Parlementair behandelvoorbehoud

De Tweede Kamer zonder personen [flickr/-JvL-]

Als het parlement (de Eerste en/of Tweede Kamer) een voorstel dat in de Raad van Ministers i besproken wordt erg belangrijk vindt voor Nederland, kan het parlement de regering vragen om niet met het voorstel in te stemmen voordat het hierover een debat met de regering heeft gevoerd. Na zo'n parlementair voorbehoud (ook wel behandelvoorbehoud genoemd) moet de regering de Kamer(s) informeren over de voortgang.

Het parlementair voorbehoud is ingevoerd bij de goedkeuringswet van het Verdrag van Lissabon i. Het heeft alleen betekenis tussen het Nederlandse parlement en de Nederlandse regering; andere lidstaten i zijn er niet door gebonden.

1.

Procedureregeling Tweede Kamer

Binnen twee maanden nadat de Tweede Kamer een voorstel van de Europese Commissie i voor een wetgevingshandeling, heeft ontvangen, kan zij besluiten het voorstel van zodanig politiek belang wordt geacht dat de Kamer over de behandeling daarvan op bijzondere wijze wenst te worden geïnformeerd.

De Kamer stelt de regering daarvan schriftelijk in kennis, waarna de regering direct een parlementair voorbehoud laat aantekenen bij de behandeling van het voorstel in de EU. Vervolgens vindt binnen vier weken een overleg plaats met de regering over het bijzondere politieke belang van het voorstel, waarin tevens afspraken worden gemaakt over de wijze van informatieverstrekking door de regering, over het verloop van de onderhandelingen en van de wetgevingsprocedure en over eventueel vervolgoverleg.

Daarbij geldt de volgende procedure:

  • 1. 
    Jaarlijks stelt de Kamer een lijst vast van aangekondigde en voorgenomen wetgevende EU voorstellen. Deze lijst omvat:
    • a. 
      voorstellen die de Kamer mogelijk van zodanig politiek belang acht dat zij over de behandeling daarvan op bijzondere wijze wenst te worden geïnformeerd, en
    • b. 
      voorstellen die de Kamer zal toetsen op de aspecten Europese rechtsgrondslag, subsidiariteit i en proportionaliteit i.
  • 2. 
    Om te komen tot de lijst wijzen de vaste commissies van de Kamer in hun respectieve procedurevergaderingen voorstellen aan uit de voorgenomen plannen en activiteiten van de Europese Commissie in haar jaarlijkse Wetgeving- en Werk Programma en, voor zover al beschikbaar, de aangekondigde voornemens van de EU-Voorzitterschappen.

    De vaste commissies geleiden de door hen aangewezen voorstellen door naar de vaste commissie voor Europese Zaken i. Deze commissie stelt op basis daarvan een volledige lijst van wetgevende EU-voorstellen op.

    De vastgestelde lijst wordt door de vaste commissie voor Europese Zaken met de regering besproken in een notaoverleg, zo mogelijk voor 1 januari van het betreffende jaar.

  • 3. 
    Na het hierboven genoemde notaoverleg doet de vaste commissie voor Europese Zaken een voorstel aan de Kamer tot vaststelling van de volledige lijst van wetgevende EU-voorstellen. De vastgestelde lijst wordt gepubliceerd en aan de regering gezonden.
  • 4. 
    Indien in de loop van het jaar nieuwe wetgevende EU-voorstellen worden ingediend, die niet op de vastgestelde lijst voorkomen, kunnen deze op voorstel van een vaste commissie en na kennisgeving door de betreffende vaste commissie aan de vaste commissie voor Europese Zaken in behandeling worden genomen.
  • 5. 
    Nadat de Kamer een wetgevend EU-voorstel, dat is opgenomen op de hierboven onder 1 genoemde lijst, dan wel is toegevoegd op basis van de hierboven onder 4 genoemde procedure, heeft ontvangen, onderzoekt de betreffende vaste commissie het EU-voorstel en stelt zij een oordeel op over:
    • a. 
      de noodzaak een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen indien de vaste commissie besluit dat zij het voorstel van zodanig politiek belang acht dat zij over de behandeling daarvan op bijzondere wijze wenst te worden geïnformeerd;
    • b. 
      de Europese rechtsgrondslag, subsidiariteit en proportionaliteit.

    De betreffende vaste commissie geleidt haar oordeel door naar de vaste commissie voor Europese Zaken, voor zover dat het parlementair behandelvoorbehoud betreft, en aan de commissie verantwoordelijk voor de toetsing op Europese rechtsgrondslag, subsidiariteit en proportionaliteit, voor zover dat laatstgenoemde aspecten betreft.

  • 6. 
    Bij wetgevende EU-voorstellen die commissieoverstijgend zijn, heeft de vaste commissie voor Europese Zaken een versterkte coördinerende rol, opdat de verschillende invalshoeken in voldoende mate worden betrokken bij de definitieve oordeelvorming van de Kamer. Daartoe kan de vaste commissie voor Europese Zaken aan de betreffende vaste commissie die het voortouw heeft, adviseren om ook andere vaste commissies bij de behandeling en oordeelsvorming te betrekken.
  • 7. 
    Na ontvangst door de vaste commissie voor Europese Zaken van het advies van de betreffende vaste commissie(s) een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen vanwege het politieke belang van het betreffende wetgevende EU-voorstel, geleidt de vaste commissie voor Europese Zaken – al dan niet na overleg of nadere bespreking met de betreffende vaste commissie(s) – het advies door ter besluitvorming door de Kamer.
  • 8. 
    De Kamer besluit over het ingediende advies om een parlementair behandelvoorbehoud aangaande een wetgevend EU-voorstel te laten maken. Op grond van artikel 4, eerste lid van de Goedkeuringswet dient de Kamer binnen 2 maanden na ontvangst van het wetgevend EU-voorstel een besluit te nemen.
  • 9. 
    Op grond van artikel 4, tweede lid van de Goedkeuringswet stelt de Kamer de regering schriftelijk in kennis van haar besluit, waarna de regering onverwijld na de mededeling hiervan een parlementair voorbehoud in de EU dient te maken in het kader van de voor de behandeling van het voorstel te volgen wetgevingsprocedure.
  • 10. 
    Vervolgens heeft op grond van artikel 4, derde lid van de Goedkeuringswet binnen vier weken nadat de Kamer het besluit heeft genomen een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen, een overleg plaats met de Regering over het bijzondere politieke belang van het voorstel, waarin tevens afspraken worden gemaakt over de wijze van informatieverstrekking door de regering, over het verloop van de onderhandelingen en van de wetgevingsprocedure en over eventueel vervolgoverleg.
  • 11. 
    Het overleg onder 10 heeft bij voorkeur plaats in de vorm van een algemeen overleg i van de betreffende vaste commissie met de verantwoordelijke bewindspersoon. Indien een algemeen overleg wegens omstandigheden (zoals recesperiodes) niet mogelijk blijkt kan ook een andere vorm van overleg worden gekozen. De vaste commissie voor Europese Zaken verleent desgewenst op verzoek van de betreffende vaste commissie(s) ondersteunende en adviserende bijstand.

    De tijdens dit overleg met de regering gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd en aan de regering ter kennis gebracht. Tevens wordt de vaste commissie voor Europese Zaken door de betreffende vaste commissie schriftelijk geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met de regering.

  • 12. 
    Na de afronding van dit overleg, als bedoeld in artikel 4, derde lid van de Goedkeuringswet, is de procedure van het parlementair behandelvoorbehoud formeel beëindigd.

2.

Meer informatie