Hoofdstuk 3: De jaarlijkse begroting van de unie

Artikel 313

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en sluit op 31 december.

Artikel 314

De jaarlijkse begroting van de Unie wordt door het Europees Parlement en de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure vastgesteld overeenkomstig de volgende bepalingen:

  • 1. 
    Iedere instelling, met uitzondering van de Europese Centrale Bank, maakt voor 1 juli een raming op van haar uitgaven voor het volgende begrotingsjaar. De Commissie voegt die ramingen samen in een ontwerpbegroting, die afwijkende ramingen mag inhouden.

Dit ontwerp omvat een raming van de uitgaven en een raming van de ontvangsten.

  • 2. 
    De Commissie dient uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar bij het Europees Parlement en bij de Raad een voorstel in dat de ontwerpbegroting bevat.

De Commissie kan de ontwerpbegroting in de loop van de procedure wijzigen totdat het in punt 5 bedoelde bemiddelingscomité bijeen wordt geroepen.

  • 3. 
    De Raad stelt zijn standpunt over de ontwerpbegroting vast en deelt dit standpunt uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar aan het Europees Parlement mee. De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn standpunt.
  • 4. 
    Indien het Europees Parlement binnen een termijn van tweeënveertig dagen na deze mededeling:
  • a) 
    het standpunt van de Raad goedkeurt, is de begroting vastgesteld;
  • b) 
    geen besluit heeft genomen, wordt de begroting geacht te zijn vastgesteld;
  • c) 
    met een meerderheid van zijn leden amendementen aanneemt, wordt het aldus geamendeerde ontwerp toegezonden aan de Raad en aan de Commissie. De voorzitter van het Europees Parlement roept in overleg met de voorzitter van de Raad onverwijld het bemiddelingscomité bijeen. Het bemiddelingscomité komt evenwel niet bijeen indien de Raad het Europees Parlement binnen een termijn van tien dagen na de toezending van het ontwerp meedeelt dat hij alle amendementen van het Parlement aanvaardt.
  • 5. 
    Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen en heeft tot taak om, op basis van de standpunten van het Europees Parlement en van de Raad, binnen een termijn van eenentwintig dagen nadat het is bijeengeroepen, met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen, overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijk ontwerp.

De Commissie neemt deel aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité en neemt alle initiatieven die nodig zijn om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.

  • 6. 
    Indien het bemiddelingscomité binnen de in punt 5 bedoelde termijn van eenentwintig dagen overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk ontwerp, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van veertien dagen, te rekenen vanaf de datum van deze overeenstemming, om het gemeenschappelijk ontwerp goed te keuren.
  • 7. 
    Indien, binnen de in lid 6 genoemde termijn van veertien dagen:
  • a) 
    zowel het Europees Parlement als de Raad het gemeenschappelijk ontwerp goedkeurt of geen besluit neemt, of één van deze instellingen het gemeenschappelijk ontwerp goedkeurt terwijl de andere geen besluit neemt, wordt de begroting geacht definitief te zijn vastgesteld overeenkomstig het gemeenschappelijk ontwerp, of
  • b) 
    zowel het Europees Parlement met een meerderheid van zijn leden, als de Raad het gemeenschappelijk ontwerp afwijst, of indien één van deze instellingen het gemeenschappelijk ontwerp afwijst en de andere geen besluit neemt, wordt door de Commissie een nieuwe ontwerp-begroting ingediend, of
  • c) 
    het Europees Parlement met een meerderheid van zijn leden het gemeenschappelijk ontwerp afwijst terwijl de Raad het goedkeurt, wordt door de Commissie een nieuwe ontwerpbegroting ingediend, of
  • d) 
    het Europees Parlement het gemeenschappelijk ontwerp goedkeurt, terwijl de Raad het afwijst, kan het Europees Parlement binnen veertien dagen na de afwijzing door de Raad met een meerderheid van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen besluiten alle of een aantal van de in punt 4, onder c), bedoelde amendementen te bevestigen. Indien een amendement van het Europees Parlement niet wordt bevestigd, wordt het in het bemiddelingscomité overeengekomen standpunt ten aanzien van de begrotingsonderdelen waarop het amendement betrekking heeft, ingenomen. De begroting wordt geacht definitief te zijn vastgesteld op deze basis.
  • 8. 
    Indien het bemiddelingscomité niet binnen de in lid 5 genoemde termijn van eenentwintig dagen overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk ontwerp, wordt door de Commissie een nieuwe ontwerpbegroting ingediend.
  • 9. 
    Wanneer de in dit artikel omschreven procedure is afgesloten, constateert de voorzitter van het Europees Parlement dat de begroting definitief is vastgesteld.
  • 10. 
    Iedere instelling oefent de haar bij dit artikel toegekende bevoegdheden uit met inachtneming van de Verdragen en van de krachtens deze Verdragen vastgestelde handelingen, in het bijzonder die welke betrekking hebben op de eigen middelen van de Unie en op het evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven.

Artikel 315

Indien bij het begin van een begrotingsjaar de begroting nog niet definitief is vastgesteld, kunnen de uitgaven maandelijks worden verricht per hoofdstuk, overeenkomstig de bepalingen van het ter uitvoering van artikel 322 vastgestelde reglement, met een maximum van een twaalfde van de in hetzelfde hoofdstuk van de begroting van het vorige begrotingsjaar geopende kredieten, en zonder meer dan een twaalfde te mogen bedragen van de in hetzelfde hoofdstuk van de ontwerpbegroting opgenomen kredieten.

De Raad kan op voorstel van de Commissie, onder voorbehoud dat aan de overige in de eerste alinea gestelde voorwaarden wordt voldaan, uitgaven van meer dan eentwaalfde toestaan, overeenkomstig het ter uitvoering van artikel 322 vastgestelde reglement. De Raad zendt dit besluit onverwijld aan het Europees Parlement.

Het in de tweede alinea bedoelde besluit voorziet in de beschikbaarstelling van de nodige middelen voor de toepassing van dit artikel, met inachtneming van de in artikel 311 bedoelde handelingen.

Het besluit wordt van kracht op de dertigste dag volgende op de vaststelling ervan indien het Europees Parlement binnen die termijn niet bij meerderheid van zijn leden besluit die uitgaven te verminderen.

Artikel 316

Onder de voorwaarden die worden vastgesteld met toepassing van artikel 322, kunnen de kredieten welke aan het einde van het begrotingsjaar ongebruikt zijn gebleven, worden overgedragen uitsluitend naar het eerstvolgende begrotingsjaar, voor zover deze kredieten niet betrekking hebben op personeelsuitgaven.

De kredieten worden ingedeeld in hoofdstukken, waarin de uitgaven worden gegroepeerd naar hun aard en bestemming en onderverdeeld overeenkomstig het ter uitvoering van artikel 322 vastgestelde reglement.

De uitgaven van de Europese Raad en van de Raad, van de Commissie, evenals van het Hof van Justitie van de Europese Unie worden als afzonderlijke afdelingen in de begroting opgenomen, onverminderd een speciale regeling voor bepaalde gemeenschappelijke uitgaven.