Besluit 2022/2481 - Beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030

1.

Wettekst

19.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 323/4

 

BESLUIT (EU) 2022/2481 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 december 2022

tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In haar mededeling van 9 maart 2021 getiteld “Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium” (de “mededeling over het digitale kompas”) heeft de Commissie haar visie voor 2030 beschreven voor de ontplooiing van burgers en bedrijven door middel van de digitale transformatie (het “digitale decennium”). Het pad van de Unie naar digitale transformatie van de economie en de samenleving moet leiden naar digitale open soevereiniteit, eerbiediging van de grondrechten, de rechtsstaat en de democratie, inclusie, toegankelijkheid, gelijkheid, duurzaamheid, veerkracht, veiligheid, verbetering van de levenskwaliteit, de beschikbaarheid van diensten en eerbiediging van de rechten en ambities van burgers. Het moet bijdragen tot een dynamische, hulpbronnenefficiënte en eerlijke economie en samenleving in de Unie.

 

(2)

De digitale transformatie is niet mogelijk zonder krachtige ondersteuning van wetenschap, onderzoek, ontwikkeling en de wetenschappelijke gemeenschap — de drijvende krachten achter de technologische en digitale revolutie. Aangezien de mate van digitalisering van de economie of de samenleving bovendien een kritieke basis vormt voor de economische en maatschappelijke veerkracht, maar ook hun wereldwijde invloed mede bepaalt, moet het internationale optreden van de Unie het brede scala aan bestaande samenwerkingsmechanismen structureren in overeenstemming met de pijlers van het digitale decennium. De noodzaak van een dergelijke structurering komt ook tot uiting in de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 1 december 2021 getiteld “De Global Gateway”, waarmee de Unie de wereldwijde investeringskloof wil helpen verkleinen op basis van een democratische, op waarden gebaseerde aanpak die hoogwaardige, transparante partnerschappen bevordert om tegemoet te komen aan de wereldwijde behoeften op het gebied van infrastructuurontwikkeling.

 

(3)

In een verklaring van 25 maart 2021 beschouwden de leden van de Europese Raad de mededeling over het digitale kompas als een stap op weg naar het uitzetten van de digitale koers van de Unie voor het komende decennium en bevestigden zij de in de mededeling over het digitale kompas beschreven visie, waaronder het idee voor een beleidsprogramma met een doeltreffend governancekader voor de uitvoering van meerlandenprojecten die nodig zijn voor de digitale transformatie van de Unie op kritieke gebieden. Tevens verzochten zij de Commissie om het beleidsinstrumentarium van de Unie voor de digitale transformatie uit te breiden, op Unie- en nationaal niveau, en om de digitale transformatie te bevorderen door alle beschikbare instrumenten van het industrie-, handels-, en mededingingsbeleid, het beleid voor vaardigheden en onderwijs, het onderzoeks- en innovatiebeleid en langetermijnfinancieringsinstrumenten te benutten.

 

(4)

De Europese verklaring over digitale rechten en beginselen voor het digitale decennium (de “Europese verklaring”) zal mensen centraal stellen in de digitale transformatie, bevordert beginselen voor de digitale transformatie in overeenstemming met gemeenschappelijke Europese waarden en rechtsregels en beoogt bij te dragen aan de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van dit besluit. Daartoe moeten de Commissie en de lidstaten bij hun gezamenlijke inspanningen voor de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van dit besluit rekening houden met de in de Europese verklaring vastgestelde digitale beginselen en rechten.

 

(5)

Zoals beschreven in de mededeling van de Commissie van 5 mei 2021 getiteld “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa” is het noodzakelijk dat de Unie kritieke technologieën en strategische sectoren identificeert, zodat strategische zwakke punten en risicovolle afhankelijkheden die bevoorradingsproblemen of risico’s op het gebied van cyberbeveiliging kunnen veroorzaken, worden verholpen en de digitale transformatie wordt gestimuleerd. Hiermee wordt onderstreept hoe belangrijk het is dat de lidstaten hun krachten verenigen en de industrie helpen bij het aanpakken van die afhankelijkheden en het ontwikkelen van strategische capaciteitsbehoeften. Dit is ook een antwoord op de analyse van de Commissie zoals beschreven in haar mededeling van 8 september 2021 getiteld “Strategisch prognoseverslag 2021 — Het vermogen en de vrijheid tot handelen van de EU”. In het kader van de bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgestelde herstel- en veerkrachtfaciliteit en van het opstellen van de nationale herstel- en veerkrachtplannen heeft de Commissie de lidstaten aangemoedigd om hun inspanningen te coördineren, onder meer om meerlandenprojecten op digitaal gebied op te zetten.

Die ervaring onderstreept dat het noodzakelijk is dat de Commissie de coördinatie door de lidstaten ondersteunt en dat de Unie moet beschikken over uitvoeringsmechanismen voor het vergemakkelijken van gezamenlijke investeringen, teneinde meerlandenprojecten op te zetten. In samenhang met andere initiatieven van de Commissie, zoals het waarnemingscentrum van de Unie voor kritieke technologieën, als bedoeld in de mededeling van de Commissie van 22 februari 2021 getiteld “Actieplan voor synergieën tussen de civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën” moet voor de uitvoering van het digitale kompas een governancestructuur worden opgezet, die moet helpen bij het in kaart brengen van de huidige en eventuele toekomstige digitale strategische afhankelijkheden van de Unie en op die moet bijdragen aan het versterken van de digitale open soevereiniteit van de Unie.

 

(6)

In haar mededeling van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” benadrukte de Commissie dat de Unie gebruik moet maken van het potentieel van de digitale transformatie, die bij uitstek de doelstellingen van de Europese Green Deal een stuk dichterbij kan brengen. De Unie moet de noodzakelijke digitale transformatie bevorderen en daarin investeren, want digitale technologieën en nieuwe methoden en processen zijn in tal van sectoren van cruciaal belang voor het verwezenlijken van de duurzaamheidsdoelstellingen van de Europese Green Deal, de Overeenkomst van Parijs die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (4) en de doelstellingen van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling. Digitale technologieën, zoals artificiële intelligentie, 5G, 6G, blockchain, cloud- en edgecomputing en het internet der dingen moeten de effecten van beleid in verband met klimaatverandering en milieubescherming versnellen en optimaliseren, onder meer via duurzame levenscycli. Samen met satellietnavigatie en satellietplaatsbepaling biedt digitalisering ook nieuwe mogelijkheden voor het op afstand monitoren van lucht- en waterverontreiniging en voor het monitoren en optimaliseren van het gebruik van energie en natuurlijke hulpbronnen. De Unie heeft behoefte aan een digitale sector waarin duurzaamheid centraal staat, ook in zijn toeleveringsketen, zodat een buitensporige afhankelijkheid van kritieke grondstoffen wordt voorkomen en digitale infrastructuur en technologie aantoonbaar duurzamer, hernieuwbaarder en energie- en hulpbronnenefficiënter worden en overeenkomstig de Europese Green Deal bijdragen aan een duurzame circulaire en klimaatneutrale economie.

 

(7)

Beleid en investeringen inzake digitale infrastructuur en investeringen daarin moeten connectiviteit, met inbegrip van een beschikbare internettoegang, voor iedereen en overal in de Unie tot doel hebben, teneinde de digitale kloof in de gehele Unie te dichten, met bijzondere aandacht voor de kloof tussen verschillende geografische gebieden.

 

(8)

De in de mededeling over het digitale kompas voorziene maatregelen moeten worden uitgevoerd om de acties zoals bedoeld in de strategie die werd voorgesteld in de mededeling van de Commissie van 19 februari 2020 met als titel “De digitale toekomst van Europa vormgeven”, daarbij voortbouwend op bestaande instrumenten van de Unie, zoals de programma’s in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds, vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad (5) en het instrument voor technische ondersteuning, vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad (6), en Verordeningen (EU) 2021/523 (7), (EU) 2021/690 (8), (EU) 2021/694 (9), (EU) 2021/695 (10), (EU) 2021/1153 (11) van het Europees Parlement en de Raad, alsook op de middelen die zijn toegewezen aan de digitale transformatie op grond van Verordening (EU) 2021/241. Dit besluit moet een beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 vaststellen voor de verwezenlijking, versnelling en vormgeving van een geslaagde digitale transformatie van de economie en de samenleving van de Unie.

 

(9)

De Europese pijler van sociale rechten die door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tijdens de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders op 17 november 2017 in Göteborg, Zweden is afgekondigd, roept op tot het recht op toegang tot essentiële diensten van goede kwaliteit, waaronder digitale communicatie, alsook het recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren.

 

(10)

Om wat betreft het tempo van de digitale transformatie het Unietraject te kunnen volgen, moeten er digitale streefcijfers op Unieniveau worden vastgesteld. Die digitale streefcijfers moeten worden gekoppeld aan concrete terreinen waarop naar verwachting binnen de Unie collectief vooruitgang zal worden geboekt. De digitale streefcijfers sluiten aan bij de vier in de mededeling over het digitale kompas genoemde kernpunten, die zijn aangewezen als gebieden die essentieel zijn voor de digitale transformatie van de Unie: digitale vaardigheden, digitale infrastructuur, digitalisering van ondernemingen en digitalisering van overheidsdiensten.

 

(11)

Dit besluit doet geen afbreuk aan de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

 

(12)

Digitale basis- en geavanceerde vaardigheden en andere vaardigheden, onder meer op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM), zijn essentieel voor een snellere aanpassing van de industrie van de Unie aan structurele veranderingen. Het is de bedoeling dat digitaal zelfbewuste en bekwame burgers, met inbegrip van burgers met een beperking, in staat zijn de mogelijkheden van het digitale decennium te benutten. Hiervoor moet de nadruk worden gelegd op onderwijs, zodat de onderwijsgemeenschap, met name leerkrachten, adequaat is opgeleid, gekwalificeerd en toegerust om technologie doeltreffend te gebruiken in haar onderwijsmethoden en les te geven over digitale technologieën, zodat studenten beter toegerust zijn om op korte en langere termijn tot de arbeidsmarkt toe te treden. Digitaal onderwijs en digitale opleiding moeten de Unie ook aantrekkelijker maken voor hooggekwalificeerde professionals met geavanceerde digitale vaardigheden vergroten zodat er meer van deze personen beschikbaar komen op de arbeidsmarkt.

Volgens de door de Commissie gepubliceerde index van de digitale economie en samenleving (DESI) 2021 hadden bedrijven in de Unie, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), al vóór de COVID-19-pandemie moeite om voldoende informatie- en communicatietechnologie (ICT-)professionals te vinden. Digitale opleiding en digitaal onderwijs moeten derhalve alle acties ondersteunen die ervoor zorgen dat werknemers zijn toegerust met de nodige huidige en toekomstige vaardigheden die alle relevante belanghebbenden in beweging brengen en stimuleren voor een maximaal effect van investeringen in de verbetering van bestaande vaardigheden (bijscholing) en opleiding in nieuwe vaardigheden (omscholing) en in een leven lang leren ten behoeve van de actieve bevolking, teneinde ervoor te zorgen dat de mogelijkheden van de digitalisering van de industrie en diensten ten volle worden benut. Ook niet-formele digitale opleiding die door werkgevers in de vorm van “al doende leren” wordt aangeboden, moet worden aangemoedigd. Onderwijs en opleiding zullen ook concrete loopbaanstimulansen bieden om verschillen in kansen en behandeling tussen vrouwen en mannen te voorkomen en op te heffen.

 

(13)

Een duurzame digitale infrastructuur voor connectiviteit, micro-elektronica en het vermogen om big data te verwerken zijn van cruciaal belang om de voordelen van digitalisering te benutten, alsook voor verdere technologische ontwikkelingen en voor het digitale leiderschap van de Unie. Overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 30 juni 2021 getiteld “Een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU — Naar sterkere, verbonden, veerkrachtige en welvarende plattelandsgebieden in 2040” is er behoefte aan betrouwbare, snelle en beveiligde connectiviteit voor iedereen en overal in de Unie, ook in landelijke en afgelegen gebieden, zoals eilanden en bergachtige en dunbevolkte gebieden en ultraperifere gebieden. De maatschappelijke behoefte aan convergerende bandbreedte voor uploaden en downloaden groeit voortdurend. Uiterlijk 2030 moeten er netwerken met gigabitsnelheden beschikbaar komen voor wie dergelijke capaciteit nodig heeft of wil. Alle eindgebruikers in de Unie moeten kunnen gebruikmaken van gigabitdiensten die door netwerken op een vaste locatie tot aan het netwerkaansluitpunt worden aangeboden. Bovendien moeten alle bevolkte gebieden worden gedekt door een draadloos hogesnelheidsnetwerk van de volgende generatie met prestaties die minstens aan 5G gelijkwaardig zijn. Alle marktdeelnemers die profiteren van de digitale transformatie moeten hun sociale verantwoordelijkheid op zich nemen en een eerlijke en evenredige bijdrage leveren aan de publieke goederen, diensten en infrastructuur, ten bate van alle burgers in de Unie.

 

(14)

Technologische neutraliteit als bedoeld in Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad (12)is een beginsel dat als leidraad moet dienen voor het nationale beleid van de Unie en de lidstaten op het gebied van infrastructuur voor digitale connectiviteit, die de hoogste prestaties, veerkracht, veiligheid en duurzaamheid moet bieden, om van de welvaart te kunnen profiteren. Alle technologieën en transmissiesystemen die kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de gigabitconnectiviteit, met inbegrip van de huidige en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van glasvezel, satelliet, 5G of enig ander toekomstig ecosysteem en wifi van de volgende generatie, moeten derhalve gelijk worden behandeld wanneer zij gelijkwaardige netwerkprestaties leveren.

 

(15)

Halfgeleiders zijn van essentieel belang voor de belangrijkste strategische waardeketens en in de toekomst zal er naar verwachting nog meer vraag naar zijn dan op dit ogenblik, vooral op de meest innovatieve technologische gebieden. Aangezien zij centraal staan in de digitale economie, zijn halfgeleiders ook van cruciaal belang voor de transitie naar duurzaamheid en dragen zij aldus ook bij tot de doelstellingen van de Europese Green Deal. Halfgeleiders met een lage energievoetafdruk dragen ook bij aan het leiderschap van de Unie op het gebied van duurzame digitale technologieën. Het is de bedoeling dat de veerkracht van de waardeketen voor halfgeleiders en productiecapaciteit voor halfgeleiders (bestaande uit materiaal, uitrusting, ontwerp, vervaardiging, verwerking en verpakking) wordt versterkt, onder meer door het tot stand brengen van grootschalige innovatieve infrastructuur in overeenstemming met het Unierecht inzake ecologische duurzaamheid. Kwantumcapaciteit en energiezuinige halfgeleiders zijn bijvoorbeeld van cruciaal belang voor het bereiken van klimaatneutrale, zeer beveiligde edge nodes die, waar gebruikers zich ook bevinden, de toegang tot datadiensten met lage latentie waarborgen.

 

(16)

De huidige en toekomstige technologieën zijn niet alleen faciliterende factoren, maar zullen de kern vormen van nieuwe producten, productieprocessen en bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op eerlijke en beveiligde gegevensuitwisseling in de data-economie en tegelijkertijd zorgen voor een doeltreffende bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van persoonsgegevens. De transformatie van bedrijven hangt af van hun vermogen om snel en volledig nieuwe digitale technologieën in te voeren, ook in industriële en dienstverlenende ecosystemen die momenteel achterlopen. Die transformatie is met name belangrijk voor kmo’s, die nog steeds geconfronteerd worden met uitdagingen bij de invoering van digitale oplossingen.

 

(17)

De lidstaten worden aangemoedigd om binnen hun overheidsdiensten het eenmaligheidsbeginsel toe te passen en aldus het hergebruik van gegevens te bevorderen, in overeenstemming met de regels inzake gegevensbescherming, om extra lasten voor burgers of bedrijven te vermijden.

 

(18)

Ook het democratisch bestel en belangrijke overheidsdiensten zijn sterk afhankelijk van digitale technologieën. Alle burgers en bedrijven moeten digitaal kunnen communiceren met overheidsdiensten. Verschillende parameters van dergelijke communicatie, zoals gebruikersgerichtheid en transparantie, moeten via de DESI worden gemonitord. Belangrijke overheidsdiensten, alsook elektronische patiëntendossiers, moeten vrij en volledig toegankelijk zijn in een uitstekende digitale omgeving die gebruiksvriendelijke, efficiënte, betrouwbare en gepersonaliseerde diensten en instrumenten met hoge beveiligings- en privacynormen biedt. Dergelijke belangrijke overheidsdiensten moeten ook diensten omvatten die relevant zijn bij grote levensgebeurtenissen van natuurlijke personen, zoals het verliezen of vinden van een baan, studeren, het bezitten of besturen van een auto, of het opstarten van een bedrijf, en van rechtspersonen in hun beroepsleven. De offlinetoegankelijkheid van diensten moet echter worden gehandhaafd bij de overgang naar digitale instrumenten.

 

(19)

Digitale technologieën moeten bijdragen tot het bereiken van bredere maatschappelijke resultaten die niet beperkt blijven tot de digitale sfeer, maar positieve effecten hebben op het dagelijks leven en het welzijn van de burgers. Voor het slagen van de digitale transformatie is het nodig dat deze gepaard gaat met verbeteringen op het gebied van democratie, goed bestuur, sociale inclusie en efficiëntere overheidsdiensten.

 

(20)

De Commissie moet de digitale streefcijfers en desbetreffende definities uiterlijk in juni 2026 evalueren om te beoordelen of zij nog aan het hoge ambitieniveau van de digitale transformatie voldoen. Indien zij dit nodig acht, moet de Commissie wijzigingen in de digitale streefcijfers kunnen voorstellen om technische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen aan te pakken, met name op het gebied van data-economie, duurzaamheid en cyberbeveiliging.

 

(21)

Wanneer overheidsmiddelen worden gebruikt, is het van het allergrootste belang dat die de grootst mogelijke waarde opleveren voor de samenleving en het bedrijfsleven. Overheidsfinanciering moet daarom gericht zijn op open en niet-discriminerende toegang tot de resultaten van gefinancierde projecten, tenzij een andere benadering in gemotiveerde en evenredige gevallen beter wordt geacht.

 

(22)

Harmonieuze, inclusieve en gestage voortgang bij de digitale transformatie en bij het verwezenlijken van de digitale streefcijfers van de Unie vergt een uitvoerige, solide, betrouwbare, flexibele en transparante vorm van governance, op basis van nauwe samenwerking en coördinatie tussen het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten. Met een geschikt mechanisme moet worden gezorgd voor de coördinatie van de convergentie, voor de uitwisseling van beste praktijken en voor de samenhang en effectiviteit van de beleidslijnen en maatregelen op Unie- en nationaal niveau, en moet ook worden aangemoedigd dat er passende synergieën tot stand worden gebracht tussen Unie- en nationale financiering alsmede tussen initiatieven en programma’s van de Unie. Daartoe zou de Commissie de lidstaten kunnen begeleiden en ondersteunen bij het optimaal gebruikmaken van de meest geschikte vormen van synergie. Daartoe moeten bepalingen worden vastgesteld voor een monitoring- en samenwerkingsmechanisme ter uitvoering van het digitale kompas. Een dergelijk mechanisme moet rekening houden met de uiteenlopende situaties tussen en binnen de lidstaten, moet evenredig zijn, met name wat de administratieve lasten betreft, en moet de lidstaten in staat stellen om bij het vaststellen van hun nationale doelstellingen een hoger ambitieniveau na te streven.

 

(23)

Het monitoring- en samenwerkingsmechanisme ter uitvoering van het digitale kompas moet een versterkt monitoringsysteem omvatten voor het in kaart brengen van lacunes in de strategische digitale capaciteit van de Unie. Ook moet het onder meer een mechanisme omvatten voor de verslaglegging over de voortgang bij het realiseren van de in dit besluit vervatte digitale streefcijfers, alsook over de mate van naleving van de in dit besluit vastgestelde algemene doelstellingen in meer algemene zin. Met dat mechanisme moet een kader voor samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten worden ingesteld om oplossingen te zoeken voor knelpunten en gerichte acties voor te stellen om die doeltreffend aan te pakken.

 

(24)

De DESI dient te worden geïntegreerd in het verslag over de staat van het digitale decennium (het “verslag over het digitale decennium”), en te worden gebruikt om de voortgang bij het behalen van de digitale streefcijfers bij te houden. Een dergelijke monitoring moet onder meer bestaan uit een analyse van de indicatoren waarmee de voortgang op lidstaatniveau wordt gemeten, het nationale beleid en de nationale initiatieven ter verwezenlijking van de in dit besluit vastgestelde algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers, alsook de horizontale en thematische analyses waarmee de digitale transformatie van de economieën van de Unie wordt bijgehouden en een rangorde van de vorderingen van de lidstaten in die richting. Bovenal moeten de dimensies en indicatoren van de DESI worden afgestemd op de in het besluit vastgestelde digitale streefcijfers. In de uitvoeringshandelingen die door de Commissie zullen worden vastgesteld, zullen per digitaal streefcijfer kernprestatie-indicatoren (key performance indicators — KPI’s) worden bepaald. Met het oog op de blijvende effectiviteit van de monitoring en om rekening te houden met technologische ontwikkelingen, moeten de kernprestatie-indicatoren wanneer nodig worden bijgewerkt. Het mechanisme voor gegevensverzameling binnen de lidstaten moet, waar passend, worden versterkt, zodat er een volledig beeld ontstaat van de vorderingen op weg naar de digitale streefcijfers en van de informatie over relevante beleidslijnen, programma’s en initiatieven op nationaal niveau, en moet, waar mogelijk, naar geslacht en naar regio uitgesplitste gegevens bevatten overeenkomstig het Unierecht en nationale recht.

Op basis van de evaluaties van de Commissie en wanneer dat nodig is, moet de Commissie na raadpleging van de lidstaten een tijdschema opstellen waarin de toekomstige behoeften op het gebied van gegevensverzameling worden vastgelegd. Bij het opstellen van de DESI moet de Commissie zich hoofdzakelijk baseren op officiële statistieken die in het kader van verschillende onderzoeken van de Unie over de informatiemaatschappij uit hoofde van Verordeningen (EU) 2019/1700 (13) en (EU) 2019/2152 (14) van het Europees Parlement en de Raad worden verzameld. Voor het verzamelen van gegevens over de relevante indicatoren die niet in de onderzoeken van de Unie worden gemeten of niet via andere verslagleggingen, zoals in het kader van de strategie in de mededeling van de Commissie van 25 juni 2008 getiteld ““Denk eerst klein” — Een “Small Business Act” voor Europa”, met inbegrip van haar jaarlijkse evaluatie van de prestaties van kmo’s, worden verzameld, moet de Commissie gebruikmaken van specifieke onderzoeken. De definities met betrekking tot de in dit besluit bedoelde digitale streefcijfers gelden niet als precedent voor KPI’s en zij vormen op geen enkele wijze een belemmering voor de komende meting van de voortgang bij de verwezenlijking van die streefcijfers door middel van de KPI’s.

 

(25)

Om de medewetgevers op de hoogte te houden van de voortgang bij de digitale transformatie in de Unie moet de Commissie jaarlijks een verslag doen toekomen over het digitale decennium aan het Europees Parlement en de Raad, met daarin een overzicht en analyse van de digitale transformatie van de Unie en een evaluatie van de voortgang inzake de in dit besluit bedoelde algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers voor de periode tot 2030. Het verslag over het digitale decennium, met name de DESI moeten worden meegenomen in het Europees Semester, waaronder aspecten in verband met de herstel- en veerkrachtfaciliteit, terwijl de aanbevelingen voor beleidslijnen, maatregelen en acties in het verslag over het digitale decennium een aanvulling moeten vormen op de landspecifieke aanbevelingen.

 

(26)

Sinds 2019 omvat DESI het scorebord “Women in Digital”, waarin de prestaties van de lidstaten op het gebied van internetgebruik, vaardigheden van internetgebruikers, gespecialiseerde vaardigheden en arbeidsparticipatie worden beoordeeld op basis van twaalf indicatoren. De opname van het scorebord “Women in Digital” in het verslag over het digitale decennium moet het mogelijk maken de digitale genderkloof te monitoren.

 

(27)

De Commissie moet met name in haar verslag over het digitale decennium nagaan in welke mate de algemene doelstellingen van dit besluit doeltreffend zijn omgezet in beleidslijnen, maatregelen of acties, alsook welke voortgang is geboekt bij de verwezenlijking van de digitale streefcijfers en per streefcijfer specificeren hoeveel vorderingen de Unie ten opzichte van de prognosetrajecten heeft gemaakt, een inschatting geven van de inspanningen die nodig zijn om alle streefcijfers te behalen, met vermelding van eventuele investeringsachterstanden met betrekking tot digitale capaciteit en innovatie, en meer bekendheid geven aan de acties die nodig zijn voor het vergroten van de digitale open soevereiniteit. Het verslag moet ook een beoordeling van de uitvoering van relevante regelgevingsvoorstellen bevatten, en een beoordeling van de acties die op het niveau van de lidstaten en van de Unie zijn ondernomen.

 

(28)

Op basis van de beoordeling van de Commissie dient het verslag specifieke aanbevelingen voor beleidslijnen, maatregelen en acties te bevatten. Wanneer zij in het verslag aanbevelingen doet voor beleidslijnen, maatregelen of acties, moet de Commissie rekening houden met de meest recente beschikbare gegevens, de gezamenlijke verbintenissen die zijn aangegaan, de door de lidstaten vastgestelde beleidslijnen en maatregelen en de voortgang met betrekking tot voorstellen voor acties die in eerdere verslagen zijn gedaan en waaraan door middel van het samenwerkingsmechanisme gevolg is gegeven. Bovendien moet de Commissie rekening houden met het feit dat de afzonderlijke lidstaten in verschillende mate kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de digitale streefcijfers, evenals met reeds bestaande beleidslijnen, maatregelen en acties die geschikt worden geacht om die streefcijfers te behalen, ook als die nog geen effect hebben gesorteerd.

 

(29)

Om te waarborgen dat de in dit besluit bedoelde algemene doelstellingen en digitale streefcijfers worden verwezenlijkt en dat alle lidstaten daar daadwerkelijk aan bijdragen, moeten de opzet en uitvoering van het monitoring- en samenwerkingsmechanisme garanderen dat er, door middel van een constructieve en inclusieve dialoog tussen de lidstaten en de Commissie. De Commissie moet ervoor zorgen dat het Europees Parlement tijdig over het resultaat van de dialoog wordt geïnformeerd.

 

(30)

De Commissie moet samen met de lidstaten prognosetrajecten voor de Unie vaststellen teneinde de in dit besluit uiteengezette digitale streefcijfers te verwezenlijken. Die prognosetrajecten moeten, waar mogelijk, door de lidstaten in nationale prognosetrajecten worden omgezet, en, in voorkomend geval, naar behoren rekening houden met de regionale dimensie. De verschillende mate waarin de afzonderlijke lidstaten een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de digitale streefcijfers, alsmede hun verschillende uitgangspunten, moeten in de nationale prognosetrajecten worden meegenomen en weerspiegeld. De nationale prognosetrajecten moeten helpen bij het beoordelen van de vorderingen op Unie- en nationaal niveau.

 

(31)

Om ervoor te zorgen dat de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten doelmatig en doeltreffend verloopt, moeten de lidstaten bij de Commissie een nationaal strategisch stappenplan voor het digitale decennium indienen voor de periode tot 2030 (het “nationaal stappenplan”) waarin, indien mogelijk en meetbaar op nationaal niveau, nationale prognosetrajecten worden voorgesteld met daarin een beschrijving van alle geplande, vastgestelde of uitgevoerde instrumenten die zijn bedoeld als bijdrage aan het op Unieniveau verwezenlijken van de in dit besluit vastgestelde algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers. De lidstaten moeten in hun nationaal stappenplan informatie kunnen opnemen over de beleidslijnen, maatregelen en acties op regionaal niveau. De nationale stappenplannen moeten worden opgesteld na raadpleging van de voornaamste belanghebbenden, zoals bedrijfsorganisaties, met inbegrip van vertegenwoordigers van kmo’s, sociale partners en het maatschappelijk middenveld, waaronder ouderen en jongeren, alsmede lokale en regionale vertegenwoordigers, en behoren een essentieel instrument te zijn voor het coördineren van het beleid van de lidstaten en voor het waarborgen van de voorspelbaarheid van de markt. De lidstaten moeten oog hebben voor relevante sectorale initiatieven op Unie- en nationaal niveau en samenhang daarmee bevorderen. De toezegging van een lidstaat om een nationaal stappenplan op te stellen teneinde bij te dragen aan de verwezenlijking van de digitale streefcijfers op Unieniveau, belet diezelfde lidstaat niet om strategieën op nationaal of regionaal niveau uit te tekenen en uit te voeren of zich in bepaalde industriële of digitale domeinen te specialiseren.

 

(32)

Tijdens de samenwerkingscycli tussen de Commissie en de lidstaten kunnen de lidstaten voorstellen doen voor aanpassingen aan hun nationaal stappenplan, zodat er rekening kan worden gehouden met het verloop van de digitale transformatie op Unie- en nationaal niveau en met name kan worden gereageerd op de door de Commissie gedane aanbevelingen voor beleidslijnen, maatregelen en acties. Om een consistente en vergelijkbare aanpak in alle lidstaten te bevorderen en de opstelling van de nationale stappenplannen te vergemakkelijken, moet de Commissie richtsnoeren verstrekken waarin de belangrijkste elementen van de structuur van een nationaal stappenplan en met name de gemeenschappelijke elementen die alle nationale stappenplannen moeten bevatten, nader worden uiteengezet. De richtsnoeren moeten ook voorzien in een algemene aanpak die de lidstaten bij de vaststelling van hun nationale prognosetrajecten moeten volgen.

 

(33)

Het monitoring- en samenwerkingsmechanisme tussen de Commissie en de lidstaten moet van start gaan met de beoordeling van het nationaal stappenplan en gebaseerd zijn op de gegevens en de beoordeling in het verslag over het digitale decennium, alsmede op de feedback die van relevante belanghebbenden, zoals bedrijfsorganisaties, met inbegrip van vertegenwoordigers van kmo’s, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, alsmede lokale en regionale vertegenwoordigers, is ontvangen.

 

(34)

Bij het tijdschema voor de samenwerking moet worden bedacht dat het noodzakelijk is om de uitkomsten van een eerdere samenwerkingscyclus toe mee te nemen, evenals de beleidslijnen, maatregelen, acties en eventuele aanpassingen aan de nationale stappenplannen om de twee jaar.

 

(35)

Om ervoor te zorgen dat de voortgang van de digitale streefcijfers aansluit bij de prognosetrajecten, moeten de lidstaten die volgens het verslag op een bepaald terrein onvoldoende voortgang hebben gemaakt aanpassingen voorstellen van de beleidslijnen, maatregelen en acties waarmee zij op dat kritieke terrein meer vooruitgang denken te boeken. Verder moeten de Commissie en de lidstaten nagaan op welke wijze de lidstaten gezamenlijk en afzonderlijk gehoor hebben gegeven aan de genoemde aanbevelingen voor beleidslijnen, maatregelen en acties in het verslag van het voorgaande jaar. Een lidstaat moet een verzoek kunnen doen om een procedure voor collegiale toetsing in gang te zetten, zodat andere lidstaten de gelegenheid krijgen opmerkingen te maken over de voorstellen die de lidstaat in zijn nationaal stappenplan voornemens is te presenteren, en met name betreffende de vraag in hoeverre die voorstellen geschikt zijn om een bepaald streefcijfer te behalen. De Commissie moet de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken vergemakkelijken door middel van collegiale toetsing.

 

(36)

De Commissie en een of meer lidstaten, of minstens twee lidstaten, moeten gezamenlijke verbintenissen kunnen aangaan die betrekking hebben op gecoördineerde acties die zij ter verwezenlijking van de digitale streefcijfers willen ondernemen, meerlandenprojecten opzetten en andere beleidslijnen, maatregelen en acties op Unie- en nationale niveau afspreken die tot doel hebben om met de prognosetrajecten overeenstemmende voortgang te maken bij het behalen van de die streefcijfers. Een gezamenlijke verbintenis is een initiatief om samen te werken, met name om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in dit besluit vastgestelde algemene doelstellingen en digitale streefcijfers. Meerlandenprojecten en Europese consortia voor digitale infrastructuur (EDIC’s) moeten bestaan uit minstens drie deelnemende lidstaten.

 

(37)

Voor de monitoring van de verwezenlijking van de in dit besluit vastgestelde algemene doelstellingen en digitale streefcijfers, zijn de Commissie en de lidstaten er overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag van de Europese Unie toe verplicht loyaal samen te werken. De lidstaten moeten derhalve op passende wijze gevolg geven aan elke oproep van de Commissie tot samenwerking, met name wanneer er sprake is van een significante afwijking van het nationaal prognosetraject van de lidstaat of wanneer een dergelijke afwijking gedurende lange tijd niet is aangepakt.

 

(38)

Voor de verwezenlijking van de in dit besluit vastgestelde algemene doelstellingen en digitale streefcijfers is het van essentieel belang dat de aanbevelingen voor beleidslijnen, maatregelen en acties, evenals de nationale stappenplannen en de aanpassingen daarvan, doeltreffend worden uitgevoerd. Een gestructureerde dialoog met de afzonderlijke lidstaten is essentieel om hen te begeleiden en te ondersteunen bij het vaststellen en uitvoeren van passende maatregelen om vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van hun nationale prognosetrajecten, met name wanneer de lidstaten het noodzakelijk achten om hun nationale stappenplannen aan te passen op basis van de aanbevelingen van de Commissie voor beleidslijnen, maatregelen of acties. De Commissie moet het Europees Parlement en de Raad naar behoren op de hoogte houden, met name over het proces en de resultaten van de gestructureerde dialoog.

 

(39)

Ter waarborging van transparantie en betrokkenheid van het publiek moet de Commissie met alle belanghebbenden overleggen. Daartoe moet de Commissie nauw samenwerken met belanghebbenden, waaronder het maatschappelijk middenveld en particuliere en publieke actoren zoals publiekrechtelijke instellingen in de onderwijs- en opleidingssectoren of de gezondheidszorg, en moet zij de belanghebbenden raadplegen over maatregelen om de digitale transformatie op Unieniveau te versnellen. Bij de raadpleging van de belanghebbenden moet de Commissie zo inclusief mogelijk te werk gaan en er organen bij betrekken die een belangrijke rol spelen bij de bevordering van de participatie van meisjes en vrouwen in digitaal onderwijs en digitale beroepsloopbanen, om te bevorderen dat er zo veel mogelijk een genderevenwichtige aanpak wordt gevolgd bij de uitvoering van de nationale stappenplannen door de lidstaten. Ook op het niveau van de lidstaten is het belangrijk dat er sprake is van betrokkenheid van belanghebbenden, met name wanneer de lidstaten hun nationaal stappenplan en de eventuele aanpassingen daarvan vaststellen. Zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau moeten de Commissie en de lidstaten bedrijfsorganisaties, met inbegrip van vertegenwoordigers van kmo’s, sociale partners en het maatschappelijk middenveld, er tijdig en evenredig met de beschikbare middelen bij betrekken.

 

(40)

Meerlandenprojecten moeten ruimte bieden voor grootschalig ingrijpen op belangrijke terreinen wanneer dat nodig is voor de verwezenlijking van de in dit besluit vastgestelde digitale streefcijfers, met name door middelen van de Unie, de lidstaten en in voorkomend geval particuliere bron te bundelen. Wanneer dat nodig is voor de verwezenlijking van de digitale streefcijfers, moeten de lidstaten er derde landen bij kunnen betrekken die geassocieerd zijn met een Unieprogramma in direct beheer ter ondersteuning van de digitale transformatie van de Unie. Meerlandenprojecten moeten op gecoördineerde wijze worden uitgevoerd, waarbij de Commissie en de lidstaten nauw samenwerken. De Commissie moet een spilfunctie vervullen bij de versnelde uitvoering van meerlandenprojecten, door onder de projectcategorieën die ter indicatie in een bijlage bij dit besluit zijn opgenomen meerlandenprojecten aan te wijzen die klaar zijn om uitgevoerd te worden en door de lidstaten te adviseren bij de keuze van het meest geschikte bestaande uitvoeringsmechanisme, bij de keuze van financieringsbronnen en een combinatie daarvan, en over andere strategische kwesties omtrent de uitvoering van die projecten. In voorkomend geval moet de Commissie richtsnoeren verstrekken over de oprichting van een EDIC als uitvoeringsmechanisme. De lidstaten kunnen desgewenst samenwerken of gecoördineerd optreden op andere gebieden dan die waarin dit besluit voorziet.

 

(41)

De overheidssteun voor meerlandenprojecten moet met name worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringsvoorwaarden op evenredige wijze aan te pakken, zonder verstoring van het gelijke speelveld of overlapping met of verdringing van particuliere financiering. Meerlandenprojecten moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben en moeten overeenkomstig het geldende Unierecht en het met het Unierecht overeenstemmende nationale recht worden uitgevoerd.

 

(42)

Meerlandenprojecten moeten op efficiënte wijze verschillende financieringsbronnen van de Unie en de lidstaten en, in voorkomend geval, financiering uit derde landen die geassocieerd zijn met een Unieprogramma in direct beheer ter ondersteuning van de digitale transformatie van de Unie kunnen aantrekken en combineren, waarbij waar mogelijk synergieën tussen die bronnen moeten worden gevonden. Het moet vooral mogelijk zijn geldmiddelen uit het centraal beheerde programma van de Unie te combineren met middelen die door de lidstaten zijn toegezegd, wat onder bepaalde voorwaarden ook geldt voor bijdragen vanuit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zoals wordt toegelicht in deel 3 van de richtsnoeren van de Commissie aan de lidstaten over hun nationale herstel- en veerkrachtplannen, alsmede met bijdragen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds. Wanneer dat op grond van de aard van een bepaald meerlandenproject gerechtvaardigd is, moeten ook bijdragen van andere entiteiten dan de Unie en de lidstaten worden toegestaan, zoals bijdragen van particulieren.

 

(43)

In samenwerking met de lidstaten en optredend als coördinator van de meerlandenprojecten, moet de Commissie de lidstaten helpen bij het bepalen van hun belangen bij meerlandenprojecten, hen niet-bindend advies verstrekken bij de keuze van optimale uitvoeringsmechanismen en uitvoeringsondersteuning verlenen en aldus bijdragen aan de breedst mogelijke deelname. De Commissie moet dergelijke steun verlenen, tenzij lidstaten die deelnemen aan een meerlandenproject hiertegen bezwaar maken. De Commissie moet in samenwerking met de deelnemende lidstaten optreden.

 

(44)

De Commissie moet, op verzoek van de betrokken lidstaten en na beoordeling van dat verzoek, een EDIC kunnen opzetten voor de uitvoering van een meerlandenproject.

 

(45)

De gastlidstaat moet bepalen of een EDIC voldoet aan de vereisten voor de erkenning als internationale instelling als bedoeld in artikel 143, punt g), en artikel 151, lid 1, punt b), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (15) en als een internationale instelling als bedoeld in artikel 12, lid 1, punt b), van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (16).

 

(46)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van dit besluit, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de KPI’s en voor het opzetten van de EDIC’s. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (17).

 

(47)

Dit besluit is niet van toepassing op door de lidstaten genomen maatregelen op het gebied van nationale veiligheid, openbare veiligheid of defensie,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

  • 1. 
    Bij dit besluit wordt het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 vastgesteld en een monitoring- en samenwerkingsmechanisme voor dat programma beschreven, dat is bedoeld om:
 

a)

een gunstig klimaat voor het ontplooien van innovatie en investeringen te creëren door het uitzetten van een duidelijke koers voor de digitale transformatie van de Unie en voor het verwezenlijken op Unieniveau van de digitale streefcijfers uiterlijk in 2030 op basis van meetbare indicatoren;

 

b)

de samenwerking tussen het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten wordt vorm te geven en te stimuleren;

 

c)

de samenhang, vergelijkbaarheid, transparantie en volledigheid van de monitoring en de verslaglegging door de Unie worden bevorderd.

  • 2. 
    Bij dit besluit wordt een kader voor meerlandenprojecten vastgesteld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

 

1)

“index van de digitale economie en samenleving” of “DESI”: een jaarlijkse reeks analyse- en meetindicatoren op basis waarvan de Commissie de algemene digitale prestaties van de Unie en de lidstaten over verschillende beleidsdimensies, met inbegrip van de vooruitgang in de richting van de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers, monitort;

 

2)

“meerlandenprojecten”: grootschalige projecten die de verwezenlijking van de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers vergemakkelijken, met inbegrip van de financiering van de Unie en de lidstaten, overeenkomstig artikel 10;

 

3)

“statistiek”: statistiek als gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (18);

 

4)

“collegiale toetsing”: een mechanisme waarbij de lidstaten beste praktijken kunnen uitwisselen over specifieke aspecten van de door een bepaalde lidstaat voorgestelde beleidslijnen, maatregelen en acties, en met name over de doeltreffendheid en geschiktheid ervan om bij te dragen tot de verwezenlijking van een specifiek in artikel 4 vastgesteld digitaal streefcijfer, krachtens de in artikel 8 vastgestelde samenwerking;

 

5)

“prognosetraject”: het prognosetraject per digitaal streefcijfer tot 2030, om de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers te verwezenlijken op basis van historische gegevens, indien beschikbaar;

 

6)

“edge nodes”: capaciteit voor gedistribueerde gegevensverwerking die met het netwerk is verbonden en zich bevindt in de buurt van of in het fysieke eindpunt waar de gegevens worden aangemaakt, en die gedistribueerde reken- en opslagcapaciteit biedt voor gegevensverwerking met lage latentie;

 

7)

“digitale intensiteit”: de geaggregeerde waarde die aan een onderneming wordt toegekend op basis van het aantal technologieën dat zij gebruikt, ten opzichte van een scorebord van verschillende technologieën, in overeenstemming met de DESI;

 

8)

“belangrijke overheidsdiensten”: essentiële diensten die door overheidsinstanties worden verleend aan natuurlijke personen bij grote levensgebeurtenissen en aan rechtspersonen in hun beroepsleven;

 

9)

“geavanceerde digitale vaardigheden”: vaardigheden en professionele competenties waarvoor kennis en ervaring nodig zijn voor het begrijpen, ontwerpen, ontwikkelen, beheren, testen, uitrollen, gebruiken en onderhouden van digitale technologieën, producten en diensten;

 

10)

“digitale basisvaardigheden”: het vermogen om met behulp van digitale middelen minstens één activiteit op de volgende gebieden uit te voeren: informatie, communicatie en samenwerking, creëren van inhoud, veiligheid en persoonsgegevens, en probleemoplossing;

 

11)

“eenhoorn”:

 

a)

een na 31 december 1990 opgerichte onderneming die een beursintroductie of een handelsverkoop van meer dan 1 miljard USD heeft gekend, of

 

b)

een onderneming die op minstens 1 miljard USD is gewaardeerd in haar laatste particuliere financieringsronde, ook wanneer de waardering niet is bevestigd door een secundaire transactie;

 

12)

“kleine of middelgrote onderneming” of “kmo”: een kleine, middelgrote of micro-onderneming zoals gedefinieerd in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (19).

Artikel 3

Algemene doelstellingen van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030

  • 1. 
    Het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten werken samen om de volgende algemene doelstellingen op Unieniveau (de “algemene doelstellingen”) te ondersteunen en te verwezenlijken:
 

a)

bevordering van een mensgerichte, op grondrechten gebaseerde, inclusieve, transparante en open digitale omgeving waarin beveiligde en interoperabele digitale technologieën en diensten de beginselen, rechten en waarden van de Unie eerbiedigen en versterken en toegankelijk zijn voor iedereen en overal in de Unie;

 

b)

versterking van de collectieve veerkracht van de lidstaten, overbrugging van de digitale kloof en het bereiken van gender- en geografisch evenwicht door het blijven bevorderen van mogelijkheden voor iedereen om digitale basis- en geavanceerde vaardigheden en competenties te ontwikkelen, onder meer via beroepsonderwijs en -opleiding en een leven lang leren, en door het stimuleren van de ontwikkeling van hoogwaardige digitale capaciteiten binnen horizontale onderwijs- en opleidingsstelsels;

 

c)

waarborging van de digitale open soevereiniteit van de Unie, met name met behulp van een beveiligde en toegankelijke digitale infrastructuur en gegevensinfrastructuur die enorme hoeveelheden gegevens doeltreffend kunnen opslaan, doorsturen en verwerken waardoor andere technologische ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, en die aldus bijdragen aan het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de industrie en de economie van de Unie, met name van kmo’s, en aan de veerkracht van de waardeketens van de Unie, en die het ecosysteem voor startende ondernemingen en de soepele werking van de Europese digitale-innovatiehubs bevorderen;

 

d)

bevordering van de uitrol en het gebruik van digitale capaciteit teneinde de geografische digitale kloof te verkleinen en onder open, toegankelijke en eerlijke voorwaarden toegang te bieden tot digitale technologieën en gegevens, met als doel binnen het bedrijfsleven van de Unie, en met name binnen startende ondernemingen en kmo’s, een hoog niveau van digitale intensiteit en innovatie te bereiken;

 

e)

ontwikkeling van een alomvattend en duurzaam ecosysteem van interoperabele digitale infrastructuren waarin high-performance, edge-, cloud- en kwantumcomputing, artificiële intelligentie, gegevensbeheer en netwerkconnectiviteit in convergentie samenwerken, teneinde het gebruik ervan door bedrijven in de Unie te bevorderen en zo kansen voor groei en banen te creëren door middel van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en om te waarborgen dat de Unie beschikt over een concurrerende, beveiligde en duurzame cloudinfrastructuur met hoge beveiligings- en privacynormen, die voldoet aan de Unievoorschriften inzake gegevensbescherming;

 

f)

bevorderen van een digitaal regelgevingskader van de Unie zodat de ondernemingen in de Unie, met name kmo’s, eerlijk kunnen concurreren in de wereldwijde waardeketens;

 

g)

ervoor zorgen dat iedereen online kan deelnemen aan het democratische bestel en dat overheidsdiensten, gezondheidsdiensten en zorgverlening eveneens toegankelijk zijn in een betrouwbare en beveiligde onlineomgeving, in het bijzonder voor achtergestelde groepen, onder wie personen met een beperking en personen in landelijke en afgelegen gebieden, waarbij inclusieve, efficiënte, interoperabele en gepersonaliseerde diensten en instrumenten met hoge beveiligings- en privacynormen worden aangeboden;

 

h)

ervoor zorgen dat digitale infrastructuur en technologie, met inbegrip van de toeleveringsketens ervan, duurzamer, veerkrachtiger en energie- en hulpbronnenefficiënter worden, waarbij de negatieve milieu- en sociale gevolgen ervan tot een minimum worden beperkt, en overeenkomstig de Europese Green Deal bijdragen aan een duurzame circulaire en klimaatneutrale economie en samenleving, onder meer door onderzoek en innovatie die daartoe bijdragen, te bevorderen en door methoden te ontwikkelen voor het meten van de energie- en hulpbronnenefficiëntie van de digitale ruimte;

 

i)

stimulering van eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden voor gebruikers tijdens de digitale transformatie in de gehele Unie door de synergieën tussen publieke en particuliere investeringen en het gebruik van nationale en Uniemiddelen te versterken en door een voorspelbare regelgevings- en ondersteuningsaanpak te ontwikkelen waarbij ook het regionale en lokale niveau worden betrokken;

 

j)

ervoor zorgen dat alle beleidslijnen en programma’s die voor het behalen van de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers van belang zijn, op gecoördineerde en samenhangende wijze in aanmerking worden genomen, zodat maximaal wordt bijgedragen aan de groene en digitale transitie, overlapping wordt voorkomen en de administratieve lasten zo beperkt mogelijk worden gehouden;

 

k)

het vergroten van de weerbaarheid tegen cyberaanvallen, het helpen vergroten van het risicobewustzijn en de kennis over cyberbeveiligingsprocessen, en het opvoeren van de inspanningen van publieke en particuliere organisaties om ten minste basisniveaus van cyberbeveiliging te bereiken.

  • 2. 
    De lidstaten en de Commissie houden bij hun samenwerking voor de verwezenlijking van de in dit artikel vastgestelde algemene doelstellingen rekening met de digitale beginselen en rechten die zijn vastgelegd in de Europese verklaring inzake digitale rechten en beginselen voor het digitale decennium.

Artikel 4

Digitale streefcijfers

  • 1. 
    Het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten werken samen om uiterlijk in 2030 de volgende digitale streefcijfers te verwezenlijken in de Unie (de “digitale streefcijfers”):
 

1)

een digitaal vaardige bevolking en hooggekwalificeerde digitale professionals, waarbij wordt gestreefd naar genderevenwicht:

 

a)

ten minste 80 % van de 16-74-jarigen beschikt minstens over digitale basisvaardigheden;

 

b)

in de Unie zijn ten minste 20 miljoen specialisten op het gebied van ICT werkzaam, waarbij de toegang van vrouwen tot dit gebied wordt bevorderd en het aantal afgestudeerden in ICT-richtingen wordt vergroot;

 

2)

beveiligde, veerkrachtige, goed presterende en duurzame digitale infrastructuurvoorzieningen:

 

a)

waarborgen dat alle eindgebruikers op een vaste locatie tot aan het netwerkaansluitpunt gedekt zijn door een gigabitnetwerk en alle bevolkte gebieden gedekt zijn door draadloze hogesnelheidsnetwerken van de volgende generatie met prestaties die minstens aan 5G gelijkwaardig zijn, overeenkomstig het beginsel van technologische neutraliteit;

 

b)

geavanceerde halfgeleiders in de Unie produceren, overeenkomstig het Unierecht inzake milieuduurzaamheid, met een waarde van ten minste 20 % van de wereldwijde productie;

 

c)

in de Unie ten minste 10 000 klimaatneutrale, zeer goed beveiligde “edge nodes” uitrollen, die op zodanige wijze gespreid zijn dat overal waar bedrijven zijn gevestigd toegang tot datadiensten met lage latentie (enkele milliseconden) gewaarborgd is;

 

d)

ervoor zorgen dat de Unie uiterlijk in 2025 een eerste computer met kwantumacceleratie heeft, zodat zij uiterlijk in 2030 over de modernste kwantumcapaciteit beschikt;

 

3)

de digitale transformatie van bedrijven:

 

a)

ten minste 75 % van de ondernemingen in de Unie maakt, afhankelijk van hun bedrijfsactiviteiten, gebruik van een of meer van de volgende elementen:

 

i)

cloudcomputingdiensten,

 

ii)

big data,

 

iii)

artificiële intelligentie;

 

b)

meer dan 90 % van de kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie haalt ten minste een basisniveau van digitale intensiteit;

 

c)

de Unie bevordert de groei van haar innovatieve scale-ups en verbetert de toegang tot de financiering ervan, zodat het aantal eenhoorns ten minste verdubbelt;

 

4)

de digitalisering van overheidsdiensten:

 

a)

100 % van de belangrijke overheidsdiensten is online toegankelijk, en in voorkomend geval is het mogelijk voor burgers en bedrijven in de Unie om zich online tot de overheid te wenden;

 

b)

100 % van de burgers van de Unie heeft toegang tot hun elektronische medische dossiers;

 

c)

100 % van de burgers van de Unie beschikt over een veilig elektronisch identificatiemiddel (eID) dat in de hele Unie wordt erkend, zodat zij volledig in staat zijn identiteitsgerelateerde verrichtingen en gedeelde persoonsgegevens te beheren.

  • 2. 
    De Commissie evalueert de digitale streefcijfers en de toepasselijke definities uiterlijk op 30 juni 2026 en houdt daarbij in het bijzonder rekening met de door de lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 2, en artikelen 7, 8 en 9 ingediende informatie. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over het resultaat van de evaluatie, en legt een wetgevingsvoorstel voor om de digitale streefcijfers te wijzigen wanneer zij dit noodzakelijk acht om in te spelen op technische, economische of maatschappelijke ontwikkelingen met het oog op een succesvolle digitale transformatie van de Unie.

Artikel 5

Voortgangsmonitoring

  • 1. 
    De Commissie monitort de vooruitgang van de Unie in de richting van de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers. Daartoe baseert de Commissie zich op de DESI en stelt zij door middel van een uitvoeringshandeling de KPI’s voor elk digitaal streefcijfer vast. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 2. 
    De lidstaten verstrekken de Commissie tijdig de statistieken en gegevens die nodig zijn voor een doeltreffende monitoring van de digitale transformatie en van de mate waarin de digitale streefcijfers zijn gehaald. Die gegevens worden, waar mogelijk, naar regionaal niveau en gender uitgesplitst, overeenkomstig het Unie- en het nationale recht. Indien de relevante statistieken van de lidstaten niet beschikbaar zijn, kan de Commissie in overleg met de lidstaten gebruikmaken van een alternatieve methode voor het verzamelen van gegevens, zoals studies of rechtstreekse verzameling van gegevens bij de lidstaten, onder meer om ervoor te zorgen dat het regionale niveau naar behoren wordt gedocumenteerd. Het gebruik van die alternatieve methode voor gegevensverzameling doet geen afbreuk aan de bij Besluit 2012/504/EU van de Commissie (20) vastgestelde taken van de Commissie (Eurostat).
  • 3. 
    De Commissie stelt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, prognosetrajecten op Unieniveau vast voor elk van de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers. Die prognosetrajecten dienen als basis voor de in lid 1 bedoelde monitoring door de Commissie en voor de nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium (de “nationale stappenplannen”). Indien nodig actualiseert de Commissie, in het licht van technische, economische of maatschappelijke ontwikkelingen, in nauwe samenwerking met de lidstaten een of meer van deze prognosetrajecten. De Commissie brengt tijdig verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de prognosetrajecten op Unieniveau en de actualiseringen ervan.

Artikel 6

Verslag over de staat van het digitale decennium

  • 1. 
    De Commissie bezorgt en presenteert jaarlijks een uitgebreid verslag over de staat van het digitale decennium aan het Europees Parlement en aan de Raad (het “verslag over het digitale decennium”). Het verslag over het digitale decennium gaat over de vooruitgang met betrekking tot de digitale transformatie van de Unie en de DESI.

De Commissie dient uiterlijk op 9 januari 2024 het eerste verslag over het digitale decennium in.

  • 2. 
    In het verslag over het digitale decennium beoordeelt de Commissie de voortgang van de digitale transformatie van de Unie in de richting van de digitale streefcijfers, alsmede van de mate waarin de algemene doelstellingen worden nageleefd. De beoordeling van de geboekte vooruitgang wordt met name gebaseerd op de analyse en de KPI’s in de DESI ten opzichte van de prognosetrajecten op Unieniveau en de nationale prognosetrajecten, waarbij, indien van toepassing en waar mogelijk, rekening wordt gehouden met een analyse van de regionale dimensie. De beoordeling van de geboekte vooruitgang wordt indien van toepassing eveneens gebaseerd op de vaststelling van en de vooruitgang met betrekking tot meerlandenprojecten.
  • 3. 
    In het verslag over het digitale decennium stelt de Commissie significante lacunes en tekorten vast en beveelt zij de lidstaten beleidslijnen, maatregelen of acties aan op gebieden waarop onvoldoende vooruitgang is geboekt om de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers te verwezenlijken. Deze aanbevolen beleidslijnen, maatregelen of acties kunnen met name betrekking hebben op:
 

a)

het ambitieniveau van de door de lidstaten voorgestelde bijdragen en initiatieven met het oog op de verwezenlijking van de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers;

 

b)

beleidslijnen, maatregelen en acties op het niveau van de lidstaten, indien van toepassing met inbegrip van de regionale dimensie, en andere beleidslijnen en maatregelen van potentieel grensoverschrijdend belang;

 

c)

eventuele aanvullende beleidslijnen, maatregelen of acties die nodig kunnen zijn voor de aanpassing van de nationale stappenplannen;

 

d)

de interacties tussen en de consistentie van bestaande en geplande beleidslijnen, maatregelen en acties.

  • 4. 
    In het verslag over het digitale decennium wordt rekening gehouden met de gezamenlijke verbintenissen als bedoeld in artikel 8, lid 4, en met de uitvoering daarvan.
  • 5. 
    Het verslag over het digitale decennium bevat informatie over de voortgang met betrekking tot de aanbevolen beleidslijnen, maatregelen of acties als bedoeld in lid 3 van dit artikel en de krachtens artikel 8, lid 7, onderling overeengekomen conclusies en de uitvoering daarvan.
  • 6. 
    In het verslag over het digitale decennium wordt beoordeeld of er behoefte is aan aanvullende beleidslijnen, maatregelen of acties die op Unieniveau nodig zouden kunnen zijn.

Artikel 7

Nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium

  • 1. 
    Uiterlijk op 9 oktober 2023 dient elke lidstaat bij de Commissie zijn nationale stappenplan in. De nationale stappenplannen stroken met en dragen bij tot de verwezenlijking op Unieniveau van de in algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers. De lidstaten houden rekening met relevante sectorale initiatieven en bevorderen de samenhang daarmee.
  • 2. 
    Elk nationaal stappenplan omvat het volgende:
 

a)

de belangrijkste geplande, vastgestelde en uitgevoerde beleidslijnen, maatregelen en acties die bijdragen tot de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers;

 

b)

nationale prognosetrajecten die bijdragen tot het verwezenlijken van de relevante digitale streefcijfers die op nationaal niveau meetbaar zijn, waar mogelijk met vermelding van de regionale dimensie in de nationale stappenplannen;

 

c)

het tijdschema en het verwachte effect op het verwezenlijken van de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers van de in punt a) bedoelde geplande, vastgestelde en uitgevoerde beleidslijnen, maatregelen en acties.

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde beleidslijnen, maatregelen en acties geven een of meer van de volgende zaken aan:
 

a)

het relevante rechtstreeks toepasselijke Unie- of nationale recht;

 

b)

een of meer toezeggingen die zijn gedaan om die beleidslijnen, maatregelen of acties vast te stellen;

 

c)

de toegewezen openbare financiële middelen;

 

d)

de vrijgemaakte personele middelen;

 

e)

het zijn andere kritieke katalysatoren die verband houden met het bereiken van de doelstellingen en de digitale streefcijfers die zij opleveren.

  • 4. 
    In hun nationale stappenplannen geven de lidstaten een raming van de investeringen en middelen die nodig zijn om bij te dragen aan de verwezenlijking van de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers, alsook een algemene beschrijving van de bronnen van die overheids- dan wel particuliere investeringen, indien van toepassing met inbegrip van het geplande gebruik van programma’s en instrumenten van de Unie. De nationale stappenplannen kunnen voorstellen voor meerlandenprojecten bevatten.
  • 5. 
    De lidstaten kunnen regionale stappenplannen opstellen. De lidstaten streven ernaar die regionale stappenplannen af te stemmen op hun nationale stappenplannen, en kunnen deze daarin opnemen, teneinde ervoor te zorgen dat de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers op hun gehele grondgebied worden nagestreefd.
  • 6. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat in hun nationale stappenplannen rekening wordt gehouden met de meest recente landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester. Bij aanpassingen van de nationale stappenplannen wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de aanbevolen beleidslijnen, maatregelen en acties op grond van artikel 6, lid 3.
  • 7. 
    De Commissie verstrekt richtsnoeren en biedt ondersteuning aan de lidstaten bij het opstellen van hun nationale stappenplannen, indien mogelijk ook wat betreft de wijze waarop op nationaal niveau, waar mogelijk met inachtneming van de regionale dimensie, passende nationale prognosetrajecten kunnen worden vastgesteld die doeltreffend kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van prognosetrajecten op Unieniveau.

Artikel 8

Samenwerkingsmechanismen tussen de Commissie en de lidstaten

  • 1. 
    De Commissie en de lidstaten werken nauw samen om na te gaan hoe tekortkomingen kunnen worden verholpen op gebieden waarop de Commissie en de lidstaten van mening zijn dat onvoldoende vooruitgang is geboekt om een of meer van de digitale streefcijfers te kunnen verwezenlijken of waarop op basis van de resultaten van het verslag over het digitale decennium significante lacunes en tekorten zijn vastgesteld. Bij die analyse wordt met name rekening gehouden met het verschil in vermogen van de lidstaten om bij te dragen aan een aantal van de digitale streefcijfers en met het risico dat vertragingen met betrekking tot sommige van die streefcijfers nadelige gevolgen kunnen hebben voor het verwezenlijken van andere digitale streefcijfers.
  • 2. 
    Binnen twee maanden na de bekendmaking van het verslag over het digitale decennium trachten de Commissie en de lidstaten de voorlopige opmerkingen van de lidstaat te bespreken, met name wat betreft de beleidslijnen, maatregelen en acties die de Commissie in haar verslag aanbeveelt.
  • 3. 
    Binnen vijf maanden na de bekendmaking van het tweede verslag over het digitale decennium en vervolgens om de twee jaar dienen de betrokken lidstaten bij de Commissie aangepaste versies van hun nationale stappenplannen in, bestaande uit beleidslijnen, maatregelen en acties die zij voornemens zijn te ondernemen, met in voorkomend geval voorstellen voor meerlandenprojecten, ter bevordering van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de algemene doelstellingen en de gebieden waarop de digitale streefcijfers betrekking hebben. Indien een lidstaat van oordeel is dat er geen maatregelen nodig zijn en dat zijn nationale stappenplan niet hoeft te worden geactualiseerd, deelt hij zijn redenen hiervoor mee aan de Commissie.
  • 4. 
    Op elk moment tijdens de samenwerking krachtens dit artikel kunnen de Commissie en de lidstaten, of ten minste twee lidstaten, gezamenlijke verbintenissen aangaan, met andere lidstaten overleggen over beleidslijnen, maatregelen of acties, of meerlandenprojecten opzetten. Dergelijke verbintenissen kunnen worden aangegaan door de Commissie en een of meer lidstaten of door ten minste twee lidstaten. Aan dergelijke meerlandenprojecten nemen ten minste drie lidstaten deel, overeenkomstig artikel 10. De lidstaten kunnen ook verzoeken om een proces van collegiale toetsing op te starten met betrekking tot specifieke aspecten van hun beleidslijnen, maatregelen of acties, en met name met betrekking tot de geschiktheid van die beleidslijnen, maatregelen of acties om een specifiek digitaal streefcijfer te verwezenlijken, alsook om te voldoen aan de bij dit besluit vastgestelde verplichtingen en de daarbij vastgestelde taken uit te voeren. Indien de betrokken lidstaat daarmee instemt, kunnen de resultaten van het proces van collegiale toetsing worden opgenomen in het volgende verslag over het digitale decennium.
  • 5. 
    De Commissie stelt de lidstaten vóór de bekendmaking van het verslag in kennis van de aanbevolen beleidslijnen, maatregelen en acties die zij voornemens is op te nemen in het verslag over het digitale decennium.
  • 6. 
    De Commissie en de lidstaten werken nauw samen om de verplichtingen na te komen en taken uit te voeren waarin dit besluit voorziet. Daartoe kan elke lidstaat met de Commissie, of met de Commissie en de andere lidstaten, een dialoog aangaan over elk onderwerp dat relevant is voor de verwezenlijking van de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers. De Commissie verleent alle passende diensten voor technische bijstand, biedt expertise en organiseert een gestructureerde uitwisseling van informatie en beste praktijken en vergemakkelijkt de coördinatie.
  • 7. 
    Indien aanzienlijk of aanhoudend van de nationale prognosetrajecten wordt afgeweken, kan op initiatief van de Commissie of van de betrokken lidstaat onderling een gestructureerde dialoog worden aangegaan.

De gestructureerde dialoog is gebaseerd op een specifieke analyse van de wijze waarop een dergelijke afwijking van invloed kan zijn op de collectieve verwezenlijking van de algemene doelstellingen en digitale streefcijfers, in het licht van het bewijsmateriaal en de gegevens in het jaarverslag over de het digitale decennium. De gestructureerde dialoog is erop gericht de betrokken lidstaat te begeleiden en te ondersteunen bij het vaststellen van de nodige aanpassingen in zijn nationale stappenplan of elke andere noodzakelijke maatregel. De gestructureerde dialoog levert onderling overeengekomen conclusies op, waarmee rekening wordt gehouden bij de door de betrokken lidstaat te nemen follow-upmaatregelen. De Commissie breng het Europees Parlement en de Raad naar behoren op de hoogte over het proces van de gestructureerde dialoog en presenteert hen de onderling overeengekomen conclusies.

Artikel 9

Raadpleging van belanghebbenden

  • 1. 
    De Commissie raadpleegt tijdig, op transparante wijze en op regelmatige basis particuliere en publieke belanghebbenden, zoals onder meer vertegenwoordigers van kleine en middelgrote ondernemingen, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, om informatie te verzamelen en aanbevolen beleidslijnen, maatregelen en acties te ontwikkelen met het oog op de uitvoering van dit besluit. De Commissie maakt het resultaat van de krachtens dit artikel uitgevoerde raadplegingen bekend.
  • 2. 
    Bij het vaststellen van hun nationale stappenplannen en het aanpassen daarvan, raadplegen de lidstaten tijdig en overeenkomstig hun nationale recht particuliere en publieke belanghebbenden, zoals onder meer vertegenwoordigers van kmo’s, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, alsook regionale en lokale vertegenwoordigers.

Artikel 10

Meerlandenprojecten

  • 1. 
    De meerlandenprojecten vergemakkelijken de verwezenlijking van de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers.
  • 2. 
    De meerlandenprojecten zijn gericht op de verwezenlijking van een of meer van de volgende specifieke doelen:
 

a)

het verbeteren van de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten en tussen de lidstaten onderling bij de verwezenlijking van de algemene doelstellingen;

 

b)

het versterken van de technologische excellentie, het leiderschap, de innovatie en het industriële concurrentievermogen van de Unie op het gebied van kritieke technologieën, complementaire technologiecombinaties en digitale producten, infrastructuurvoorzieningen en diensten die van essentieel belang zijn voor economisch herstel en groei en voor de beveiliging en de veiligheid van personen;

 

c)

het aanpakken van strategische kwetsbaarheden en afhankelijkheden van de Unie in de digitale toeleveringsketens teneinde de weerbaarheid ervan te vergroten;

 

d)

het vergroten van de beschikbaarheid, en het bevorderen van het optimale gebruik van veilige digitale oplossingen op gebieden van algemeen belang en in de particuliere sector, met inachtneming van de beginselen van technologische neutraliteit;

 

e)

het bijdragen tot een inclusieve en duurzame digitale transformatie van de economie en de samenleving die alle burgers en bedrijven, met name kmo’s, in de hele Unie ten goede komt;

 

f)

het bevorderen van digitale vaardigheden voor burgers door middel van onderwijs, opleiding en een leven lang leren, met de nadruk op het bevorderen van een genderevenwichtige deelname aan onderwijs- en carrièremogelijkheden.

De bijlage bevat een indicatieve lijst van mogelijke werkterreinen waarop meerlandenprojecten met betrekking tot die specifieke doelstellingen kunnen worden opgezet.

  • 3. 
    Aan een meerlandenproject nemen ten minste drie lidstaten deel.
  • 4. 
    In voorkomend geval kan een lidstaat die aan een meerlandenproject deelneemt de uitvoering van zijn deel van dat project, overeenkomstig zijn nationale stappenplan, delegeren aan een regio.
  • 5. 
    De Commissie kan op grond van artikel 6, lid 3, en artikel 8, lid 4, lidstaten aanbevelen om een meerlandenproject voor te stellen of deel te nemen aan een meerlandenproject dat voldoet aan de vereisten van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel, rekening houdend met de voortgang bij de uitvoering van de betrokken nationale stappenplannen. De Commissie en de lidstaten kunnen zich er ook toe verbinden om als gezamenlijke verbintenis een meerlandenproject op te zetten of daaraan deel te nemen.

Artikel 11

Selectie en uitvoering van meerlandenprojecten

  • 1. 
    Rekening houdend met de voorstellen voor meerlandenprojecten in de nationale stappenplannen en gezamenlijke verbintenissen, bereidt de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten de strategische beginselen en prioriteiten voor de uitvoering van meerlandenprojecten voor en maakt zij deze bekend in een bijlage bij het verslag over het digitale decennium, samen met een voortgangsverslag over de meerlandenprojecten die op het moment van de bekendmaking van het verslag over het digitale decennium voor uitvoering zijn geselecteerd.
  • 2. 
    Alle programma’s en investeringsregelingen van de Unie kunnen, indien de handelingen tot vaststelling ervan in die mogelijkheid voorzien, bijdragen aan een meerlandenproject.
  • 3. 
    Een derde land kan deelnemen aan een meerlandenproject indien dat land geassocieerd is met een Unieprogramma in direct beheer ter ondersteuning van de digitale transformatie van de Unie, en indien zijn deelname noodzakelijk is om de verwezenlijking van de algemene doelstellingen en de digitale streefcijfers van de Unie en de lidstaten te vergemakkelijken. Een dergelijk geassocieerd derde land en zijn financiële bijdragen voldoen aan de regels die voortvloeien uit de programma’s en investeringsregelingen van de Unie die bijdragen aan het meerlandenproject.
  • 4. 
    Andere publieke of private entiteiten kunnen in voorkomend geval bijdragen aan meerlandenprojecten. Aanvullende particuliere bijdragen bevorderen de verwezenlijking van het doel en de doelstellingen van artikel 10, leden 1 en 2, en ondersteunen in voorkomend geval de open toegang tot resultaten en het hergebruik daarvan in het belang van burgers en bedrijven in de Unie.
  • 5. 
    Meerlandenprojecten kunnen worden uitgevoerd via een van de volgende mechanismen:
 

a)

gemeenschappelijke ondernemingen;

 

b)

consortia voor Europese onderzoeksinfrastructuur;

 

c)

de agentschappen van de Unie;

 

d)

onafhankelijk van de betrokken lidstaten;

 

e)

ter bevordering van de uitvoering van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang uit hoofde van artikel 107, lid 3, punt b), VWEU;

 

f)

consortia voor Europese digitale infrastructuur overeenkomstig de artikelen 13 tot en met 21;

 

g)

andere passende uitvoeringsmechanismen.

Artikel 12

Incubator van meerlandenprojecten

  • 1. 
    De Commissie coördineert op verzoek van de deelnemende lidstaten of op eigen initiatief, en in overleg met de deelnemende lidstaten, de uitvoering van een meerlandenproject overeenkomstig de leden 2 tot en met 5, waarbij zij als een incubator van meerlandenprojecten fungeert.
  • 2. 
    Als eerste fase van de coördinatie richt de Commissie aan alle lidstaten een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. De oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft tot doel te bepalen welke lidstaten voornemens zijn deel te nemen aan het meerlandenproject en welke financiële of niet-financiële bijdrage zij voorstellen te leveren.
  • 3. 
    Als tweede fase van de coördinatie verstrekt de Commissie, indien ten minste drie lidstaten blijk geven van belangstelling voor een meerlandenproject en financiële of niet-financiële verbintenissen voor dat project voorstellen, na raadpleging van alle lidstaten, richtsnoeren over de keuze van het passende uitvoeringsmechanisme, de financieringsbronnen en de combinatie daarvan binnen het project, alsmede andere strategische aspecten in verband met de uitvoering van dat project.
  • 4. 
    De Commissie kan de lidstaten richtsnoeren verstrekken met betrekking tot de oprichting van consortia voor Europese digitale infrastructuur (EDIC’s — European Digital Infrastructure Consortia), op grond van artikel 14.
  • 5. 
    De Commissie ondersteunt de uitvoering van meerlandenprojecten door in voorkomend geval de in artikel 8, lid 6, bedoelde diensten en middelen te verstrekken.

Artikel 13

Doel en status van EDIC’s

  • 1. 
    De lidstaten kunnen een meerlandenproject opzetten door middel van een EDIC.
  • 2. 
    Met het oog op de uitoefening van bepaalde rechten en de uitvoering van bepaalde verplichtingen als lid van een EDIC, kunnen de lidstaten worden vertegenwoordigd door een of meer publieke entiteiten, met inbegrip van regio’s of particuliere instanties met een openbaredienstverleningstaak.
  • 3. 
    EDIC’s hebben rechtspersoonlijkheid vanaf de datum van inwerkingtreding van het toepasselijke in artikel 14, lid 3, punt a), bedoelde besluit van de Commissie.
  • 4. 
    EDIC’s hebben in elke lidstaat de ruimste handelingsbevoegdheid die krachtens het nationale recht van die lidstaat aan rechtspersonen wordt toegekend. Zij mogen in het bijzonder roerende en onroerende goederen en intellectuele eigendom verwerven, bezitten en vervreemden, contracten sluiten en in rechte optreden.
  • 5. 
    EDIC’s hebben een statutaire zetel op het grondgebied van een lidstaat die als lid een financiële of niet-financiële bijdrage als bedoeld in artikel 15, lid 1, levert.

Artikel 14

Oprichting van een EDIC

  • 1. 
    Lidstaten die om de oprichting van een EDIC verzoeken, dienen daartoe een schriftelijke aanvraag in bij de Commissie. De aanvraag bevat het volgende:
 

a)

een aan de Commissie gericht verzoek om oprichting van het EDIC;

 

b)

de voorgestelde statuten van het EDIC;

 

c)

een technische beschrijving van het door het EDIC uit te voeren meerlandenproject;

 

d)

een verklaring dat de gastlidstaat het EDIC erkent als een internationale instelling als bedoeld in artikel 143, lid 1, punt g), en artikel 151, lid 1, punt b), van Richtlijn 2006/112/EG en als internationale instelling als bedoeld in artikel 12, lid 1, punt b), van Richtlijn 2008/118/EG, vanaf de datum waarop het EDIC is opgericht.

De beperkingen en voorwaarden voor de in punt d), eerste alinea, bedoelde vrijstellingen worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de leden van het EDIC.

  • 2. 
    De Commissie beoordeelt de aanvraag op basis van de voorwaarden van lid 1 van dit artikel. Zij houdt daarbij rekening met de algemene doelstellingen en met het oogmerk en de doelstellingen van de meerlandenprojecten, overeenkomstig artikel 10, leden 1 en 2, en met praktische overwegingen in verband met de uitvoering van het door het EDIC uit te voeren meerlandenproject.
  • 3. 
    De Commissie stelt, rekening houdend met de resultaten van de in lid 2 van dit artikel bedoelde beoordeling, door middel van uitvoeringshandelingen een van de volgende besluiten vast:
 

a)

een besluit tot oprichting van het EDIC indien zij tot de conclusie komt dat aan de voorschriften van de artikelen 13 tot en met 21 is voldaan, of

 

b)

een besluit tot afwijzing van de aanvraag indien zij tot de conclusie komt dat niet aan de voorschriften van de artikelen 13 tot en met 21 is voldaan, onder meer wanneer de in lid 1, punt d), van dit artikel bedoelde verklaring ontbreekt.

In geval van een besluit tot afwijzing van de aanvraag uit hoofde van punt b), eerste alinea, van dit lid, kunnen de lidstaten een consortium vormen door middel van een overeenkomst. Een dergelijk consortium wordt niet beschouwd als een EDIC en profiteert niet van de in de artikelen 13 tot en met 21 vastgestelde uitvoeringsstructuur.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

  • 4. 
    In lid 3, punt a) of punt b), bedoelde besluiten worden ter kennis van de aanvragende lidstaat gebracht. Bij een eventuele afwijzing van de aanvraag wordt het besluit in heldere en nauwkeurige bewoordingen toegelicht.
  • 5. 
    De Commissie voegt de essentiële elementen van het statuut van het in artikel 17, lid 1, punten c), d), e) en i), bedoelde EDIC bij de besluiten tot oprichting van een EDIC.

Besluiten tot oprichting van een EDIC worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Commissie stelt een openbaar toegankelijke lijst van de EDIC’s op en actualiseert die tijdig en regelmatig.

Artikel 15

Lidmaatschap van een EDIC

  • 1. 
    Tot de leden van een EDIC behoren ten minste drie lidstaten.

Alleen lidstaten die een financiële of niet-financiële bijdrage leveren, komen in aanmerking om lid te worden van het EDIC. Dergelijke lidstaten zijn stemgerechtigd.

  • 2. 
    Na de vaststelling van een besluit tot oprichting van een EDIC kunnen andere lidstaten te allen tijde lid worden, onder eerlijke en redelijke voorwaarden die in de statuten van het EDIC zijn vastgelegd.
  • 3. 
    Lidstaten die geen financiële of niet-financiële bijdrage leveren, kunnen zich na kennisgeving aan het EDIC als waarnemers aansluiten. Dergelijke lidstaten zijn niet stemgerechtigd.
  • 4. 
    Aansluiting bij een EDIC kan openstaan voor andere entiteiten dan lidstaten, waaronder derde landen als bedoeld in artikel 11, lid 3, internationale organisaties van Europees belang, en publieke of particuliere entiteiten, zoals bepaald in de statuten van het EDIC. Indien entiteiten die geen lidstaten zijn, lid zijn van een EDIC, houden de lidstaten gezamenlijk de meerderheid van de stemrechten in de ledenvergadering, ongeacht het bedrag van de bijdragen van andere entiteiten dan lidstaten.

Artikel 16

Bestuur van een EDIC

  • 1. 
    Een EDIC bestaat ten minste uit de volgende twee organen:
 

a)

een ledenvergadering bestaande uit de lidstaten, of andere in artikel 15, lid 4, bedoelde entiteiten en uit de Commissie, waarbij de vergadering het orgaan is met volledige beslissingsbevoegdheid, met inbegrip van de vaststelling van de begroting;

 

b)

een directeur, benoemd door de ledenvergadering, als uitvoerend orgaan en als wettelijke vertegenwoordiger van het EDIC.

  • 2. 
    De Commissie neemt deel aan de beraadslagingen van de ledenvergadering, zonder zelf stemgerechtigd te zijn. Wanneer een centraal beheerd programma van de Unie echter financieel bijdraagt aan een meerlandenproject, heeft de Commissie een vetorecht op de besluiten van de vergadering, die uitsluitend betrekking hebben op uit centraal beheerde Unieprogramma’s gefinancierde acties.

De besluiten van de vergadering worden binnen 15 dagen na de vaststelling ervan openbaar gemaakt.

  • 3. 
    De statuten van een EDIC bevatten specifieke bestuursbepalingen, overeenkomstig de leden 1 en 2.

Artikel 17

Statuten van een EDIC

  • 1. 
    De statuten van een EDIC bevatten ten minste het volgende:
 

a)

een lijst van leden en waarnemers en de procedure voor wijzigingen in de samenstelling en de vertegenwoordiging, waarbij niet-deelnemende lidstaten het recht krijgen om zich bij het EDIC aan te sluiten;

 

b)

een gedetailleerde beschrijving van het meerlandenproject, de eventuele taken van de leden, en een indicatief tijdschema;

 

c)

de statutaire zetel en naam van het EDIC;

 

d)

de duur van het EDIC en de ontbindingsprocedure ervan, overeenkomstig artikel 20;

 

e)

de aansprakelijkheidsregeling van het EDIC, overeenkomstig artikel 18;

 

f)

de rechten en plichten van de leden, waaronder de verplichting om bij te dragen aan de begroting;

 

g)

stemrechten van de leden;

 

h)

regels inzake de eigendom van infrastructuur, intellectuele eigendom, winst en andere activa, voor zover van toepassing;

 

i)

informatie over de verklaring van de gastlidstaat als bedoeld in artikel 14, lid 1, punt d).

  • 2. 
    Voor wijzigingen van de essentiële elementen van de statuten van een EDIC als bedoeld in lid 1, punten c), d), e) en j) van dit artikel, geldt de in artikel 14 bedoelde procedure.
  • 3. 
    Het EDIC legt andere dan de in lid 2 bedoelde wijzigingen van de statuten van een EDIC binnen tien dagen na de vaststelling ervan voor aan de Commissie.
  • 4. 
    De Commissie kan binnen 60 dagen na het voorleggen van de wijzigingen overeenkomstig lid 3 daartegen bezwaar maken. De Commissie motiveert dit bezwaar en legt uit waarom de wijzigingen niet voldoen aan de voorschriften van dit besluit.
  • 5. 
    De wijzigingen treden pas in werking na het verstrijken van de in lid 4 bedoelde termijn, nadat de Commissie van die termijn afstand heeft gedaan, of na de intrekking van het bezwaar van de Commissie.
  • 6. 
    Het wijzigingsverzoek bevat het volgende:
 

a)

de tekst van de voorgestelde of vastgestelde wijziging, met inbegrip van de datum van inwerkingtreding;

 

b)

de gewijzigde, geconsolideerde versie van de statuten van het EDIC.

Artikel 18

Aansprakelijkheid van een EDIC

  • 1. 
    Een EDIC is aansprakelijk voor zijn schulden.
  • 2. 
    De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van het EDIC is beperkt tot hun respectieve bijdragen aan het EDIC. De leden kunnen in de statuten bepalen dat zij een algemene aansprakelijkheid aanvaarden die verder gaat dan hun respectieve bijdragen, of dat zij een onbeperkte aansprakelijkheid aanvaarden.
  • 3. 
    De Unie is niet aansprakelijk voor de schulden van het EDIC.

Artikel 19

Toepasselijk recht en rechterlijke bevoegdheid

  • 1. 
    De oprichting en de interne werking van een EDIC worden beheerst door:
 

a)

het Unierecht, met name dit besluit;

 

b)

het recht van de lidstaat waar het EDIC zijn statutaire zetel heeft, voor kwesties die niet of slechts gedeeltelijk worden geregeld door het Unierecht, met name dit besluit;

 

c)

de statuten en de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften.

  • 2. 
    Onverminderd de gevallen waarin het Hof van Justitie van de Europese Unie op grond van de Verdragen bevoegd is, bepaalt het recht van de lidstaat waar een EDIC zijn statutaire zetel heeft welk gerecht bevoegd is voor de beslechting van geschillen tussen de leden met betrekking tot het EDIC, tussen de leden en het EDIC, en tussen de EDIC en derden.

Artikel 20

Ontbinding van een EDIC

  • 1. 
    In de statuten van een EDIC wordt vastgesteld welke procedure moet worden gevolgd om het EDIC te ontbinden na een daartoe strekkend besluit van de ledenvergadering. Bij ontbinding van een EDIC kunnen de activiteiten worden overgedragen aan een andere juridische entiteit.
  • 2. 
    Indien een EDIC zijn schulden niet kan betalen, zijn de insolventieregels van de lidstaat waar een EDIC zijn statutaire zetel heeft van toepassing.

Artikel 21

Verslaglegging door en controle van een EDIC

  • 1. 
    Een EDIC stelt een jaarlijks activiteitenverslag op met een technische beschrijving van zijn activiteiten en een financieel verslag. De verslagen worden goedgekeurd door de ledenvergadering en aan de Commissie toegezonden. De verslagen worden openbaar gemaakt.
  • 2. 
    De Commissie kan richtsnoeren verstrekken met betrekking tot de onderwerpen die in het jaarlijkse activiteitenverslag aan de orde komen.

Artikel 22

Informatieverstrekking door de lidstaten

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten de Commissie de informatie die zij nodig heeft om haar taken uit hoofde van dit besluit uit te voeren, met name de informatie die nodig is voor de uitvoering van de artikelen 7 en 8. De door de Commissie gevraagde informatie dient in verhouding te zijn met de uitvoering van haar taken. Indien de verstrekte informatie gegevens bevat die voordien door ondernemingen op verzoek van een lidstaat werden verstrekt, worden die ondernemingen daarvan in kennis gesteld voordat de lidstaten de gegevens aan de Commissie verstrekken.

Artikel 23

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 14 december 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • R. 
    METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    BEK
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 24 november 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 december 2022.
  • (3) 
    Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
  • (5) 
    Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60).
  • (6) 
    Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 1).
  • (7) 
    Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
  • (8) 
    Verordening (EU) 2021/690 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van een programma voor de interne markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, het gebied van planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, en Europese statistieken (programma voor de interne markt), en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014, en (EU) nr. 652/2014 (PB L 153 van 3.5.2021, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (PB L 249 van 14.7.2021, blz. 38).
  • Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
  • Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2019 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 808/2004, (EG) nr. 452/2008 en (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 261 I van 14.10.2019, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende Europese bedrijfsstatistieken en tot intrekking van tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 1).
  • Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
 

BIJLAGE

WERKTERREINEN

Niet-limitatieve werkterreinen:

 

a)

Europese gemeenschappelijke data-infrastructuur en -diensten;

 

b)

de Unie uitrusten met betrouwbare zuinige processoren van de volgende generatie;

 

c)

de pan-Europese uitrol van 5G-corridors opzetten;

 

d)

super- en kwantumcomputers, die verbonden zijn met de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing (EuroHPC), verwerven;

 

e)

ultraveilige infrastructuur voor kwantum- en ruimtevaartcommunicatie ontwikkelen en uitrollen;

 

f)

een netwerk van centra voor beveiligingsoperaties opzetten;

 

g)

geconnecteerde overheidsdiensten;

 

h)

Europese infrastructuur voor blockchaindiensten;

 

i)

Europese digitale-innovatiehubs;

 

j)

hightechpartnerschappen voor digitale vaardigheden door middel van het initiatief “Pact voor vaardigheden”, dat is opgestart door de mededeling van de Commissie van 1 juli 2020 getiteld “Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht”;

 

k)

vaardigheden en opleiding op het gebied van cyberbeveiliging;

 

l)

andere projecten die aan alle eisen van artikel 11 voldoen en die door nieuwe sociale, economische of ecologische ontwikkelingen in de loop van de tijd noodzakelijk worden voor de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.