Verordening 2021/240 - Instrument voor technische ondersteuning

1.

Wettekst

18.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/1

 

VERORDENING (EU) 2021/240 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 10 februari 2021

tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en artikel 197, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig de artikelen 120 en 121 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn de lidstaten verplicht hun economisch beleid te voeren teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie en in het kader van de door de Raad vastgestelde richtsnoeren. Op grond van artikel 148 VWEU dienen de lidstaten werkgelegenheidsbeleid uit te voeren waarbij rekening wordt gehouden met de door de Raad opgestelde richtsnoeren voor de werkgelegenheid. De coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten is derhalve een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.

 

(2)

Artikel 175 VWEU verplicht de lidstaten er onder meer toe hun economische beleid zodanig te coördineren dat zij de in artikel 174 neergelegde doelstellingen inzake economische, sociale en territoriale samenhang bereiken.

 

(3)

De COVID-19-uitbraak van begin 2020 heeft de economische en sociale vooruitzichten voor de komende jaren in de Unie en in de hele wereld gewijzigd. In de Unie zijn er nieuwe prioriteiten bijgekomen die verband houden met de crisis en die specifiek gericht zijn op herstel en veerkracht. Deze prioriteiten vereisen een dringende en gecoördineerde reactie van de Unie om het hoofd te bieden aan de economische, sociale en gezondheidsgerelateerde gevolgen voor de lidstaten en om de negatieve sociale en economische gevolgen te verzachten. Met name vrouwen zijn bijzonder hard getroffen door de economische gevolgen van de COVID-19-crisis. De COVID-19-crisis en de eerdere economische en financiële crisis hebben duidelijk gemaakt dat het ontwikkelen van deugdelijke en veerkrachtige economieën en financiële stelsels op basis van sterke en duurzame economische en maatschappelijke structuren de lidstaten helpt om efficiënter te reageren op schokken en daar sneller van te herstellen. Ook werd duidelijk aangetoond dat er behoefte is aan paraatheid van de gezondheidszorgstelsels, essentiële openbare diensten en doeltreffende socialebeschermingsmechanismen. Groeibevorderende, duurzame, slimme en maatschappelijk verantwoorde hervormingen en investeringen, een gezond begrotingsbeleid en het scheppen van hoogwaardige banen om de nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden, structurele economische zwakke punten aan te pakken en economische veerkracht te versterken, zullen daarom van essentieel belang zijn om de economieën en gemeenschappen terug op een pad van duurzaam herstel te brengen teneinde de economische, sociale en territoriale verschillen in de Unie het hoofd te bieden. Dit moet gebeuren in het belang van het welzijn van de burgers van de Unie en in overeenstemming met de relevante beginselen op het gebied van de grondrechten.

 

(4)

Bij Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad (4) is het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 vastgesteld, met een budget van 142 800 000 EUR. Het steunprogramma voor structurele hervormingen werd vastgesteld ter versterking van het vermogen van de lidstaten om groeiondersteunende administratieve en structurele hervormingen voor te bereiden en uit te voeren, onder andere door middel van bijstand voor een efficiënt en doeltreffend gebruik van de fondsen van de Unie. Technische ondersteuning in het kader van het steunprogramma voor structurele hervormingen wordt door de Commissie verleend wanneer een lidstaat daarom verzoekt en kan betrekking hebben op een breed scala aan beleidsterreinen. Deze verordening is bedoeld als voortzetting van dat programma, dat door de lidstaten positief is ontvangen, en bevat relevante aanpassingen.

 

(5)

De lidstaten maken in het kader van het steunprogramma voor structurele hervormingen steeds meer gebruik van technische ondersteuning. Daarom moet er via deze verordening een instrument voor technische ondersteuning worden opgezet om de lidstaten te blijven ondersteunen bij de uitvoering van hervormingen en deze steun te versterken (het “instrument”).

 

(6)

Op het niveau van de Unie dient het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid als kader dat de uitdagingen en nationale hervormingsprioriteiten bepaalt en de uitvoering van die prioriteiten monitort. De lidstaten ontwikkelen ook hun eigen meerjarige investeringsstrategieën om die prioriteiten te ondersteunen in het kader van het Europees Semester. Die strategieën worden naast de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma’s ingediend om de prioriteiten die met nationale en/of Uniefinanciering moeten worden ondersteund, te schetsen en te coördineren. Zij moeten ook dienen om de Uniefinanciering op coherente wijze te gebruiken en met de financiële steun, met name uit programma’s die door de Unie in het kader van de structuurfondsen en het Cohesiefonds worden ondersteund en uit andere programma’s, zo veel mogelijk toegevoegde waarde te creëren. Met betrekking tot de uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, zou het instrument voor technische ondersteuning een duidelijke toegevoegde waarde hebben door de lidstaten te helpen bij het vergroten van hun vermogen om de landspecifieke aanbevelingen doeltreffend aan te pakken.

 

(7)

Het instrument zal bijdragen aan de uitvoering van de Europese Green Deal, de mainstreaming van klimaatactie en de verwezenlijking van de algemene doelstelling om 30 % van de begrotingsuitgaven van de Unie te gebruiken voor de ondersteuning van klimaatdoelstellingen, alsook aan de ambitie om vanaf 2024 jaarlijks 7,5 %, en in 2026 en 2027 10 %, van de jaarlijkse uitgaven in het kader van het meerjarig financieel kader te besteden aan biodiversiteitsdoelstellingen, rekening houdend met de bestaande overlapping tussen klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen, en aldus geeft het instrument uiting aan de Europese Green Deal als groeistrategie van de Unie en de omzetting van de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren. De relevante acties moeten tijdens de voorbereiding en de uitvoering van het instrument worden geïdentificeerd en in het kader van de toepasselijke evaluaties en toetsingen opnieuw worden beoordeeld. Het instrument moet ook de bredere ecologische en sociale uitdagingen binnen de Unie aanpakken, met inbegrip van de bescherming van het natuurlijk kapitaal, het behoud van de biodiversiteit en de ondersteuning van de circulaire economie en van de energietransitie, en moet in overeenstemming zijn met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. Het instrument moet ook de digitale transitie ondersteunen en bijdragen tot de totstandbrenging van een digitale eengemaakte markt.

 

(8)

De algemene doelstelling van het instrument moet erin bestaan de economische, sociale en territoriale samenhang van de Unie te bevorderen door de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om de hervormingen door te voeren. Dit is noodzakelijk om publieke en private investeringen aan te moedigen, duurzaam en billijk economisch en sociaal herstel en convergentie te ondersteunen, veerkracht tot stand te brengen, armoede en ongelijkheid terug te dringen, gendergelijkheid te bevorderen, het concurrentievermogen te vergroten, de uitdagingen die in de uitgebrachte landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld doeltreffend aan te pakken en het Unierecht ten uitvoer te leggen. Dit is ook noodzakelijk ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om hun institutionele en administratieve capaciteit en hun justitieel kader te versterken, ook op regionaal en lokaal niveau, en van hun inspanningen om beleidsdoelstellingen uit te voeren ter bevordering van maatschappelijk inclusieve, groene en digitale transities, in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering, de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en klimaatneutraliteit tegen 2050, de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties en de Europese pijler van sociale rechten.

 

(9)

De specifieke doelstellingen van het instrument moeten erin bestaan de nationale autoriteiten bij te staan bij hun inspanningen om hervormingen te ontwerpen, te ontwikkelen en uit te voeren, en herstel- en veerkrachtsplannen uit hoofde van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (5), te wijzigen, uit te voeren en te herzien, onder meer door de uitwisseling van goede praktijken, passende processen en methoden, betrokkenheid van belanghebbenden indien van toepassing, en een doeltreffender en efficiënter personeelsbeheer.

 

(10)

Om de lidstaten te helpen bij het ontwerpen, ontwikkelen en doorvoeren van hervormingen op alle belangrijke economische en maatschappelijke gebieden, moet de Commissie aan lidstaten die daarom verzoeken technische ondersteuning blijven verlenen op een breed scala van beleidsterreinen, waaronder gebieden die verband houden met het beheer van de overheidsfinanciën en -activa, institutionele en administratieve hervormingen, justitiële hervormingen, het ondernemingsklimaat, de financiële sector en de verbetering van de financiële geletterdheid, de markten voor producten, diensten en arbeid, onderwijs en opleiding, gendergelijkheid, duurzame ontwikkeling, volksgezondheid, maatschappelijk welzijn en zorg, alsmede capaciteit voor vroegtijdige opsporing en gecoördineerde respons. Bijzondere nadruk moet worden gelegd op acties die de groene en digitale transitie bevorderen. Dit instrument moet ook de voorbereiding op het lidmaatschap van de eurozone ondersteunen.

 

(11)

In deze verordening worden de financiële middelen voor het instrument vastgesteld die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, alsook betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een stappenplan voor de invoering van nieuwe eigen middelen (6). De jaarlijkse kredieten moeten door het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure, binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader en rekening houdend met de vraag naar het instrument.

 

(12)

Om via het instrument aanvullende behoeften te ondervangen, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om aan het budget van het instrument middelen van fondsen van de Unie over te dragen die in gedeeld beheer zijn geprogrammeerd en niet-vastgelegde middelen terug over te dragen, overeenkomstig een verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa. Overgedragen middelen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de regels van het instrument en uitsluitend ten voordele van de betrokken lidstaat worden gebruikt. De Commissie moet die lidstaat feedback geven over het gebruik van de overgedragen middelen.

 

(13)

Om via het instrument aanvullende behoeften te ondervangen, moet een lidstaat aanvullende technische ondersteuning kunnen vragen en de kosten van die aanvullende steun betalen. Dergelijke betalingen moeten overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (7) (het “Financieel Reglement”) externe bestemmingsontvangsten vormen en mogen uitsluitend ten voordele van die lidstaat worden gebruikt.

 

(14)

Op verzoek moet technische ondersteuning worden geboden, ter ondersteuning van de uitvoering van hervormingen op initiatief van de lidstaten, hervormingen in het kader van economische bestuursprocessen, met name die welke de landspecifieke aanbevelingen doeltreffend aanpakken, of acties in verband met de tenuitvoerlegging van het Unierecht, en hervormingen in verband met de uitvoering van economische aanpassingsprogramma’s. Het instrument moet ook technische ondersteuning bieden voor de voorbereiding, wijziging, uitvoering en herziening van herstel- en veerkrachtsplannen uit hoofde van Verordening (EU) 2021/241.

 

(15)

In lijn met de bestaande regels en praktijk van het steunprogramma voor structurele hervormingen moet de procedure voor het indienen van verzoeken om technische ondersteuning licht worden gehouden. Verzoeken van lidstaten moeten daarom uiterlijk op 31 oktober worden ingediend, tenzij anders vermeld in de aanvullende gerichte oproepen tot het indienen van verzoeken. Met inachtneming van de overkoepelende beginselen van gelijke behandeling, goed financieel beheer en transparantie moeten voor de analyses van de door de lidstaten ingediende verzoeken passende criteria worden vastgesteld. Die criteria moeten worden gebaseerd op de urgentie, de ernst en de omvang van de problemen en op de geïdentificeerde ondersteuningsbehoefte op de beleidsterreinen waarvoor technische ondersteuning wordt beoogd. De Commissie moet aanvullende gerichte oproepen organiseren om tegemoet te komen aan specifieke opkomende behoeften van de lidstaten, waaronder, prioritair, voor de voorbereiding, wijziging, uitvoering en herziening van de plannen voor herstel en veerkracht overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241.

 

(16)

De lidstaten moeten, voordat zij technische ondersteuning vragen, in voorkomend geval relevante belanghebbenden kunnen raadplegen, zoals lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en het maatschappelijk middenveld, overeenkomstig de nationale wetten en praktijken.

 

(17)

De inhoud van de samenwerkings- en ondersteuningsplannen, waarin de maatregelen voor het verstrekken van technische ondersteuning aan lidstaten nader worden beschreven, moet eveneens worden gespecificeerd. Hiertoe moet in de beoogde technischeondersteuningsmaatregelen en de daaraan verbonden geraamde totale financiële bijdrage rekening worden gehouden met de acties en de activiteiten die door fondsen of programma’s van de Unie worden gefinancierd.

 

(18)

Voor de verantwoording en de transparantie en om de zichtbaarheid van het optreden van de Unie te verzekeren, moet de Commissie, met inachtneming van bepaalde voorwaarden ter bescherming van gevoelige informatie, de samenwerkings- en ondersteuningsplannen gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad verstrekken. De Commissie moet communicatieactiviteiten kunnen ontplooien. De Commissie moet op haar website een lijst met goedgekeurde verzoeken om technische ondersteuning bekendmaken.

 

(19)

Om te zorgen voor meer transparantie wat de technische input bij het nationale besluitvormingsproces betreft, moet de Commissie online een centraal openbaar register opzetten waarmee zij, met inachtneming van de toepasselijke regels en op basis van overleg met de betrokken lidstaten, definitieve studies of verslagen ter beschikking kan stellen die zijn opgesteld als onderdeel van acties die in aanmerking komen voor steun. Om gevoelige en vertrouwelijke informatie met betrekking tot hun openbare belangen te beschermen, moeten de lidstaten de Commissie in gerechtvaardigde gevallen kunnen verzoeken dergelijke documenten niet zonder hun voorafgaande toestemming openbaar te maken.

 

(20)

Er moeten via uitvoeringshandelingen bepalingen over de uitvoering van het instrument worden vastgesteld, in het bijzonder de beheerswijzen, de financieringsvormen voor de maatregelen voor technische ondersteuning en de inhoud van de werkprogramma’s. Gelet op het belang van het ondersteunen van de inspanningen van nationale autoriteiten die hervormingen nastreven en uitvoeren, moet voor subsidies een medefinancieringspercentage tot 100 % van de subsidiabele kosten worden toegestaan. Om in dringende gevallen snel technische ondersteuning te kunnen mobiliseren, moet worden voorzien in het aannemen van bijzondere maatregelen voor een beperkte duur. Daartoe moet een beperkt bedrag van het budget voor het werkprogramma van het instrument, dat niet meer bedraagt dan 30 % van de jaarlijkse toewijzing, worden gereserveerd voor bijzondere maatregelen.

 

(21)

Met het oog op de efficiënte en coherente toewijzing van de begrotingsmiddelen van de Unie en de inachtneming van het beginsel van deugdelijk financieel beheer moeten maatregelen in het kader van deze verordening verenigbaar en complementair zijn met de lopende programma’s van de Unie. Dubbele financiering van dezelfde uitgaven moet evenwel worden vermeden. De Commissie en de nationale autoriteiten moeten met name, teneinde verdubbelingen of overlappingen te voorkomen, in alle fasen van het proces zorgen voor doeltreffende coördinatie om de consistentie, de coherentie, de complementariteit en de synergie tussen de financieringsbronnen te waarborgen, met inbegrip van de financiering van technische bijstand.

 

(22)

Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (8) moet het instrument worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf om de effecten van het instrument in de praktijk te evalueren.

 

(23)

De Commissie moet jaarlijks gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de uitvoering van deze verordening. Bovendien moeten halverwege de looptijd de verwezenlijking van de doelstellingen van het instrument, de efficiëntie van het gebruik van de middelen en de toegevoegde waarde ervan onafhankelijk worden geëvalueerd. In die context moet het Europees Parlement de Commissie kunnen uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling met de bevoegde commissie van het Europees Parlement om het jaarlijks verslag en de uitvoering van het instrument te bespreken. Bovendien moet het langetermijneffect van het instrument in een onafhankelijke ex-postevaluatie worden onderzocht.

 

(24)

De werkprogramma’s voor de uitvoering van technische ondersteuning moeten worden vastgesteld. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. De door het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde horizontale financiële voorschriften zijn op deze verordening van toepassing. Die regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement. Zij bepalen met name de procedure om het budget vast te stellen en uit te voeren door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles van de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsstelsel ter bescherming van de begroting van de Unie.

 

(25)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (10), (Euratom, EG) nr. 2185/96 (11) en (EU) 2017/1939 (12) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of enige andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (13). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking uit hoofde van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

 

(26)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(27)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de voortzetting of wijziging van ondersteuningsmaatregelen die door de Commissie uiterlijk op 31 december 2020 worden goedgekeurd op grond van Verordening (EU) 2017/825 of aan andere handelingen van de Unie die op die bijstandsverlening van toepassing zijn. Op grond van Verordening (EU) 2017/825 goedgekeurde maatregelen moeten daarom geldig blijven. Daartoe moet tevens een overgangsperiode worden vastgesteld.

 

(28)

Deze verordening moet met het oog op de snelle toepassing van de hierin opgenomen maatregelen in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening wordt een instrument voor technische ondersteuning (het “instrument”) vastgesteld.

In deze verordening worden de algemene doelstelling en specifieke doelstellingen van het instrument, de begroting van het instrument voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor het verstrekken van dergelijke financiering vastgesteld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

1.

“technische ondersteuning”: maatregelen die de nationale autoriteiten helpen bij het uitvoeren van institutionele, administratieve en structurele hervormingen die duurzaam en veerkrachtbevorderend zijn, de economische, sociale en territoriale cohesie versterken en het openbaar bestuur ondersteunen bij de voorbereiding van duurzame en veerkrachtbevorderende investeringen;

 

2.

“nationale autoriteit”: een of meer openbare autoriteiten op bestuursniveau, met inbegrip van die op regionaal en lokaal niveau, alsmede de organisaties van de lidstaten in de zin van artikel 2, punt 42, van het Financieel Reglement, die samenwerken in een geest van partnerschap in overeenstemming met het institutionele en wettelijke kader van de lidstaten;

 

3.

“fondsen van de Unie”: het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa;

 

4.

“internationale organisatie”: een organisatie in de zin van artikel 156 van het Financieel Reglement en de organisaties die overeenkomstig dat artikel aan een dergelijke organisatie zijn gelijkgesteld;

 

5.

“Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid” of “Europees Semester”: het proces als bedoeld in artikel 2-bis van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (14);

 

6.

“landspecifieke aanbevelingen”: de aanbevelingen van de Raad die overeenkomstig artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4, VWEU in de context van het Europees Semester tot elke lidstaat worden gericht.

Artikel 3

Algemene doelstelling

De algemene doelstelling van het instrument is de bevordering van de economische, sociale en territoriale samenhang van de Unie door de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om hervormingen door te voeren. Dit is noodzakelijk om investeringen aan te moedigen, het concurrentievermogen te vergroten en duurzame economische en sociale convergentie, veerkracht en herstel te bewerkstelligen. Dit is ook noodzakelijk ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om hun institutionele en bestuurlijke capaciteit te versterken, onder meer op regionaal en lokaal niveau, om maatschappelijk inclusieve, groene en digitale transities te vergemakkelijken, om de in de landspecifieke aanbevelingen vastgestelde uitdagingen doeltreffend aan te pakken en om het Unierecht uit te voeren.

Artikel 4

Specifieke doelstellingen

Om de algemene doelstelling van artikel 3 te verwezenlijken, zijn er in het instrument specifieke doelstellingen opgenomen om de nationale autoriteiten bij te staan bij het verbeteren van hun capaciteit om:

 

a)

hervormingen te ontwerpen, te ontwikkelen en uit te voeren;

 

b)

plannen voor herstel en veerkracht overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 voor te bereiden, te wijzigen, uit te voeren en te herzien.

Deze specifieke doelstellingen worden in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten nagestreefd, onder meer door de uitwisseling van goede praktijken, processen en methoden, de betrokkenheid van belanghebbenden, waar passend, en een doeltreffender en efficiënter personeelsbeheer.

Artikel 5

Toepassingsgebied

De in artikel 4 vastgestelde specifieke doelstellingen hebben betrekking op beleidsgebieden die verband houden met cohesie, concurrentievermogen, onderwijs, productiviteit, onderzoek en innovatie, slimme, eerlijke, duurzame en inclusieve groei, banen en investeringen, met specifieke nadruk op acties die digitale en rechtvaardige groene transities bevorderen en met name gericht zijn op een of meer van de volgende gebieden:

 

a)

het beheer van overheidsfinanciën en -activa, het begrotingsproces, met inbegrip van groene en genderbudgettering, het macrofiscaal kader, schuld- en kasbeheer, uitgaven en het fiscaal beleid, de naleving van de belastingwetgeving, inkomstenbeheer en de douane-unie, evenals de bestrijding van agressieve fiscale planning en van belastingfraude, -ontwijking en -ontduiking;

 

b)

institutionele hervorming en efficiënt, servicegericht functioneren van overheidsdiensten en de e-overheid, vereenvoudiging van de regelgeving en procedures, auditing, verbetering van het vermogen om fondsen van de Unie op te nemen, bevordering van administratieve samenwerking, een doeltreffende rechtsstaat, hervorming van de justitiële stelsels, capaciteitsopbouw van mededingings- en antitrustautoriteiten, versterking van het financieel toezicht en versterking van de bestrijding van fraude, corruptie en witwassen;

 

c)

het ondernemingsklimaat, inclusief voor kleine en middelgrote ondernemingen, zelfstandigen, ondernemers en ondernemingen in de sociale economie, herindustrialisering en hervestiging van productieactiviteiten in de Unie, ontwikkeling van de particuliere sector, product- en dienstenmarkten, openbare en particuliere investeringen, onder meer in fysieke en virtuele infrastructuur en initiatiefnemers van projecten en proeftuinen, overheidsparticipatie in ondernemingen, privatiseringsprocessen, handel en buitenlandse directe investeringen, concurrentie, efficiënte en transparante overheidsopdrachten, duurzame sectorale ontwikkeling en ondersteuning van onderzoek, innovatie en digitalisering;

 

d)

onderwijs, een leven lang leren en opleiding, beroepsonderwijs en -opleiding, jeugdbeleid, arbeidsmarktbeleid, met inbegrip van de sociale dialoog, voor het scheppen van banen, grotere arbeidsmarktparticipatie van ondervertegenwoordigde groepen, om- en bijscholing, met name wat betreft digitale vaardigheden, mediageletterdheid, actief burgerschap, actief ouder worden, gendergelijkheid, civielebeschermings-, grens- en migratiebeleid, de bevordering van sociale inclusie, en de bestrijding van armoede, inkomensongelijkheid en alle vormen van discriminatie;

 

e)

toegankelijke, betaalbare en veerkrachtige gezondheidszorg en socialezekerheidsstelsels, zorg en welzijn en kinderopvang;

 

f)

beleid voor de beperking van de klimaatverandering, de uitvoering van de digitale en rechtvaardige groene transities, oplossingen op het gebied van e-overheid, elektronische aanbestedingen, connectiviteit, gegevenstoegang en -governance, oplossingen inzake gegevensbescherming, e-learning, het gebruik van oplossingen op basis van kunstmatige intelligentie, de milieupijler van duurzame ontwikkeling en milieubescherming, klimaatactie, vervoer en mobiliteit, de bevordering van de circulaire economie, energie- en hulpbronnenefficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, het bereiken van energiediversificatie, het aanpakken van energiearmoede en het waarborgen van de energiezekerheid, en voor de landbouwsector, de bescherming van de bodem en de biodiversiteit, de visserij en de duurzame ontwikkeling van plattelands-, afgelegen en insulaire gebieden;

 

g)

beleid op het gebied van de financiële sector en de regulering ervan, met inbegrip van financiële geletterdheid, financiële stabiliteit, toegang tot financiering en kredietverschaffing aan de reële economie, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, zelfstandigen en ondernemers;

 

h)

de productie, verstrekking en kwaliteitscontrole van gegevens en statistieken;

 

i)

voorbereiding op het lidmaatschap van de eurozone, en

 

j)

vroegtijdige opsporing van en een gecoördineerde respons op aanzienlijke risico’s voor de volksgezondheid of de veiligheid, en het waarborgen van de continuïteit van de werking en de dienstverlening voor essentiële openbare en particuliere instellingen en sectoren.

Artikel 6

Begroting

  • 1. 
    De financiële middelen voor de uitvoering van het instrument voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 bedragen 864 000 000 EUR in lopende prijzen.
  • 2. 
    De financiële middelen voor het instrument kunnen ook de uitgaven dekken van voorbereidende, monitoring-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten die nodig zijn voor het beheer van het instrument en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, met name studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, met inbegrip van institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover deze verband houden met de doelstellingen van deze verordening, uitgaven in verband met IT-netwerken die gericht zijn op informatieverwerking en -uitwisseling, daaronder begrepen institutionele informatietechnologie-instrumenten, en alle andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie voor het beheer van het instrument heeft verricht. De uitgaven kunnen ook de kosten dekken van andere ondersteunende activiteiten zoals kwaliteitscontrole en monitoring van projecten voor technische ondersteuning in de praktijk en de kosten van collegiaal advies en van deskundigen voor de beoordeling en uitvoering van structurele hervormingen.
  • 3. 
    Naast de in lid 1 vermelde financiële middelen kunnen de aan de lidstaten in gedeeld beheer toegewezen middelen op hun verzoek en in overeenstemming met de voorwaarden en procedure die zijn neergelegd in een verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa, worden overgedragen naar het instrument met het oog op de financiering van duidelijk vastgestelde verzoeken om technische ondersteuning, en weer worden overgedragen indien ze niet zijn vastgelegd. Die middelen worden uitsluitend gebruikt ten voordele van de lidstaat die om de overdracht heeft verzocht, ook op regionaal en lokaal niveau.

Artikel 7

Betalingen voor aanvullende technische ondersteuning

  • 1. 
    Boven op de technische ondersteuning die gedekt wordt door de in artikel 6 uiteengezette begroting, kunnen de lidstaten in het kader van het instrument om aanvullende technische ondersteuning verzoeken en zij nemen de kosten van die aanvullende ondersteuning voor hun rekening.
  • 2. 
    De door een lidstaat verrichte betalingen op basis van lid 1 van dit artikel zijn externe bestemmingsontvangsten waarin de basishandeling voorziet, overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement, en worden uitsluitend ten behoeve van die lidstaat gebruikt.

HOOFDSTUK II

TECHNISCHE ONDERSTEUNING

Artikel 8

Voor technische ondersteuning in aanmerking komende acties

Met het oog op het bereiken van de doelstellingen van de artikelen 3 en 4 worden via het instrument met name de volgende soorten acties gefinancierd:

 

a)

het verstrekken van deskundigheid op het gebied van beleidsadvies, beleidsaanpassing, formulering van strategieën en stappenplannen voor hervormingen, alsmede wetgevende, institutionele, structurele en administratieve hervormingen;

 

b)

het verstrekken op korte of lange termijn van deskundigen, met inbegrip van deskundigen ter plekke, voor het uitvoeren van taken op specifieke gebieden of van operationele activiteiten, waar nodig met ondersteuning voor vertolking, vertaling en samenwerking, administratieve bijstand en faciliteiten op het gebied van infrastructuur en apparatuur;

 

c)

het versterken van de institutionele, administratieve of sectorale capaciteit en daarmee samenhangende steunmaatregelen op alle bestuursniveaus, daarmee ook bijdragend aan meer eigen inbreng van het maatschappelijk middenveld, inclusief de sociale partners, indien van toepassing, met name door middel van:

 

i)

seminars, conferenties en workshops, waar passend met betrokkenheid van belanghebbenden;

 

ii)

uitwisselingen van beste praktijken, met inbegrip van, waar passend, werkbezoeken van ambtenaren aan relevante lidstaten of derde landen om deskundigheid of kennis op relevante gebieden op te doen of te versterken;

 

iii)

opleidingsactiviteiten en de ontwikkeling van opleidingsmodules (al dan niet online) ter ondersteuning van de nodige beroepsvaardigheden en kennis in verband met de relevante hervormingen;

 

d)

het verzamelen van gegevens en statistieken, ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden, onder meer over gender- en klimaatmainstreaming en -monitoring, en, waar passend, indicatoren of benchmarks;

 

e)

het organiseren van lokale operationele steun op gebieden als asiel, migratie en grenstoezicht;

 

f)

IT-capaciteitsopbouw, met inbegrip van expertise op het gebied van ontwikkeling, onderhoud, werking en kwaliteitscontrole van de IT-infrastructuur en -toepassingen die voor de uitvoering van de relevante hervormingen noodzakelijk zijn, cyberveiligheid, oplossingen op het gebied van open source software en hardware, oplossingen op het gebied van gegevensbescherming, alsmede expertise op het gebied van programma’s die gericht zijn op de digitalisering van overheidsdiensten, met name diensten zoals gezondheidszorg, onderwijs of rechtspraak;

 

g)

het verrichten van studies, waaronder haalbaarheidsstudies, onderzoeken, analyses en enquêtes, evaluaties en effectbeoordelingen, waaronder gendereffectbeoordelingen, en het ontwikkelen en publiceren van handleidingen, verslagen en educatief materiaal;

 

h)

het vaststellen en ten uitvoer leggen van communicatieprojecten en -strategieën voor educatieve doeleinden, met inbegrip van e-learning, samenwerking, bewustmaking, verspreidingsactiviteiten en uitwisseling van goede praktijken; het organiseren van bewustmakings- en informatiecampagnes, mediacampagnes en -evenementen, waaronder bedrijfscommunicatie en, waar passend, communicatie via sociale netwerken of platforms;

 

i)

het samenstellen en publiceren van materiaal voor de verspreiding van informatie en de resultaten van uit hoofde van het instrument verleende technische ondersteuning, ook door middel van de ontwikkeling, de exploitatie en het onderhoud van systemen en instrumenten op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën, en

 

j)

overige relevante activiteiten ter ondersteuning van de respectievelijk in de artikelen 3 en 4 vermelde algemene doelstelling en specifieke doelstellingen.

Artikel 9

Verzoek om technische ondersteuning

  • 1. 
    Lidstaten die technische ondersteuning wensen te ontvangen in het kader van het instrument, dienen daartoe bij de Commissie een verzoek om technische ondersteuning in, waarin zij de beleidsgebieden en prioriteiten voor de steun aanduiden die binnen het in artikel 5 vermelde toepassingsgebied vallen. Dergelijke verzoeken worden uiterlijk op 31 oktober ingediend tenzij anders vermeld in de in lid 4 van dit artikel bedoelde aanvullende gerichte oproepen tot het indienen van verzoeken. De Commissie kan richtsnoeren verstrekken voor de belangrijkste elementen die in een verzoek om technische ondersteuning moeten worden genoemd.
  • 2. 
    Om ervoor te zorgen dat de door de lidstaten nagestreefde hervormingen breed worden gesteund en met eigen inbreng van de betrokkenen worden doorgevoerd, kunnen de lidstaten die technische ondersteuning wensen te ontvangen in het kader van het instrument, waar passend, relevante belanghebbenden raadplegen alvorens zij technische ondersteuning aanvragen, in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijken.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen een verzoek om technische ondersteuning indienen in gevallen die verband houden met:
 

a)

de uitvoering van hervormingen door lidstaten op eigen initiatief en overeenkomstig de respectievelijk in de artikelen 3 en 4 vastgestelde algemene doelstelling en specifieke doelstellingen;

 

b)

de uitvoering van groeiondersteunende en veerkrachtbevorderende hervormingen in het kader van economische beleidsprocessen, met name de landspecifieke aanbevelingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld of maatregelen die verband houden met de uitvoering van het Unierecht;

 

c)

de uitvoering van economische aanpassingsprogramma’s voor lidstaten die financiële bijstand van de Unie ontvangen uit hoofde van bestaande instrumenten, met name overeenkomstig Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad (15) wat betreft de lidstaten die de euro als munt hebben, en Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad (16) wat betreft de lidstaten die niet de euro als munt hebben;

 

d)

de voorbereiding, wijziging en herziening van herstel- en veerkrachtsplannen uit hoofde van Verordening (EU) 2021/241 en de uitvoering daarvan door de lidstaten.

  • 4. 
    Naar aanleiding van specifieke opkomende behoeften van de lidstaten organiseert de Commissie aanvullende gerichte oproepen tot het indienen van verzoeken, zoals voor de indiening van verzoeken in verband met de in lid 3, onder d), bedoelde activiteiten.
  • 5. 
    Met inachtneming van de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en goed financieel beheer en na een dialoog met de lidstaten, die ook in de context van het Europees Semester kan plaatsvinden, analyseert de Commissie het in lid 1 bedoelde verzoek om steun op basis van de urgentie, omvang en impact van de vastgestelde uitdagingen, de steunbehoeften voor de betrokken beleidsterreinen, een analyse van de sociaal-economische indicatoren en de institutionele en algemene administratieve capaciteit van de betrokken lidstaten.

Op basis van die analyse en rekening houdend met de acties en maatregelen die al middels de fondsen van de Unie of andere Unieprogramma’s worden gefinancierd, komen de Commissie en de betrokken lidstaten tot een akkoord wat betreft de prioriteitsgebieden voor steun, de doelstellingen, een indicatief tijdschema, het toepassingsgebied van de uit te voeren steunmaatregelen en de geraamde algemene financiële bijdrage voor dergelijke technische ondersteuning, en wordt dit in een samenwerkings- en steunplan (het “samenwerkings- en steunplan”) neergelegd.

  • 6. 
    In het samenwerkings- en steunplan worden de maatregelen in verband met de herstel- en veerkrachtsplannen voor de lidstaten uit hoofde van Verordening (EU) 2021/241 afzonderlijk van andere technische ondersteuning vastgesteld.

Artikel 10

Voorlegging aan het Europees Parlement en de Raad van de samenwerkings- en steunplannen en communicatie in verband daarmee

  • 1. 
    De Commissie legt met instemming van de betrokken lidstaat het samenwerkings- en steunplan onverwijld gelijktijdig voor aan het Europees Parlement en de Raad. De betrokken lidstaat mag zijn instemming weigeren indien het gevoelige of vertrouwelijke informatie betreft, waarvan de bekendmaking de openbare belangen van de lidstaat in gevaar zou brengen.
  • 2. 
    Niettegenstaande lid 1 legt de Commissie het samenwerkings- en steunplan voor aan het Europees Parlement en de Raad:
 

a)

zodra alle gevoelige of vertrouwelijke informatie, waarvan de bekendmaking de openbare belangen van de lidstaat in gevaar zou brengen, door de betrokken lidstaat is geredigeerd;

 

b)

na een redelijke termijn, wanneer de bekendmaking van relevante informatie de uitvoering van de steunmaatregelen niet negatief zou beïnvloeden, en in geen geval later dan twee maanden nadat dergelijke maatregelen ten uitvoer zijn gelegd in het kader van het samenwerkings- en steunplan.

  • 3. 
    Om de zichtbaarheid van de Uniefinanciering voor de in de samenwerkings- en steunplannen beoogde steunmaatregelen te waarborgen, kan de Commissie communicatieactiviteiten ontplooien, onder meer door middel van gezamenlijke communicatieactiviteiten met de betrokken nationale autoriteiten en de vertegenwoordigingen van het Europees Parlement en de Commissie in de betreffende lidstaat. De Commissie maakt op haar website een lijst met goedgekeurde verzoeken om technische ondersteuning bekend en actualiseert die lijst regelmatig. De Commissie licht de vertegenwoordigingen van het Europees Parlement en de Commissie regelmatig in over de projecten in de betrokken lidstaten.

Artikel 11

Aanvullende financiering

Maatregelen die uit hoofde van het instrument worden gefinancierd, komen ook in aanmerking voor steun uit hoofde van andere programma’s of instrumenten van de Unie of uit de begroting van de Unie gefinancierde fondsen, mits dergelijke steun niet dezelfde kostenposten dekt.

Artikel 12

Uitvoering van het instrument

  • 1. 
    De Commissie voert het instrument uit overeenkomstig het Financieel Reglement.
  • 2. 
    De maatregelen uit hoofde van het instrument kunnen ofwel direct door de Commissie worden uitgevoerd, ofwel indirect door personen of entiteiten overeenkomstig artikel 62, lid 1, van het Financieel Reglement. De steun van de Unie voor de acties op grond van artikel 8 van deze verordening neemt met name de vorm aan van:
 

a)

subsidies;

 

b)

overeenkomsten voor overheidsopdrachten;

 

c)

vergoeding van kosten gemaakt door externe deskundigen, met inbegrip van deskundigen van de nationale, regionale of lokale autoriteiten van lidstaten die ondersteuning verlenen of ontvangen;

 

d)

bijdragen aan trustfondsen die door internationale organisaties zijn opgezet, en

 

e)

acties die in het kader van indirect beheer worden uitgevoerd.

  • 3. 
    Subsidies kunnen worden toegekend aan de nationale autoriteiten, de Europese Investeringsbankgroep, internationale organisaties en openbare of particuliere organen en entiteiten gevestigd in:
 

a)

de lidstaten;

 

b)

landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, in overeenstemming met de daarin vastgestelde voorwaarden.

Het medefinancieringspercentage voor subsidies bedraagt maximaal 100 % van de subsidiabele kosten.

  • 4. 
    Technische ondersteuningsmaatregelen kunnen worden verleend in samenwerking met entiteiten van andere lidstaten en internationale organisaties.
  • 5. 
    Technische ondersteuning kan tevens worden verleend door afzonderlijke deskundigen, die kunnen worden uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan bepaalde activiteiten die worden georganiseerd wanneer dat nodig is om de in artikel 4 vermelde specifieke doelstellingen te verwezenlijken.
  • 6. 
    De Commissie stelt ter uitvoering van de technische ondersteuning werkprogramma’s vast via uitvoeringshandelingen, en stelt het Europees Parlement en de Raad daarvan op de hoogte.

In de werkprogramma’s:

 

a)

wordt de toewijzing voor het instrument vastgesteld;

 

b)

worden de in lid 2 van dit artikel bedoelde maatregelen vastgelegd, in overeenstemming met de algemene doelstelling en specifieke doelstellingen als bedoeld in respectievelijk de artikelen 3 en 4 van deze verordening en binnen het in artikel 5 bedoelde toepassingsgebied, alsook de voor ondersteuning in aanmerking komende acties bepaald in artikel 8 van deze verordening;

 

c)

worden de selectie- en toekenningscriteria voor de subsidies bepaald, alsmede alle elementen die overeenkomstig het Financieel Reglement vereist zijn.

  • 7. 
    Om te waarborgen dat middelen tijdig beschikbaar zijn, wordt een beperkt deel van het werkprogramma, dat niet meer bedraagt dan 30 % van de jaarlijkse toewijzing, gereserveerd voor speciale maatregelen bij onvoorziene en naar behoren gemotiveerde urgentie die tot een onmiddellijke respons noopt, zoals een ernstige verstoring van de economie of significante omstandigheden die de economische, sociale of gezondheidssituatie in een lidstaat ernstig aantasten en die deze lidstaat niet kan beheersen.

Als een lidstaat om technische ondersteuning verzoekt, kan de Commissie in overeenstemming met de in deze verordening bepaalde doelstellingen en acties speciale maatregelen vaststellen om de nationale autoriteiten technische ondersteuning te bieden bij de aanpak van de urgente behoeften. Deze bijzondere maatregelen zijn van tijdelijke aard en houden verband met de in artikel 9, lid 3, bedoelde omstandigheden. Dergelijke speciale maatregelen eindigen binnen zes maanden na de vaststelling ervan en kunnen worden vervangen door technische ondersteuning overeenkomstig de in artikel 9 vastgestelde voorwaarden.

HOOFDSTUK III

COMPLEMENTARITEIT, MONITORING EN EVALUATIE

Artikel 13

Coördinatie en complementariteit

  • 1. 
    In overeenstemming met hun respectieve verantwoordelijkheden bevorderen de Commissie en de betrokken lidstaten synergieën en zorgen zij voor doeltreffende coördinatie tussen het instrument en andere Unieprogramma’s en -instrumenten en met name de door de fondsen van de Unie gefinancierde maatregelen. Daartoe zorgen zij:
 

a)

zowel in de planningsfase als tijdens de uitvoering voor complementariteit, synergie, samenhang en consistentie tussen de verschillende instrumenten op het niveau van de Unie, de lidstaten, en, indien van toepassing, op regionaal en lokaal niveau, met name wat uit de fondsen van de Unie gefinancierde maatregelen betreft;

 

b)

voor optimalisering van de coördinatiemechanismen zodat er geen dubbel werk wordt verricht en er geen overlappingen zijn;

 

c)

voor nauwe samenwerking tussen degenen die op het niveau van de Unie, de lidstaten en, indien van toepassing, op regionaal en lokaal niveau verantwoordelijk zijn voor de uitvoering, teneinde te komen tot coherente en gestroomlijnde steunmaatregelen in het kader van het instrument.

  • 2. 
    De Commissie streeft ernaar de complementariteit en synergie met door andere relevante internationale organisaties verleende steun te waarborgen.

Artikel 14

Monitoring van de uitvoering

  • 1. 
    De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van het instrument en meet de mate waarin de respectievelijk in de artikelen 3 en 4 vastgestelde algemene doelstelling en specifieke doelstellingen worden verwezenlijkt onder meer door gebruik te maken van de samenwerkings- en ondersteuningsplannen. De indicatoren die moeten worden gebruikt voor de rapportage over de geboekte vooruitgang en voor het volgen en evalueren van de mate waarin deze verordening de algemene doelstelling en specifieke doelstellingen verwezenlijkt, zijn in de bijlage opgenomen. Het toezicht op de uitvoering wordt gericht op en staat in verhouding tot de activiteiten die in het kader van het instrument worden uitgevoerd.
  • 2. 
    Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering van het instrument en de resultaten op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld en, waar relevant en haalbaar, in een naar geslacht uitgesplitste vorm. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van Uniefinanciering.

Artikel 15

Jaarlijks verslag

  • 1. 
    De Commissie brengt jaarlijks gelijktijdig verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze Verordening (het “jaarlijks verslag”).
  • 2. 
    Het jaarlijks verslag bevat informatie over:
 

a)

door de lidstaten op grond van artikel 9, lid 1, ingediende verzoeken om ondersteuning;

 

b)

de analyse van de toepassing van de in artikel 9, lid 3, bedoelde criteria voor de analyse van de door de lidstaten ingediende ondersteuningsverzoeken;

 

c)

de in artikel 9, lid 5, bedoelde samenwerkings- en steunplannen;

 

d)

de krachtens artikel 12, lid 7, vastgestelde bijzondere maatregelen;

 

e)

de uitvoering van ondersteuningsmaatregelen, indien van toepassing ook op nationaal en regionaal niveau, en

 

f)

de communicatieactiviteiten van de Commissie.

  • 3. 
    Het Europees Parlement kan de Commissie uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling met de bevoegde commissie van het Europees Parlement om het jaarlijks verslag en de uitvoering van het instrument te bespreken.

Artikel 16

Tussentijdse en ex-postevaluatie

  • 1. 
    Uiterlijk op 20 februari 2025 verstrekt de Commissie gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad, alsook het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s een onafhankelijk tussentijds verslag over de evaluatie van de uitvoering van deze verordening. In dat verslag wordt in het bijzonder beoordeeld in hoeverre de in respectievelijk artikel 3 en artikel 4 bedoelde algemene doelstelling en specifieke doelstellingen zijn bereikt, hoe efficiënt het gebruik van de middelen is geweest, of deze middelen toereikend waren en wat de toegevoegde waarde voor Europa is. Tevens wordt nagegaan of alle doelstellingen en acties nog steeds relevant zijn. In voorkomend geval kunnen de resultaten van het tussentijdse evaluatieverslag worden gebruikt voor relevante wetgevingsvoorstellen.
  • 2. 
    Uiterlijk op 31 december 2030 verstrekt de Commissie gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad, alsook aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, een onafhankelijk ex-postevaluatieverslag. Dat verslag bestaat uit een algemene evaluatie van de uitvoering van deze verordening en bevat informatie over de effecten van deze verordening op de lange termijn.

Artikel 17

Transparantie

De Commissie zet één centraal online openbaar register op waarmee zij, met inachtneming van de toepasselijke regels en op basis van overleg met de betrokken lidstaten, definitieve studies of verslagen ter beschikking kan stellen die zijn opgesteld als onderdeel van in artikel 8 uiteengezette acties die voor ondersteuning in aanmerking komen. Wanneer dit gerechtvaardigd is, kunnen de betrokken lidstaten de Commissie verzoeken dergelijke documenten niet te publiceren zonder hun voorafgaande toestemming.

HOOFDSTUK IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Informatie, communicatie en publiciteit

  • 1. 
    De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.
  • 2. 
    De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het instrument, de op grond van het instrument ondernomen acties en de resultaten ervan, onder meer, indien van toepassing en met de instemming van de nationale autoriteiten, door middel van gezamenlijke communicatieactiviteiten met de nationale autoriteiten en de vertegenwoordigingen van het Europees Parlement en van de Commissie in de betreffende lidstaat.

Artikel 19

Overgangsbepalingen

  • 1. 
    Acties en activiteiten op het gebied van technische ondersteuning waarmee op of vóór 31 december 2020 is begonnen krachtens Verordening (EU) 2017/825, worden verder door die verordening geregeld tot ze voltooid zijn.
  • 2. 
    De in artikel 6, lid 1, van deze verordening vastgestelde financiële middelen kunnen ook de uitgaven dekken voor technische en administratieve bijstand, met inbegrip van de monitoring, communicatie en evaluatie die uit hoofde van Verordening (EU) 2017/825 zijn vereist en die op 31 december 2020 niet zijn voltooid.
  • 3. 
    Indien nodig kunnen in de begroting na 2020 kredieten worden opgenomen voor de financiering van de in artikel 6, lid 2, van deze verordening bedoelde uitgaven voor het beheer van acties en activiteiten die zijn opgestart in het kader van Verordening (EU) 2017/825 en die op 31 december 2020 nog niet zijn voltooid.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS

 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 19 januari 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 2 februari 2021.
  • (4) 
    Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013 (PB L 129 van 19.5.2017, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (zie bladzijde 17 van dit Publicatieblad).
  • (7) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
  • Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
  • Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
  • Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
  • Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
  • Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).
 

BIJLAGE

INDICATOREN

De verwezenlijking van de algemene doelstelling en de specifieke doelstellingen als bedoeld in respectievelijk de artikelen 3 en 4, wordt gemeten aan de hand van de volgende indicatoren, die worden uitgesplitst naar lidstaat en naar interventiegebied.

Indicatoren worden in overeenstemming met de beschikbare gegevens en informatie gebruikt, waaronder kwantitatieve en/of kwalitatieve gegevens.

Outputindicatoren

 

a)

aantal uitgevoerde samenwerkings- en steunplannen

 

b)

aantal uitgevoerde technischeondersteuningsactiviteiten

 

c)

door de technischeondersteuningsactiviteiten geleverde prestaties zoals actieplannen, routekaarten, richtsnoeren, handboeken en aanbevelingen

Resultaatindicatoren

 

d)

resultaten van de geleverde technischeondersteuningsactiviteiten, zoals de vaststelling van een strategie of een nieuwe wet of de wijziging van een bestaande wet en de invoering van nieuwe procedures en acties om de uitvoering van hervormingen te verbeteren

Impactindicatoren

 

e)

doelstellingen van de samenwerkings- en steunplannen die onder meer met behulp van de ontvangen technische ondersteuning zijn bereikt

De Commissie voert eveneens de in artikel 16 bedoelde ex-postevaluatie uit, met het doel verbanden te leggen tussen de geboden technische ondersteuning en de uitvoering van de relevante maatregelen in de betrokken lidstaten om de veerkracht, duurzame groei, werkgelegenheid en cohesie te stimuleren.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.