Uitvoeringsbesluit 2022/2459 - Toepassing van hogere visumleges ten aanzien van Gambia

1.

Wettekst

15.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 321/18

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2022/2459 VAN DE RAAD

van 8 december 2022

betreffende de toepassing van hogere visumleges ten aanzien van Gambia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (1), en met name artikel 25 bis, lid 5, punt b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig artikel 25 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 810/2009 dient de Commissie regelmatig de samenwerking van derde landen op het gebied van overname te beoordelen. Op basis van de overeenkomstig die bepaling verrichte beoordeling werd de samenwerking met Gambia op het gebied van overname als onvoldoende beoordeeld. Gezien de stappen die zijn ondernomen om de samenwerking en de algemene betrekkingen van de Unie met Gambia te verbeteren, gold de medewerking die Gambia de Unie verleent op het gebied van overname als onvoldoende en moesten er bijgevolg maatregelen door de Unie worden getroffen.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt a), van Verordening (EG) nr. 810/2009 werd op 7 oktober 2021 Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad (2) vastgesteld, waarbij de toepassing van bepaalde bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 tijdelijk werd opgeschort ten aanzien van bepaalde onderdanen van Gambia.

 

(3)

Overeenkomstig artikel 25 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 810/2009 heeft de Commissie de door Gambia verleende medewerking op het gebied van overname na de inwerkingtreding van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 voortdurend beoordeeld. Uit de beoordeling blijkt dat er geen significante verbeteringen hebben plaatsgevonden, aangezien de samenwerking op het gebied van identificatie en terugkeer nog steeds problematisch is, de in de overnameovereenkomst tussen de EU en Gambia vastgestelde termijn niet in acht is genomen en een moratorium op terugkeer met chartervluchten — dat eenzijdig door Gambia is ingevoerd — tot maart 2022 van kracht bleef. Ondanks enkele beperkte ontwikkelingen, met name de afgifte van drie landingsvergunningen voor terugkeeroperaties na de opschorting van het door Gambia ingestelde moratorium, blijft de samenwerking op het gebied van overname ontoereikend en zijn er nog aanzienlijke en blijvende verbeteringen nodig.

 

(4)

De Commissie is van oordeel dat, ondanks de bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 vastgestelde maatregelen, Gambia de Unie nog steeds onvoldoende medewerking op het gebied van overname verleent en er bijgevolg nadere maatregelen moeten worden getroffen, zonder dat dit gevolgen heeft voor Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781.

 

(5)

De geleidelijke toepassing van hogere visumleges op onderdanen van Gambia moet een duidelijk signaal afgeven aan de Gambiaanse autoriteiten dat de nodige maatregelen moeten worden genomen om de medewerking op het gebied van overname te verbeteren.

 

(6)

Derhalve moet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 810/2009 een bedrag van 120 EUR aan visumleges van toepassing zijn op onderdanen van Gambia die op grond van Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad (3) visumplichtig zijn. Overeenkomstig die verordening zijn die leges niet van toepassing op kinderen jonger dan 12 jaar. Zij mogen evenmin van toepassing zijn op aanvragers die van de visumleges zijn vrijgesteld, of voor wie die zijn verlaagd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 810/2009.

 

(7)

Dit besluit mag geen afbreuk doen aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), waarbij het recht van vrij verkeer wordt uitgebreid tot familieleden, ongeacht hun nationaliteit, die een burger van de Unie begeleiden of zich bij hem voegen. Dit besluit mag derhalve niet van toepassing zijn op familieleden van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is, en evenmin op familieleden van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie uit hoofde van een overeenkomst tussen de Unie en een derde land.

 

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het internationaal recht, onder meer als gastlanden van internationale intergouvernementele organisaties of van internationale conferenties die door de Verenigde Naties of andere in de lidstaten gevestigde internationale intergouvernementele organisaties bijeen worden geroepen. De lidstaten moeten derhalve de verhoging van de visumleges buiten toepassing laten ten aanzien van onderdanen van Gambia die een visum aanvragen, voor zover zij daarmee aan hun verplichtingen als gastland van dergelijke organisaties of van dergelijke conferenties voldoen.

 

(9)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van dat protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over dit besluit of het dit in zijn interne recht zal omzetten.

 

(10)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (5); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.

 

(11)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (6) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (7).

 

(12)

Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (9).

 

(13)

Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (10) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (11).

 

(14)

Dit besluit vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Dit besluit is van toepassing op onderdanen van Gambia die op grond van Verordening (EU) 2018/1806 visumplichtig zijn.
  • 2. 
    Dit besluit is niet van toepassing op onderdanen van Gambia die uit hoofde van artikel 4 of artikel 6 van Verordening (EU) 2018/1806 van de visumplicht zijn vrijgesteld.
  • 3. 
    Dit besluit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om het te betalen bedrag aan visumleges in individuele gevallen kwijt te schelden of te verminderen, overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 810/2009.
  • 4. 
    Dit besluit is niet van toepassing op onderdanen van Gambia die een visum aanvragen en familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is, noch op familieleden van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie uit hoofde van een overeenkomst tussen de Unie en een derde land.
  • 5. 
    Dit besluit laat de gevallen onverlet waarin een lidstaat gebonden is aan een volkenrechtelijke verplichting, en wel:
 

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

 

b)

als gastland van een internationale conferentie die wordt bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties of andere internationale intergouvernementele organisaties waarvoor een lidstaat als gastheer optreedt;

 

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent, of

 

d)

op grond van het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië, zoals laatstelijk gewijzigd.

  • 6. 
    Dit besluit doet geen afbreuk aan de maatregelen die zijn vervat in en worden toegepast overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781.

Artikel 2

Toepassing van visumleges

Onderdanen van Gambia die een visum aanvragen, betalen een bedrag van 120 EUR aan visumleges.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum van de kennisgeving ervan.

Artikel 4

Adressaten

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 8 december 2022.

Voor de Raad

De voorzitter

  • V. 
    RAKUŠAN
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad van 7 oktober 2021 tot opschorting van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van Gambia (PB L 360 van 11.10.2021, blz. 124).
  • (3) 
    Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (codificatie) (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 39).
  • (4) 
    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
  • (5) 
    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
  • (7) 
    Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
  • (9) 
    Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
  • Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.