet mogelijk afgeschreven worden).
11 Personele lasten – Personele lasten betreffen de salariskosten van interne medewerkers (inclusief de interne medewerkers werkgeverslasten en boventallig personeel).
12 Personele lasten – Personele lasten betreffen de salariskosten voor uitzendkrachten, externe medewerkers externe medewerkers en gedetacheerd personeel.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 83 Nr. Parameter Definitie
13 Instroom Iemand stroomt in wanneer hij of zij als interne medewerker in dienst van de organisatie
komt.
14 Uitstroom Iemand stroomt uit wanneer hij of zij (interne medewerker) de organisatie verlaat.
15 Werving-en De kosten gemaakt voor advertenties en externe werving-en-selectiebureaus. selectiekosten
16 Ziekteverzuim Het ziekteverzuimpercentage is: het aantal ziektedagen gedeeld door het aantal te (percentage) werken dagen, inclusief vakantie, ADV, ziekteverzuim en dergelijke.
17 Ziekteverzuim Totaalaantal ziekmeldingen van de interne medewerkers. (frequentie)
18 Opbouw leeftijd Leeftijdscategorieën: 15 tot en met 24 jaar; 25 tot en met 34 jaar; 35 tot en met 44 jaar; personeel 45 tot en met 54 jaar; 55 tot en met 64 jaar; 65+.
19 Gemiddelde leeftijd Gemiddelde leeftijd van alle interne medewerkers.
20 Kosten Personeel en Alle personele en materiële kosten die direct betrekking hebben op het uitvoeren van
Organisatie werkzaamheden op het gebied van ‘Personeel en Organisatie’, inclusief kosten voor
inhuur en uitbesteding en exclusief kosten voor diensten aan derden.
Het gaat hier niet om kosten die gemaakt zijn voor de hele organisatie, zoals bijvoorbeeld de kosten van een personeelsuitje, organisatiebrede kosten van arbo, kinderopvang, etc. Wel om de kosten van bijvoorbeeld een werving-en-selectiebureau, loopbaanbegeleiding
en de kosten voor uitbesteding van de personeelsadministratie.
21 Aantal fte Personeel Het deel van personeel dat (zowel centraal als decentraal) werkzaamheden op het
en Organisatie gebied van ‘Personeel en Organisatie’ uitvoert. Bij het gemiddeld aantal fte dienen
uitzendkrachten en externen ook meegeteld te worden.
Onder Personeel en Organisatie vallen de volgende soortgelijke functies: Hoofd P&O, personeelsconsulenten/hrm-adviseurs, medewerkers personeelsadministratie, Arbocoördinatie, interne opleidingen, loopbaanadvies en het secretariaat afdeling P&O.
22 Kosten Financiën en Alle personele en materiële kosten die direct betrekking hebben op het uitvoeren van Control werkzaamheden op het gebied van ‘Financiën en Control’, inclusief kosten voor inhuur en uitbesteding en exclusief kosten voor diensten aan derden.
In het geval van audits is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen: a. Audits op het functioneren van de eigen organisatie. Dit rekenen wij tot de overhead. b. Audits die deel uitmaken van de primaire taak van de organisatie. Dit rekenen wij niet tot de overhead. Een voorbeeld hiervan is een organisatie die subsidies verstrekt en toetst of een aanvragende partij aan de voorwaarden voldoet.
23 Aantal fte Financiën Het deel van personeel dat (zowel centraal als decentraal) werkzaamheden op
en Control het gebied van ‘Financiën en Control’ uitvoert. Bij het gemiddeld aantal fte dienen
uitzendkrachten en externen ook meegeteld te worden.
Onder Financiën en Control vallen de volgende soortgelijke functies: Hoofd Financiën en Control, controllers, IC, salarisadministratie, medewerkers financiële administratie, treasury, AO en het secretariaat afdeling Financiën en Control.
24 Aantal fte Het deel van personeel dat (zowel centraal als decentraal) werkzaamheden op het
Informatisering en gebied van ‘Informatisering en Automatisering’ uitvoert. Bij het gemiddeld aantal fte
Automatisering dienen uitzendkrachten en externen ook meegeteld te worden. Onder Informatisering
en Automatisering vallen de volgende soortgelijke functies: Hoofd I&A, medewerkers
systeem- en netwerkbeheer, medewerkers helpdesk, medewerkers technische
applicatiebeheer, medewerkers intranet/internet (technisch) en het secretariaat afdeling
I&A.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 84 Nr. Parameter Definitie
25 Kosten Marketing, Alle personele en materiële kosten die direct betrekking hebben op het uitvoeren van
Communicatie, werkzaamheden op het gebied van ‘Marketing, Communicatie, Kwaliteitszorg’, inclusief Kwaliteitszorg kosten voor inhuur en uitbesteding en exclusief kosten voor diensten aan derden.
Communicatie omvat alle taken die worden uitgevoerd met betrekking tot de concerncommunicatie. Communicatieactiviteiten die te maken hebben met specifieke producten rekenen wij hier niet toe. Dit beschouwen wij als primair proces.
Accountmanagement/relatiebeheer valt onder overhead indien dit intern gericht is. Indien dit extern gericht is, valt dit onder directe kosten.
26 Aantal fte Marketing, Het deel van personeel dat (zowel centraal als decentraal) werkzaamheden op het Communicatie, gebied van ‘Marketing, Communicatie, Kwaliteitszorg’ uitvoert. Bij het gemiddeld aantal Kwaliteitszorg fte dienen uitzendkrachten en externen ook meegeteld te worden.
Onder Marketing, Communicatie, Kwaliteitszorg vallen de volgende soortgelijke functies:
Hoofd marketing en communicatie, medewerkers interne communicatie, medewerkers
externe communicatie, medewerkers marketing, medewerkers kwaliteitszorg,
medewerkers intranet/internet (inhoudelijk) en het secretariaat afdeling Marketing,
Communicatie, Kwaliteitszorg.
Accountmanagement/relatiebeheer valt onder overhead indien dit intern gericht is. Indien dit extern gericht is, valt dit onder directe kosten.
27 Kosten Facilitaire Alle personele en materiële kosten die direct betrekking hebben op het uitvoeren van
Zaken werkzaamheden op het gebied van ‘Facilitaire Zaken’. Inclusief kosten voor inhuur en
uitbesteding en exclusief kosten voor diensten aan derden.
28 Aantal fte Facilitaire Het deel van personeel dat (zowel centraal als decentraal) werkzaamheden op Zaken het gebied van ‘Facilitaire Zaken’ uitvoert. Bij het gemiddeld aantal fte dienen uitzendkrachten en externen ook meegeteld te worden.
Onder Facilitaire Zaken vallen de volgende soortgelijke functies: Hoofd Facilitaire Zaken, medewerkers gebouwenbeheer, medewerkers receptie, catering, onderhoudsmedewerkers, postverzorging/repro, presentatie & vormgeving, beveiliging & bewaking, schoonmaak, inkoop, bibliotheek & archief en het secretariaat afdeling Facilitaire Zaken.
Semidirect en direct
Nr. Parameter Definitie
Algemeen
1 Totaal aantal uren Het totale aantal werkzame uren van het personeel. Het aantal uur van uitzendkrachten
en externen dient ook meegeteld te worden. Exclusief het aantal uur van personeel dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal uur van personeel dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
2 Aantal productieve Het totale aantal uren van het personeel besteed aan werkzaamheden in het primaire
uren proces, niet zijnde ondersteunende taken. Het aantal uur van uitzendkrachten en
externen dient ook meegeteld te worden.
Exclusief het aantal uur van personeel dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd
bij een andere organisatie. Inclusief het aantal uur van personeel dat vanuit een andere
organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 85 Nr. Parameter Definitie
3 Reistijd in uren Het totale aantal uren reistijd van het personeel dat wordt aangemerkt als werktijd (productieve uren). Het aantal uur van uitzendkrachten en externen dient ook
meegeteld te worden. Exclusief het aantal uur van personeel dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal uur van personeel dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
4a Aantal beschikbare Het totale aantal werkzame uren van het personeel. Het aantal uur van uitzendkrachten
uren (gemiddeld aantal en externen dient ook meegeteld te worden. uren per fte – niet Exclusief het aantal uur van personeel dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd overhead personeel) bij een andere organisatie. Inclusief het aantal uur van personeel dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
4b Aantal productieve Het totale aantal uren van het personeel besteed aan werkzaamheden in het primaire
uren (gemiddeld aantal proces, niet zijnde ondersteunende taken. Het aantal uur van uitzendkrachten en
uren per fte – nietexternen dient ook meegeteld te worden.
overhead personeel) Exclusief het aantal uur van personeel dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd
bij een andere organisatie. Inclusief het aantal uur van personeel dat vanuit een andere
organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
4c Aantal productieve Het totale aantal uren reistijd van het personeel dat wordt aangemerkt als werktijd uren – realisatie (productieve uren). Het aantal uur van uitzendkrachten en externen dient ook
(gemiddeld aantal uren meegeteld te worden. per fte – niet-overhead Exclusief het aantal uur van personeel dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd personeel) bij een andere organisatie. Inclusief het aantal uur van personeel dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
Inspectie
5 Kosten inspectie Alle personele kosten die direct betrekking hebben op het uitvoeren van inspecties.
6 Aantal fte inspectie Het deel van personeel dat inspecties uitvoert. Het aantal fte van uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden. Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal fte dat
vanuit een andere organisaties is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
Keuren
7 Kosten keuren Alle personele kosten die direct betrekking hebben op het uitvoeren van keuringen.
8 Aantal fte keuren Het deel van personeel dat keuringen uitvoert. Het aantal fte van uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden. Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal fte dat
vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
Opsporing
9 Kosten opsporing Alle personele kosten die direct betrekking hebben op het uitvoeren van opsporingswerkzaamheden.
10 Aantal fte opsporing Het deel van personeel dat opsporingswerkzaamheden uitvoert. Het aantal fte van uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden. Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal fte dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
Laboratoria
11 Kosten laboratoria Alle personele kosten die direct betrekking hebben op het uitvoeren van werkzaamheden omtrent laboratoria.
12 Aantal fte laboratoria Het deel van personeel dat werkzaamheden omtrent laboratoria uitvoert. Het aantal fte van uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden. Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal fte dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 86 Nr. Parameter Definitie
Juridische zaken
13 Kosten juridische Alle personele kosten die direct betrekking hebben op het uitvoeren van juridische zaken werkzaamheden.
14 Aantal fte juridische Het deel van personeel dat juridische werkzaamheden uitvoert. Het aantal fte van zaken uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden. Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal fte dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
Klantcontactcentrum / meldkamer
15 Kosten klantcontact/ Alle personele kosten die direct betrekking hebben op klantcontact/ meldkamer.
meldkamer Bijvoorbeeld het afhandelen van meldingen en klachten of het beantwoorden van
vragen.
16 Aantal fte Het deel van personeel dat klantcontact/meldkamer-werkzaamheden uitvoert.
klantcontact/ Het aantal fte van uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden.
meldkamer Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere
organisatie. Inclusief het aantal fte dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd
bij de eigen organisatie.
Beleidsondersteuning
17 Kosten Alle personele kosten die direct betrekking hebben op beleidsondersteuning. beleidsondersteuning
18 Aantal fte Het deel van personeel dat beleidsondersteunende werkzaamheden uitvoert.
beleidsondersteuning Het aantal fte van uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden.
Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere
organisatie. Inclusief het aantal fte dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd
bij de eigen organisatie.
Overige directe kosten
19 Overige directe kosten Alle directe personele en materiële kosten die geen betrekking hebben op de hierboven benoemde onderdelen.
20 Aantal fte overig direct Het deel van het directe personeel dat geen betrekking heeft op de hierboven benoemde onderdelen. Het aantal fte van uitzendkrachten en externen dient ook meegeteld te worden. Exclusief het aantal fte dat vanuit de eigen organisatie is gedetacheerd bij een andere organisatie. Inclusief het aantal fte dat vanuit een andere organisatie is gedetacheerd bij de eigen organisatie.
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 87
-
G.Lijst betrokken personen
Stuurgroep
Naam Organisatie
1 Elbert Dijkgraaf Voorzitter
2 Jos Goebbels Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV)
3 Gert Mulder GroentenFruit Huis
4 Thijs Cuijpers Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland
5 Jan-Kees Goet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
6 Marjon de Groot - Kortekaas Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
7 Hamza Kacha Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
8 Rogér van Lier Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
9 Angelique Berg Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
10 Rob van Lint Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
11 Bram Bierens Visserij Innovatie Platform
Adviesgroep overheid
Naam Organisatie
1 Emma Heijning Ministerie van Financiën
2 Tom Heldens Ministerie van Financiën
3 Christiaan Mulder Ministerie van Financiën
4 Julien Schrijver Ministerie van Financiën
5 Nina Straathof Ministerie van Financiën
6 Gerco Weenink Ministerie van Financiën
7 Alex Bruijnis Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
8 Sander de Bruin Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
9 Marjon de Groot - Kortekaas Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
10 Hamza Kacha Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
11 Rogér van Lier Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
12 Irinka Schols Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
13 Jolanda van der Kamp Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
14 Pauline op den Kelder Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
15 Patrick Janssen Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
16 Maarten Ipenburg Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 88
Adviesgroep bedrijfsleven
Naam Organisatie
1 Richard de Mooij Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV)
2 Nicolette Quaedvlieg GroentenFruit Huis
3 Jan Veltmans LTO vakgroep Bomen en Vaste Planten
4 Barbara Niemans Nederlandse Zuidvruchten Vereniging (NZV)
5 Gerard van Balsfoort Pelagicfish
6 Henk Boelrijk Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV)
7 Jos Zegers Vee&Logistiek Nederland
8 Mark den Hartog Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI)
9 Guus Pastoor Visfederatie
© 2020 KPMG Advisory N.V. Bijlagen | 89 © 2020 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder
nummer 33263682, is lid van het KPMG- netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. De naam KPMG en het logo zijn geregistreerde merken van KPMG International.
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.