Verordening 2021/770 - Berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, de methoden en procedures voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen, de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien en bepaalde aspecten van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen

1.

Wettekst

11.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/15

 

VERORDENING (EU, Euratom) 2021/770 VAN DE RAAD

van 30 april 2021

betreffende de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, de methoden en procedures voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen, de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien en bepaalde aspecten van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 2,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Rekenkamer (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Unie moet onder de best mogelijke voorwaarden kunnen beschikken over de in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (3) bedoelde eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval en met het oog daarop dienen regels te worden vastgesteld voor de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen door de lidstaten aan de Commissie.

 

(2)

Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (4) bevat regels voor de terbeschikkingstelling van de in artikel 2, lid 1, punten a), b) en d), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde eigen middelen van de Unie aan de Commissie, en betreffende administratieve regelingen die gemeenschappelijk zijn aan andere eigen middelen en die in voorkomend geval dienovereenkomstig kunnen worden toegepast bij gebrek aan één enkele verordening betreffende de terbeschikkingstelling van alle eigen middelen van de Unie.

 

(3)

De lidstaten dienen de documenten en inlichtingen ter beschikking te stellen aan de Commissie die nodig zijn voor de uitoefening van de aan haar toegekende bevoegdheden ten aanzien van de eigen middelen van de Unie. De lidstaten moeten met name periodieke overzichten met betrekking tot de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval aan de Commissie toezenden.

 

(4)

De lidstaten moeten te allen tijde in staat zijn de Commissie de documenten te doen toekomen die het bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat was berekend, staven.

 

(5)

Het in artikel 2, lid 1, punt d), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde toepasselijk uniform afdrachtpercentage van de op het bruto nationaal inkomen (bni) gebaseerde eigen middelen moet worden vastgesteld nadat de som is gemaakt van de ontvangsten uit alle andere in artikel 2, lid 1, punten a), b) en c), van dat besluit bedoelde eigen middelen en ontvangsten uit financiële bijdragen aan de aanvullende programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling en van overige ontvangsten.

 

(6)

Bij de boeking van de eigen middelen op basis van het bni op grond van artikel 6, lid 3, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 en de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen op grond van artikel 10 bis van die verordening moet rekening worden gehouden met de brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen uit hoofde van artikel 2, lid 4, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 die aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden zijn toegestaan.

 

(7)

Opdat de begroting van de Unie in alle omstandigheden wordt gefinancierd, dient de procedure te worden vastgelegd volgens welke de lidstaten de in de begroting opgenomen eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval in de vorm van maandelijkse twaalfden ter beschikking van de Unie stellen, en de ter beschikking gestelde bedragen vervolgens aanpassen.

 

(8)

De methode voor de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval moet duidelijk worden vastgelegd rekening houdend met het toepasselijke uniforme afdrachtpercentage, uit hoofde van artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.

 

(9)

De eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval moeten ter beschikking worden gesteld in de vorm van een boeking van de verschuldigde bedragen op het credit van de rekening die daartoe uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 op naam van de Commissie is geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst.

 

(10)

In het belang van vereenvoudiging moet de procedure voor de aanpassing van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval worden afgestemd op de aanpassingsbepalingen voor de bestaande eigen middelen. Het totale bedrag van de aanpassingen moet onmiddellijk over de lidstaten worden herverdeeld.

 

(11)

De Commissie moet over voldoende kasmiddelen beschikken om te voldoen aan de betalingsverplichtingen die voornamelijk in de eerste maanden van het begrotingsjaar moeten worden nagekomen, voor zover de behoefte aan kasmiddelen dit rechtvaardigt.

 

(12)

Om de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken, moet de procedure voor de berekening van de rente er met name voor zorgen dat eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval tijdig en volledig ter beschikking worden gesteld. Indien de lidstaten die eigen middelen met vertraging boeken, zijn zij hierover rente verschuldigd. Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer dient ervoor te worden gezorgd dat de kosten van de inning van de rente die is verschuldigd over de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval die te laat ter beschikking waren gesteld niet hoger zijn dan de te betalen rente.

 

(13)

Er moet een betrouwbare en snelle herzieningsprocedure worden ingesteld om mogelijke geschillen op te lossen die tussen een lidstaat en de Commissie kunnen ontstaan over het bedrag van een aanpassing van de overzichten met betrekking tot de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval of betreffende de vraag of een beweerdelijk verzuim om gegevens te verstrekken een lidstaat kan worden aangerekend, zodat tijdrovende en kostbare inbreukprocedures voor het Hof van Justitie van de Europese Unie worden voorkomen.

 

(14)

Om de juiste toepassing van de financiële regels betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval te vergemakkelijken, is het noodzakelijk bepalingen op te nemen om nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie te waarborgen.

 

(15)

Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van formulieren voor de overzichten betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval en betreffende de nadere invulling van de herzieningsprocedure voor het oplossen van mogelijke geschillen tussen een lidstaat en de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5).

 

(16)

De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de formulieren voor de overzichten betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dienen volgens de raadgevingsprocedure te worden vastgesteld, gezien de technische aarde van deze handelingen.

 

(17)

Om de invoering van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval te vergemakkelijken, moeten de lidstaten uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de inwerkingtreding van deze verordening prognoses verstrekken. Deze prognoses moeten zijn gebaseerd op de beste schatting van het gewicht aan niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval berekend overeenkomstig de herziene methode bepaald in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en van de Raad (6), als gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees Parlement en van de Raad (7), en Beschikking 2005/270/EG van de Commissie (8), als gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/665 van de Commissie (9) (de “herziene methode”). Om de transitie naar de herziene methode te vergemakkelijken, zouden de lidstaten hun prognoses in de jaren 2021 en 2022 moeten kunnen verstrekken op basis van de vorige methode.

 

(18)

Om redenen van consistentie dient deze verordening in werking te treden op dezelfde datum als Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 en vanaf dezelfde datum als dat besluit van toepassing te zijn, dat wil zeggen, met ingang van 1 januari 2021,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden de regels vastgesteld voor de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, bedoeld in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053, voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen aan de Commissie, voor de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien en voor specifieke gevolgen voor de berekening van het toepasselijke uniforme afdrachtspercentage van de in artikel 2, lid 1, punt d), van dat besluit bedoelde eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni).

Artikel 2

Bewaring van bewijsstukken

  • 1. 
    De bewijsstukken die betrekking hebben op de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval moeten door de lidstaten worden bewaard tot en met 31 juli van het vijfde jaar dat volgt op het desbetreffende begrotingsjaar.
  • 2. 
    Indien bij een overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad (10) verricht onderzoek betreffende de in het lid 1 van dit artikel bedoelde bewijsstukken een correctie of een aanpassing noodzakelijk mocht blijken, worden deze bewijsstukken zolang na het verstrijken van de in het lid 1 van dit artikel genoemde termijn bewaard als nodig is voor het aanbrengen van de correctie of aanpassing en voor de controle daarop.
  • 3. 
    Indien een geschil tussen een lidstaat en de Commissie over de verplichting om een bepaald bedrag aan eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval ter beschikking te stellen, of over aantijgingen omtrent controles of een verzuim om gegevens te verstrekken, wordt beslecht in onderling overleg, door een besluit van de Commissie of door een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de lidstaat de bewijsstukken die nodig zijn voor de financiële voortgangsbewaking binnen twee maanden nadat het geschil is beslecht, in bij de Commissie.

Artikel 3

Administratieve samenwerking

  • 1. 
    Elke lidstaat doet de Commissie mededeling van:
 

a)

de naam van de diensten of agentschappen die belast zijn met de berekening, de vaststelling, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, en van de basisbepalingen met betrekking tot de rol en het functioneren van deze diensten en agentschappen;

 

b)

de wettelijke, bestuursrechtelijke of comptabiliteitsbepalingen van algemene aard betreffende de berekening, de vaststelling, de terbeschikkingstelling en de controle door de Commissie van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval;

 

c)

de exacte benaming van alle administratieve en boekhoudkundige bestanden waarin de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval worden geregistreerd, met name de bestanden die worden gebruikt bij de boekingen als bedoeld in artikel 5.

Elke wijziging van de in punt a) van de eerste alinea bedoelde namen of in punt b) van de eerste alinea bedoelde bepalingen wordt onverwijld aan de Commissie meegedeeld.

  • 2. 
    De Commissie deelt op verzoek van een lidstaat de in lid 1 bedoelde gegevens mee aan alle andere lidstaten.

Artikel 4

Specifieke gevolgen voor de eigen middelen op basis van het bni

  • 1. 
    Met het oog op de vaststelling van het in artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde uniforme percentage moeten de in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde ontvangsten worden toegevoegd aan de in artikel 2, lid 1, punten a) en b), van dat besluit bedoelde ontvangsten om het onderdeel van de begroting te berekenen dat wordt gedekt door de eigen middelen op basis van het bni.
  • 2. 
    Artikel 6, lid 3, derde alinea, en artikel 10 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 zijn van toepassing op de in artikel 2, lid 4, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen die aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden zijn toegestaan.

HOOFDSTUK II

BOEKHOUDING VAN DE EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN NIET-GERECYCLED KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Artikel 5

Boeking en verslaglegging

  • 1. 
    Bij de schatkist van iedere lidstaat of een publiekrechtelijke entiteit die vergelijkbare functies uitoefent (“schatkist”) of de nationale centrale bank van iedere lidstaat wordt een boekhouding van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval gevoerd.
  • 2. 
    Ten behoeve van de boekhouding van de eigen middelen eindigt de boekmaand niet eerder dan om 13.00 uur op de laatste werkdag van de maand van de berekening of de vaststelling.
  • 3. 
    De twaalfden van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval worden geboekt op de eerste werkdag van elke maand.

Het resultaat van de in artikel 9 bedoelde berekening wordt jaarlijks in de boekhouding opgenomen.

  • 4. 
    Elke lidstaat zendt de Commissie uiterlijk op 15 april van elk jaar prognoses toe van het gewicht van kunststof verpakkingsafval dat niet was gerecycled, voor het lopende en het volgende jaar.
  • 5. 
    Elke lidstaat zendt de Commissie uiterlijk op 31 juli van elk jaar een jaaroverzicht voor het jaar twee jaar voorafgaand aan het lopende jaar (“n-2”) met statistische gegevens over het gewicht in kilogram van het kunststof verpakkingsafval dat in de lidstaat is gegenereerd en over het gewicht in kilogram van dit kunststof verpakkingsafval dat is gerecycled, en een jaaroverzicht voor het jaar n-2 met de berekening van de bedragen van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval overeenkomstig artikel 6.
  • 6. 
    De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling formulieren vast voor de in lid 5 van dit artikel bedoelde overzichten met betrekking tot de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK III

BEREKENING VAN DE EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN NIET-GERECYCLED KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Artikel 6

Berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval

  • 1. 
    De eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval worden berekend zoals bepaald in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053. Het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval wordt berekend overeenkomstig artikel 6 bis van Richtlijn 94/62/EG en volgens de methode die is vermeld in Beschikking 2005/270/EG, meer bepaald in artikel 6 quater.
  • 2. 
    Voor elke lidstaat worden het bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval berekend in euro.
  • 3. 
    Het bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval voor een gegeven jaar wordt bepaald op basis van de in artikel 5, lid 4, bedoelde prognose bedoeld.

HOOFDSTUK IV

TERBESCHIKKINGSTELLING VAN DE EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN NIET-GERECYCLED KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Artikel 7

Schatkist en boekingsregels

Artikel 9 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is van overeenkomstige toepassing op de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.

Artikel 8

Terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval

  • 1. 
    De overeenkomstig artikel 6 voor elk kalenderjaar berekende bedragen worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt. Deze bedragen zijn één twaalfde van de desbetreffende uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta tegen de wisselkoers op de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie.
  • 2. 
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde bedragen worden op de eerste werkdag van de maand op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening geboekt.
  • 3. 
    Iedere wijziging van het uniforme afdrachtpercentage van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval gerechtvaardigd door de definitieve vaststelling van een gewijzigde begroting; de sedert het begin van het begrotingsjaar op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening geboekte twaalfden worden dienovereenkomstig aangepast.

Deze aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde begroting indien deze vaststelling vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschieden deze aanpassingen bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 10 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (11) worden deze aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de betreffende gewijzigde begroting opgenomen.

  • 4. 
    De twaalfden voor de maand januari van elk begrotingsjaar worden berekend op basis van de bedragen die zijn opgenomen in de ontwerpbegroting, bedoeld in artikel 314, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en omgerekend in nationale valuta’s tegen de wisselkoers op de eerste noteringsdag na 15 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar; deze bedragen worden bij de boeking van de volgende maand aangepast.
  • 5. 
    Indien de begroting uiterlijk twee weken vóór de boeking van januari van het volgende begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, boeken de lidstaten op de eerste werkdag van elke maand, met inbegrip van de maand januari, één twaalfde van het in de laatste definitief vastgestelde begroting opgenomen bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval; de aanpassing geschiedt dan op de eerste vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting, indien deze vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschiedt de aanpassing op de tweede vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting.

Artikel 9

Aanpassingen van de eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval van voorgaande begrotingsjaren

  • 1. 
    Op basis van het in artikel 5, lid 5, bedoelde jaaroverzicht met de berekening van het bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval wordt elke lidstaat in het jaar dat volgt op dat waarin het overzicht was verzonden, gedebiteerd of gecrediteerd voor een bedrag dat is berekend als het verschil tussen de bedragen in de prognose voor een bepaald jaar en de reële bedragen in het overzicht voor hetzelfde jaar.
  • 2. 
    De Commissie berekent voor elke lidstaat het verschil tussen de bedragen die voortvloeien uit de in de lid 1 bedoelde aanpassingen en het resultaat van de vermenigvuldiging van de totale bedragen van de aanpassingen met het percentage dat het bni van die lidstaat vertegenwoordigt in het bni van alle lidstaten, zoals van toepassing op 15 januari op de geldende begroting voor het jaar dat volgt op dat waarin de gegevens voor de aanpassingen zijn verstrekt (“het nettobedrag”).

Voor de in de eerste alinea bedoelde berekening geschiedt de omrekening van de bedragen tussen de nationale valuta’s en de euro tegen de wisselkoers op de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van boeking, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie.

De Commissie deelt de lidstaten de uit de in de eerste alinea van dit lid bedoelde berekening voortvloeiende bedragen mee vóór 1 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de gegevens voor de aanpassingen zijn verstrekt. Elke lidstaat boekt het nettobedrag op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening op de eerste werkdag van de maand juni van hetzelfde jaar.

  • 3. 
    Aanpassingen van de in artikel 5, lid 5, van deze verordening bedoelde overzichten voor voorgaande begrotingsjaren die resulteren uit controles geven aanleiding tot een specifieke aanpassing van de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde boekingen. De Commissie stelt de betrokken lidstaat per brief in kennis van de noodzakelijke aanpassing. Het met die aanpassing overeenstemmende bedrag wordt op de door de Commissie in die brief gespecificeerde datum beschikbaar gesteld.
  • 4. 
    De betrokken lidstaat kan de Commissie verzoeken de aanpassing waarvan het met de in lid 3 bedoelde brief in kennis gesteld binnen twee maanden na de dag van ontvangst van die brief te herzien. De herziening wordt gesloten met een besluit dat uiterlijk drie maanden vanaf de dag van ontvangst van het verzoek van de lidstaat door de Commissie moet worden vastgesteld.

Indien de bedragen die overeenkomen met de aanpassing waarvan het met de in lid 3 bedoelde brief in kennis is gesteld door het besluit van de Commissie geheel of gedeeltelijk worden herzien, stelt de lidstaat het overeenkomstige bedrag ter beschikking. Noch het verzoek van de lidstaat tot herziening van de aanpassing noch een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie doet afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om het met de aanpassing overeenkomende bedrag ter beschikking te stellen.

  • 5. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere invulling van de in lid 4 van dit artikel bedoelde herzieningsprocedure. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
  • 6. 
    Na 31 juli van het vijfde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden geen wijzigingen meer in aanmerking genomen, behalve ter zake van punten waarvan vóór het verstrijken van die termijn door de Commissie of door de lidstaat kennis is gegeven.
  • 7. 
    De in dit artikel bedoelde verrichtingen zijn ontvangsten van het begrotingsjaar waarin zij op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening moeten worden geboekt.

Artikel 10

Vervroegde boeking van twaalfden

  • 1. 
    Voor de specifieke betalingsbehoeften van het Europees Landbouwgarantiefonds op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12), en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, kan de Commissie de lidstaten verzoeken de boeking van een twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen als eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, of een fractie daarvan, met maximaal twee maanden in de loop van het eerste kwartaal van het begrotingsjaar te vervroegen.
  • 2. 
    Onverminderd lid 3 kan de Commissie, voor de specifieke betalingsbehoeften van de Europese structuur- en investeringsfondsen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13), en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, de lidstaten verzoeken de boeking van maximaal één bijkomende helft van een twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen als eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval in de loop van de eerste zes maanden van het begrotingsjaar te vervroegen.
  • 3. 
    Het totale bedrag van de boeking die de Commissie de lidstaten kan vragen in eenzelfde maand te vervroegen uit hoofde van leden 1 en 2, is in geen geval hoger dan een bedrag dat overeenstemt met twee bijkomende twaalfden.
  • 4. 
    Na de eerste zes maanden mag de gevraagde maandelijkse boeking niet hoger zijn dan een twaalfde van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, steeds binnen de grenzen van de daartoe in de begroting opgenomen bedragen.
  • 5. 
    De Commissie stelt de lidstaten hiervan vooraf en uiterlijk twee weken vóór een op grond van leden 1 en 2 gevraagde boeking, in kennis.
  • 6. 
    De Commissie informeert de lidstaten ruim van tevoren en uiterlijk zes weken vóór een op grond van lid 2 gevraagde boeking, over haar voornemen om te verzoeken om die boeking.
  • 7. 
    Artikel 8, lid 4, betreffende de boeking in de maand januari van elk jaar, en artikel 8, lid 5, dat van toepassing is indien de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn op de in de leden 1 en 2 bedoelde vervroegde boekingen van toepassing.

Artikel 11

Rente over te laat ter beschikking gestelde bedragen

  • 1. 
    Voor de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval moet alleen rente worden betaald met betrekking tot vertragingen bij de boeking van de volgende bedragen:
 

a)

de in artikel 8 bedoelde bedragen;

 

b)

de bedragen die voortvloeien uit de berekening als bedoeld in artikel 9, lid 1, op het tijdstip dat is bepaald in artikel 9, lid 2, derde alinea;

 

c)

de bedragen die voortvloeien uit de in artikel 9, lid 3, bedoelde specifieke aanpassingen;

 

d)

bedragen die voortvloeien uit het verwijtbaar verzuim van een lidstaat om de krachtens deze verordening gevraagde gegevens te verstrekken.

Voor de toepassing van punt d) van de eerste alinea wordt de rente over de aanpassingen die voortvloeien uit de correcties die noodzakelijk waren als gevolg van het verzuim van een lidstaat gegevens te verstrekken, berekend vanaf de eerste werkdag van juni van het jaar dat volgt op dat waarin de door de Commissie vastgestelde termijn verstreek.

Een lidstaat wordt van de verplichting tot rentebetaling voor het in punt d) van de eerste alinea bedoeld verzuim ontslagen indien dat verzuim te wijten is aan hetzij overmacht hetzij andere redenen die niet aan de betrokken lidstaat kunnen worden toegerekend.

Geschillen tussen een lidstaat en de Commissie over de vraag of het in punt d) van de eerste alinea van dit lid bedoelde beweerdelijke verzuim aan de lidstaat ka worden toegerekend worden opgelost door de in artikel 9, lid 4, bedoelde herziening.

  • 2. 
    Indien een lidstaat de in artikel 9, lid 4, bedoelde herziening inleidt, wordt rente berekend vanaf de door de Commissie overeenkomstig artikel 9, lid 3, vastgestelde datum.
  • 3. 
    Wanneer het rentebedrag minder dan 500 EUR bedraagt, wordt afgezien van de inning.
  • 4. 
    Rente wordt geheven tegen de in artikel 12, leden 4 en 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bepaalde tarieven en voorwaarden.
  • 5. 
    Met betrekking tot de in lid 1 van dit artikel bedoelde betaling van rente is artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V

BEHEER VAN DE KASMIDDELEN

Artikel 12

Vereisten voor het beheer van kasmiddelen en uitvoering van betalingsopdrachten

De artikelen 14 en 15 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 zijn van overeenkomstige toepassing op de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Deskundigengroep

De Commissie richt een formele deskundigengroep op die bestaat uit vertegenwoordigers van alle lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De taken van de formele deskundigengroep bestaan erin om de Commissie te adviseren en zijn standpunt kenbaar te maken ten aanzien van de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de statistieken over gegenereerd en gerecycled kunststof verpakkingsafval, en om de Commissie te adviseren bij het voorbereiden van maatregelen die de gegevens vergelijkbaarder en betrouwbaarder moeten maken en om jaarlijks advies uit te brengen over de geschiktheid van gegevens inzake kunststof verpakkingsafval van de lidstaten met het oog op de vaststelling van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval. De formele deskundigengroep wordt opgenomen in het register van deskundigengroepen van de Commissie, en de transparantie van zijn samenstelling en werkzaamheden wordt gewaarborgd.

Artikel 14

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Richtlijn 94/62/EG ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 15

Overgangsbepalingen

Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 6 bedoelde berekening verstrekt elke lidstaat uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de inwerkingtreding van deze verordening de Commissie prognoses van het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, en wel voor de periode vanaf 2021 en tot het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van deze verordening. Voor de jaren 2021 en 2022 kunnen de lidstaten hun prognoses van het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval verstrekken, berekend overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2015/720 van het Europees Parlement en de Raad (14), en de methode bepaald in Beschikking 2005/270/EG, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/896 van de Commissie (15), en met name artikel 5 van die beschikking.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS

 

  • (1) 
    Advies van 25 maart 2021 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • (7) 
    Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 141).
  • (8) 
    Beschikking 2005/270/EG van de Commissie van 22 maart 2005 tot vaststelling van de tabellen voor het databanksysteem overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 86 van 5.4.2005, blz. 6).
  • (9) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/665 van de Commissie van 17 april 2019 tot wijziging van Beschikking 2005/270/EG tot vaststelling van de verslagleggingsmodellen voor het databanksysteem overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 112 van 26.4.2019, blz. 26).
  • Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad van 30 april 2021 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Richtlijn (EU, Euratom) nr. 608/2014 (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
  • Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
  • Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
  • Richtlijn (EU) 2015/720 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen (PB L 115 van 6.5.2015, blz. 11).
  • Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/896 van de Commissie van 19 juni 2018 tot vaststelling van de methode voor de berekening van het jaarlijkse verbruik van lichte plastic draagtassen en tot wijziging van Beschikking 2005/270/EG (PB L 160 van 25.6.2018, blz. 6).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.