Uitvoeringsbesluit 2022/2542 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 waarbij Nederland wordt gemachtigd af te wijken van artikel 285 van de btw-richtlijn

1.

Wettekst

22.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/105

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/2542 VAN DE RAAD

van 19 december 2022

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 waarbij Nederland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 van de Raad (2) werd Nederland gemachtigd om een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) vrij te stellen (de “bijzondere maatregel”).

 

(2)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 verstrijkt op 31 december 2022. Bij brief van 23 augustus 2022 heeft Nederland verzocht om de bijzondere maatregel te mogen blijven toepassen tot en met 31 december 2024, de datum waarop de lidstaten Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad (3) moeten omzetten. Uit die richtijn volgt dat de lidstaten met ingang van 1 januari 2025 vrijstelling van btw mogen verlenen voor leveringen van goederen en diensten door belastingplichtigen van wie de jaaromzet in een bepaalde lidstaat de drempel van 85 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid niet overschrijdt.

 

(3)

Op grond van artikel 395, lid 2, tweede alinea van Richtlijn 2006/112/EG, heeft de Commissie het verzoek van Nederland aan de overige lidstaten, met uitzondering van Spanje, bij brief van 25 augustus 2022 toegezonden. Bij brief van 26 augustus heeft de Commissie dit verzoek aan Spanje toegezonden. Bij brief van 29 augustus 2022 heeft de Commissie Nederland ervan in kennis gesteld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

 

(4)

De bijzondere maatregel is in overeenstemming met Richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2020/285, die tot doel heeft de nalevingslasten voor kleine ondernemingen te verlichten en concurrentieverstoringen in de interne markt te vermijden.

 

(5)

De bijzondere maatregel zal facultatief blijven voor belastingplichtigen aangezien zij nog altijd voor de normale btw-regeling kunnen kiezen krachtens artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.

 

(6)

Volgens door Nederland verstrekte gegevens zal de bijzondere maatregel geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik.

 

(7)

Met de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad (4) hoeft Nederland vanaf het begrotingsjaar 2022 geen compensatieberekening meer te verrichten met betrekking tot het overzicht van de eigen btw-middelen.

 

(8)

Aangezien de bijzondere maatregel gunstige gevolgen heeft gehad voor de vereenvoudiging van btw-gerelateerde verplichtingen door de administratieve lasten en de nalevingskosten voor kleine ondernemingen en de belastingautoriteiten te verlagen, zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, is het passend Nederland toe te staan de bijzondere maatregel van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 toe te passen.

 

(9)

De toepassing van de bijzondere maatregel moet in de tijd beperkt blijven. De termijn moet lang genoeg zijn om de Commissie in staat te stellen de doeltreffendheid en de geschiktheid van de huidige drempel te evalueren. Bovendien moeten de lidstaten krachtens artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/285 uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om te voldoen aan artikel 1 van die richtlijn, en moeten zij deze bepalingen met ingang van 1 januari 2025 toepassen. Het is derhalve passend Nederland toe te staan de bijzondere maatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

 

(10)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 wordt vervangen door:

“Artikel 2

Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 19 december 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    SÍKELA
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 van de Raad van 4 december 2018 waarbij Nederland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 310 van 6.12.2018, blz. 25).
  • (3) 
    Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).
  • (4) 
    Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 165 van 11.5.2021, blz. 9).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.