Plannen voor Europese belastingheffing

Met dank overgenomen van Europa Nu.
Eurobiljetten

Anno 2015 werd het budget van de Europese Unie, van circa 145 miljard euro, voor slechts 25 procent gefinancierd uit zogeheten eigen middelen van de EU, zoals een deel van de btw-opbrengst. Dat percentage moest omhoog omdat de lidstaten i hun EU-bijdrage, goed voor 75 procent van het EU-budget, wilden verlagen. Toenmalig eurocommissaris i Janusz Lewandowski i (begroting) blies het debat over de invoering van Europese belastingen eind 2010 nieuw leven in.

Omdat een EU-brede financiële transactiebelasting op bezwaren van lidstaten stuitte, werd gezocht naar alternatieven voor een Europese belastingheffing.

1.

Commissievoorstellen

In oktober 2010 publiceerde de Europese Commissie i een lijst met mogelijke manieren om zelf inkomsten te genereren, zoals een Europese btw, een Europese energiebelasting of een Europese vennootschapsbelasting. Eind maart 2011 bevestigde Lewandowski in een gesprek met staatssecretaris Ben Knapen i van Buitenlandse Zaken dat de Commissie de plannen zou doorzetten.

Bij de presentatie van het meerjarig financieel kader eind juni 2011 deed de Commissie twee voorstellen hoe de EU haar eigen belastinginkomsten zou kunnen genereren:

  • een belasting op financiële transacties
  • één Europese btw-heffing (die komt dan wel in de plaats van de huidige btw-afdracht)

Adviesgroep

In februari 2014 is er een adviesgroep op hoog niveau opgericht genaamd de Werkgroep Eigen Middelen (High Level Group on Own Resources). Deze adviesgroep boog zich over de manier waarop de Europese Unie gefinancierd werd. De groep concludeerde dat het systeem van afdrachten vervangen zou moeten worden door een simpeler en transparanter systeem, zodat er beter verantwoording over afgelegd kan worden. Over de oprichting van deze werkgroep was besloten tijdens de onderhandelingen over de EU-meerjarenbegroting van 2014-2020 i. Voormalig premier van Italië Mario Monti i was voorzitter van de groep.

Op 5 februari 2015 bracht de werkgroep een eerste rapport uit. Hierin werd geconcludeerd dat de EU nog ver weg is van de 'eigen middelen hervormingsvoorstellen' die door de Commissie in 2011 werden ingediend. Het systeem zou oneerlijk zijn omdat rijke landen minder hoeven bij te dragen aan de Europese begroting. Ook hebben nationale parlementen te weinig inbreng waardoor het proces als ondemocratisch bestempeld kan worden.

Op 7 april 2016 heeft de Commissie een actieplan aangenomen, waarin de verschillende stappen staan beschreven die nodig zijn om tot een Europese btw te komen. De Europese btw moet eenvoudiger zijn voor bedrijven, het groeiende risico op fraude tegengaan, efficiënter zijn en gebaseerd zijn op een groter vertrouwen (zowel tussen bedrijven en administratiekantoren als tussen administratiekantoren onderling). Al met al moet de btw dus gemoderniseerd worden. Het definitieve nieuwe systeem zal gebaseerd zijn op het beginsel van belastingheffing in het land van bestemming van de goederen. Dit betekent dat de fiscale regels, waarbij de leverancier van de goederen de btw van zijn klant ontvangt, zullen worden uitgebreid tot grensoverschrijdende transacties. Deze verandering alleen al zou moeten bijdragen aan een vermindering van grensoverschrijdende btw-fraude van 40 miljard euro per jaar.

De Commissie roept in het actieplan het Europees Parlement en de Raad (ondersteund door het Europees Economisch en Sociaal Comité) op om zo snel mogelijk te voorzien in duidelijke politieke begeleiding, waarin zij hun bereidheid uiten mee te werken aan de uiteengezette acties uit het plan.

2.

Europees Parlement

Het Europees Parlement i nam al eerder een voorstel aan tot het heffen van belasting op financiële transacties. Het EP heeft een voorkeur voor een wereldwijde belasting, maar vindt dat de EU zo nodig het voortouw moet nemen. Door deze belasting zouden burgers niet hoeven op te draaien voor de kosten van eventuele toekomstige financiële crises.

In april 2011 stelden de kopstukken van de drie grootste fracties in het Europarlement i voor om iedere lidstaat 1 procent btw aan de EU te laten betalen. Daarnaast pleitten zij voor een belasting van 20 euro per ton uitgestoten kooldioxide. De PVV i-fractie in het Europees Parlement is fel tegen dit plan.

In juni 2012 nam het parlement een resolutie aan die benadrukt dat er alternatieve bronnen van financiering moeten komen. Zo zou een financiële transactietaks of een aangepaste btw-heffing de nationale bijdragen in 2020 tot 40 procent kunnen terugbrengen. Het EP is niet bereid in te stemmen met een meerjarenkader zonder een akkoord over vernieuwd eigen middelen systeem.

3.

Standpunt Nederland

Nederland heeft grote bezwaren tegen een Europese belastingheffing. Volgens Nederland is het heffen van belasting een bevoegdheid van de lidstaten i, en dat moet ook zo blijven. Nederland wil wel af van het huidige systeem van afdrachten per lidstaat, met de talloze uitzonderingen die daarop bestaan. In plaats daarvan is Nederland voorstander van een transparant en eerlijk systeem dat is gebaseerd op het bruto binnenlands product i. In het Nederlandse voorstel zouden de 28 EU-landen een percentage van de omvang van hun economie afdragen aan Brussel voor gemeenschappelijke Europese uitgaven en steun aan de armste regio's.

De Nederlandse Europarlementariërs waren verdeeld over het voorstel voor een Europese belasting. De PVV gaf aan een verlaging te willen zien van de afdracht aan Brussel. PVV-Europarlementariër Lucas Hartong i sprak van domheid en gaf af op de voorzitter van de parlementaire begrotingscommissie Alain Lamassoure: "Lamassoure wil graag meer geld voor zijn Europese hobby´s en is dus boos op de PVV en soevereine lidstaten." Ook SP-Europarlementariër Dennis de Jong i was het niet eens met het voorstel. Hij vreesde dat de Europese burger meer zou moeten betalen en dat Europa meer macht zou opeisen.

D66 en GroenLinks zien wel wat in het voorstel. Volgens Bas Eickhout i (GroenLinks) kan de bijdrage van Nederland omlaag dankzij een Europese belasting.

4.

Standpunt andere landen

Begin 2011 gaven ook Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden aan dat ze een Europese belasting niet zien zitten. Maar niet alle landen zijn tegen; Polen, Spanje, Oostenrijk en België willen er wel over nadenken.

De Belgische Europarlementariër Derk Jan Eppink i heeft zich echter fel tegen een Europese belasting gekeerd. Als oprichter van Vlanetax, de Vlaams-Nederlandse vereniging van belastingbetalers, heeft hij op 7 februari 2012 verenigingen van belastingbetalers uit diverse EU-landen bijeen geroepen om de krachten te bundelen tegen het plan voor Europese belastingen.

Op 22 juni 2012 kwamen de Europese ministers van Financiën i bijeen voor overleg over een Europese maatregel voor belasting op financiële transacties. Zij hebben echter geen overeenstemming kunnen bereiken. Groot-Brittannië, Zweden en Ierland blijven tegen het plan, omdat zij vrezen dat het schadelijk is voor de economische groei en de financiële activiteit in de regio.

In tegenstelling tot eerder is Duitsland nu, samen met Oostenrijk, wel voor maatregelen. De Duitse minister van Financiën Wolfgang Schäuble i wil nu gaan kijken of er overeenstemming kan worden bereikt tussen een kleinere groep EU-landen. Op die manier zou de belastingmaatregel onder de zogenaamde "enhanced cooperation procedure i" in werking kunnen treden. Dit is de procedure die de EU hanteert voor samenwerking op kleinere schaal. Hiervoor is een initiatief van minimaal 9 lidstaten nodig en de goedkeuring van een meerderheid van de lidstaten. Een duidelijke meerderheid heeft inmiddels haar goedkeuring aan het idee verleend.

Toenmalig demissionair minister van Financiën De Jager i heeft zich tegen het plan uitgesproken, omdat zijns inziens alleen bij internationale invoering een belasting op financiële transacties moet komen. Als de transactietaks alleen in de EU wordt ingevoerd, zou de Nederlandse economie daar schade van ondervinden. Nederland heeft op 1 juli 2012 een eigen bankenbelasting ingevoerd.

5.

Financiële kaders

Wat op de achtergrond meespeelt is het debat over hoeveel de EU überhaupt zou moeten besteden. Iedere zeven jaar presenteert de EU een meerjarig financieel kader i, waarin de hoofdlijnen van de begroting zijn vastgesteld. Hierin wordt de hoogte van het budget van de EU, waar het geld aan uitgegeven wordt en hoeveel iedere lidstaat moet bijdragen uiteengezet.

6.

Meer informatie