Uitvoeringsbesluit 2021/358 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/563 waarbij Estland wordt gemachtigd af te wijken van artikel 287 van de btw-richtlijn

1.

Wettekst

26.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/4

 

UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/358 VAN DE RAAD

van 22 februari 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/563 waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op grond van artikel 287, punt 8, van Richtlijn 2006/112/EG kan Estland vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 16 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding geldende omrekeningskoers.

 

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/563 van de Raad (2) werd Estland gemachtigd om een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287, punt 8, van Richtlijn 2006/112/EG (de “derogatiemaatregel”), teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 40 000 EUR van de btw vrij te stellen. Estland werd gemachtigd de derogatiemaatregel toe te passen van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020, dan wel de datum van inwerkingtreding van een richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG, indien deze datum eerder valt.

 

(3)

Op 18 februari 2020 heeft de Raad Richtlijn (EU) 2020/285 (3) vastgesteld tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en tot vaststelling van nieuwe regels voor kleine ondernemingen, met inbegrip van de maximumdrempel van de jaaromzet van de lidstaten van 85 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.

 

(4)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 9 oktober 2020, heeft Estland verzocht om de derogatiemaatregel waarvoor het land machtiging had gekregen, tot 31 december 2024 te mogen blijven toepassen.

 

(5)

Bij brief van 15 oktober 2020 heeft de Commissie de overige lidstaten overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van het verzoek van Estland in kennis gesteld. Bij brief van 19 oktober 2020 heeft de Commissie Estland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

 

(6)

De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie van 25 juni 2008 getiteld “Denk eerst klein” — Een “Small Business Act” voor Europa”.

 

(7)

Op basis van de door Estland verstrekte gegevens blijkt dat de derogatiemaatregel geen noemenswaardige invloed zal hebben op de totale belastingopbrengst in Estland in het stadium van het eindverbruik. Belastingplichtigen zullen nog altijd voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.

 

(8)

De derogatiemaatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat Estland een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (4).

 

(9)

Gezien het mogelijke positieve effect van de derogatiemaatregel op de vereenvoudiging van btw-verplichtingen door de vermindering van de administratieve lasten en kosten voor kleine ondernemingen, moet Estland worden gemachtigd de derogatiemaatregel gedurende een nieuwe periode te blijven toe te passen.

 

(10)

De machtiging voor de toepassing van de derogatiemaatregel moet in de tijd worden beperkt. De periode moet lang genoeg zijn om te kunnen evalueren of de drempel doeltreffend en passend is. Bovendien vereist Richtlijn (EU) 2020/285 dat de lidstaten uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan artikel 1 van die richtlijn te voldoen en dat zij deze bepalingen met ingang van 1 januari 2025 toepassen. Het is derhalve passend Estland te machtigen de derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

 

(11)

Ter voorkoming van verstorende effecten moet Estland worden toegestaan de derogatiemaatregel zonder onderbreking toe te passen. De gevraagde machtiging moet daarom met ingang van 1 januari 2021 worden verleend en daarmee naadloos aansluiten op de eerdere regeling overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/563.

 

(12)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/563 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/563 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2024.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving.

Het is van toepassing van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2024.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Estland.

Gedaan te Brussel, 22 februari 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    BORRELL FONTELLES
 

  • (2) 
    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/563 van de Raad van 21 maart 2017 waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 80 van 25.3.2017, blz. 33).
  • (3) 
    Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).
  • (4) 
    Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.